Organisatie | Utrecht |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Besluit van gedeputeerde staten van Utrecht van 30-05-2017, nr. 81B24426, tot openstelling van de regeling Trainingen, workshops, ondernemerscoaching en demonstraties uit de Verordening subsidies POP3 2014-2020 Provincie Utrecht (Openstellingsbesluit kennisoverdracht 2017 provincie Utrecht) |
Citeertitel | Openstellingsbesluit kennisoverdracht 2017 provincie Utrecht |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-06-2017 | Nieuwe regeling | 30-05-2017 | 81B24426 |
Gedeputeerde staten van Utrecht;
Gelet op de artikelen 1.3 en paragraaf 1 van hoofdstuk 2 van de Verordening subsidies POP3 2014-2020 Provincie Utrecht;
Overwegende dat kennisoverdracht- en voorlichtingsacties over innovaties in de landbouw essentieel zijn voor een verdere verduurzaming en versterking van de sector;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten met deze subsidieregeling beogen de gestelde doelen in het Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) en het provinciaal meerjarenprogramma voor het landelijk gebied, Agenda Vitaal Platteland (AVP), zoals het behoud en het versterken van een economisch rendabele bedrijfsvoering, het versterken van de duurzaamheid en een aantrekkelijke leefomgeving, te behalen;
Overwegende dat in de afgelopen jaren veel kennis is ontwikkeld over de effecten van landbouw op het milieu, de gevolgen van klimaatverandering en het nut van verstandig omgaan met grondstoffen, maar deze kennis nog niet in de volle breedte wordt toegepast, stellen wij een subsidieregeling open met als doel deze kennis te verspreiden. De onderwerpen die we van belang achtten zijn:
Open te stellen: De regeling trainingen, workshops, ondernemerscoaching en demonstraties 2017 provincie Utrecht als bedoeld in paragraaf 1 van hoofdstuk 2 van de Verordening subsidies POP3 2014-2020 Provincie Utrecht - verder te noemen de Verordening subsidies POP3.
Artikel 1 Subsidiabele activiteiten
Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor trainingen, workshops, ondernemerscoaching en demonstraties aan een groep van landbouwondernemers die bijdragen aan een geringer grondstoffengebruik en een gesloten kringloop, met als resultaat een vermindering van de emissie van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en grond- en oppervlaktewater en minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen.
Onverminderd het bepaalde in artikel 2.1.5 van de Verordening subsidies POP3 bedraagt de subsidie 80 % van de subsidiabele kosten en dient op het moment van de subsidieverlening de subsidie per project minimaal € 50.000,- te bedragen en maximaal € 200.000,-;
Onverminderd het bepaalde in artikel 2.1.2 van de Verordening subsidies POP3 wordt de subsidie verstrekt aan degene die de opleiding of andere vorm van kennisoverdracht of voorlichting levert waarbij:
het onder a bedoelde personeel beschikt over een afgeronde opleiding op ten minste MBO-niveau en drie jaar relevante werkervaring, waaronder relevante werkervaring binnen drie jaar voorafgaand aan de datum van de aanvraag en een relevante training of opleiding genoten te hebben binnen drie jaar voorafgaand aan de datum van de aanvraag.
Artikel 4 Aanvullende stukken voor bij de aanvraag
Onverminderd het bepaalde in artikel 2.1.3 van de Verordening subsidies POP3 bevat de aanvraag om subsidie
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.13 van de Verordening subsidies POP3 zijn de navolgende kosten niet subsidiabel:
Voor de rangschikking als bedoeld in artikel 1:15 en artikel 2.1.7 van de Verordening worden de volgende criteria toegepast voor de onder artikel 1 bedoelde subsidiabele activiteiten:
De beoordeling van de selectiecriteria vindt als volgt plaats:
Na sluiting van de indieningstermijn worden alle tijdig ontvangen aanvragen door een onafhankelijke adviescommissie beoordeeld als bedoeld in artikel 1.14 van de Verordening subsidies POP3. Op basis van de onder artikel 6 bepaalde selectiecriteria worden deze in rangorde op een lijst geplaatst. Het puntentotaal per project wordt samengesteld uit de te behalen punten op basis deze methodiek.
Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten hebben verkregen en hun plaats in de rangschikking zodanig is dat de som van de toe te kennen maximale subsidiebedragen het subsidieplafond overstijgt, wordt met inachtneming van het subsidieplafond subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.
Indien de aanvragen als bedoeld in het zesde lid een gelijk aantal punten hebben behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, wordt de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel c.
