Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Barneveld

Drank- en Horeca Nalevingsbeleid gemeente Barneveld

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBarneveld
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingDrank- en Horeca Nalevingsbeleid gemeente Barneveld
CiteertitelDrank- en Horeca Nalevingsbeleid gemeente Barneveld
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-07-2017Niet ingegeven

07-06-2017

gmb-2017-106902

1042295

Tekst van de regeling

Intitulé

Drank- en Horeca Nalevingsbeleid gemeente Barneveld

Inwerkingtreding 1 juli 2017

 

1 Inleiding

Voor u ligt het herziene drank- en horeca nalevingsbeleid van de gemeente Barneveld. De eerste versie van dit beleid is in samenwerking met de andere deelnemende gemeenten in het project FrisValley tot stand gekomen. Het streven van de gemeenten binnen FrisValley was en is het terugdringen van het alcoholgebruik bij jongeren onder de 18 jaar. Vandaar dat ook na beëindiging van de subsidie het project is voortgezet onder de naam Fris Valley 3.0. Eén van de pijlers onder het project is de handhaving van de regels. Dat is gedaan als sluitstuk van een reeks activiteiten gericht op preventie van alcoholgebruik door jongeren (en anderen) en bekendmaking van nieuwe regels, zoals beschreven in paragraaf 1.3.

 

Nadat sinds mei 2014 gewerkt is met het nalevingsbeleid is regiobreed het beleid en de ervaringen daarmee besproken. Bij de feitelijke handhaving bleek dat het stappenplan op enkele plaatsen verduidelijking nodig had. Daarnaast is bij een aantal gemeenten een handhavingszaak door de rechter beoordeeld en daarmee ook de toepassing van het beleid. Deze jurisprudentie is verwerkt in het stappenplan. Natuurlijk is ook vernummerd in verband met de gewijzigde APV van onze gemeente.

 

In de regio wordt naar tevredenheid gewerkt met het driepijler preventiemodel (zie figuur), gebaseerd op Reynolds1 en in lijn met het iets uitgebreidere model dat wordt gehanteerd in de Handreiking Gezonde Gemeente.

Figuur 1: Driepijler preventiemodel

Het model geeft schematisch weer dat deze kernelementen van alcoholpreventie enerzijds uniek, en anderzijds aan elkaar verwant zijn. De basisgedachte achter het preventiemodel is dat alcoholpreventie pas resultaten oplevert als de drie kernelementen worden benut en op elkaar zijn afgestemd.

 

Een verantwoordelijke samenleving is zelf in staat bewuste keuzes te maken ten aanzien van onderwerpen als het voorkomen dat jongeren gaan drinken. Voordat zij verantwoordelijkheid op dit gebied kan nemen, zal zij eerst op de hoogte moeten zijn van de risico’s die dit met zich meebrengt. Educatie en bewustwording zijn dus van belang als we normconform gedrag willen bevorderen.

 

Men onderscheidt in principe 3 elementen van het draagvlakproces2:

  • 1.

    bij het algemene publiek de kennis en het bewustzijn van de ernst en risico’s van alcoholgebruik vergroten;

  • 2.

    het publiek of specifieke doelgroepen bij voortduring informeren over het belang en de inhoud van beleidsmaatregelen;

  • 3.

    de resultaten van het gevoerde beleid bekend maken.

Gezien bovenstaande is gekozen voor een nalevingsbeleid, zodat naast de handhaving ook de voorlichting een plaats kan krijgen. Door goede en regelmatige communicatie (ook in de media) wordt een zo groot mogelijk draagvlak gecreëerd bij diverse doelgroepen. De veronderstelling is dat niet alleen jongeren maar ook ouders, politici, het algemene publiek en professionals de risico’s van alcoholgebruik door jongeren nog steeds onderschatten. Elke stakeholder (interne of externe belanghebbende) dient goed geïnformeerd te zijn over nut en noodzaak van het beleid en over de inhoud en de resultaten ervan.

 

Naast de voorlichtingstrajecten op scholen betekent dit dat we de resultaten van toezichtacties ook zullen publiceren om aan anderen te laten zien wat de norm is. Zo kunnen zij zelf verantwoordelijkheid nemen. Daarnaast blijven we investeren in goede voorlichting aan nieuwe ondernemers en horecabezoekers.

1.1 Toezicht

Op grond van de Drank- en Horecawet (hierna te noemen: DHW) is de gemeente sinds 2013 verantwoordelijk voor het toezicht op en handhaving van de DHW. Ook de bevoegdheid voor het verlenen van de DHW-vergunningen ligt bij de gemeenten. Daarnaast is de gemeente verantwoordelijk voor het toezicht op de Algemeen Plaatselijke Verordening gemeente Barneveld (APV) en de Drank- en Horecaverordening gemeente Barneveld (DHV). Hiermee is de gemeente verantwoordelijk voor het gehele proces van vergunningverlening en het toezicht op de naleving van de DHW, DHV en APV. Een voordeel van gedecentraliseerd toezicht is de mogelijkheid om in te spelen op de lokale situatie en problematiek, om vervolgens zelf te sturen in het toezicht.

 

Binnen FrisValley is in 2013 besloten om het toezicht DHW regionaal te organiseren. Hiervoor is in de deelnemende gemeenten (Barneveld, Nijkerk, Scherpenzeel, Veenendaal, Wageningen, Renswoude en Rhenen) 0,1 fte per 10.000 inwoners BOA (Buitengewoon opsporings ambtenaar) capaciteit vrijgemaakt voor de uitvoering. De daarvoor aangewezen BOA’s hebben in 2013 hun daarvoor vereiste Drank en Horecadiploma gehaald en zijn vanaf dat moment met het reguliere toezicht op de naleving van de Drank en Horecawet van start gegaan. De opsporingsbevoegdheid is geregeld in een door gemeenten, politie en justitie gezamenlijk ondertekend protocol.

 

Na een risicoanalyse vindt een periodieke prioriteitstelling plaats, welke onderwerpen als eerste toezicht behoeven. Het toezicht wordt planmatig opgezet, zodat afwisselend alle facetten van de DHW, de Drank-en Horecaverordening en de APV aan bod komen. Hierbij kan gedacht worden aan leeftijdscontrole, schenktijden, evenementenontheffingen, commerciële en paracommerciële horeca.

 

In elke gemeente zullen één of meerdere contactperso(o)n(en) worden aangesteld die zorgen voor een goede afstemming tussen beleid en toezicht.

1.2 Handhaving

In aansluiting op het toezicht zijn ook alle handhavende bevoegdheden per 1 januari 2013 naar de gemeente gegaan. Dit betekent dat de gemeente de bestuursrechtelijke handhaving met betrekking tot de Drank- en Horecawetgeving heeft geïntensiveerd en uitgebreid. Ook het nieuwe instrument van bestuurlijke boete is regelmatig ingezet.

 

De werkgroep handhaving en regelgeving van Fris Valley heeft destijds de opdracht gekregen een regionaal nalevingsbeleid van de Drank- en Horecaregelgeving op te stellen. Het is duidelijker en sterker als de regio met eenzelfde aanpak optreedt tegen overtredingen. Ook voor de regionaal werkende BOA’s is het prettige om een gezamenlijk handhavingsbeleid te werken. Ervaringen kunnen worden uitgewisseld en beleid kan tijdig worden aangepast. Voor wat betreft handhaving treden de BOA’s in alle aangesloten gemeenten op. Alcoholgebruik door jongeren onder de 18 jaar (artikel 45 DHW) is een speerpunt in de handhaving. Deze jongeren krijgen, via hun ouders, de mogelijkheid om een speciaal traject via bureau HALT te volgen.

 

In een speciaal daarvoor vastgesteld convenant, ondertekend door de politie, justitie en deelnemende gemeenten zijn de bevoegdheden van de drank-en horeca BOA’s vastgelegd.

1.3 Communicatie

“Voorkomen is beter dan genezen” is een bekend spreekwoord en dit geldt des te meer voor de handhaving van de DHW. De basis van de wet is immers de bevordering van de openbare orde en volksgezondheid. Om overtredingen te kunnen voorkomen is inzicht in het gedrag van (potentiële) overtreders van grote betekenis.

 

Het Ministerie van Justitie heeft onderzoek verricht naar aspecten die een rol spelen bij de afweging voor mensen om -kort gezegd- bewust of onbewust de regels te overtreden. In dit onderzoek zijn 11 aspecten benoemd (de “Tafel van elf”) die van invloed zijn op het naleefgedrag.

Dimensies voor spontane naleving

Handhavingsdimensies

1. Kennis van de regels (bekendheid en duidelijkheid)

6. Meldingskans

2. Kosten en baten

7. Controlekans

3. Mate van acceptatie

8. Detectiekans

4. Normgetrouwheid doelgroep

9. Selectiviteit van toezicht

5. Maatschappelijke controle

10. Sanctiekans

 

11. Sanctie-ernst

Bron: Tafel van elf; Ministerie van Justitie (Veiligheid en Justitie)

 

Voor het grootste gedeelte van de mensen zal enkel het feit dat zij bekend zijn met de zaken die de wet wil beschermen al zorgen dat zij deze na willen leven. Echter een kleinere groep zal toch bewust vanuit eigen gewin op grond van diverse aspecten (bijvoorbeeld detectiekans en sanctie-ernst) een afweging maken of overtreding loont. Bij deze groep werkt alleen strafrechtelijk optreden.

