Organisatie | Waddinxveen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Financiële verordening gemeente Waddinxveen 2017 |
Citeertitel | Financiële verordening gemeente Waddinxveen 2017 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 212 van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-07-2017 | Nieuwe regeling | 05-07-2017 | 17/04163 |
Verordening art. 212 Gemeentewet
De raad der gemeente Waddinxveen;
gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 6 juni 2017;
gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt;
Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording
Artikel 2. Indeling programma’s en paragrafen
De raad stelt op voorstel van het college per programma (en indien mogelijk ook voor de paragrafen) relevante beleidsindicatoren vast voor het meten van en het afleggen van verantwoording over de gemeentelijke productie van goederen en diensten (prestatie-indicatoren) en/of de maatschappelijke effecten (effect-indicatoren) van het gemeentelijke beleid. Het voorstel van het college bevat ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25 (lid 2 a). van het BBV.
Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken
In de programma’s van de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde door de raad te autoriseren investeringskrediet weergegeven. Bij de uiteenzetting van de financiële positie van de begroting wordt dit samengevat. In deze samenvatting worden meegenomen de ramingen van de uitputting in de begroting van reeds eerder door de raad geautoriseerde investeringskredieten.
Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in art. 20 en art. 21 van het BBV inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.
Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten
Het college informeert de raad als ze verwacht, de geautoriseerde lasten te overschrijden, de investeringsuitgaven van een investeringskrediet te overschrijden, de groot onderhoudsbudgetten te overschrijden of de geautoriseerde baten te onderschrijden. De raad geeft aan of hij een voorstel wil voor het wijzigen van de geautoriseerde lasten, voor het wijzigen van het geautoriseerde investeringskrediet, voor het wijzigen van de geautoriseerde groot onderhoudsbudgetten of voor het bijstellen van het beleid.
Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college voorafgaande aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor. Bij investeringen groter dan € 500.000 informeert het college de raad in het voorstel over het effect van de investering op de schuldpositie van de gemeente.
Artikel 6. Tussentijdse rapportage (Burap)
Het college informeert de raad door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste 6 maanden en de eerste 9 maanden van het lopende boekjaar en de gevolgen van afwijkingen voor het lopende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De eerste rapportage wordt in september en de tweede rapportage in december van het lopende begrotingsjaar door de raad behandeld. Beide rapportages gaan in op de voortgang van het gekozen beleid en bevatten een financiële afwijkingsrapportage.
Artikel 7. Criteria voor overheveling jaargebonden budgetten
Indien de activiteiten, waarvoor de raad een jaargebonden budget beschikbaar heeft gesteld, niet of niet geheel in het boekjaar kunnen worden uitgevoerd, dan is onder de volgende voorwaarden, de mogelijkheid van overheveling aanwezig. Een voorstel hiervoor zal door het college aan de raad worden voorgelegd als is voldaan aan de volgende voorwaarden:
Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.
Hoofdstuk 3. Financieel beleid
Artikel 9 Waardering en afschrijving vaste activa
Immateriële en materiële vaste activa worden afgeschreven conform het BBV, de methodiek en de termijnen zijn vermeld in de bijlage ‘afschrijvingsbeleid’ bij deze verordening. Deze tabel is richtinggevend, maar niet limitatief en niet bindend. Wanneer wordt afgeweken van deze bijlage dan dient dit bij de kredietaanvraag aan de raad te worden gemotiveerd.
Het BBV laat de gemeente vrij in de keuze van afschrijvingsmethodiek, de gemeente Waddinxveen hanteert de volgende methodiek:
Vaste activa met een activeringswaarde van minder dan € 25.000 worden niet geactiveerd maar om praktische redenen direct in het jaar van aanschaf ten laste van het resultaat gebracht, dit uitgezonderd gronden en terreinen. De laatst genoemde worden niet geactiveerd. Het genoemde bedrag is exclusief eventuele verkenbare of compensabele BTW.
De lasten van onderzoek en ontwikkeling, die voldoen aan de wettelijke voorwaarden, worden geactiveerd en afgeschreven nadat de raad het bijbehorende krediet heeft toegekend. Afgeschreven wordt in 4 jaar startend met ingang van het jaar na het raadsbesluit over het hier uit voortvloeiende uitvoeringskrediet.
