Organisatie | Leusden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verlegregeling Leusden 2010 |
Citeertitel | Verlegregeling Leusden 2010 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
Leidingenverordening Leusden 2010, art. 16
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
18-03-2010 | 01-01-2016 | nieuwe regeling | 19-01-2010 Leusder Krant, 17-03-2010 | 2010/245 |
Het college van de gemeente Leusden,
overwegende dat als gevolg van een besluit van het college, inhoudende een intrekking of wijziging van een vergunning op grond van de Leidingenverordening Leusden 2010, een nutsbedrijf schade kan lijden die redelijkerwijs niet of niet geheel tot diens normale bedrijfsrisico kan worden gerekend;
gelet op artikel 16 van de Leidingenverordening Leusden 2010;
In deze regeling wordt verstaan onder:
leiding : leiding als bedoeld in de Leidingenverordening Leusden 2010, met uitzondering van kabels als bedoeld in de Telecommunicatiewet.
2.2 Nadeelcompensatie voor leidingen in de openbare ruimte
Indien de leidingexploitant binnen vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van de vergunning of van een op grond van artikel 20 lid 1 van de Leidingenverordening Leusden 2010 daarmee gelijkgestelde schriftelijke toestemming een aanwijzing krijgt tot het verleggen van een leiding, bedraagt de nadeelcompensatie 100% van het schadebedrag.
Indien de leidingexploitant een aanwijzing krijgt tot het verleggen van een leiding in de periode gelegen vanaf vijf tot en met vijftien jaren, gerekend vanaf de datum van inwerkingtreding van de betrokken vergunning of vanaf de op grond van artikel 20 lid 1 van de Leidingenverordening Leusden 2010 daarmee gelijkgestelde schriftelijke toestemming, zal de gemeente 80% van het schadebedrag vanaf het zesde jaar tot 0% vanaf het zestiende jaar trapsgewijs als nadeelcompensatie uitkeren. Een en ander conform het schema als weergegeven in bijlage 2.
Indien de leidingexploitant een aanwijzing krijgt tot het verleggen van een leiding na vijftien jaar, gerekend vanaf de datum van inwerkingtreding van de zijn vergunning of vanaf de op grond van artikel 20 lid 1 van de Leidingenverordening Leusden 2010 daarmee gelijkgestelde schriftelijke toestemming, wordt geen nadeelcompensatie uitgekeerd.
2.3 Algemene bepalingen bij het vaststellen van nadeelcompensatie
Indien sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan naar het oordeel van het college moet worden geconcludeerd dat een groter of kleiner gedeelte van het schadebedrag ten laste van de leidingexploitant dient te komen dan uit de toepassing van paragraaf 2.2 voortvloeit, kan het college van de bepalingen van die paragraaf gemotiveerd afwijken.
Geen vergoeding vindt plaats als in de vergunning een bepaling is opgenomen dat binnen een periode van vijf jaren na de datum van inwerkingtreding van de vergunning een wijziging of intrekking van die vergunning is te voorzien in verband met binnen die periode uit te voeren werkzaamheden in de openbare ruimte waarin de leiding is gelegen en in deze periode daadwerkelijk een aanwijzing als bedoeld in artikel 19 van deze regeling wordt gegeven.
In afwijking van artikel 20 van deze regeling wordt de nadeelcompensatie bepaald op basis van een vaste prijs als het voorlopig vastgestelde bedrag aan nadeelcompensatie volgens artikel 17 lager is dan EUR 10.000,00 (zegge: tienduizend euro en nul eurocent). In andere gevallen wordt de nadeelcompensatie bepaald op basis van voor- en nacalculatie, tenzij het college in overleg met de leidingexploitant redenen ziet daarvan af te wijken.
Het college maakt zijn voornemen van een werk bekend met een aanschrijving aan de belanghebbende op grond van artikel 16 van de Leidingenverordening Leusden 2010. Hierin is een omschrijving van het werk opgenomen met vermelding van noodzakelijk te verplaatsen leidingen. Indien sprake is van aanwezige leidingen die niet noodzakelijk hoeven te worden verlegd, zal de leidingexploitant de gelegenheid krijgen om op eigen kosten die leidingen te rijzen, te vervangen of te verwijderen.