 

Door de inzet van communicatiemiddelen (voorlichting) en ondersteunend optreden (vooroverleg) wordt het gedrag op een positieve manier beïnvloed. Communicatie en ondersteuning kunnen onder meer worden ingezet:

  • 1.

    om de omgeving voor te lichten en draagvlak te creëren;

  • 2.

    bij complexe en veranderende wetgeving;

  • 3.

    om bewustwording te bewerkstelligen;

  • 4.

    om de positieve voorbeelden te communiceren;

  • 5.

    om eenduidig en transparant aan te geven waarop handhaving zich gaat richten;

  • 6.

    om verantwoording af te leggen aan burgers en andere overheden;

  • 7.

    om actief om te gaan met informatie en het signaleren van trends met betrekking tot klachten en meldingen over een bepaald bedrijf (soms blijkt dat naar aanleiding van klachten nadere actie ondernomen kan en moet worden in de vergunningverlening);

  • 8.

    om het naleefgedrag te stimuleren;

  • 9.

    om kennis te nemen van de problemen of vragen van een doelgroep;

  • 10.

    om hulp te bieden bij het invullen van een aanvraagformulier.

We zetten communicatie dus strategisch in om naleving te bevorderen.

2 Sanctioneringsstappen per overtreding

In hoofdstuk drie zal per overtreding worden aangegeven op welke wijze wordt gesanctioneerd. Daarbij gelden een aantal algemene uitgangspunten:

Stappenplan

Er is sprake van een zogeheten stappenplan. Dat betekent, dat wanneer ondanks een eerdere sanctie wederom een overtreding wordt begaan een volgende zwaardere stap volgt. Dit geldt niet voor de strafbaarstelling van jongeren voor bezit van alcohol in de openbare ruimte (DHW artikel 45).

Sancties/Instrumenten

De DHW geeft een groot scala aan sanctie-instrumenten. Onderstaand schema geeft hiervan een overzicht. De sancties worden vervolgens kort toegelicht.

Bestuursrechtelijke sancties

Onderwerp

Artikel

Intrekken van de DHW-vergunning

31 DHW

Schorsen van de DHW-vergunning

32 DHW

Dwangsom/bestuursdwang

125 Gemeentewet

Sluiting van de horeca-inrichting

174 Gemeentewet

Verwijderen van bezoekers

36 DHW

Bestuurlijke boete

44 DHW e.v.

Three strikes out

19a DHW

Intrekken van de vergunning

Het intrekken van de vergunning is de bevoegdheid van de burgemeester. Tot intrekking kan worden overgegaan als bepaalde verbodsbepalingen uit de DHW niet worden nageleefd. Als zich in een inrichting feiten voor doen die gevaar opleveren voor de openbare orde of als niet langer voldaan wordt aan de inrichtingseisen of de eisen gesteld aan de leidinggevende moet de burgemeester tot intrekking van de vergunning besluiten. De procedure tot intrekking (schriftelijke waarschuwing/vooraankondiging) en de rechtsbeschermingsmogelijkheden wijzigen niet.

Schorsen van de vergunning

Naast het intrekken van de vergunning heeft de burgemeester de sanctiemogelijkheid voor het schorsen van de vergunning. De burgemeester heeft de mogelijkheid om een DHW-vergunning voor een periode van maximaal 12 weken te schorsen. De lengte van de schorsingsperiode kan worden afgestemd op de ernst van de overtreding. Tijdens de schorsing kan de burgemeester geen nieuwe DHW-vergunning verlenen. Bij schorsing wordt gelijktijdig ook de exploitatievergunning geschorst.

Bestuursdwang/dwangsom

De sancties bestuursdwang en dwangsom zijn voor de gemeente bekende instrumenten. De bevoegdheid voor het gebruik van deze sancties is gebaseerd op de Gemeentewet. In de praktijk wordt bestuursdwang toegepast om naleving van regels daadwerkelijk af te dwingen. De dwangsom kan worden gezien als een alternatief voor bestuursdwang. De gedachte achter het opleggen van een dwangsom is dat het voortduren van een overtreding wordt beëindigd (of een potentiële overtreding niet zal optreden).

Sluiting van een horeca-inrichting

Dit is een vorm van bestuursdwang. Met dit instrument kan een illegale situatie daadwerkelijk worden beëindigd.

Verwijderen bezoekers

De burgemeester heeft de bevoegdheid om personen de toegang tot ruimtes te ontzeggen waar in strijd met de DHW alcoholhoudende drank wordt verstrekt.

Bestuurlijke boete

De DHW kent sinds 2005 het instrument bestuurlijke boete. Er hoeft geen beroep te worden gedaan op politie of Openbaar Ministerie (OM). De bestuurlijke boete kan sinds 2013 door de burgemeester rechtstreeks –zonder tussenkomst van de rechter- worden opgelegd. De boete die wordt geïnd valt toe aan de gemeente. Een bestuurlijke boete kan niet samen met een andere punitieve bestuurlijke- of strafrechtelijke sanctie worden opgelegd. Het kan wel samen met een reparatoire (herstellende) sanctie zoals een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang worden opgelegd.

 

Het Besluit bestuurlijke boete DHW bevat een overzicht bij welke overtredingen een bestuurlijke boete kan worden opgelegd. In de bijlage bij dit besluit staat welk boetebedrag bij welke overtreding wordt opgelegd. De hoogte van de boete is afgestemd op de ernst van de overtreding, of er sprake is van herhaling en er wordt onderscheid gemaakt naar de grootte van de onderneming.

 

De toezichthouder stelt een boeterapport op dat met het voornemen opleggen bestuurlijke boete naar de overtreder wordt verzonden. Er is mogelijkheid tot indienen van zienswijze, waarna de burgemeester kan besluiten tot het opleggen van een bestuurlijke boete.

Three strikes out

Three strikes out is in 2013 opgenomen in de DHW. Deze sanctie houdt in dat de burgemeester de verkoop van alcohol in een supermarkt kan verbieden wanneer deze supermarkt voor de derde maal in één jaar een overtreding van artikel 20, eerste lid DHW begaat (het niet vaststellen van de leeftijd bij de verkoop van alcoholhoudende drank). De burgemeester kan bepalen hoe lang het recht om alcohol te verkopen wordt ontnomen; minimaal 1 week tot maximaal 12 weken. Deze sanctie kan door middel van bestuursdwang geëffectueerd worden.

Strafrechtelijke sancties

Onderwerp

Artikel

Wet Economische Delicten jo diverse artikelen DHW

1 WED

Strafbaarstelling jongeren < 18 jaar

45 DHW

 

Artikel 45 DHW kan alleen via het strafrecht worden afgehandeld. De afhandeling van deze artikelen verloopt altijd via het OM.

Bij vele andere artikelen kan zowel strafrechtelijk als bestuursrechtelijk worden opgetreden.

Wet Economische Delicten (WED)

In de WED is een aantal overtredingen van de DHW aangemerkt als een economisch delict. Dit betekent dat bij overtreding ook een strafrechtelijke vervolging kan worden ingesteld en een straf kan volgen. Kenmerk van een strafrechtelijke sanctie is dat de overtreder een straf krijgt opgelegd.

Strafbaarstelling jongeren onder de 18 jaar (DHW)

Op basis van artikel 45 DHW zijn jongeren onder de 18 jaar zelf strafbaar wanneer zij alcoholhoudende drank aanwezig hebben op voor publiek toegankelijke plaatsen. Het maakt daarbij niet uit of de verpakking geopend is. De strafbaarheid geldt niet in huis, hier ligt de verantwoordelijkheid van alcoholconsumptie bij de ouders. Ook in de supermarkt of slijterij is de jongere niet strafbaar, hier is het de verantwoordelijkheid van de drankverstrekker om geen alcoholhoudende drank aan jongeren onder de 18 jaar te verkopen.

Op alle andere voor publiek toegankelijke plaatsen is de jongere wel strafbaar. Artikel 45 is een strafrechtelijke sanctie. Dit betekent dat de sanctie alleen door een BOA en een politieagent opgelegd kan worden. De sanctieoplegging vindt plaats onder verantwoordelijkheid van het OM. Op overtreding van dit artikel kan een sanctie worden opgelegd uit de 1e categorie. Voor een jongere onder de 16 jaar bedraagt de boete € 45,=, boven de 16 jaar is het boetebedrag € 90,=. Daarboven komt een bedrag € 9,= administratiekosten.

Voor een eerste overtreding kan ook een HALT-traject worden aangeboden. Bij recidive is dit niet mogelijk en wordt de overtreding via het strafrecht afgehandeld.

Overtreding van meerdere artikelen

Het komt voor dat op een gedraging, feit of omstandigheid meerdere stappenplannen van toepassing zijn. In dat geval zal in de regel de zwaarste sanctie volgen. In sommige gevallen kan er ook voor worden gekozen om meerdere sancties tegelijkertijd op te leggen. Bijvoorbeeld wanneer in een café veel geweld plaatsvindt en de uitbater is hierbij actief betrokken.

Dan zal niet alleen zijn zaak worden gesloten ter bescherming van de openbare orde en veiligheid. De exploitant zal tevens ‘in enig opzicht van slecht levensgedrag’ zijn en kan daarmee niet een nieuwe zaak beginnen of elders als leidinggevende gaan werken. Bij meerdere bestuurlijke boetes worden deze bij elkaar opgeteld.

Dwingendrechtelijke bepalingen

Voorts zullen in dit nalevingsbeleid stappen zijn opgenomen die direct uit de DHW, DHV of APV volgen. Het gaat om zogeheten dwingendrechtelijke bepalingen. In die gevallen bestaat geen beleidsvrijheid. De stappen zijn volledigheidshalve opgenomen. Het maken van uitzonderingen is echter juridisch niet mogelijk. Deze stappen zijn dan ook geen echte beleidskeuze.

