Hoofdstuk 2 Subsidie
Paragraaf 2.1 Aanvraag Subsidie
Artikel 2.1.1
- 1.
De aanvrager vraagt subsidie aan bij burgemeester en wethouders.
- 2.
De aanvraag wordt ingediend door middel van een daartoe vastgesteld formulier en daarbij behorende bescheiden.
- 3.
Met de uitvoering van de voorzieningen mag niet worden begonnen voordat op een aanvraag om subsidie bij burgemeester en wethouders is beslist.
- 4.
Indien voor meerdere plannen in een complex subsidie wordt gevraagd of indien subsidie wordt aangevraagd op basis van meer dan één gemeentelijke subsidieregeling of onderdelen van deze subsidieregeling of enige andere verordening dienen de aanvragen gelijktijdig te worden ingediend met een duidelijke specificatie van de kostenonderdelen per subsidieregeling.
- 5.
Burgemeester en wethouders bevestigen binnen twee weken de ontvangst van de aanvraag.
Artikel 2.1.2
- 1.
De aanvrager dient de aanvraag als bedoeld in artikel 2.1.1 in voor 1 november van het kalenderjaar waarin de subsidie wordt gevraagd.
- 2.
Indien een aanvraag na de in het eerste lid genoemde datum wordt ontvangen, kan de aanvraag worden aangehouden tot het daarop volgende jaar.
- 3.
Een beslissing tot aanhouding van een plan kan voor datzelfde plan eenmaal worden genomen.
Artikel 2.1.3
- 1.
Burgemeester en wethouders beslissen binnen acht weken na ontvangst van een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1.1.
- 2.
Burgemeester en wethouders kunnen hun beslissing met ten hoogste vier weken verdagen;
- 3.
Burgemeester en wethouders kunnen de aanvraag buiten behandeling stellen bij het niet compleet zijn van de aanvraag om subsidie.
- 4.
Voordat de aanvraag om subsidie buiten behandeling gesteld wordt stellen burgemeester en wethouders de aanvrager in de gelegenheid de aanvraag aan te vullen binnen een door hen gestelde termijn.
- 5.
Een besluit om de aanvraag buiten behandeling te stellen wordt aan de aanvrager bekend gemaakt binnen vier weken nadat de aanvraag is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn is verstreken.
Paragraaf 2.2 Verlenen van subsidie
Artikel 2.2.1
- 1.
Burgemeester en wethouders kunnen de subsidie verlenen indien:
- a.
met het treffen van voorzieningen het belang van de volkshuisvesting naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate wordt gediend;
- b.
de voorzieningen naar het oordeel van burgemeester en wethouders minimaal sober en doelmatig worden uitgevoerd;
- c.
het bouwplan voldoet aan het door of namens burgemeester en wethouders vastgestelde programma van eisen;
- d.
de stichtingskosten van de aan te brengen voorzieningen meer bedragen dan € 500,-- per woning;
- e.
de woning waaraan de voorzieningen worden getroffen binnen vijftien jaar voor het tijdstip van de indiening van de aanvraag met subsidie ingevolge subsidie particuliere woningverbetering zoals bedoeld in dit hoofdstuk niet is verbeterd;
- f.
de verdeling van de kosten van de voorzieningen, conform de in de betreffende akte van splitsing opgenomen kostenverdeelsleutel, niet zou leiden tot een onredelijk resultaat en hiervan niet wordt, of kan worden afgeweken;
- g.
de voorzieningen op het gehele pand betrekking hebben;
- h.
de woning of bedrijfsruimte waaraan de voorzieningen worden getroffen niet bestemd is om binnen een periode van tien jaar te worden afgebroken;
- i.
de te treffen voorzieningen aan woningen gelijktijdig met eventueel te treffen voorzieningen voor de bedrijfsmatige te gebruiken delen van het gebouw worden uitgevoerd;
- j.
de aanvraag om subsidie het budget niet overschrijdt in het jaar dat het verzoek wordt ontvangen.
- 2.
Bij de beoordeling van de redelijkheid van de verdeling van de kosten van de voorzieningen als bedoeld in het eerste lid, onder f wordt tenminste rekening gehouden met de functie en de gebruiksoppervlakte van die gedeelten van het gebouw, die bestemd zijn of worden om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt en waarvan volgens de akte van splitsing het uitsluitend gebruik in een appartementsrecht is begrepen, alsmede met alle overige factoren die naar het oordeel van burgemeester en wethouders voor deze beoordeling relevant zijn.