Indien de aanvragen als bedoeld in het zesde lid een gelijk aantal punten hebben behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b en c, wordt de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel d.
Artikel 8 Verplichtingen aanvrager
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.17 van de Verordening subsidies POP3 bevat het voortgangsverslag het aantal deelnemers, het aantal gegeven workshops, trainingen, het aantal contacturen tijdens een coaching of het aantal demonstraties.
Uit de sterkte en- zwakteanalyse van het Nederlandse Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) blijkt dat de Nederlandse agrosector – het geheel van toelevering, verwerking en distributie van agrarische goederen – zich heeft ontwikkeld tot een speler van wereldformaat, getuige de sterke exportpositie. Deze exportpositie kon mede ontstaan door sterk geïntegreerde agrarische ketens, een goed samenspel tussen onderwijs, onderzoek en voorlichting én een intensieve productiewijze. De keerzijde is dat dit gepaard gaat met een verlies aan biodiversiteit, een toenemende druk op het milieu en een groeiende schaarste aan natuurlijke hulpbronnen. De grootschalige en intensieve productiewijze van de Nederlandse landbouw leidt tot ongewenste externe effecten voor milieu, landschap en samenleving. Sinds de jaren negentig is duidelijk sprake van een verlaging van de milieudruk. Toch zal het halen van verschillende milieudoelstellingen de komende jaren vragen om vele inspanningen.
De strategie van POP3 richt zich daarom op een realistische, ambitieuze groene groeistrategie. Deze strategie combineert het streven naar economische groei en versterking van de concurrentiepositie met het verbeteren van het milieu. Kennisoverdracht en innovatie zijn hierbij essentieel en tevens een prioriteit vanuit het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) van de Europese Unie, waar het POP3 onderdeel van uit maakt.
De regeling1 voor de POP3 maatregel ‘Trainingen, workshops, ondernemerscoaching en demonstraties draagt hier aan bij. De maatregel richt zich op kennisoverdracht aan grote groepen (c.q. het peloton) van ondernemers in de agrosector met als doel toepassing van gevalideerde kennis en innovaties in de praktijk. Deze maatregel positioneert zich vooral aan het eind van de innovatiecyclus waar innovaties op grote schaal in de praktijk worden geïmplementeerd. Ondersteuning van voorlichting en andere kennisoverdrachtacties is nodig omdat reeds ontwikkelde (veelal technische) innovaties vaak moeilijk voorbij de eindfase van de innovatiecyclus komen. Zonder deze maatregel blijft de grootschalige implementatie van de noodzakelijke innovaties uit of wordt deze vertraagd. De focus bij deze openstelling ligt op het sluiten van de kringlopen op bedrijfsniveau. Projecten die een hoger gehalte aan innovatieve kennis verspreiden, krijgen een hogere ranking.
Het provinciaal meerjarenprogramma voor het landelijk gebied, Agenda Vitaal Platteland (AVP)2 en POP3 sluiten goed op elkaar aan. De landbouw is één van de sectoren waar AVP zich op richt. Het strategische doel van AVP is het behoud en het versterken van een economisch rendabele bedrijfsvoering, schaalvergroting afgestemd op de kwaliteit van het landschap, het versterken van de duurzaamheid en een aantrekkelijke leefomgeving en het versterken van de relatie tussen platteland en stad. Dit doel komt voort uit onze landbouwvisie.
Hiertoe zijn we op zoek naar projecten waarbij innovatieve maatregelen leiden tot een verbeterde kringloop van mineralen en gewasbeschermingsmiddelen op bedrijfsniveau. De activiteiten binnen het project kunnen bestaan uit trainingsprogramma’s met workshops of individuele coachingstrajecten van ondernemers waarin ook maatwerkadviezen worden geboden. Ook demonstratie activiteiten op het boerenerf behoren tot de mogelijkheid om invulling te geven aan kennisdeling. Een combinatie van deze activiteiten binnen één projectaanvraag behoort ook tot de mogelijkheden.
We willen de milieubelasting vanuit de landbouw verminderen en werken aan een duurzaam bodem- en watersysteem. Daarnaast stellen we ons tot doel om de kennis te verspreiden over maatregelen die bijdragen aan klimaatdoelen, biodiversiteit en omgevingskwaliteit.