In uitvoeringskredieten voor (vervangings)investeringen moet, indien van toepassing, een redelijk deel aan personeels-, huisvestings- en overheadlasten (apparaatslasten) worden meegenomen. Lasten voorafgaand aan de voorbereidingsfase wordt niet meegenomen in het uitvoeringskrediet tenzij er sprake is van een vervangingsinvestering.
Bij vervangingsinvesteringen, verbouwing en/of uitbreiding wordt voor de te hanteren afschrijvingstermijn in principe een aansluiting gezocht bij de resterende levensduur van het totaal van het actief. Dit tenzij de activiteiten een levensduur verlenging van het totaal van het actief tot gevolg hebben of eigenstandig gebruik mogelijk is.
Het is niet toegestaan om tussen afzonderlijke investeringskredieten te schuiven. Een uitzondering hierop vormen de budgettaire kaders voor de investeringen die in het kader van de beheerplannen jaarlijks door de raad voor het eerstvolgende begrotingsjaar worden vastgesteld. Deze budgettaire kaders worden door het college verdeeld naar projecten. Mits binnen dezelfde beheerdiscipline en afschrijvingsduur kan binnen de budgettaire kaders van de raad wel worden geschoven.
Artikel 10. Reserves en voorzieningen
Bij onderhoudsvoorzieningen wordt in het kader van het budgetrecht door de Raad de financiële jaarschijf groot onderhoud voor het eerstvolgende begrotingsjaar voor de uitvoering van de beheerplannen beschikbaar gesteld. Dit gebeurt meestal in het kader van de vaststelling van de begroting. Deze budgettaire kaders worden door het college verdeeld naar projecten.
Artikel 11. Kostprijsberekening
Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.
Bij de directe kosten, als bedoeld in het eerste lid, worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor het noodzakelijke groot onderhoud aan en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. In de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht worden de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de kosten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.
Voor de toerekening van de overheadkosten wordt voor de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met investeringen, groot onderhoud en grondexploitaties, binnen het taakveld overhead een intracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd.
Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, wordt de gehanteerde methodiek van toerekening in een toelichting binnen het taakveld overhead inzichtelijk gemaakt.
Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijnde activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage voor toerekening van rente aan kostprijzen is gelijk aan de omslagrente die wordt gebruikt voor het toerekenen van rente aan de taakvelden.
In afwijking van zesde lid wordt bij een verstrekte lening bij projectfinanciering voor de bepaling van de rentekosten van de inzet van vreemd vermogen in de kostprijs uitgegaan van de rente van de lening die voor de financiering van de verstrekte lening is aangetrokken. Deze rente wordt, indien van toepassing, verhoogd met een opslag voor het debiteurenrisico.
In afwijking van het eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend. Bij projectfinanciering worden dan de werkelijke rentekosten toegerekend. In andere gevallen wordt uitgegaan van het gewogen gemiddelde rentepercentage van de portefeuille leningen.
Artikel 12. Prijzen economische activiteiten
Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.
Bij het verstrekken van leningen, garanties of borgstellingen aan overheidsbedrijven en derden brengt de gemeente de geraamde integrale kosten in rekening. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening, garantie of borgstelling wordt gemotiveerd.
Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.
Artikel 14. Financieringsfunctie
Het college neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:
Er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.
De wettelijke kasgeldlimiet, zoals bedoeld in artikel 1. onder f, van de Wet Fido wordt in principe niet overschreden. Indien de gemeente voor het derde achtereenvolgende kwartaal de kasgeldlimiet toch overschrijdt dan stelt het college de raad en de toezichthouder daarvan op de hoogte met een bijbehorende plan om binnen de kasgeldlimiet te komen.
De wettelijke renterisiconorm, zoals bedoeld in artikel 1. onder h, van de Wet Fido wordt in principe niet overschreden. Indien de gemeente de renterisiconorm toch overschrijdt dan stelt het college de raad en de toezichthouder daarvan op de hoogte in de Paragraaf financiering van de begroting voor het eerstvolgende begrotingsjaar en vraagt hiervoor ontheffing aan de toezichthouder.
Bij het verstrekken van garanties en borgstellingen neemt het college de volgende kaders in acht:
Het college besluit niet over het verstrekken van borgstellingen en garanties waarbij de gemeente direct moet betalen als de geldverstrekker daarom vraagt, dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.
