Organisatie | Giessenlanden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening beschermd wonen en opvang gemeente Giessenlanden 2017 |
Citeertitel | Verordening beschermd wonen en opvang gemeente Giessenlanden2017 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp | Maatschappelijke zorg en welzijn |
Geen
Nadere regels bescherm wonen en opvang gemeente Giessenlanden 2017
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
17-07-2017 | 01-01-2018 | Vervangt de Verordening beschermd wonen en opvang gemeente Giessenlanden 2016, vastgesteld op 21 april 2016 | 22-06-2017 | 17-21419 |
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
1. In deze verordening wordt verstaan onder:
tijdelijke opvang, bestaande uit verblijf en begeleiding.
b. algemeen gebruikelijke voorziening
een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, die algemeen verkrijgbaar is en die niet - aanzienlijk - duurder is dan vergelijkbare producten.
maatschappelijke voorziening zoals bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet, die is gericht op beschermd wonen en opvang.
wonen in een accommodatie van een instelling of een wooninitiatief met het daarbij behorende toezicht en begeleiding, gericht op:
bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die (nog) niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving of zelfstandig te wonen en die niet in staat zijn hun ondersteuningsvraag te formuleren en die niet in staat zijn hun ondersteuningsvraag uit te stellen;
bijdrage in de kosten als bedoeld in artikel 2.1.4 van de wet.
een door of namens de cliënt opgesteld plan over het persoonsgebonden budget, waarin onder andere is opgenomen welke maatwerkvoorziening met welk te bereiken resultaat de cliënt wil inkopen met een persoonsgebonden budget.
het college van burgemeester en wethouders.
een begeleide structurele dagactiviteit met een welomschreven doel waarbij de cliënt actief wordt betrokken en die hem zingeving en – waar mogelijk – perspectief op verbetering van zijn huidige situatie verleent.
maatwerkvoorziening als omschreven in artikel 1.1.1 van de wet, die is gericht op beschermd wonen en opvang, en te verstrekken als voorziening in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget;
een persoon die mantelzorg in de zin van artikel 1.1.1 van de wet biedt;
melding als bedoeld in artikel 2.3.2 eerste lid van de wet.
een door de cliënt en de aanbieder overeengekomen plan dat een concrete invulling bevat van de door de aanbieder te verlenen ondersteuning aan de cliënt, gebaseerd op de geïndiceerde ondersteuning.
een weergave van de uitkomsten van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2 van de wet.
een maatwerkvoorziening in de vorm van een geldbedrag waaruit namens het college betalingen worden gedaan voor diensten, hulpmiddelen en andere maatregelen die tot een maatwerkvoorziening behoren, en die een cliënt van derden heeft betrokken.
persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2 tweede lid van de wet.
voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling.
maatwerkvoorziening die in eigendom, in bruikleen of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt.
Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
zelfstandig wonen (in een huurhuis met een eigen huurovereenkomst of een koophuis), zelfstandig wonen met een (huur)contract met een instelling, zelfstandig (groeps)wonen met meerdere personen in een huis.
instrument waarmee de mate van zelfredzaamheid van een cliënt wordt bepaald.
2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en de Algemene wet bestuursrecht.
1. De melding wordt gedaan door of namens de cliënt bij het college.
2. De melding vindt plaats op de door het college voorgeschreven wijze.
3. Het college bevestigt de ontvangst van de melding schriftelijk en geeft de cliënt zeven dagen de tijd een persoonlijk plan in te leveren.
Artikel 2.2 Cliëntondersteuning
Het college wijst cliënten die een melding doen en hun mantelzorgers op de mogelijkheid zich gedurende de procedure desgewenst te laten bijstaan door een onafhankelijke cliëntondersteuner.
Artikel 2.3 Onderzoek en gesprek
1. Het onderzoek bestaat in ieder geval uit een gesprek met de cliënt, en/of degene die namens de cliënt de melding heeft gedaan, en/of de vertegenwoordiger van de cliënt, waar mogelijk de mantelzorger(s), en/of desgewenst personen uit het sociale netwerk.
2. Het college vraagt voor het gesprek aan de cliënt alle gegevens en bescheiden die voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen, te verschaffen. Hiertoe behoort in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, tenzij het college daarover al beschikt.
1. Het college verstrekt de cliënt of diens vertegenwoordiger een onderzoeksverslag.
2. Het college voegt opmerkingen of latere aanvullingen van de cliënt toe aan het onderzoeksverslag en verstrekt het aangepaste onderzoeksverslag aan de cliënt of diens vertegenwoordiger.