3.3 Verzoek om voorlopige vaststelling nadeelcompensatie
Belanghebbende dient zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen een termijn van één jaar nadat hij een aanwijzing heeft gekregen tot het verleggen van een leiding bij het college een verzoek in om voorlopige vaststelling van nadeelcompensatie. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het formulier, opgenomen in bijlage 1.
Het verzoek bevat, naast de gegevens als opgenomen in artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht, ten minste:
3.5 Verzoek om definitieve vaststelling nadeelcompensatie
Het verzoek bevat, naast de gegevens als opgenomen in artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht, ten minste:
3.7 Betaling nadeelcompensatie
Indien nadeelcompensatie is bepaald op basis van voor- en nacalculatie dient na vaststelling van de definitieve nadeelcompensatie en na gereedkomen van de werkzaamheden de belanghebbende een factuur in ter hoogte van het bedrag aan nadeelcompensatie. Uitbetaling vindt plaats binnen 30 dagen nadat de factuur is ingediend.
Aldus vastgesteld door het college van Leusden in de vergadering van 19 januari 2010
ir. N. Versteeg MCM mevrouw drs. A. Vermeulen
directeur-secretaris burgemeester
BIJLAGE 2 SCHADEVERGOEDINGSREGIME VOOR LEIDINGEN
Met ‘Jaar’ wordt bedoeld het jaar van de vergunning, dan wel de daarmee gelijkgestelde schriftelijke toestemming (meestal hetzelfde als het jaar van aanleg).
Toelichting op de Verlegregeling Leusden 2010
In artikel 16 van de Leidingenverordening Leusden 2010 (hierna: LVL) is bepaald dat een leidingenexploitant recht heeft op een redelijke en billijke vergoeding op het moment dat hij wordt geconfronteerd met een gedwongen verlegging van zijn leiding(en). Deze verlegregeling betreft een nadere uitwerking van die bepaling en moet worden beschouwd als een beleidsregel. Het geeft aan hoe de gemeente omgaat met nadeelcompensatie in het geval van verleggingen die op grond van de LVL door het college van Leusden zijn opgedragen.
De regeling is gebaseerd op de binnen de gemeente te voorziene planningshorizon. De gemeente gaat ervan uit dat binnen vijf jaar na het verlenen van een vergunning voor het leggen van een leiding in de openbare ruimte de gemeente geen werken uitvoert, die verlegging van de vergunden leiding noodzakelijk maakt. In stedelijk gebied wordt na deze vijf jaar een periode van vijf tot vijftien jaar gehanteerd, waarbij het bedrag van nadeelcompensatie trapsgewijs wordt afgebouwd van 80% naar 0%.
Telecomkabels zijn uitdrukkelijk van deze regeling uitgezonderd. Deze kabels vallen onder de Telecommunicatiewet die voor het verleggen en de kosten daarvan een geheel eigen regeling kent.
Aangezien deze regeling voortvloeit uit de LVL, zijn de daarin gehanteerde begrippen ook hier toegepast. Daarnaast kent deze regeling andere begrippen. De belangrijkste daarvan is "schadebedrag". Het schadebedrag omvat uitsluitend de kosten die moeten worden gemaakt om de verlegging uit te voeren. Uitgangspunt daarbij zijn de werkelijke verleggingskosten.
De verleggingskosten omvatten alle directe kosten die de belanghebbende moet maken om de leiding te verleggen. Vermogensschade en inkomenschade worden niet als uitgangspunt genomen. Van het schadebedrag wordt een bepaald percentage als nadeelcompensatie uitgekeerd. De uiteindelijke nadeelcompensatie wordt bepaald aan de hand van het bepaalde in deze regeling.
2.1 Nadeelcompensatie algemeen
De omvang van de nadeelcompensatie is afhankelijk van het schadebedrag. Het schadebedrag dient inzichtelijk te worden gemaakt aan de hand van de verschillende kostenposten.
2.2 Nadeelcompensatie voor leidingen in de openbare ruimte
Paragraaf 2.2 bepaalt de hoogte van de nadeelcompensatie als de te verleggen, te verwijderen of aan te passen leiding van de leidingexploitant in openbare ruimte ligt. Voor de vaststelling van de periode waarover nog nadeelcompensatie plaatsvindt, is voor de gemeente de voorzienbaarheid het uitgangspunt. Welke periode kan worden overzien om te bepalen of een vergunning wordt afgegeven? In bijlage 2 is met een tabel het schadevergoedingsregime opgenomen voor leidingen die onder de werkingsfeer van de artikelen 6, 7 en 8 vallen.