Beoordelingsruimte

Overheden hebben beoordelingsruimte bij hun wijze van handhavend optreden. Uit de jurisprudentie blijkt, dat de hoofdregel is dat moet worden opgetreden. Hierop zijn slechts weinig uitzonderingen mogelijk. De beoordelingsruimte is dan ook voornamelijk gelegen in de wijze waarop wordt opgetreden. In dit beleid wordt deze beoordelingsruimte nader ingevuld. Vastgelegd wordt op welke wijze wordt opgetreden tegen de meest voorkomende overtredingen. Uiteraard kunnen zich altijd uitzonderingsgevallen voordoen. In die gevallen kan van het beleid worden afgeweken. Hierbij wordt gemotiveerd waarom een lichtere of een zwaardere sanctie passend is (zie hiervoor ook onder het kopje “Afwijken van beleid”).

Proportionaliteit

In de handhaving is het wegen van de aard en de ernst van een overtreding het uitgangspunt voor de wijze van sanctionering. Een kleine overschrijding van de terrasgrenzen vraagt een andere sanctie dan een terras waar helemaal geen vergunning voor is verleend. Kortom de sanctie moet evenredig zijn vergeleken met de overtreding. De proportionaliteit komt ook terug in de keuze om bij aanhoudende overtredingen steeds zwaarder te sanctioneren dan bij een éénmalige fout. Zo kan begonnen worden met een waarschuwing en geëindigd worden met intrekking van de horecavergunningen (bijvoorbeeld de drank-en horecavergunning en de exploitatievergunning).

Afwijken van beleid

De mogelijkheid bestaat om van het basisbeleid af te wijken. Indien sprake is van verzwarende omstandigheden of excessen dan kan besloten worden om een zwaardere sanctie op te leggen dan het beleid voorschrijft. Ook is het mogelijk om in onvoorziene uitzonderingssituaties een lichtere of geen sanctie op te leggen. Hiervan zal echter niet snel sprake zijn. In beide gevallen geldt een verzwaarde motiveringsplicht.

Bijzondere verantwoordelijkheid voor exploitanten en leidinggevenden

Zowel de DHW als de APV stellen specifieke eisen aan de horecaondernemer en zijn leidinggevenden. Aan deze personen worden bijzondere eisen gesteld ten aanzien van ondermeer hun levensgedrag, leeftijd en functioneren. Het zijn dan ook primair deze personen die de rust en orde in en rondom hun horecagelegenheid moeten waarborgen. Ook als de exploitant niet in dienst is, blijft hij verantwoordelijk voor de gang van zaken in en rondom de inrichting die door hem met gebruikmaking van de vergunning wordt geëxploiteerd (zie de uitspraken van de Raad van State ECLI:NL:RVS:2009:BJ8264 en ECLI:NL:RVS:2001:AP5167). In de opbouw van de sancties is rekening gehouden met de bijzondere verantwoordelijkheden die bij leidinggevenden en exploitanten berusten.

Bevoegdheidsverdeling

In het algemeen is de burgemeester het bevoegde bestuursorgaan om handhavend op te treden. Dit geldt voor zowel de DHW, de DHV als de APV. Op grond van artikel 32 van de APV kan ook het college het bevoegd bestuursorgaan zijn. Dit is het geval wanneer de openbare inrichting als bedoeld in artikel 22 APV geen voor publiek openstaand gebouw of bijbehorend erf is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet. Een voorbeeld hiervan is een besloten studentensociëteit.

3 Stappenplan

In dit hoofdstuk treft u een opsomming aan van de mogelijke overtredingen van artikelen uit de Drank- en Horecawet (DHW), het Wetboek van Strafrecht (WSr), de Wet op de Kansspelen (WoK), de Drank- en Horecaverordening gemeente Barneveld (DHV), de Algemeen plaatselijke verordening gemeente Barneveld (APV) en de beleidsregels. Om effectief met deze regels te kunnen werken is ervoor gekozen om de overtredingen te groeperen rondom de volgende thema’s: horeca, detailhandel en slijterij, jeugd, openbare ruimte en openbare orde. De cijfers van elk stappenplan geven aan na hoeveel geconstateerde overtredingen betreffende maatregel wordt genomen. Dus:

  • 1.

    maatregel X wordt genomen na de eerste keer dat de overtreding is geconstateerd;

  • 2.

    maatregel Y wordt genomen na de tweede keer dat de overtreding is geconstateerd;

  • 3.

    etc.

Door dit systeem wordt de inning van een verbeurde dwangsom apart genoemd, omdat deze inning plaatsvindt na een volgende constateerde overtreding.

 

De verjaring begint op de constateringsdatum van de eerste overtreding, tenzij dit anders is aangegeven. Dit houdt in dat -ingeval van een verjaringstermijn van één jaar- er een jaar (dus geen kalenderjaar) is verstreken na de laatste overtreding, zonder dat sprake is van een opvolgende overtreding voor hetzelfde feit, de ondernemer met een schone lei begint.

3.1 Horeca algemeen

 

3.1.1 Exploitatie horeca-inrichting/slijtlokaliteit zonder vergunning(en) (artikel 3 DHW, artikel 23 APV)

  • 1.
    • a.

      Indien er concreet zicht op legalisering bestaat dient binnen zeven dagen een ontvankelijke aanvraag te worden ingediend.

    • b.

      Als deze termijn ongebruikt verstrijkt, volgt stap twee;

  • 2.

    Indien er geen concreet zicht op legalisering bestaat of er wordt niet voldaan aan stap 1; bestuurlijke boete met mogelijkheid tot sluiting inrichting;

  • 3.

    Last onder bestuursdwang strekkende tot sluiting van de horeca-inrichting.

Verjaringstermijn: n.v.t.

Toelichting:

Exploitatie zonder de benodigde drank- en horeca- en/of exploitatievergunning (overtreding artikel 3 DHW en/of art 23 APV) kan niet worden toegestaan. De noodzakelijke indringende toetsing van de ondernemer, zijn leidinggevende(n), de openbare orde, veiligheid en de woon- en leefomgeving moet echt zijn afgerond alvorens een horecabedrijf zijn deuren voor publiek mag openen. Om zo snel mogelijk deze toetsing te starten kan alleen bij concreet zicht op legalisering (een ondernemer is bijvoorbeeld al getoetst voor een andere inrichting) binnen zeven dagen een ontvankelijke aanvraag worden ingediend. Wanneer na de behandeling van de aanvraag blijkt dat de vergunning niet kan worden verleend, zal het horecabedrijf alsnog haar deuren moeten sluiten. Indien een ondernemer naar aanleiding van een (mondelinge) waarschuwing niet terstond zijn bedrijf sluit volgt direct een last onder bestuursdwang om de sluiting af te dwingen.

 

Is er geen concreet zicht op legalisering of wordt de geboden termijn overschreden dan volgt stap 2 en zal de inrichting worden gesloten.

3.1.2 Exploitatie in strijd met vergunningvoorschriften en overige gedragsbepalingen uit de DHW, DHV en APV voor zover niet elders gespecificeerd (onder andere art. 4 lid 5; 9 lid 3, 4 en 5; 12; 13; 14 lid 1 en 2; 15; 16; 17; 18 lid 3; 19; 20; 22 lid 1, art 25 lid 3 DHW en artikel 22 tot en met 32, en 67 APV)

Bij overtreding van de DHW voor zover niet elders gespecificeerd:

  • 1.

    Bestuurlijke boete;

  • 2.

    Verhoogde bestuurlijk boete;

  • 3.

    Schorsing van de DHW vergunning voor maximaal vier weken;

  • 4.

    Intrekking van de DHW vergunning.

Bij overtreding van de APV of DHV, niet elders gespecificeerd:

  • 1.

    Schriftelijke waarschuwing;

  • 2.

    Last onder dwangsom;

  • 3.

    Inning verbeurde dwangsom;

  • 4.

    Schorsing van de APV/DHV vergunning voor maximaal vier weken;

  • 5.

    Intrekking APV/DHV vergunning.

Verjaringstermijn: 2 jaar na 1e overtreding .

Toelichting:

Bij de vergunningverlening kunnen voorschriften aan een vergunning worden verleend. Dit kan ook achteraf gebeuren. Dit alles volgt uit artikel 2 van de DHV, artikel 4 APV, de nadere regels bij de APV en de Nota Horecabeleid gemeente Barneveld. Uiteraard moeten deze voorschriften worden nageleefd. Overtreding van de vergunningvoorschriften wordt volgens het onderhavige stappenplan gesanctioneerd. Er is gekozen voor een verjaringstermijn om een exploitant na twee jaar met een schone lei te kunnen laten beginnen. Het kan gaan om onder meer de volgende artikelen 4 lid 5; 9 lid 3,4 en 5; 12; 13; 14 lid 1 en 2; 15; 16; 17; 18 lid 3; 19; 20; 22 lid 1.

 

Indien de overtreding wordt begaan door een onderneming en/of persoon die niet vergunningplichtig is op grond van de DHW of APV, dan is intrekking van de vergunning niet aan de orde bijvoorbeeld bij art 25 lid 3 DHW. Een bestuurlijke boete ligt alsdan wel in de rede (daar waar het overtreding van de DHW betreft) evenals de last onder dwangsom of een tijdelijke sluiting van het lokaal op grond van de APV.

3.1.3 Exploitatie buiten toegestane openingstijden (artikel 26 lid 1 en 2 APV)

  • 1.

    Schriftelijke waarschuwing;

  • 2.