De paragraaf bevat naast de in artikel 10 van het BBV vastgelegde verplichte informatie ook informatie over de kostendekkendheid van de rechten en heffingen, waarbij een relatie wordt gelegd met hetgeen in het artikel kostprijsberekening van deze verordening is vastgelegd.
De paragraaf bevat naast de in artikel 13 van het BBV vastgelegde verplichte informatie minimaal de volgende aanvullende financiële informatie die bijdragen aan het beeld over de financiële positie van de gemeente:
Artikel 17. Weerstandsvermogen & risicobeheersing
De paragraaf bevat minimaal de in artikel 11 van het BBV vastgelegde verplichte informatie.
Het college biedt, indien de actualiteit of andere omstandigheden dit vereisen, een bijgestelde “Nota risicomanagement en weerstandsvermogen” aan ter behandeling en vaststelling door de raad. In deze nota wordt onder andere ingegaan op het risicomanagement, het opvangen van risico’s door verzekeringen, voorzieningen, weerstandsvermogen of anderszins en het instrumentarium van beheersmaatregelen. In de nota wordt tevens de gewenste weerstandscapaciteit bepaald.
Artikel 18. Onderhoud kapitaalgoederen
De paragraaf bevat naast de in artikel 12 van het BBV vastgelegde verplichte informatie minimaal de volgende aanvullende financiële informatie die bijdragen aan het beeld over het onderhoud van de kapitaalgoederen van de gemeente:
Het college biedt de raad tenminste eens in de vier jaar een visie openbare ruimte aan. De visie geeft in ieder geval het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair (incl. openbare verlichting). De raad stelt de visie vast.
De paragraaf bevat naast de in artikel 14 van het BBV vastgelegde verplichte informatie aanvullende informatie over wat we willen bereiken/hebben bereikt en daarvoor gaan doen/hebben gedaan voor de diverse onderdelen van bedrijfsvoering eventueel aangevuld met relevante financiële informatie en kengetallen.
Artikel 20. Verbonden partijen
De paragraaf bevat minimaal de in artikel 15 van het BBV vastgelegde verplichte informatie.
Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer
Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.
Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen tenminste eenmaal in de 4 jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel.
Artikel 25. Intrekken oude verordening en overgangsrecht
De Financiële verordening gemeente Waddinxveen 2015, inclusief de 1e wijziging, wordt ingetrokken. Volgens de Gemeentewet is een begrotingsjaar gelijk aan een kalenderjaar. In begrotingsjaar t worden de jaarstukken uit het begrotingsjaar t-1 vastgesteld, wordt uitvoering gegeven aan de begroting voor het jaar t en wordt tot slot de begroting voor het jaar t+1 vastgesteld. De nieuwe verordening is van toepassing op de planning & control documenten die betrekking hebben op het begrotingsjaar t+1.
Bijlage 1: Afschrijvingsbeleid
Het BBV laat gemeenten vrij in de keuze van afschrijvingsmethodiek, de gemeente Waddinxveen heeft er voor gekozen de volgende methodieken te hanteren:
de jaarlijkse last van rente en afschrijving gelijk blijft. Daarbij daalt de rentelast van jaar tot jaar sneller in de loop van de gebruiksperiode, terwijl de afschrijving omgekeerd evenredig toeneemt.
Er wordt in beginsel lineair afgeschreven, deze methode houdt het beste rekening met de relatief sterke waardevermindering aan het begin van de afschrijvingsperiode wanneer het gebruiksnut en slijtage het grootst zijn. Hoe dichter het actief zijn levenseinde nadert hoe meer de onderhoudslasten toenemen. Bij lineair afschrijven genereren de afnemende kapitaalslasten de (gedeeltelijke) dekking voor de toenemende onderhoudslasten.
De annuïtaire methode wordt gebruikt wanneer er sprake is van gerelateerde inkomsten uit belastingen, heffingen en tarieven of gebouwen waarbij geen sprake is van onderhoudslasten voor rekening van de gemeente.
Dakbedekking, plafond, kozijn en vloer (volledige vervanging) |
||
Aanleg en vervanging verharding van een weg, fietspad en voetpad |
||
Bijlage 2: Reserves & Voorzieningen
Het BBV (artikel 43) onderscheidt twee type reserves:
De algemene reserve is een reserve zonder bestemming en daardoor in beginsel vrij aanwendbaar door de raad. Het bepalen van de minimale omvang en het minimale weerstandsvermogen is een raadsbevoegdheid. De jaarlijkse jaarrekeningresultaten worden in beginsel met deze reserve verrekend.