De periode van vijf jaren is de periode waarin redelijkerwijs voor de gemeente voorzienbaar is dat werken in de openbare ruimte zullen plaatsvinden. De termijn begint vanaf het moment van inwerkingreding van de vergunning, dan wel vanaf het moment van schriftelijke toestemming. Vóór inwerkingtreding van de LVL en van deze regeling stond de gemeente veelal op privaatrechtelijke gronden of anderszins schriftelijk toe dat leidingen in de openbare ruimte werden aangelegd, beheerd en onderhouden.
De termijn vanaf vijf jaar tot en met vijftien jaar is de periode dat de voorzienbaarheid voor de gemeente dat werken in de openbare ruimte zullen plaatsvinden, steeds minder wordt.
Werkzaamheden binnen de gemeente Leusden zijn niet te voorzien na een termijn van 15 jaren of langer. Als een vergunning of daarmee gelijkgestelde schriftelijke toestemming 16 jaar of langer geleden is afgegeven, zal geen nadeelcompensatie worden uitgekeerd. De kosten voor verlegging worden in dat geval volledig tot het bedrijfsrisico van de leidingexploitant gerekend.
2.3 Algemene bepalingen bij het vaststellen van nadeelcompensatie
Deze paragraaf bevat een aantal artikelen die betrekking hebben op de vaststelling van het bedrag van de nadeelcompensatie.
Partijen dienen, in het kader van de verwijdering, verlegging of aanpassing van een leiding schadebeperkend op te treden. Zij moeten rekening houden met de wederzijdse belangen bijvoorbeeld bij de technische oplossing of de keuze van het tracé. De gemeente dient daarnaast echter op grond van de Algemene wet bestuursrecht alle in het geding zijnde belangen evenredig mee te wegen. Uiteindelijk gaat het erom dat de verlegging zoveel als mogelijk moet worden gerealiseerd op basis van een technisch adequaat alternatief tegen de maatschappelijk laagste kosten.
Dit artikel behelst de zogeheten hardheidsclausule. Indien kan worden aangetoond dat sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan naar het oordeel van het college moet worden geconcludeerd dat een groter of kleiner gedeelte van het schadebedrag ten laste van de leidingexploitant dient te komen dan uit de toepassing van paragraaf 2.2 voortvloeit, kan het college besluiten op basis van dit artikel de nadeelcompensatie aan te passen.
Indien vanwege het werk sprake is van meerdere (tijdelijke) verleggingen, is op de eerste tijdelijke verlegging deze regeling van toepassing en komen de kosten van de overige verleggingen ten laste van de gemeente. Bedoeld worden meerdere verleggingen op dezelfde locatie van dezelfde leiding binnen een bepaald tijdsbestek.
Als een vergunning wordt verleend aan een leidingexploitant voor het leggen van een leiding op een locatie waarvan de gemeente vermoedt dat die leiding binnen vijf jaren zal moeten worden verlegd als gevolg van de uitvoering van haar werken en in de vergunning daartoe een bepaling is opgenomen, dan zal geen nadeelcompensatie worden gegeven.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Indien als gevolg van de uitvoering van een werk een leiding moet worden gerezen dient de leidingexploitant dit op eigen kosten uit te voeren. De leidingexploitant kan van de gelegenheid gebruik maken een leiding op zijn kosten te rijzen ook als dit niet vanwege het werk noodzakelijk is.
De nadeelcompensatie kan worden bepaald op basis van een vaste prijs of op basis van voor- en nacalculatie. Dit artikel bepaalt dat de verrekening van de nadeelcompensatie op basis van een vaste prijs plaatsvindt als blijkt dat het geraamde bedrag aan nadeelcompensatie lager is dan EUR 10.000,00. Het voordeel van een vaste prijs ligt in de lagere kosten als gevolg van minder administratieve handelingen, geen onderhandelingen over definitieve nadeelcompensatie en minder controle.
In andere situaties geldt in principe verrekening op basis van voor- en nacalculatie. Partijen kunnen in onderling overleg echter ook in die situaties (nadeelcompensatie bedraagt meer dan EUR 10.000) kiezen voor verrekening op basis van een vaste prijs.
3 BEPALINGEN VAN PROCEDURELE AARD
Gemeente Leusden voert vooroverleg met de leidingexploitant nadat hij per brief is geïnformeerd over de plannen en de consequenties voor betrokken leidingen.