    Opleggen last onder dwangsom;

  • 3.

    Inning verbeurde dwangsom;

  • 4.

    Tijdelijke sluiting van de inrichting voor maximaal vier weken

Verjaringstermijn: tussen stap 1 en 2 één jaar; na stap 2 twee jaren.

Toelichting:

Voor exploitatie buiten toegestane openingstijden, zoals beschreven in artikel 26 lid 1 en 2 APV en het horecabeleid gemeente Barneveld , geldt bovenstaand stappenplan.

3.1.4 Exploitatie buiten toegestane verruimde openingstijden en/of in strijd met de nadere regels en/of de vergunning zelf (artikel 26 lid 3 tot en met lid 8 APV)

  • 1.

    Schriftelijke waarschuwing;

  • 2.

    Beperking openingstijden tot algemene sluitingstijden uit artikel 26 lid 1 APV gedurende één week;

  • 3.

    Beperking openingstijden tot algemene sluitingstijden uit artikel 26 lid 1 APV gedurende twee weken;

  • 4.

    Intrekken ontheffing verruimde sluitingstijden.

Verjaringstermijn tussen stap 1, 2 en 3: één jaar; na stap 3 twee jaar .

Toelichting:

De vergunning is niet vanzelfsprekend. De vergunning kan volgens aangegeven stappenplan tijdelijk of permanent worden ingetrokken, wanneer de toegestane verruimde openingstijden alsnog worden overschreden of in strijd wordt gehandeld met andere voorschriften en regels die samenhangen met de vergunning.

 

3.1.5 Schenken buiten vastgestelde schenktijden (art 6, 7 en 8 DHV jo art 4 eerste lid DHW)

  • 1.

    Schriftelijke waarschuwing;

  • 2.

    Bestuurlijke boete;

  • 3.

    Verhoogde bestuurlijke boete;

  • 4.

    Schorsing van de drank-en horecavergunning voor maximaal vier weken;

  • 5.

    Intrekking drank en horecavergunning.

Verjaringstermijn: 2 jaar.

Toelichting:

In de DHV (artikelen 6, 7 en 8) zijn de schenktijden vastgelegd voor verschillende soorten horecabedrijven. Het gaat om paracommerciële inrichtingen alsmede andere soorten niet-reguliere horecabedrijven (zoals horeca bij onder andere sport-, onderwijs-, buurt/welzijns- en jeugdorganisaties. Uit het oogpunt van eerlijke mededinging (waar het paracommerciële horeca betreft) en het belang van alcoholmatiging is naleving en sanctionering van deze regels vereist. Hierbij is gekozen voor een opbouw in zwaarte van sancties. Bij de stappen 4 en 5 wordt de drank- en horecavergunning geschorst en ingetrokken, zodat geen alcoholhoudende dranken meer kunnen worden geschonken.

3.1.6 Verstrekken van sterke drank tijdens bijzondere bijeenkomst van zeer tijdelijke aard (evenementen) waarvoor ontheffing is verleend voor schenken zwak-alcoholische drank (artikel 35 DHW)

  • 1.

    Bestuurlijke boete

  • 2.

    Hogere bestuurlijke boete

  • 3.

    Last onder dwangsom

  • 4.

    Inning last onder dwangsom

Verjaringstermijn: niet van toepassing.

Toelichting:

Op basis van artikel 35 DHW kan uitsluitend ontheffing worden verleend voor het schenken van zwakalcoholhoudende drank bij bijeenkomsten van zeer tijdelijke aard (evenementen). In het belang van de volksgezondheid maar ook de openbare orde en veiligheid is hiervoor gekozen. Gelet op de risico’s van het verstekken van sterke drank is gekozen voor dit strikte stappenplan. Bij meerdaagse evenementen volgt naast een bestuurlijke boete ook oplegging van een last onder dwangsom om verdere overtreding te voorkomen, tenzij de organisator terstond de sterke drank verwijdert.

3.1.7 Afwezigheid leidinggevende terwijl zaak voor publiek is geopend (artikel 24 lid 1 en 2 onder a en b DHW)

  • 1.

    Bestuurlijke boete;

  • 2.

    Verhoogde bestuurlijke boete;

  • 3.

    Nogmaals verhoogde bestuurlijke boete

  • 4.

    Schorsen vergunning voor één week;

  • 5.

    Schorsen vergunning voor vier weken;

  • 6.

    Intrekking DHW en APV vergunningen.

Verjaringstermijn: 2 jaar.

Toelichting:

Op basis van de DHW (artikel 24 lid 1 en 2 onder a en b) mag een horeca-inrichting alleen voor publiek zijn geopend als er een leidinggevende aanwezig is, die als zodanig op de vergunningen staat vermeld. In de horecaregelgeving worden allerhande eisen gesteld aan de persoon van leidinggevende. Het mag dan ook voor zich spreken dat deze persoon dan ook in het bedrijf aanwezig is tijdens de openingstijden. Als een bestuurlijke boete met schriftelijke waarschuwing niet volstaat dan volgt een (hogere) bestuurlijke boete met tweede schriftelijke waarschuwing. Indien ook dit niet helpt, dan wordt de drank- en horecavergunning en/of exploitatievergunning geschorst en uiteindelijk ingetrokken. Er kan immers worden geconcludeerd dat de bedrijfsvoering gebrekkig is hetgeen een gevaar oplevert voor de openbare orde en veiligheid. Ook het levensgedrag van ondernemer loopt gevaar bij aanhoudende overtredingen.

3.1.8 Personeel onder de 16 jaar doet dienst in lokaliteit gedurende de tijd dat hier drank wordt verstrekt (DHW artikel 24 lid 3)

  • 1.

    Bestuurlijke boete;

  • 2.

    Verhoogde bestuurlijke boete;

  • 3.

    Nogmaals verhoogde bestuurlijke boete

  • 4.

    Schorsen vergunning voor één week;

  • 5.

    Schorsen vergunning voor vier weken;

  • 6.

    Intrekking DHW en APV vergunningen.

Verjaringstermijn: 2 jaar

Toelichting:

Leeftijdsgrenzen zijn erg belangrijk in de regelgeving rondom drankverstrekking. Het is daarom ook zonder meer onwenselijk om te jeugdig personeel te laten werken in een omgeving waar alcohol wordt verstrekt. In artikel 24 lid 3 DHW is een verbod opgenomen.

3.1.9 Leidinggevende kennelijk onder invloed van alcohol en/of psychotrope stoffen (drugs) (artikel 20 DHW)

Zodra wordt geconstateerd dat een leidinggevende deze overtreding heeft begaan, vindt een beoordeling van zijn levensgedrag plaats. Er wordt informatie ingewonnen bij Justitie via dienst Justis en bij de politie op basis van de Wet politiegegevens.

 

  • A:

    Indien, op het moment dat de leidinggevende kennelijk onder invloed van alcohol en/of psychotrope stoffen was, zich zaken in de inrichtingen hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het van kracht blijven van de vergunning een gevaar zou opleveren voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid:

    • 1.

      Intrekking van de vergunning (art 31 DHW, eerste lid onder c) met eventuele sancties volgend uit overtredingen van artikelen in hoofdstuk 3.6 (Openbare orde);

       

  • B:

    Andere gevallen:

    • B1:

      Persoon in kwestie voldoet niet langer aan de eisen gesteld in artikel 8 DHW: toepassing artikel 3.1.11;

    • B2:

      Er kan niet worden vastgesteld dat de persoon in kwestie niet langer voldoet aan de eisen gesteld in artikel 8 DHW:

      • 1.

        Bestuurlijke boete;

      • 2.

        Sluiting van het horecabedrijf voor maximaal vier weken;

      • 3.

        Intrekking vergunning(en) (art 31 lid 2 DHW).

Verjaringstermijn: aansluiten bij ‘Besluit eisen zedelijk gedrag Drank- en Horecawet’.

Toelichting:

De bijzondere verantwoordelijk van de leidinggevende verzet zich tegen drugsgebruik en teveel alcoholconsumptie tijdens zijn werk. De leidinggevende heeft de plicht om zijn klanten aan te spreken op hun gedrag en te behoeden voor teveel drankgebruik. Dan kan de leidinggevende zelf niet onder invloed zijn.

Door zijn gedrag – het drugsgebruik en/of overmatige alcohol gebruik – overtreedt de leidinggevende het verbod gesteld in artikel 20 van de DHW.

 

In artikel 31 van de DHW is dwingendrechtelijk opgenomen, dat de vergunningen moeten worden ingetrokken indien leidinggevende(n) niet meer voldoen aan artikel 8 van de DHW. Of dit het geval is wordt beoordeeld aan de hand van een onderzoek naar de antecedenten van de betrokken leidinggevenden. Als blijkt dat een leidinggevende in enig opzicht van slecht levensgedrag is, dan laat artikel 31 lid 1 onder b DHW in combinatie met artikel 8 lid 2 en 3 DHW geen andere keus dan intrekking door toepassing van het gestelde in artikel 3.1.13 van deze beleidsregels.

 

Mochten zich, gedurende de periode dat de leidinggevende onder invloed verkeerde, openbare ordeaantastingen hebben voorgedaan (zoals een vechtpartij) en deze vanwege het gedrag van de leidinggevende verergerd zijn, dan kan de vergunning niet langer in stand blijven vanwege de vrees voor de openbare orde, veiligheid en zedelijkheid.

3.1.10 Doorschenken en aanwezigheid personen die in (a) kennelijke staat van dronkenschap of (b) kennelijk onder invloed van andere psychotrope stoffen verkeren (artikel 20 lid 5 DHW; artikel 252 WvSr)

  • 1.