- 3.
Plannen met betrekking tot woningen, waaraan reeds eerders voorzieningen zijn getroffen op voet van een andere regeling, kunnen voor verstrekking van subsidie in de kosten van het treffen van voorzieningen in aanmerking worden gebracht op of na 1 januari 2019, tenzij de van toepassing zijnde regeling een eerder tijdstip mogelijk maakt, in welk geval dat eerdere tijdstip van toepassing blijft.
Artikel 2.2.2
De subsidie wordt voorts in ieder geval geweigerd indien:
- a.
de bouw- en/of monumentenvergunning, voor zover die is vereist, niet is of zal worden verleend;
- b.
met het treffen van voorzieningen is begonnen voordat de aanvrager een besluit tot het verlenen van subsidie heeft ontvangen;
- c.
de te treffen voorzieningen niet of niet geheel zullen plaatsvinden;
- d.
in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt door de aanvrager en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid;
- e.
de aanvrager failliet is verklaard of aan hem surseance van betaling is verleend of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard dan wel een verzoek daartoe is ingediend bij de rechtbank;
- f.
de aanvrager is aangeschreven krachtens de Woningwet tot het treffen van voorzieningen aan het pand waarvoor subsidie aangevraagd wordt krachtens deze verordening en welke aanschrijving ook in het Kadaster is ingeschreven.
Artikel 2.2.3
- 1.
Aan de subsidieverlening kunnen de volgende verplichtingen verbonden worden:
- a.
bij overgang van de woning of bedrijfsruimte onder algemene of bijzondere titel, na de aanvraag, verlening of vaststelling van de subsidie, kan het recht op een subsidie overgaan op de nieuwe eigenaar;
- b.
van de aanvang van de werkzaamheden dient tenminste drie weken van tevoren schriftelijk melding gedaan te worden bij de afdeling Bouwen en Milieu;
- c.
met de uitvoering van de werkzaamheden dient een aanvang te worden gemaakt binnen 26 weken na de dag waarop het besluit tot verlening van de subsidie aan de aanvrager is verzonden;
- d.
binnen drie weken na de dag waarop het totale werk is opgeleverd, dient de voltooiing van de werkzaamheden te worden gemeld, onder vermelding van de werkzaamheden, wel passend binnen de verleningsbeschikking maar die niet of niet geheel conform het goedgekeurde plan zijn verricht;
- e.
de melding voltooiing dient plaats te vinden binnen drie jaar nadat met de uitvoering van de werkzaamheden, overeenkomstig het in het eerste lid, onder c bepaalde, een aanvang is gemaakt;
- f.
uiterlijk binnen dertien weken na de dag waarop de melding voltooiing heeft plaatsgevonden en nadat de werkzaamheden door burgemeester en wethouders zijn gecontroleerd en akkoord bevonden, dienen de werkzaamheden te worden gereedgemeld bij de afdeling Bouwen en Milieu, met dien verstande, dat de gereedmelding, na gemeentelijke controle en goedkeuring van de werkzaamheden genoemd onder het vierde en vijfde lid van dit artikel, in ieder geval volledig dient plaats te vinden binnen drie jaar nadat het besluit tot het verlenen van de subsidie aan de aanvrager is verzonden;
- g.
dat aan de door burgemeester en wethouders met controle belaste personen op door hen te bepalen tijdstippen:
- -
toegang wordt verleend tot de gebouwde onroerende zaak;
- -
inzage wordt verleend in de op het treffen van de voorzieningen betreffende bescheiden en tekeningen;
- -
gelegenheid wordt gegeven tot het controleren van de op het treffen van de voorzieningen betrekking hebbende gegevens;
- -
dat de bescheiden en gegevens die naar het oordeel van burgemeester en wethouders nodig zijn voor de juiste toepassing van dit hoofdstuk van de verordening worden verstrekt;
- h.
dat bij het treffen van de voorzieningen, welke alleen uitgevoerd mogen worden door een daartoe erkend bedrijf, niet wordt gehandeld in strijd met het Vestigingsbesluit bedrijven;
- i.
dat de woning waaraan de voorzieningen worden getroffen binnen een periode van vijftien jaar na het onherroepelijk worden van de subsidiebeschikking niet aan de woningvoorraad wordt onttrokken;
- j.
dat binnen de aanpak van Groot onderhoud de eigenaar zich dient te verbinden de, in het Bouwkundig Onderhoudsrapport, genoemde voorzieningen binnen een onderhoudstermijn van 3 respectievelijk 10 jaar uit te voeren;
- 2.