De gemeente Leusden streeft ernaar in overleg tot overeenstemming te komen over de verplaatsing van leidingen. Tijdens het vooroverleg worden aspecten met betrekking tot de technische oplossing en planning aan de orde gesteld en wordt gestreefd naar overeenstemming hierover.
De leidingexploitant zal zelf de periode moeten aantonen van de ligging van de betreffende leiding op die locatie. In beginsel zal dit plaatsvinden aan de hand van een vergunning of daarmee gelijkgestelde schriftelijke toestemming. In dit verband wordt ook verwezen naar het overgangsrecht van artikel 20 LVL. Schriftelijke toestemmingen van vóór de inwerkingtreding van de LVL en deze regeling, worden gelijkgesteld met vergunningen op grond van de LVL, tenzij redenen aanwezig zijn om aan te nemen dat betreffende leiding niet voldoet aan de eisen krachtens de LVL.
Indien een vergunning of daarmee gelijkgestelde schriftelijke toestemming ontbreekt wordt gerekend vanaf de datum waarop het leggen volgens de registratie van de leidingexploitant is aangevangen. Indien niet kan worden aangetoond op welke datum vergunning of schriftelijke toestemming is verleend, dan wel op welke datum het leggen is aangevangen, wordt er van uit gegaan dat de betreffende leiding langer dan 15 jaar aanwezig is.
Het college neemt een besluit tot het geven van een aanwijzing voor verlegging van een leiding. In het vooroverleg is daarover overeenstemming bereikt of niet. Het aanwijzingsbesluit richt zich op de noodzaak tot verleggen en het tijdstip waarop dit moet zijn gerealiseerd. Het besluit handelt uitdrukkelijk niet over ontstane schade en nadeelcompensatie. De aanwijzing zelf is voorts een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht en staat derhalve open voor bezwaar en beroep.
3.3 Verzoek om voorlopige vaststelling nadeelcompensatie
De datum waarop een leidingexploitant een aanwijzing heeft gekregen tot het verleggen van een leiding is bepalend voor het ingaan van de termijn waarbinnen belanghebbende een verzoek om nadeelcompensatie kan indienen.
Om tot een gefundeerde beslissing te kunnen komen omtrent een ingediend verzoek om nadeelcompensatie, zijn meer gegevens nodig dan in artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht als minimum is opgenomen. De aanduiding van de aard en omvang van de schade en de specificatie van het schadebedrag dienen te worden bepaald op basis van te onderscheiden kostenposten via het formulier van bijlage 1.
Het college neemt binnen acht weken een besluit conform de mogelijkheden als genoemd in dit artikel. Het verzoek om nadeelcompensatie wordt niet in behandeling genomen als dit verzoek na 1 jaar nadat het college een aanwijzing tot verleggen heeft gegeven, wordt ingediend. Het verzoek kan kennelijk ongegrond worden verklaard als de verlegging, verwijdering of aanpassing aan de leiding van belanghebbende niet door de gemeente wordt veroorzaakt. Het verzoek kan voorts geheel of gedeeltelijk worden toegekend of geheel worden afgewezen.
Indien de aanvraag onvoldoende gegevens bevat die nodig zijn voor de beoordeling van het verzoek of voor de vaststelling van de schade, zal belanghebbende vier weken de gelegenheid krijgen om aanvullende informatie te verstrekken. De termijn van acht weken na indiening van het verzoek om nadeelcompensatie, waarbinnen het college een besluit dient te nemen, wordt opgeschort met ingang van de dag waarop aanvullende informatie wordt gevraagd.
Het besluit tot vaststelling van nadeelcompensatie is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, waartegen bezwaar en beroep open staan.
Het college kan de beslistermijn eenmalig met een termijn van acht weken verlengen. Dit zal schriftelijk aan belanghebbende worden medegedeeld.
3.5 Verzoek om definitieve vaststelling nadeelcompensatie
De leidingexploitant dient binnen een jaar nadat de werkzaamheden voor de verlegging van de leiding zijn afgerond het verzoek in te dienen voor de definitieve vaststelling van nadeelcompensatie. Die compensatie wordt bepaald op basis van werkelijk gemaakte kosten.
Dit artikel spreekt voor zich.