    Bestuurlijke boete en gesprek met leidinggevende en vergunninghouder;

  • 2.

    Schorsing DHW en APV vergunningen voor twee weken;

  • 3.
    • a)

      Intrekken vergunning(en) als betrokken leidinggevende de exploitant is;

    • b)

      Als de betrokken leidinggevende een personeelslid is krijgt de exploitant vier weken de tijd de betrokken leidinggevende uit zijn functie te zetten en van de vergunning af te schrijven; anders volgt alsnog intrekking van de vergunning(en).

Verjaringstermijn: 2 jaar.

Toelichting:

In artikel 20 lid 5 DHW is expliciet opgenomen dat het verboden is in een horecalokaliteit of op een terras de aanwezigheid toe te laten van een persoon die in kennelijke staat van dronkenschap of kennelijk onder invloed van andere psychotrope stoffen verkeert. In het WSr (artikel 252) is opgenomen dat het verstrekken van alcohol aan personen die kennelijk al dronken zijn, verboden en dus ook strafbaar is. Door het doorschenken dan wel het aanwezig laten zijn van personen in kennelijke staat van dronkenschap.

 

Eén van de belangrijkste taken van een leidinggevende is dan ook hierop toe te zien. De aanwezigheid van personen ‘in kennelijke staat’ is niet alleen hinderlijk maar ook een risico voor de gezondheid, de openbare orde en de veiligheid. Dit rechtvaardigt een strenge aanpak.

Na een eerste overtreding volgt een schriftelijke waarschuwing en een gesprek met de leidinggevende en de vergunninghouder om de oorzaak te achterhalen en nieuwe incidenten te voorkomen. Bij een tweede overtreding worden de DHW- en exploitatievergunning geschorst voor twee weken. In deze twee weken heeft de betrokken exploitant de gelegenheid zodanige maatregelen te treffen dat deze overtreding zich niet zal herhalen. In artikel 31 lid 2 DHW is opgenomen dat een DHW-vergunning kan worden ingetrokken als de vergunninghouder de bij of krachtens deze wet gestelde regels, dan wel de aan een vergunning of ontheffing verbonden voorschriften of beperkingen niet nakomt. Bij een derde overtreding volgt op grond van dit artikel intrekking van de vergunningen als de betrokken leidinggevende de exploitant is. Indien de betrokken leidinggevende een personeelslid is, krijgt de exploitant vier weken de kans om zodanige maatregelen te treffen dat de betrokken persoon niet langer als leidinggevende werkzaam is in de inrichting. Als bij controle geconstateerd wordt dat deze persoon in de inrichting aanwezig is en zich gedraagt als ware hij leidinggevende, volgt alsnog intrekking van de vergunning.

 

Voorts wordt uitdrukkelijk benadrukt, dat bij excessen terstond intrekking van de vergunning(en) volgt. Van een exces is in ieder geval sprake als een aanzienlijk deel van de klanten in kennelijk staat van dronkenschap verkeert.

3.1.11 Leidinggevende in enig opzicht van slecht levensgedrag is of op een andere manier niet langer voldoet aan de eisen gesteld in artikel 8 DHW (artikel 31 onder b en artikel 8 lid 1, 2 en 3; exploitatievergunning o.g.v. artikel 6 en 23 APV)

  • 1.
    • a)

      Indien het de exploitant zelf betreft: intrekken vergunning(en);

    • b)

      Indien het een personeelslid betreft dan krijgt de exploitant vier weken de tijd de betrokken leidinggevende uit zijn functie te zetten en van de vergunning af te schrijven anders volgt alsnog intrekking van de vergunning(en).

Toelichting:

In de DHW is dwingendrechtelijk opgenomen, dat de vergunningen moeten worden ingetrokken indien leidinggevende(n) niet meer voldoen aan de eisen gesteld in artikel 8 DHW. Dit is het geval als zij in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn. Artikel 31 lid 1 onder b in combinatie met artikel 8 lid 2 en 3 DHW laten geen andere keus dan intrekking. In de Apv kan op basis van artikel 6 in samenhang met artikel 23 APV ook de vergunning worden ingetrokken. Ingevolge artikel 31 lid 2 DHW wordt een exploitant wel in de gelegenheid gesteld een leidinggevend personeelslid uit zijn functie te zetten en van de vergunning te doen afschrijven. Hij kan aldus de ‘rotte appel’ verwijderen teneinde zijn vergunning te behouden. Als bij controle geconstateerd wordt dat deze persoon in de inrichting aanwezig is en zich gedraagt als ware hij leidinggevende, alsnog intrekking van de vergunning(en) volgt op grond van artikel 31 lid 1 onder a DHW.

 

Bij de beoordeling van het levensgedrag wordt niet alleen gekeken naar onherroepelijke veroordeling. Aan de burgemeester komt – ingevolge vaste jurisprudentie – een grote beleidsvrijheid toe bij de beoordeling van het levensgedrag. Daarbij wordt benadrukt dat ook het Besluit eisen zedelijk gedrag DHW 1999 geen uitputtend karakter heeft. Alle gedragingen die relevant zijn voor het functioneren van een leidinggevende kunnen worden meegewogen. In eerste instantie worden alleen gedragingen uit de afgelopen vijf jaar meegewogen. Echter wanneer blijkt dat een persoon in deze vijf jaar strafbare feiten heeft begaan dan kan verder worden teruggekeken.

3.2 Paracommerciële Horeca

3.2.1 Handelen in strijd met een ontheffing voor paracommerciële horeca (op basis van artikel 4 lid 4 DHW of artikel en 18 DHV) en de daaraan verbonden regels en voorschriften

  • 1.

    Bestuurlijke boete;

  • 2.

    Verhoogde bestuurlijke boete;

  • 3.

    Intrekking van de ontheffing.

Verjaringstermijn:

  • na stap 1 en 2: 2 jaar,

  • na stap 3: 6 maanden (daarna kan weer een ontheffing worden aangevraagd).

Toelichting:

Op basis van artikel 4 lid 4 DHW en artikel 18 DHV kan de burgemeester ontheffing verlenen van diverse bepalingen. In de regel gaat het om het toestaan van bijzondere bijeenkomsten van zeer tijdelijke aard bij paracommerciële bedrijven. Daarnaast kan het gaan om afwijking van de schenktijden of het verbod om sterke drank te schenken.

 

Een ontheffing is niet vanzelfsprekend. De regels hieromtrent moeten strikt worden nageleefd. Anders wordt de ontheffing ingetrokken. Na intrekking geldt het normale regime weer. Wanneer dit wordt overtreden volgt handhavend optreden volgens het van belang zijnde stappenplan.

3.2.2 Schenken van alcohol in paracommerciële inrichtingen tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en overige persoonlijke bijeenkomsten op basis van artikel 4 lid 3 onder b DHW of artikel 9 van de DHV en de daaraan verbonden regels en voorschriften

  • 1.

    Bestuurlijke boete;

  • 2.

    Last onder dwangsom;

  • 3.

    Inning verbeurde dwangsom;

  • 4.

    Schorsing van de vergunning voor maximaal vier weken.

Verjaringstermijn: 2 jaar.

Toelichting:

In artikel 9 van de DHV is bepaald dat het verboden is voor paracommerciële inrichtingen om alcohol te verstrekken tijdens privébijeenkomsten. Hiermee wordt oneerlijke concurrentie tegengegaan. Bovendien verzet het bestemmingsplan zich in de regel tegen het organiseren van dit soort bijeenkomsten. Het merendeel van de paracommerciële inrichtingen is immers niet gevestigd op een perceel of in een pand met een bestemming die dit soort activiteiten toestaat.

3.2.3 Schenken buiten vastgestelde schenktijden (art 7 en 8 DHV jo art 4 eerste lid DHW)

  • 1.

    Schriftelijke waarschuwing;

  • 2.

    Bestuurlijke boete;

  • 3.

    Verhoogde bestuurlijke boete;

  • 4.

    Schorsing van de drank-en horecavergunning voor maximaal vier weken;

  • 5.

    Intrekking drank en horecavergunning.

Verjaringstermijn: 2 jaar.

Toelichting:

In de DHV (artikelen 6, 7 en 8) zijn de schenktijden vastgelegd voor verschillende soorten horecabedrijven. Het gaat om paracommerciële inrichtingen alsmede andere soorten niet-reguliere horecabedrijven (zoals horeca bij onder andere sport-, onderwijs-, buurt/welzijns- en jeugdorganisaties. Uit het oogpunt van eerlijke mededinging (waar het paracommerciële horeca betreft) en het belang van alcoholmatiging is naleving en sanctionering van deze regels vereist. Hierbij is gekozen voor een opbouw in zwaarte van sancties. Bij de stappen 4 en 5 wordt de drank- en horecavergunning geschorst en ingetrokken, zodat geen alcoholhoudende dranken meer kunnen worden geschonken.

3.2.4 Afwezigheid leidinggevende/gekwalificeerde barvrijwilliger tijdens verstrekken alcoholhoudende drank (art 24 lid 2 DHW)

  • 1.

    Schriftelijke waarschuwing;

  • 2.

    Bestuurlijke boete;

  • 3.

    Verhoogde bestuurlijke boete;

  • 4.

    Schorsing van de drank-en horecavergunning voor maximaal vier weken;

  • 5.

    Intrekking drank en horecavergunning.

Verjaringstermijn: 2 jaar.