Het treffen van de voorzieningen, zonder het besluit tot verlening van subsidie, alsmede het zonder schriftelijke toestemming afwijken van het goedgekeurde plan en de goedgekeurde raming van de kosten van het treffen van voorzieningen, is voor eigen rekening en risico van de aanvrager.
- 3.
Controle van de werkzaamheden als bedoeld in het eerste lid, onder f, vindt plaats binnen drie weken na de dag waarop de melding voltooiing van alle in het plan begrepen werkzaamheden, overeenkomstig het eerste lid, onder d, heeft plaatsgevonden.
- 4.
Binnen zeven werkdagen na de dag waarop de werkzaamheden overeenkomstig het vierde lid zijn gecontroleerd, wordt de beslissing omtrent de goedkeuring van deze werkzaamheden, aan de aanvrager gezonden.
Artikel 2.2.4
- 1.
In aanvulling op het gestelde in artikel 2.1.2 worden aanvragen om het verlenen van subsidie krachtens deze paragraaf afgehandeld naar volgorde van indiening en compleetheid.
- 2.
Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid wordt voor wat betreft de volgorde van indiening geacht te zijn ingediend op het moment dat de aanvrager heeft voldaan aan het gestelde in artikel 2.1.2, eerste lid en artikel 2.1.3.
Artikel 2.2.5
- 1.
Zolang de subsidie nog niet is vastgesteld kunnen burgemeester en wethouders een besluit tot verlening van subsidie geheel of gedeeltelijk intrekken of ten nadele van de subsidie-ontvanger wijzigen, indien:
- 1.
de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;
- 2.
een subsidie is verleend op grond van door de aanvrager verstrekte gegevens en gebleken is dat deze zodanig onjuist of onvolledig waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen;
- 3.
de subsidieverlening onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten;
- 4.
de werkzaamheden waarvoor de subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden.
- 2.
Zolang de subsidie nog niet is vastgesteld kunnen burgemeester en wethouders hun besluit tot het verlenen van subsidie intrekken, in ieder geval indien de aanvrager van de subsidie meldt dat de bouw geen doorgang zal vinden.
Artikel 2.2.6
- 1.
De gereedmelding als bedoeld in artikel 2.2.3, lid 1 onder f bevat:
- a.
een volledig ingevuld en ondertekend gereedmeldingsformulier, model PWV/GMF;
- b.
een kostenoverzicht volgens het model PWV/KOV;
- c.
alle rekeningen die per kostencomponent, als in het kostenoverzicht aangegeven, zijn gerangschikt en waarbij het totaal van deze kostencomponent afzonderlijk is aangegeven;
- d.
alle betalingsbewijzen gerangschikt op datum van betaling;
- e.
indien de kosten van het meer- en minderwerk nog niet door burgemeester en wethouders zijn vastgesteld, een gespecificeerde begroting van de kosten die verband houden met de goedgekeurde planafwijkingen;
- f.
een schriftelijke verklaring van een accountant waaruit blijkt dat het overgelegde kostenoverzicht juist en volledig is;
- g.
een opgave van de gereedkomingsdatum.
- 2.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de aard en de omvang van de in artikel 2.2.4, lid 1 onder punt f bedoelde verklaring.
- 3.
Burgemeester en wethouders bevestigen binnen twee weken de ontvangst van de gereedmelding, inclusief de financiële eindverantwoording, aan de subsidieontvanger.
Paragraaf 2.3 Vaststelling subsidie
Artikel 2.3.1
- 1.
Het verzoek tot vaststelling van de subsidie wordt op een door burgemeester en wethouders beschikbaar te stellen formulier ingediend.
- 2.
Vaststelling van de subsidie vindt plaats wanneer de op de gereedmelding aangegeven werkzaamheden door of vanwege burgemeester en wethouders zijn gecontroleerd en akkoord bevonden.
- 3.
Burgemeester en wethouders nemen binnen acht weken na ontvangst van het verzoek tot vaststelling van de subsidie een besluit hiertoe.
- 4.
Burgemeester en wethouders kunnen een besluit als bedoeld in het tweede lid eenmaal vier weken verdagen voor zover de controle op de juistheid van de gegevens daartoe aanleiding geeft.