De bestemmingsreserve is een reserve waaraan door de raad door middel van een specifiek besluit een bepaalde bestemming is gegeven (bijv. specifieke tijdelijke projecten of beleidsintensiveringen). De aanwending van bestemmingsreserves is wel in die zin vrijblijvend, dat de raad een besluit kan nemen over een andere aanwending c.q. bestemming.
Bij een voorstel voor het instellen van een bestemmingsreserve wordt er minimaal aangegeven: het doel van de reserve, de voeding, de maximale hoogte (plafond) en de maximale looptijd. Na het verstrijken van de maximale looptijd valt de bestemmingsreserve vrij in de algemene reserve.
In Waddinxveen worden er in principe drie typen bestemmingsreserves gehanteerd:
Volgens het BBV (artikel 44) worden voorzieningen onderscheiden in en gevormd voor:
Van derden verkregen middelen die specifiek besteed moeten worden zijn conform het BBV ook een type voorziening. Dit geldt niet voor bijdragen van overige overheden met een specifiek bestedingsdoel, deze worden als vooruitontvangen bedrag opgenomen op de balans.
Het is de raad die een voorziening instelt op verzoek van het college, vanwege het dwingende karakter is er in de regel geen ruimte om af te wijken van hetgeen dat voorgesteld wordt. Het vormen van een voorziening wordt daarom vanuit praktisch oogpunt veelal bij de beoordeling van de Planning & Control documenten aan de raad voorgelegd. Het vormen van een nieuwe voorziening als gevolg van een beleidswijziging vergt een expliciet raadsbesluit.
In Waddinxveen worden er in principe 4 type voorzieningen gehanteerd:
Gedateerd 23 september 2016 heeft u, onder kenmerk ECFE/U201601248, van de VNG een ledenbrief gekregen met de Model financiële verordening 2016. Deze verordening is op grond van artikel 212 Gemeentewet verplicht voor gemeenten. Het vorige model dateert van 2014 en heeft bij onze gemeente zijn weerslag gevonden in de Financiële verordening gemeente Waddinxveen 2015. In het nieuwe model zijn de wijzigingen door gevoerd van het vernieuwde Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV). Wijzigingen die genoemd kunnen worden zijn:
Voor het actualiseren van de financiële verordening door de gemeente wordt door de VNG aangeraden om niet één op één de modelverordening over te nemen. De gemeente Waddinxveen kent eigen gebruiken en procedures en als deze goed voldoen hoort deze eigenheid op het gebied van het financieel beleid, het financieel beheer en de financiële organisatie een plek in de eigen financiële verordening te krijgen. Dit was als zodanig ook reeds toegepast in de Financiële verordening gemeente Waddinxveen 2015 en heeft de afgelopen jaren naar tevredenheid gefunctioneerd. Wij hebben dit gecontinueerd in deze Financiële verordening gemeente Waddinxveen 2017. Bij de artikelgewijze toelichting geven wij aan wat de wijzigingen zijn ten opzichte van de Financiële verordening gemeente Waddinxveen 2015 en de Model financiële verordening 2016.
De Financiële verordening gemeente Waddinxveen 2017 is op grond van artikel 212 Gemeentewet verplicht voor gemeenten. In dit artikel is het volgende bepaald:
Lid 1. De raad stelt bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast. Deze verordening waarborgt dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan.
Lid 2. De verordening bevat in ieder geval:
Alleen die bepalingen die nadere toelichting behoeven worden hier behandeld.
Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording
Artikel 2. Indeling programma’s en paragrafen (Art. 2 Financiële verordening 2015)
Lid 2 van art. 2 is overgenomen uit de modelverordening, de gemeente is volgens het herziene BBV verplicht deze verandering door te voeren.
Lid 3 van art. 2 is tekstueel aangepast en de volgende zin is toegevoegd: Het voorstel van het college bevat ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25 (lid 2 a) van het BBV. Op deze manier reflecteert dit lid beter de verplichtingen van de gemeente.