De aanvraag voor een maatwerkvoorziening moet door of namens de cliënt schriftelijk worden ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier of een ondertekend onderzoeksverslag.
Artikel 2.6 Medewerking cliënt
1. Het college is, onverminderd artikel 2.3.8 van de wet, in ieder geval bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van de aanspraak op een maatwerkvoorziening:
2. De cliënt is verplicht medewerking te verlenen aan de oproep als bedoeld in het eerste lid onder a en de bevraging en/of onderzoek als bedoeld in het eerste lid onder b.
3. Indien de cliënt geen gehoor kan geven aan de oproep op een door het college te bepalen plaats en tijdstip te verschijnen, dan kan een huisbezoek plaatsvinden, waaraan de cliënt verplicht zijn medewerking moet verlenen.
HOOFDSTUK 3 BEOORDELING AANSPRAAK OP MAATWERKVOORZIENING
Artikel 3.1 Uitgangspunt bij beoordeling maatwerkvoorziening
Het college neemt het onderzoeksverslag, en indien aanwezig het ondersteuningsplan, als uitgangspunt bij de beoordeling van de aanspraak voor een maatwerkvoorziening.
1. Er bestaat aanspraak op een maatwerkvoorziening:
indien deze een passende bijdrage levert aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen en opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht, of indien dit niet mogelijk is voor cliënt, met een toenemende mate van zelfredzaamheid, te handhaven in de samenleving.
2. Er bestaat geen aanspraak op een maatwerkvoorziening:
3. Het college kan nadere regels stellen inzake de toegang tot maatwerkvoorzieningen en de aard, inhoud en omvang van de te verstrekken maatwerkvoorzieningen.
Artikel 3.3 Criteria Beschermd wonen
1. De cliënt kan in aanmerking komen voor beschermd wonen, indien hij, onverminderd de in de wet en in artikel 3.2 van deze verordening genoemde criteria, voldoet aan alle volgende criteria:
2. Het college verstrekt voor beschermd wonen een zo licht mogelijk passend arrangement, eventueel aangevuld met dagbesteding.
3. Bij het bepalen van het arrangement beschermd wonen gaan extramurale arrangementen voor intramurale arrangementen.
Artikel 3.4 Criteria 24-uursopvang
De cliënt komt in aanmerking voor 24-uursopvang, indien hij, onverminderd de in de wet en de verordening genoemde criteria, voldoet aan alle volgende criteria:
1. De cliënt kan in aanmerking komen voor dagbesteding, indien hij, onverminderd de in de wet en in artikel 3.2 van deze verordening genoemde criteria, beschikt over een indicatie voor beschermd wonen.
2. De client als bedoeld in het eerste lid kan in aanmerking komen voor het vervoer van en naar de dagbesteding waarbij het vervoer wordt vergoed van en naar de vanuit het woonadres van de cliënt dichtstbijzijnd gelegen locatie waar passende dagbesteding wordt aangeboden.
HOOFDSTUK 4 PERSOONSGEBONDEN BUDGET
Artikel 4.1 Criteria persoonsgebonden budget
Het college weigert de verlening van een persoonsgebonden budget:
Artikel 4.2 Hoogte persoonsgebonden budget
1. Het college stelt in nadere regels de hoogte van het persoonsgebonden budget voor dagbesteding, beschermd wonen en opvang vast bij dienstverlening door professionele hulpverleners conform de geldende kwaliteitsstandaarden vast. Het college stelt de hoogte van het persoonsgebonden budget vast aan de hand van de prijs waarvoor het college deze dienstverlening heeft gecontracteerd, met dien verstande dat het college de overheadkosten die gecontracteerde aanbieders hebben voor personeel en materieel buiten beschouwing laat bij het bepalen van de hoogte van het persoonsgebonden budget.
2. Het college kan, onverminderd het eerste lid, nadere regels stellen over de hoogte van het persoonsgebonden budget.
Artikel 4.3 Tarief persoonsgebonden budget in sociaal netwerk
Het college stelt in nadere regels de hoogte van het persoonsgebonden budget voor dagbesteding, beschermd wonen en opvang vast bij besteding van het persoonsgebonden budget bij een persoon die behoort tot zijn sociale netwerk. Het college stelt de hoogte van het persoonsgebonden budget vast aan de hand van de prijs waarvoor het college deze dienstverlening heeft gecontracteerd, met dien verstande dat het college overheadkosten voor personeel en materieel en andere lasten die professionele aanbieders hebben buiten beschouwing laat bij het bepalen van de hoogte van het persoonsgebonden budget.