- 5.
Burgemeester en wethouders besluiten op het verzoek tot vaststelling en betaling van de subsidie overeenkomstig de beleidsregels in de bijlage behorende bij deze verordening.
- 6.
De hoogte van de definitief vast te stellen subsidie is maximaal gelijk aan de hoogte van de subsidie in de verleningsbeschikking.
- 7.
Burgemeester en wethouders kunnen de subsidie lager vaststellen indien:
- a.
de hoogte van de op grond van deze verordening te verlenen subsidie, afhankelijk van de hoogte van de door burgemeester en wethouders goedgekeurde kosten, en de werkelijk gemaakte kosten lager zijn. In dat geval wordt de subsidie definitief vastgesteld op basis van de werkelijk gemaakte goedgekeurde kosten;
- b.
de subsidieontvanger heeft gehandeld in strijd met aan de subsidie verbonden verplichtingen;
- c.
de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of;
- d.
de subsidieverlening onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.
- 8.
Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de volkshuisvesting afwijken van het gestelde in het zesde lid van dit artikel.
Artikel 2.3.2
- 1.
Indien subsidie is vastgesteld kunnen burgemeester en wethouders het besluit tot vaststelling van de subsidie intrekken of ten nadele van de subsidie-ontvanger wijzigen, indien:
- 1.
de subsidievaststelling onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten;
- 2.
indien de subsidieontvanger na de subsidievaststelling heeft gehandeld in strijd met aan de subsidie verbonden voorschriften;
- 3.
zich feiten en omstandigheden hebben voorgedaan waarvan zij bij de subsidieverlening redelijkerwijs niet op de hoogte konden zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening had kunnen worden vastgesteld.
- 2.
De intrekking of wijziging van de subsidie werkt terug tot de datum van de vaststelling van de subsidie.
- 3.
Intrekking of wijziging van de subsidie dient plaats te vinden binnen 5 jaar na bekendmaking van de subsidievaststelling aan de subsidie-ontvanger.
Paragraaf 2.4 Betaling subsidie
Artikel 2.4.1
- 1.
Burgemeester en wethouders kunnen besluiten de subsidieontvanger voorschotten te verlenen.
- 2.
De subsidie wordt door burgemeester en wethouders aan de subsidieontvanger onder verrekening van betaalde voorschotten uitbetaald als bijdrage ineens binnen vier weken na het besluit tot vaststelling van de subsidie.
Paragraaf 2.5 Terugvordering subsidie
Artikel 2.5.1
- 1.
Terugvordering van de vastgestelde subsidie vindt plaats indien:
- a.
de subsidievaststelling onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten;
- b.
indien de subsidieontvanger na de subsidievaststelling heeft gehandeld in strijd met aan de subsidie verbonden voorschriften.
Hoofdstuk 4 Realiseren van woningen boven winkels en in bedrijfsruimten
Artikel 4.1
- 1.
Aan de eigenaar van de boven een winkel gelegen ruimte kan een subsidie in de vorm van een stimuleringslening worden toegekend, voor het treffen van voorzieningen ten behoeve van het realiseren van woonruimte boven winkels, met toepassing van de aanpak genoemd in de beleidsregels opgenomen in de bijlage behorende bij deze verordening.
- 2.
Aan de eigenaar van een bedrijfsruimte kan een subsidie in de vorm van een stimuleringslening worden toegekend voor het treffen van voorzieningen ten behoeve van het realiseren van woonruimte in de bedrijfsruimte, met toepassing van de aanpak genoemd in de beleidsregels opgenomen in de bijlage behorende bij deze verordening.
- 3.
Aan eigenaar kan conform het eerste en tweede lid van dit artikel een subsidie in de vorm van een bijdrage ineens worden toegekend mits de woning van de eigenaar in een betreffende wijkkaart en bijbehorende aanwijzingslijst aangeduid wordt binnen de aanpak wonen boven winkels en de betreffende eigenaar in de woning woont.
Artikel 4.2
Een subsidie in de vorm van een stimuleringslening wordt geweigerd voor woningen die op enigerlei wijze niet geschikt of bestemd zijn om gedurende het hele jaar door dezelfde persoon of personen te worden bewoond, zoals bijvoorbeeld recreatiewoningen.
Hoofdstuk 6 Aankopen-verbeteren-verkopen
Artikel 6.1
- 1.