Artikel 3. Planning en control cyclus (Financiële verordening 2015)
Dit artikel is komen te vervallen. Een voorstel voor de raadsplanning voor de P&C producten komt jaarlijks d.m.v. een voorstel voor de vergaderkalender van de raad tot stand, ook komt dit artikel in de modelverordening niet voor.
Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken (Art. 4 Financiële verordening 2015)
Lid 1 art. 3 is overgenomen uit de modelverordening i.v.m. de wijzingen vanuit het BBV over het begroten en verantwoorden op taakvelden.
Lid 3 art. 3 aan dit lid is toegevoegd dat er inzicht gegeven wordt in de ontwikkeling van de schuldpositie inclusief de grondexploitaties. Het is van belang deze toevoeging te doen omdat de komende jaren de grondexploitaties nog een aanzienlijke rol spelen in de algehele schuldpositie van de gemeente.
Lid 4 art. 3 is gewijzigd zodat ook de baten worden weergegeven conform de modelverordening.
Artikel 4. Kaders begroting (Art. 5 Financiële verordening 2015)
In lid 1 art. 4 is het woord kaderbrief vervangen door het woord brief aangezien de vorm van een begrotingsuitgangspuntenbrief wordt gehanteerd.
In lid 2 art. 4 is het woord kaderbrief vervangen door het woord begroting omdat het lid hier betrekking op heeft.
Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten (Art. 6 Financiële verordening 2015)
Artikel 5 uit de modelverordening is niet overgenomen omdat er voor gekozen wordt om de begroting, conform bestaand beleid, op totale baten en lasten per programma vast te stellen i.p.v. per taakveld zoals in de modelverordening wordt voorgesteld. De reden hiervoor is dat begroten op taakvelden disproportioneel veel administratieve last met zich mee brengt in de vorm van begrotingswijzigingen die door de raad moeten worden goedgekeurd. Het aantal taakvelden is namelijk veel groter dan het aantal programma’s.
Lid 1 art. 5 is tekstueel licht herschreven om de tekst te verduidelijken. Het autorisatieniveau van de raad is niet gewijzigd t.o.v. de Financiële verordening 2015.
Lid 2 art. 5 uit de modelverordening wordt niet opgenomen omdat dit lid een overbodige toevoeging is. De raad heeft vanuit het budgetrecht al de mogelijkheid om prioriteiten aan te wijzen en baten en lasten apart te autoriseren.
Lid 4 art. 5 uit de modelverordening wordt overgenomen met als aanpassing dat er geautoriseerd wordt per programma en niet per taakveld in lijn met de eerdere toelichting. Tevens is toegevoegd dat het college de raad zal informeren over dreigende overschrijdingen op groot onderhoudsbudgetten.
Voormalig lid 4 art. 6 uit de Financiële verordening 2015 is komen te vervallen omdat, vergelijkbaar met het niet opnemen van lid 2 uit de modelverordening, de raad deze mogelijkheid ook heeft zonder opname in de financiële verordening.
Lid 5 is identiek gebleven met als kleine wijziging dat ook hier de groot onderhoudsbudgetten zijn toegevoegd. De laatste zin uit de modelverordening: “In geval van investeringen met een meerjarig karakter doet het college indien nodig ook bij iedere begroting op grond van geactualiseerde ramingen voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten.” is niet opgenomen omdat dit reeds integraal onderdeel uitmaakt van de begroting.
Artikel 6. Tussentijdse rapportage ( Burap )(Art. 7 Financiële verordening 2015)
In artikel 6 zijn een aantal wijzigingen doorgevoerd t.o.v. de modelverordening en de financiële verordening 2015, deze hebben te maken met de keuze om te verantwoorden op programma niveau en de ontwikkeling van de Burap als rapportagedocument.
Lid 1 art. 6 is tekstueel aangepast om te reflecteren dat tegenwoordig beide Buraps rapporteren over de voortgang van beleid en het inzage geven in de financiële afwijkingen.
Aan lid 2 art. 6 is sublid c toegevoegd m.b.t. tot het geven van een overzicht van de overhead en de geraamde vennootschapsbelasting overgenomen uit de modelverordening.
Voormalig sublid e (nu door toevoeging van bovenstaande: f) heeft als toevoeging gekregen dat er ook gerapporteerd zal worden over de realisatie en ramingen van de uitputting van de groot onderhoudsbudgetten naast de in de modelverordening reeds opgenomen investeringskredieten.