Toelichting:

Bij een paracommerciële rechtspersoon is het toegestaan tijdens het verstrekken van de alcoholhoudende drank in plaats van de leidinggevende of iemand die (nog) moet worden bijgeschreven (art 24 lid 2 sub a) ook een barvrijwilliger dienst te laten doen. Voorwaarde is wel dat de barvrijwilliger de voorlichtingsinstructie heeft gevolgd. Hier wordt gekozen voor een waarschuwing waarna bij herhaling een bestuurlijke boete volgt. De volgende stappen leiden uiteindelijk tot intrekking van de vergunning, zodat niet langer alcoholhoudende drank kan worden geschonken.

3.3 Detailhandel en slijterij

3.3.1 Verkoop van alcohol door detailhandel in strijd met leeftijdsgrenzen (artikel 19a en 20 DHW)

  • 1.

    Bestuurlijke boete;

  • 2.

    Verhoogde bestuurlijke boete

  • 3.

    Nog hogere bestuurlijke boete

  • 4.

    Na drie constateringen in één jaar volgt verbod op verkoop van alcohol gedurende 2 weken;

  • 5.

    Bij vervolgovertreding volgt een verbod op de verkoop van alcohol tot maximaal 12 weken.

Verjaringstermijn: 12 maanden (op grond van het Besluit bestuurlijke boete DHW)

Toelichting:

Goede naleving van de wettelijke leeftijdsgrenzen is van cruciaal belang. Het vormt immers één van de kernpunten van de wetgeving. Voorts blijkt uit onderzoek dat de (te gemakkelijke) beschikbaarheid/verkrijgbaarheid van alcohol voor jongeren sneller leidt tot verslaving en overige alcoholgerelateerde problemen.

3.3.2 De aanwezigheid van alcoholhoudende drank en/of het laten nuttigen van alcohol in voor publiek geopende ruimte, anders dan in de rechtmatige uitoefening van het slijtersbedrijf of horecabedrijf (artikel 25 lid 1 en 2 DHW)

  • 1.

    Bestuurlijke boete en gelegenheid overtreding te beëindigen;

  • 2.

    Verhoogde bestuurlijke boete en last onder bestuursdwang;

Verjaringstermijn: twee jaar.

Toelichting:

Op basis van artikel 25 lid 1 en 2 DHW is het verboden om ‘in een voor publiek geopende ruimte’ alcohol te verkopen, te schenken en/of op voorraad te hebben. Dit verbod geldt niet voor slijterijen en horecabedrijven met een vergunning. Ook detailhandel die voldoet aan de eisen van artikel 18 DHW (supermarkten, warenhuizen en traiteurs) valt niet onder het verbod, voor zover het de verkoop van zwakalcoholhoudende drank voor gebruik elders dan ter plaatse betreft. Wanneer deze zaken sterke drank verkopen dan wel alcoholhoudende drank verstrekken voor consumptie ter plaatse kan worden opgetreden op grond van het stappenplan genoemd onder 3.1.1.(de exploitatie van een horecabedrijf zonder geldige vergunningen).

 

De overtreding is vergelijkbaar met het exploiteren van een slijterij of horecabedrijf zonder DHW vergunning. Het is dan ook te kwalificeren als een ernstige overtreding. Het zal veelal gaan om feesten op locaties zonder vergunning, winkeliers die in strijd met de wet alcohol verkopen of bij exploitatie na overname op basis van de vergunning van de vorige eigenaar. Tegen dergelijke illegale verstrekking moet worden opgetreden.

 

In geval van overtreding van dit artikel zal eerst een bestuurlijke boete worden opgelegd en krijgt de ondernemer de gelegenheid de overtreding zelf te beëindigen. Indien dit niet gebeurt, wordt bestuursdwang toegepast: inbeslagname van aanwezige drank en/of feitelijke sluiting van de inrichting.

3.4 Jeugd

3.4.1 Persoon jonger dan 18 jaar in bezit van alcohol (artikel 45 DHW)

  • 1.

    Opmaken proces-verbaal (leidt tot boete) of HALT traject

Toelichting:

Alcohol consumeren op jonge leeftijd kan leiden tot gezondheidsschade en psychische problemen. Daarom wordt er strikt toegezien op de wettelijke leeftijdsgrenzen voor bezit van alcohol in de openbare ruimte. Overtreding wordt gestraft met een boete.

Daarnaast kan de jongere vanaf 1 januari 2014 kiezen voor een verwijzing naar Halt afdoening Alcohol voor een leerstraf. Wanneer de jongere hier niet voor kiest volgt een hogere boete.

3.4.2 Verstrekken alcohol aan jongeren onder de 18 jaar (overtreding leeftijdsgrenzen; DHW artikel 20)

  • 1.

    Bestuurlijke boete;

  • 2.

    Verhoogde bestuurlijke boete;

  • 3.

    Schorsing DHW vergunning voor maximaal twee weken;

  • 4.
    • a)

      Intrekking vergunning(en) indien verstrekker de exploitant is;

    • b)

      Indien de betrokken verstrekker een personeelslid is krijgt de exploitant vier weken de tijd de betrokken leidinggevende van de vergunning af te schrijven; anders volgt alsnog intrekking van de vergunning(en).

Verjaringstermijn: 2 jaar.

Toelichting:

Het niet naleven van de leeftijdsgrenzen voor verstrekken van alcohol zoals vastgelegd in artikel 20 DHW, is een ernstig feit. Het verstrekken van alcohol aan jeugdigen moet zonder meer worden voorkomen. Het vormt een van de kernbepalingen van de wet. Maatschappelijk en politiek wordt schenken aan jongeren dan ook als een ernstig delict gezien. In artikel 252 van het WSr wordt het ‘dronken maken’ van een kind beneden de 16 jaar strafbaar gesteld en gekwalificeerd als een misdrijf tegen de zedelijkheid. De sanctie kan zelfs gevangenisstraf en ontzetting uit beroep behelzen. Gelet op de aard en de ernst van de overtreding en de al vaker aangehaalde bijzondere verantwoordelijkheid van leidinggevenden in de horeca is gekozen van een stringente aanpak. De eerste keer volgt een bestuurlijke boete. De tweede keer volgt een (hogere) bestuurlijke boete en een schriftelijke waarschuwing. De derde keer volgt intrekking van de vergunningen indien de betrokken leidinggevende de exploitant is.

 

Ingevolge artikel 31 lid 2 DHW wordt een exploitant in de gelegenheid gesteld een leidinggevend personeelslid uit zijn functie te zetten en van de vergunning te doen afschrijven. Hij kan aldus de ‘rotte appel’ verwijderen teneinde zijn vergunning te behouden. Als bij controle geconstateerd wordt dat deze persoon in de inrichting aanwezig is en zich gedraagt als ware hij leidinggevende, alsnog intrekking van de vergunning volgt op grond van artikel 31 DHW lid 1 onder a.

 

Bij excessen kan direct intrekking van de vergunning(en) op grond van de DHW, DHV en APV volgen. Van een exces is in ieder geval sprake als geschonken is aan jongere(n) in kennelijke staat van dronkenschap.

3.4.3 Verstrekken alcohol aan jongeren waarvan de leeftijd niet is vastgesteld (overtreding leeftijdsgrenzen; artikel 20 DHW)

  • 1.

    Bestuurlijke boete;

  • 2.

    (hogere) bestuurlijke boete met schriftelijke waarschuwing;

  • 3.
    • a)

      Intrekking vergunningen indien verstrekker de exploitant is;

    • b)

      Indien de betrokken leidinggevende een personeelslid is krijgt de exploitant krijgt vier weken de tijd de betrokken leidinggevende van de vergunning af te schrijven anders volgt alsnog intrekking van de vergunning(en).

Verjaringstermijn: 2 jaar

Toelichting:

Het niet naleven van de leeftijdsgrenzen voor verstrekken van alcohol zoals vastgelegd in artikel 20 DHW, is een ernstig feit. Het verstrekken van alcohol aan jeugdigen moet zonder meer worden voorkomen. Het vormt een van de kernbepalingen van de wet. Maatschappelijk en politiek wordt schenken aan jongeren dan ook als een ernstig delict gezien. Dit begint met een goede en waterdichte controle van de leeftijdsgrenzen. Daarom wordt ook het niet vaststelling van de leeftijd van jongeren als ernstig feit gezien, waarvoor direct een bestuurlijke boete wordt opgelegd.

De tweede keer volgt een (hogere) bestuurlijke boete en een schriftelijke waarschuwing. De derde keer volgt intrekking van de vergunningen indien de betrokken leidinggevende de exploitant is.

Wanneer het verstrekken geschied door een personeelslid wordt ingevolge artikel 31 lid 2 DHW een exploitant in de gelegenheid gesteld een leidinggevend personeelslid uit zijn functie te zetten en van de vergunning te doen afschrijven. Hij kan aldus de ‘rotte appel’ verwijderen teneinde zijn vergunning te behouden. Als bij controle geconstateerd wordt dat deze persoon in de inrichting aanwezig is en zich gedraagt als ware hij leidinggevende, alsnog intrekking van de vergunning volgt op grond van artikel 31 DHW lid 1 onder a.

3.5 Openbare ruimte

3.5.1 Exploitatie terras zonder vergunning (artikel 22 lid 2 en 23 APV)

  • 1.

    (Mondelinge) waarschuwing en gelegenheid om binnen 24 uur na de constatering een ontvankelijke aanvraag in te dienen;

  • 2.

    Last onder dwangsom of bestuursdwang strekkende tot verwijderen en verwijderd houden van het terras, indien binnen 24 uur na de (mondelinge) waarschuwing geen actie wordt ondernomen.

Verjaringstermijn: 2 jaar.