Burgemeester en wethouders kunnen een eenmalige bijdrage verlenen aan toegelaten instellingen en bedrijfsmatige verhuurders om de onrendabele kosten af te dekken van panden die, nadat burgemeester en wethouders deze instellingen daar toestemming voor hebben verleend, door deze instellingen worden aangekocht om na verbetering te worden verkocht of verhuurd.
- 2.
Burgemeester en wethouders kunnen de toestemming verlenen voor de aankoop van een woning als de eigenaar van een pand niet in staat is gebleken het pand te verbeteren of, om naar het oordeel van burgemeester en wethouders, ongewenste situaties te voorkomen.
Artikel 6.2
De eenmalige bijdrage bedoeld in artikel 6.1 eerste lid kan worden verleend voor aankopen in door burgemeester en wethouders aangewezen complexen en in gebieden genoemd in de wijkkaarten met een actieve aanpak.
Artikel 6.3
De aanvrager vraagt de eenmalige bijdrage als bedoeld in artikel 6.1 eerste lid aan bij burgemeester en wethouders. De aanvraag gaat vergezeld van:
- 1.
het advies van de bij het proces betrokken partijen voor de aankoop van het pand;
- 2.
- 3.
een (voorlopige) berekening van de onrendabele kosten als bedoeld in het tweede lid van artikel 6.2.
Artikel 6.4
- 1.
De eenmalige bijdrage bedraagt het door burgemeester en wethouders vastgestelde bedrag van de onrendabele kosten, met een maximum van € 15.000,= per pand/opstal.
- 2.
De hoogte van de in het eerste lid bedoelde onrendabele kosten is voor de vaststelling van de subsidie aankopen-verbeteren-verkopen (AVV) gelijk aan het verschil tussen:
- a.
de getaxeerde marktwaarde (bij vrije verkoop) op het moment van aankoop, dan wel bij een lagere aankoop de kosten van aankoop, vermeerderd met de door burgemeester en wethouders goedgekeurde (investerings)kosten van noodzakelijk groot onderhoud, minus de krachtens deze of andere subsidieregelingen verleende subsidies; en
- b.
de getaxeerde marktwaarde bij verkoop nadat aan het pand het noodzakelijk (groot) onderhoud is gepleegd verminderd met de tussentijdse waardevermeerdering van het onroerend goed, tussen aankoop en verkoop.
- 3.
De onder sub 1 en 2 van het tweede lid dit artikel vermelde getaxeerde marktwaarde dient te worden bepaald aan de hand van een taxatierapport van een beëdigd makelaar.
Artikel 6.5
Burgemeester en wethouders verlenen slechts een eenmalige bijdrage als bedoeld in artikel 6.1 het eerste lid onder de verplichting dat:
- 1.
vooraf schriftelijk toestemming is verleend door burgemeester en wethouders voor de aankoop van het pand, nadat aanvrager heeft aangetoond dat van de eigenaar van het aan te kopen pand wordt verwacht dat deze geen uitvoering geeft aan het onderhoud;
- 2.
bij een monumenten eveneens de monumentale onderdelen worden hersteld cq vervangen volgens de eisen van de afdeling Bouw- en woningtoezicht en conform artikel 5.1 en 5.2.
- 3.
de verhuurder ter goedkeuring aan burgemeester en wethouders zal moeten aantonen dat er geen enkele sprake is van speculatie of winstoogmerk.
Artikel 6.6
Binnen een jaar nadat het pand, na verbetering, is verkocht of verhuurd dient de aanvrager bij burgemeester en wethouders de financiële eindverantwoording in van de onrendabele kosten.
Artikel 6.7
Burgemeester en wethouders kunnen de ontvanger van de eenmalige bijdrage voorschotten verlenen.
Hoofstuk 7 Slot- en overgangsbepalingen
Artikel 7.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken.
Artikel 7.2
Het college doet ieder kalender jaar verslag aan de raad over het verstrekken van subsidies overeenkomstig deze verordening.
Artikel 7.3
Bij dit besluit wordt de “Verordening verbetering particuliere woningvoorraad en monumenten 2002” ingetrokken.
Artikel 7.4
Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening verbetering particuliere woningvoorraad en monumenten 2004”.
Artikel 7.5
- 1.
De verordening zal worden bekendgemaakt.
- 2.
De verordening treedt in werking op de achtste dag na de datum van publicatie.
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Schiedam in zijn openbare vergadering van 5 juli 2004.
de griffier, de voorzitter,