Het verantwoorden van de groot onderhoudsbudgetten is ook toegevoegd aan lid 4 art. 6. Daarnaast is in lid 4 de rapportagegrens gewijzigd van € 50.000 of 5% van het krediet/budgetbedrag naar € 50.000 of 25% van het krediet/budgetbedrag.
Daarnaast zijn de subvelden die verwijzen naar het weergeven van resultaten op taakvelden aangepast naar programmaniveau, in lijn met de eerder beschreven beleidslijn.
Artikel 7. Criteria voor overheveling jaargebonden budgetten (Art. 8 Financiële verordening 2015)
Dit artikel is voor de werkbaarheid van de uitvoering enigszins aangepast. Dit artikel is specifiek voor de gemeente Waddinxveen en komt in de modelverordening niet voor.
Sublid e, lid 1 art. 8 uit de Financiële verordening 2015 (Het over te hevelen budget is van materieel belang, waarbij er sprake moet zijn van een minimaal bedrag van € 25.000) is komen te vervallen omdat het stellen van een ondergrens in de praktijk niet uitvoerbaar blijkt te zijn.
Sublid f, lid 1 art. 8 uit de Financiële verordening 2015 (De uitvoering van de activiteiten kan worden ingebed in de werkplanning van het nieuwe boekjaar, zodat de daadwerkelijke realisatie van de nog uit te voeren prestatie uiterlijk plaatsvindt vóór de afronding van het nieuwe boekjaar.) is komen te vervallen omdat in de praktijk is gebleken dat incidentele budgetten soms, door toedoen van derden, soms meer dan één jaar door geschoven worden.
Artikel 8. EMU-saldo (Art. 9 Financiële verordening 2015)
Geen nadere toelichting noodzakelijk.
Hoofdstuk 3. Financieel beleid
Artikel 9. Waardering en afschrijving vaste activa (Art. 10 Financiële verordening 2015)
Artikel 9 is herschreven omdat er geen nieuwe ‘Nota waardering en afschrijving vaste activa’ zal worden opgesteld. De huidige Nota waardering en afschrijving vaste activa 2014 herhaald voor een groot deel de regelgeving van het BBV en de stellige uitspraken van de commissie BBV. De gemeente Waddinxveen is verplicht zich hier aan te houden en doet dat dan ook. Het wederom herhalen van deze informatie in een nota wordt daarom als overbodig beschouwd. Artikel 9 bevat nu een samenvatting van de belangrijkste punten op hoofdlijnen waarin de gemeente Waddinxveen eigen keuzes mag maken. Bijlage 1 maakt hier onderdeel vanuit.
Artikel 10. Reserves en voorzieningen (Art. 11 Financiële verordening 2015)
Artikel 10 is herschreven omdat er geen nieuwe ‘Nota reserves en voorzieningen’ zal worden opgesteld. De huidige Nota reserves en voorzieningen 2012 herhaald evoor een groot deel de regelgeving van het BBV en de stellige uitspraken van de commissie BBV. De gemeente Waddinxveen is verplicht zich hier aan te houden en doet dat dan ook. Het wederom herhalen van deze informatie in een nota wordt daarom als overbodig beschouwd. Artikel 10 bevat nu een samenvatting van de belangrijkste punten op hoofdlijnen waarin de gemeente Waddinxveen eigen keuzes mag maken. Deze zijn in de bijlage 2 verder toegelicht.
Artikel 11. Kostprijsberekening (Art. 12 Financiële verordening 2015)
Dit artikel is een direct gevolg van art 212 lid 2b van de Gemeentewet dat reeds eerder is weergegeven. De grondslagen voor de prijzen die de gemeente bij overheidsbedrijven en derden in rekening brengt, en voor de tarieven van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden gevormd door de opbouw van de kostprijs. Met de herziening van het BBV met ingang van 2017 worden de overheadkosten als apart onderdeel in begroting en jaarstukken opgenomen. Ze worden niet meer doorberekend aan de programma’s/taakvelden waardoor het systeem van de integrale kostprijsbenadering is vervangen door het systeem van direct costing. Dit laatste heeft tot gevolg dat geen indirecte kosten meer worden toegerekend aan programma’s/taakvelden. Als gevolg hiervan moeten kostprijzen extracomptabel worden berekend en vastgelegd. Als gevolg hiervan is dit artikel aanzienlijk gewijzigd t.o.v. de Financiële verordening 2015. De modelverordening is met aanpassingen op onderdelen overgenomen.