Toelichting:

De vergunningplicht vormt de kern van de regulering van terrassen. Op deze hoofdregel kan dan ook geen uitzondering worden gemaakt. Wel worden ondernemers in de gelegenheid gesteld om binnen 24 uur na de constatering en de direct gegeven (mondelinge) waarschuwing een ontvankelijke aanvraag voor het exploiteren van een terras in te dienen, na het moment van constateren van de illegale situatie. Wanneer deze termijn ongebruikt verstrijkt, zal direct stap twee worden genomen.

3.5.2 Exploitatie terras in strijd met voorschriften en/of nadere regels en/of terrassluitingstijden en/of op een wijze die overlast veroorzaakt (artikel 23 APV, Nota horecabeleid gemeente Barneveld, beleidsregels bij de APV)

  • 1.

    Schriftelijke waarschuwing;

  • 2.

    Last onder dwangsom;

  • 3.

    Inning verbeurde dwangsom;

  • 4.

    Sluiting terras voor de duur van één week;

  • 5.

    Intrekken exploitatievergunning voor terras;

  • 6.

    Intrekken exploitatievergunning horeca-inrichting.

Verjaringstermijn: 2 jaar

Toelichting:

Een terrasvergunning kan onder voorschriften worden verleend. Voorts kunnen er nadere regels gelden. Op de naleving hiervan wordt toegezien en gehandhaafd. Mogelijke overtredingen zijn het overschrijden van de terrasgrenzen en het niet tijdig opruimen en sluiten van het terras. Daarnaast mag een terras niet tot onaanvaardbare overlast leiden. Een terras zal altijd enige hinder geven. De exploitant dient er wel op toe te zien dat hinder binnen de perken blijft. Zeer luidruchtige klanten zal hij – zeker in de avonduren – tot rust moeten manen. Ook andere overlast (intimidatie langslopende personen, afval etc.) dient zoveel mogelijk te worden voorkomen.

 

Bij aanhoudende problemen wordt een ondernemer niet langer toegestaan om een terras te exploiteren. Hiertoe wordt zijn terrasvergunning ingetrokken. Als een ondernemer ondanks deze zware sanctie doorgaat met het exploiteren van zijn terras, dan kan dit uiteindelijk zijn exploitatievergunning kosten. Door de aanhoudende overtredingen bestaat namelijk gevaar voor de openbare orde, veiligheid en/of het woon- en leefklimaat. Bovendien kan dit betekenen dat de notoire overtreder in enig opzicht van slecht levensgedrag is, hetgeen tot intrekking van zijn horecavergunningen leidt.

3.5.3 Ontheffing gevelzitplaatsen in strijd met voorschriften en/of nadere regels en/of op een wijze die overlast veroorzaakt (art 14 APV/ Nota horecabeleid gemeente Barneveld, nadere regels bij de APV)

  • 1.

    Schriftelijke waarschuwing;

  • 2.

    Schorsen ontheffing gevelzitplaatsen voor de duur van één week;

  • 3.

    Schorsen ontheffing gevelzitplaatsen voor de duur van vier weken;

  • 4.

    Intrekken ontheffing gevelzitplaatsen.

Verjaringstermijn: 2 jaar

Toelichting:

Een ontheffing gevelzitplaatsen kan onder voorschriften worden verleend. Voorts gelden er nadere regels. Op de naleving hiervan wordt toegezien en gehandhaafd. Mogelijke overtredingen zijn het overschrijden van de grenzen voor het plaatsen van gevelzitplaatsen, het niet tijdig opruimen en sluiten van de gevelzitplaatsen, het aantrekken van een zelfstandige bezoekersstroom door bijvoorbeeld te bedienen bij de gevelzitplaatsen of reclame te maken of consumpties te verstrekken in strijd met de ontheffingsvoorwaarden. Daarnaast mag het creëren van gevelzitplaatsen niet tot onaanvaardbare overlast leiden. De houder van de ontheffing dient er op toe te zien dat hinder binnen de perken blijft.

 

Bij aanhoudende problemen wordt een ondernemer niet langer toegestaan gebruik te maken van de mogelijkheid om gevelzitplaatsen te creëren. Hiertoe wordt zijn ontheffing ingetrokken.

3.6 Openbare orde

3.6.1 Overlast (artikel 23 en 8 APV)

  • 1.

    Schriftelijke waarschuwing;

  • 2.

    Sluiting één week of aangepaste sluitingstijden/nadere voorschriften;

  • 3.

    Sluiting vier weken;

  • 4.

    Intrekking (APV en DHW)vergunningen.

Verjaringstermijn: 2 jaar

Toelichting:

Horeca heeft uit zijn aard een uitstraling op de omgeving. Ontoelaatbare overlast moet echter worden voorkomen. Hier is de exploitant primair voor verantwoordelijk. Het gaat niet alleen om ontoelaatbare overlast vanuit de zaak en het terras, maar ook in de omgeving van het horecabedrijf voor zover dit te herleiden is op het bedrijf. Bij de beoordeling of sprake is van ontoelaatbare overlast moet onderscheid worden gemaakt tussen overlast en de gevolgen die redelijkerwijs samenhangen met de aanwezigheid van een horecabedrijf, zoals het komen en gaan van bezoekers en regulier terrasgeluid. De overlast moet in die zin objectiveerbaar zijn. Dat betekent dat een gemiddeld persoon van ‘echte’ overlast zal spreken. Het gaat dus niet louter om de subjectieve beleving van individuen. Bovendien moet de overlast objectief worden vastgesteld. Alleen klachten zijn onvoldoende om handhavend op te treden. Van overheidswege moet de overlast daadwerkelijk en objectief zijn vastgesteld.

 

Onder ontoelaatbare overlast wordt onder meer verstaan wildplassen, braken, hard geschreeuw, gelal, wegscheurende auto’s, brommers e.d.

 

De tweede stap verdient nog nadere toelichting. Bij structurele overlast zal een tijdelijke sluiting veelal een effectief sanctiemiddel zijn. Het is echter ook voorstelbaar dat door het stellen van een concreet nader voorschrift ook overlast kan worden voorkomen. Denk hierbij aan de verplichting om afvalbakken te plaatsen om zwerfvuil te voorkomen of om parkeermaatregelen te treffen.

3.6.2 Geweld (mogelijke overtreding van artikel 31 lid 1 onder c DHW; artikel 23 APV)

  • 1.

    Gesprek met vergunninghouder en schriftelijke waarschuwing;

  • 2.

    Opstellen veiligheidsplan/ doen verbetervoorstellen binnen vier weken; indien plan/voorstel niet akkoord dan volgt stap 3;

  • 3.

    Sluiting twee weken;

  • 4.

    Sluiting vier weken;

  • 5.

    Intrekken vergunning(en).

Verjaringstermijn: 2 jaar

Toelichting:

Onder horecabezoekers doen zich geweldsincidenten voor. Het kan gaan om een handgemeen, vechtpartijen, ongewenste intimiteiten, het gooien met consumpties etc. Een enkel incident kan een exploitant overkomen. Het kan echter ook zijn, dat het risico van incidenten wordt vergroot door de bedrijfsvoering en de klantenkring van een ondernemer. Om dit te achterhalen kan een gesprek met de vergunninghouder/exploitant noodzakelijk zijn. Het is een exploitant te verwijten als zijn toezicht en/of deurbeleid onvoldoende is. Ook de wijze waarop leidinggevenden optreden bij incidenten wordt bij de beoordeling betrokken. Zaken als huisregels, personeelsinstructies, portiers spelen eveneens een rol.

 

Indien blijkt dat zich structureel incidenten voordoen bij een horeca-inrichting dan kan direct stap twee worden genomen. Bij excessen kan zelfs direct tot stap drie worden besloten.

 

Indien na de formele schriftelijke waarschuwing zich geen verbetering voordoet dan wordt de exploitant in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken een veiligheidsplan dan wel een schriftelijk voorstel met verbeteringen over te leggen. Dit zal door de gemeente worden beoordeeld. Indien er geen vertrouwen bestaat in de aanpak van de exploitant dan zal stap twee – een tijdelijke sluiting – volgen. Dit dient als stok achter de deur, zodat de ondernemer serieus met het probleem aan de slag gaat.

 

Tot slot wordt opgemerkt, dat het hier gaat om relatief lichte geweldsincidenten. Bij ernstige geweldsincidenten wordt het stappenplan zoals vermeld bij 3.6.3. doorlopen.

3.6.3 Ernstig geweld (artikel 31 lid 1 onder c DHW; artikel 23 APV, exploitatievergunning)

Bevel tot sluiting op grond van 174 Gemeentewet voor 1 week én gesprek;

Gedurende deze week onderzoek en beoordeling incident dit leidt tot:

  • a.

    Intrekking vergunning(en) of

  • b.

    Intrekking/vervallen sluitingsbevel.

Toelichting:

Ernstige geweldsincidenten vormen uit hun aard een aantasting van de openbare orde en veiligheid. Bovendien zal de woon- en leefomgeving worden aangetast door de negatieve uitstraling van dergelijke incidenten. Dit noopt tot een stringente aanpak. De volgende gevallen worden altijd als ernstig geweld bestempeld. Het betreft geen uitputtende opsomming:

  • incidenten waarbij gebruik is gemaakt van een vuurwapen (ook dreiging hiermee);

  • incidenten waarbij gebruik is gemaakt van een steekwapen (ook dreiging hiermee);

  • incidenten waarbij één of meer dodelijk slachtoffers zijn gevallen of slachtoffers met ernstig lichamelijk letsel;

  • grootschalige vechtpartij;

  • zedendelicten.