HOOFDSTUK 5 BIJDRAGE IN DE KOSTEN
Artikel 5.1 Maatwerkvoorzieningen
1. De cliënt is een bijdrage verschuldigd voor beschermd wonen en 24-uursopvang.
2. De bijdrage voor een maatwerkvoorziening wordt vastgesteld op het toegestane maximumbedrag in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, met dien verstande dat de bijdrage niet meer bedraagt dan de kostprijs.
3. Het college kan nadere regels stellen inzake de verschuldigdheid, inhoud en hoogte van de bijdrage.
4. De bijdrage voor 24-uursopvang wordt vastgesteld en geïnd door de instelling waar de cliënt verblijft.
1. De kostprijs van een voorziening in natura is gelijk aan de prijs waarvoor het college de voorziening in natura betrekt van een gecontracteerde aanbieder.
2. De kostprijs van een persoonsgebonden budget is gelijk aan het bedrag van het persoonsgebonden budget.
3. Het college kan, onverminderd het eerste en tweede lid, nadere regels stellen over (het bepalen van) de kostprijs.
HOOFDSTUK 6 BEËINDIGING, HERZIENING, INTREKKING EN TERUGVORDERING
Het college kan, onverminderd artikel 2.3.10 van de wet, een toegekende aanspraak op een maatwerkvoorziening geheel of gedeeltelijk beëindigen of opschorten, indien:
Artikel 6.2 Herziening en intrekking
Het college kan, onverminderd artikel 2.3.10 van de wet, een besluit tot toekenning van een aanspraak op een maatwerkvoorziening geheel of gedeeltelijk herzien of intrekken indien:
HOOFDSTUK 7 BESTRIJDING MISBRUIK OF ONEIGENLIJK GEBRUIK
Het college voert een actief fraudepreventiebeleid. Onderdeel van dit beleid is dat het college cliënten informeert over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening zijn verbonden en over de consequenties van misbruik en oneigenlijk gebruik daarvan. Ter controle van het beroep op algemene- en maatwerkvoorzieningen wordt onder meer gebruik gemaakt van bestandsvergelijkingen met actuele gegevens en van de samenloopsignalen die daaruit voortkomen.
1. Het college kan onderzoek doen naar de rechtmatigheid van de maatwerkvoorziening en kan daarbij onder meer gebruikmaken van huisbezoeken, risicoprofielen en bestandsvergelijkingen en de samenloopsignalen die daaruit voortkomen. Het college kan daarnaast overige signalen en tips die relevant zijn voor de aanspraak op een maatwerkvoorziening onderzoeken.
2. Het college kan onderzoek doen naar de reden van de beëindiging van de aanspraak op een maatwerkvoorziening en op basis daarvan besluiten nemen met betrekking tot de rechtmatigheid van de maatwerkvoorziening en de wederzijds tussen het college en de cliënt resterende verplichtingen en de afhandeling daarvan.
1. De aanbieder van een voorziening zorgt voor een goede kwaliteit van de voorziening, wat in ieder geval betekent dat:
2. Het college kan nadere regels stellen over welke verdere eisen worden gesteld aan de kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen.
HOOFDSTUK 10 BURGERPARTICIPATIE
Artikel 10.1 Betrekken van ingezetenen bij het beleid
1. Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende beschermd wonen en opvang, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.
2. Het college stelt ingezetenen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende beschermd wonen en opvang te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende beschermd wonen en opvang, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.
3. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.
4. Het college stelt nadere regels ter uitvoering van het tweede en derde lid.
Artikel 11.1 Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen bij de verstrekking van maatwerkvoorzieningen op verzoek van de cliënt ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen van deze verordening en de daarop gebaseerde regels, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Evaluatie van het door het college gevoerde beleid vindt plaats via de reguliere bestuursrapportages van het college.
1. De Verordening beschermd wonen en opvang gemeente Giessenlanden 2016 wordt ingetrokken met de inwerkingtreding van deze verordening, met dien verstande dat zij van toepassing blijft ten aanzien van een op grond daarvan genomen besluit totdat het college, onder intrekking van dit besluit, een nieuw besluit op grond van deze verordening heeft genomen.
2. Aanvragen die zijn ingediend vóór inwerkingtreding van deze verordening en waarop nog geen besluit is genomen ten tijde van de inwerkingtreding van deze verordening, worden afgehandeld op grond van deze verordening.
3. Bezwaarschriften die zijn ingediend tegen op grond van Verordening beschermd wonen en opvang gemeente Giessenlanden 2016 genomen besluiten, worden afgehandeld op grond van de Verordening beschermd wonen en opvang gemeente Giessenlanden 2016.