Artikel 12. Prijzen economische activiteiten (Art. 13 Financiële verordening 2015)
In dit artikel zijn geringe aanpassingen gedaan om in lijn te blijven met de rest van de financiële verordening en met name artikel 15 over de ‘Financieringsfunctie’.
Artikel 13. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen (Art. 14 Financiële verordening 2015)
Geen nadere toelichting noodzakelijk.
Artikel 14. Financieringsfunctie (Art. 15 Financiële verordening 2015)
Dit is het ongewijzigde art. 15 uit de Financiële verordening 2015, incl. de bijbehorende 1e wijziging van deze verordening. Het facultatieve lid 3 uit de modelverordening 2016 bestond ook al bij de samenstelling van de verordening 2015. Dit onderdeel van art. 15 is toen niet overgenomen, hetgeen is gecontinueerd.
In de artikelen over de paragrafen is ervoor gekozen niet de regelgeving van het BBV te herhalen in de artikelen. Volstaan wordt met een verwijzing naar de betreffende artikelen in het BBV. De gemeente Waddinxveen is verplicht zich hier aan te houden en doet dat dan ook. Daar waar van toepassing is de regelgeving gemeente Waddinxveen toegevoegd.
Artikel 15. Lokale heffingen (Art. 16 Financiële verordening 2015)
Geen nadere toelichting noodzakelijk.
Artikel 16. Financiering (Art. 17 Financiële verordening 2015)
Geen nadere toelichting noodzakelijk.
Artikel 17. Weerstandsvermogen & risicobeheersing (Art. 18 Financiële verordening 2015)
De voorgeschreven financiële kengetallen zijn geregeld in de Ministeriële regeling financiële kengetallen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en worden niet opnieuw opgesomd.
Lid 2 m.b.t. het bestaan van een ‘Nota risicomanagement en weerstandsvermogen’ blijft behouden omdat deze regeling volledig gemeente specifiek is en daardoor niet in te passen valt in de financiële verordening.
Artikel 18. Onderhoud kapitaalgoederen (Art. 19 Financiële verordening 2015)
Geen nadere toelichting noodzakelijk.
Artikel 19. Bedrijfsvoering (Art. 20 Financiële verordening 2015)
Geen nadere toelichting noodzakelijk.
Artikel 20. Verbonden partijen (Art. 21 Financiële verordening 2015)
Geen nadere toelichting noodzakelijk.
Artikel 21. Grondbeleid (Art. 22 Financiële verordening 2015)
Lid 3 art. 22 van de Financiële verordening 2015 is komen te vervallen omdat de ‘Nota winstneming en afroming’ onderdeel uit is gaan maken van de ‘Nota grondbeleid’. Lid 2 m.b.t. het bestaan van een ‘Nota grondbeleid’ blijft behouden omdat deze regeling volledig gemeente specifiek is en daardoor niet in te passen valt in de financiële verordening.
Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer
Artikel 22. Administratie (Art. 23 Financiële verordening 2015)
Geen nadere toelichting noodzakelijk.
Artikel 23. Financiële organisatie (Art. 24 Financiële verordening 2015)
Lid f art. 23 is aangepast omdat productenramingen en productenrealisatie als voorgeschreven documenten zijn komen te vervallen. In plaats daarvan is er voor gekozen om toe te wijzen op taakvelden.
Artikel 24. Interne controle (Art. 25 Financiële verordening 2015)
Geen nadere toelichting noodzakelijk.
Artikel 25. Intrekken oude verordening en overgangsrecht (Art. 26 Financiële verordening 2015)
Dit artikel is aangepast naar de huidige stand van zaken. Het overgangsrecht voor investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut, zoals opgenomen in de modelverordening, is voor de gemeente Waddinxveen niet van toepassing. Door middel van bijbehorend raadsbesluit worden ook de Nota waardering en afschrijving vaste activa 2014 en de Nota reserves en voorzieningen 2012 ingetrokken.
Artikel 26. Inwerkingtreding en citeertitel (Art. 27 Financiële verordening 2015)