Voorts wordt acht geslagen op de aanleiding, toedracht, duur, intensiteit, uitstraling op de omgeving, bejegening hulpdiensten en de rol van de exploitant en zijn leidinggevenden.

 

Een ernstig geweldsincident heeft een grote uitstraling. In de regel zullen politie en andere hulpdiensten ter plaatse komen. Daarnaast kan zich chaos en paniek voordoen. Bovendien zal de toedracht van het incident niet direct helder zijn. In dergelijke gevallen kan een sluiting van het horecabedrijf worden bevolen door de burgemeester op basis van artikel 174 lid 2 van de Gemeentewet. Een dergelijk bevel kan terstond worden gegeven. Het kan mondeling worden bekend gemaakt. Het bevel strekt ertoe de openbare orde en de veiligheid direct te herstellen.

 

Artikel 174 Gemeentewet kent een eigen beoordelingskader. Het is een ingrijpende bevoegdheid, die niet zonder meer kan worden gebruikt. Daarom zal per geval door de burgemeester moeten worden beoordeeld of een bevel aan de orde is. De aard van de bevoegdheid verzet zich tegen ‘standaardtoepassing’. Dit neemt echter niet weg dat de ervaring leert dat dit soort ernstige incidenten zich leent voor acute maatregelen.

 

Gedurende de duur van de sluitingsperiode wordt de toedracht van het incident onderzocht en/of beoordeeld. Hierbij wordt gekeken naar de aanleiding van het incident en de relatie tot het horecabedrijf en zijn klantenkring. Als daartoe aanleiding bestaat dan zal het bevel worden opgeheven.

 

Als mede aan de hand van het incident blijkt dat de openbare orde, veiligheid, zedelijk en/of de woon- en leefomgeving in gevaar is door de aanwezigheid van het horecabedrijf, dan volgt altijd intrekking van de exploitatie- en/of drank- en horecavergunning. Dit is dwingend voorgeschreven in artikel 31 lid 1 onder c DHW en wordt ook in artikel 23 lid 3 APV genoemd.

3.6.4 Aanwezigheid en/of handel vuurwapens (artikel 31 lid 1 onder c DHW; artikel 23 APV, exploitatievergunning)

Bevel tot sluiting op grond van 174 Gemeentewet voor 1 week én gesprek;

Gedurende deze week onderzoek en beoordeling incident dit leidt tot:

  • a.

    Intrekking vergunning(en) of

  • b.

    Intrekking/vervallen sluitingsbevel.

Toelichting:

De aanwezigheid en/of handel van vuurwapens is uit zijn aard reeds een ernstige schending van de openbare orde en veiligheid. Het is tevens een ernstig strafbaar feit. Het risico van de aanwezigheid van wapens is groot. Het voor handen zijn van vuurwapens maakt het eenvoudig hiervan gebruik te maken, hetgeen zeer ernstige gevolgen kan hebben. De aanwezigheid en/of handel in vuurwapens is een belangrijke indicatie dat de klantenkring van een horecagelegenheid een gevaar oplevert voor de openbare orde en veiligheid. Dit heeft tevens een negatieve uitstraling op de woon- en leefomgeving.

 

De te volgen handhavingsaanpak komt overeen met het stappenplan zoals dit geldt bij ernstige geweldsincidenten. In beide gevallen is immers sprake van een ernstige schending van de openbare orde en veiligheid alsmede een negatieve invloed op het woon- en leefklimaat.

3.6.5 Drugshandel/ toestaan drugsgebruik (DHW artikel 31 lid 1 onder c; art 67 APV, Nota horecabeleid gemeente Barneveld, Drugsbeleid gemeente Barneveld)

  • 1.

    In beginsel sluiting op grond van artikel 174 Gemeentewet voor 1 week

    • a.

      Sluiting van de horeca-inrichting op grond van artikel 13b Opiumwet (conform Drugsbeleid gemeente Barneveld en intrekking vergunning(en) of

    • b.

      Intrekking sluitingsbevel

Toelichting:

Het handhavend optreden bij drugshandel verloopt bijna overeenkomstig de stappenplannen voor ‘ernstig geweld’ en ‘vuurwapens’. Naast drugshandel heeft het onderhavige stappenplan ook betrekking op de situatie dat bezoekers in een horeca-inrichting drugs kunnen gebruiken zonder dat hiertegen wordt opgetreden door de exploitant of leidinggevenden. Ingevolge vaste jurisprudentie van de Raad van State verschaft de enkele aanwezigheid van harddrugs ten behoeve van verkoop, aflevering of verstrekking de bevoegdheid tot sluiting van het horecabedrijf. Het is niet vereist dat daadwerkelijk harddrugs zijn verhandeld in het horecabedrijf.

 

Door de enkele aanwezigheid van de genoemde harddrugs in het horecabedrijf was de burgemeester ingevolge artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet reeds bevoegd om tot toepassing van bestuursdwang over te gaan. (ECLI:NL:RVS:2005:AR8730). Het gaat hier om middelen zoals vermeld op lijst I en II van de Opiumwet. De volgende omstandigheden wijzen op drugshandel:

  • -

    meer dan een gebruikershoeveelheid drugs aanwezig;

  • -

    drugs in combinatie met een hoeveelheid (handels)geld;

  • -

    verpakkingsmaterialen van drugs worden aangetroffen;

  • -

    meerdere klanten in het bezit van drugs.

3.6.6 Heling in en vanuit een horeca-inrichting (artikel 31 APV jo artikel 31 lid 1 onder c DHW, artikel 416 WvSr)

  • 1.

    Schriftelijke waarschuwing en gesprek met exploitant door of namens het bevoegd gezag;

  • 2.

    Intrekking vergunning(en).

Verjaringstermijn: 2 jaar

Toelichting:

In artikel 31 APV is bepaald, dat de houder van een openbare inrichting in en vanuit de horeca-inrichting geen handel mag toestaan. Onder een handelaar wordt in dit APV artikel verstaan:

“opkopers en handelaren in gebruikte en ongeregelde goederen, metalen, edelstenen, uurwerken, kunstvoorwerpen, auto's, motorfietsen, bromfietsen, fietsen, foto-, film-, radio-, audio- en videoapparatuur en apparatuur voor automatische registratie”.

 

Een bijzondere vorm van handel is heling. Dit is strafbaar op grond van artikel 416 Wetboek van Strafrecht. Wanneer de heling in een openbare inrichting plaatsvindt treedt dit stappenplan in werking.

De exploitant of leidinggevende(n) hoeven geen actieve rol te spelen bij de heling om in overtreding te zijn. Als een exploitant of leidinggevende redelijkerwijs kan vermoeden, dat in zijn inrichting heling plaatsvindt, moet hij hiertegen optreden.

 

Een horecagelegenheid mag niet worden aangewend ten behoeve van deze criminele activiteit. Een criminele klantenkring kan betekenen dat een horeca-inrichting een gevaar vormt voor de orde en veiligheid. Daarnaast overtreedt een leidinggevende indien hij niet optreedt tegen heling, de verordening. Deze gedraging is van belang bij de beoordeling van zijn levensgedrag.

 

Wanneer heling wordt geconstateerd of daartoe een ernstig vermoeden bestaat, wordt de uitbater hierop gewezen. Hij wordt gewaarschuwd, dat bij een volgende constatering intrekking van de vergunning(en) volgt.

3.6.7 Illegale (casino)kansspelen in en vanuit de horeca-inrichting (DHW artikel 31 lid 1 onder c; artikel 30c lid 1 onder b WoK; artikel 39 en 40 APV)

  • 1.

    Schriftelijke waarschuwing en gesprek met exploitant door of namens bevoegd gezag;

  • 2.

    Intrekking van de DHW- en exploitatievergunning.

Verjaringstermijn: 2 jaar

Toelichting:

De Wet op de Kansspelen vormt het juridisch kader bij de beoordeling of in een horeca-inrichting mag worden gegokt. Indien er een vorm van kansspelen/gokken plaatsvindt die in strijd is met deze wet, wordt hiertegen strikt opgetreden. Illegaal gokken brengt immers openbare orde- en veiligheidsrisico’s met zich mee. Zo kan het ontstaan van gokschulden eenvoudig tot conflicten leiden. Ook hier geldt dat ook het levensgedrag van de exploitant in het geding kan zijn als in zijn horecabedrijf illegaal wordt gegokt. In die gevallen kan directe intrekking van de vergunning aan de orde zijn.

3.6.8 Kansspelautomaten zonder vergunning en/of in laagdrempelige inrichting en/of het niet naleven van leeftijdsgrenzen (artikelen 30b, 30f en 30g van de WoK en artikel 39 en 40 APV)

  • 1.

    Last onder dwangsom strekkende tot verwijderen van de kansspelautomaten;

  • 2.

    Inning verbeurde dwangsom;

  • 3.

    Last onder bestuursdwang inclusief uitvoering.

Verjaringstermijn: 2 jaar

Toelichting:

De Wet op de Kansspelen vormt het juridisch kader bij de beoordeling of in een horeca-inrichting gokkasten mogen worden geplaatst. Indien er in een horecabedrijf kansspelautomaten aanwezig zijn op een wijze die in strijd is met deze wet, wordt hiertegen strikt opgetreden. Het voorkomen van gokverslaving (onder jongeren) is van groot belang. Ook hier geldt dat ook het levensgedrag van de exploitant in het geding kan zijn als in zijn horecabedrijf illegaal wordt gegokt. In die gevallen kan directe intrekking van de vergunning aan de orde zijn.

4 Lijst gebruikte afkortingen


1

Reynolds, 2003

2

Gascbaranyi & Mulder, 2007