3.6 Definitieve vaststelling nadeelcompensatie
Zie de toelichting bij artikel 22
3.7 Betaling nadeelcompensatie
Is de nadeelcompensatie definitief vastgesteld dan dient de leidingexploitant voor de betaling daarvan een factuur in te dienen.
Bij de bepaling van nadeelcompensatie is sprake van een berekening op basis van werkelijke kosten. Dit zijn kosten die direct kunnen worden toegerekend aan het verleggen van de leiding. Leidingen worden beschouwd als niet verhandelbare objecten en hebben in die zin weinig tot geen economische waarde. Hierbij is van belang dat de verlegging moet worden gerealiseerd op basis van een technisch adequaat alternatief tegen de laagst mogelijke maatschappelijke kosten ten opzichte van de meest voor de hand liggende variant. Leidingexploitant en de gemeente dienen zo min mogelijk nadeel te ondervinden van de gekozen variant.
De meest voor de hand liggende variant is een verlegging ter plaatse van de locatie waar de oorspronkelijke leiding vanwege de uitvoering van een werk moet worden verwijderd. Het is denkbaar dat één van de partijen gebaat is bij een andere oplossing. Dit is bijvoorbeeld het geval indien de situatie ter plekke dusdanig complex is, dat de leidingexploitant een voorkeur heeft (bijvoorbeeld uit oogpunt van efficiënt beheer) om de leiding gedeeltelijk te verplaatsen, dan wel andere maatregelen wil treffen buiten de grenzen van het uit te voeren werk.
In principe zal worden gekozen voor het laatst genoemde, meest aantrekkelijke alternatief, tenzij de andere partij ten gevolge daarvan in een slechtere komt te verkeren dan het geval zou zijn geweest bij verlegging ter plaatse. Partijen kunnen dan nadere afspraken maken over de schadeverdeling. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn indien een leiding over een grotere lengte wordt verlegd dan bij een oplossing op de locatie van het uit te voeren werk zelf. Voor de leidingexploitant kan dit dus nadeliger uitpakken.
Als bij een verlegging de leidingexploitant de gelegenheid benut om bijvoorbeeld de capaciteit te laten toenemen of andere kwantificeerbare voordelen heeft, komen die kosten ervan niet in aanmerking voor vergoeding. Ook kosten van het rijzen van een leiding worden niet vergoed.
4.2 Kosten van ontwerp en begeleiding
Bij deze post dient de leidingexploitant het aantal uren en tarieven te overleggen. De leidingexploitant mag in principe pas kosten declareren vanaf het moment dat overeenstemming is bereikt over de oplossing. In de praktijk houdt dit in dat de eerste paar afstemmingsoverleggen niet kunnen worden gedeclareerd in verband met de maatschappelijke afstemmingsplicht. Het overleg wordt immers mede in het belang van de leidingexploitant gevoerd.
4.3 Kosten van uit en in bedrijfstellen
Tijdelijke voorzieningen van operationele aard zijn voorzieningen die benodigd zijn om de levering tijdens de uitvoering van een verlegging te waarborgen. Voorbeelden zijn extra kosten van personele aard ten behoeve van bedrijfsvoering en hulpmiddelen zoals watertanks, gasflessen en noodaggregaten.
Kosten van civieltechnische, bouwkundige en installatietechnische werkzaamheden zijn bijvoorbeeld werkputten en ondersteuningen. Alle tijdelijke voorzieningen van fysieke aard die nodig zijn tijdens de bouw, vallen onder het begrip uitvoeringskosten.
Onder tijdelijke voorzieningen van fysieke aard worden alle tijdelijke fysieke leidingverbindingen verstaan die de leidingexploitant moet aanleggen en later buiten bedrijf moet stellen. Deze kosten houden nauw verband met de noodzakelijke continuïteit van het bedrijfproces van de betrokken leidingexploitant. Het betreffen voorzieningen die worden opgeheven zodra de definitieve verlegging is gerealiseerd.
De kosten die de aannemer moet maken om de leiding uit de grond te halen vallen onder uitvoeringskosten. Ook het opslaan in hanteerbare stukken en het transport op de bouwlocatie zijn uitvoeringskosten. Kosten die samenhangen met de uitvoering van het verwijderen van verlaten leidingen vallen eveneens onder het begrip uitvoeringskosten.
De kosten voor de afvoer van vrijgekomen materialen naar een tijdelijk werkterrein behoren tot de uitvoeringskosten.