Voor deze openstelling beperken we ons daarom tot het volgende thema uit artikel 2.1.1 van de Verordening subsidies POP3:
De bodem is essentieel om op de langere termijn vruchtbaarheid te garanderen en speelt ook een rol bij het vasthouden van water en bij de emissies van nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen richting oppervlakte en grondwater. Een duurzaam bodembeheer draagt ook bij aan vermindering van broeikasgassen zoals CO2 en lachgas. Het sluiten van de kringloop op bedrijfsniveau is essentieel. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan efficiëntere beweiding of bemesting die leidt tot het verminderen van de mineralenbelasting op het oppervlaktewater. Het sluiten van de kringloop leidt tot productie met minder verliezen die het milieu belasten. Dit leidt tot vermindering van emissies van ammoniak, nutriënten en bestrijdingsmiddelen en voor de specifieke situatie in de veenweiden met bodemdaling een vermindering van de veenmineralisatie.
Artikel 1 Subsidiabele activiteiten
Het soort activiteit (Training, workshop, ondernemerscoaching en demonstratieactiviteit) is er op gericht om voorlichting dan wel een opleidingen te verstrekken aan landbouwondernemers rond het centrale thema kringlooplandbouw. Het kan ook gaan om onderlinge kennisoverdracht waarbij de zogenoemde koplopers kennis en ervaringen delen met andere ondernemers.
Artikel 2 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt 80% van de subsidiabele kosten tot maximaal € 200.000. Het minimum subsidiebedrag is € 50.000,- aan subsidiabele kosten. Dit kan betekenen dat een subsidieaanvraag voor een bedrag van € 50.000 toch kan worden geweigerd als na de beoordeling een deel van de kosten niet subsidiabel blijken te zijn.
Deelnemers aan de trainingen, workshops, coaching en demonstraties mogen bijdragen aan de kosten van het project tot maximaal 20% van de subsidiabele kosten. U dient dit inzichtelijk te maken bij de subsidieaanvraag.
Hiermee wordt voorkomen dat de financiële bijdrage van de deelnemers tot netto-inkomsten voor de aanvrager leidt en niet slechts als dekking voor de eigen bijdrage van 20% door de aanvrager.
In geval er bij verlening meer bijdragen van deelnemers worden verwacht dan nodig om het financiële gat te dichten, wordt het surplus in mindering gebracht op de te verlenen subsidie.
Indien er bij vaststelling meer bijdragen van deelnemers worden ontvangen, dan bij de verlening rekening mee is gehouden, wordt het bedrag aan extra inkomsten in mindering gebracht op de subsidie, er van uitgaande dat er geen financieel gat is.
De aanvrager moet gespecialiseerd zijn in het aanbieden van kennis of het organiseren van projectgestuurde kennis- en voorlichtingsacties. Als minimale eis wordt van de aanvrager verwacht dat het personeel beschikt over een relevante opleiding op MBO-niveau, relevante werkervaring van drie jaar en dat deze ervaring binnen een periode van drie jaar voorafgaand aan de datum van deze aanvraag is toegepast. De ervaring en opleiding mag kennisgerelateerd zijn (kringlooplandbouw) of bestaan uit afgeronde opleidingen, competenties en ervaringen met het organiseren en aanbieden van kennis- en voorlichtingsacties binnen de doelgroep (landbouwondernemers).
Het personeel wordt ook geacht zich regelmatig bij te scholen. Hiervoor geld als eis dat er relevante trainingen of opleidingen binnen een periode van drie jaar voorafgaand aan de datum van deze aanvraag is genoten.
De aanvraag mag door een samenwerkingsverband worden ingediend. Hiervoor gelden wel dezelfde eisen in verband met opleidingsniveau en ervaring. Als er sprake is van een samenwerkingsverband dan geldt dat ten minste één van de aanvragers gespecialiseerd is in het aanbieden van kennis of het organiseren van projectgestuurde kennis- en voorlichtingsacties.
Artikel 4 Aanvullende stukken voor bij de aanvraag
Aanvragers dienen ook de volgende stukken bij de aanvraag toe te voegen:
De meegestuurde CV’s dienen om te onderbouwen of de aanvrager voldoet aan de minimum eisen voor deze regeling.
Indien een prijs moet worden betaald om de kennisoverdrachtsactiviteit te kunnen bezoeken of aan de kennisoverdrachtsactiviteit deel te nemen, dient hiervan melding te worden gemaakt in de subsidieaanvraag
Subsidie wordt verstrekt voor de volgende kosten:
personeelskosten van bij de uitvoering van de activiteit betrokkenen, voor de uren die aantoonbaar ten behoeve van het project zijn gemaakt;
De aanvrager kan loonkosten verantwoorden op basis van aan het project bestede uren te vermenigvuldigen met een volgens één van de volgende methodieken berekend tarief:
kosten derden en reiskosten van procesbegeleiders en adviseurs;
Dit zijn de kosten van externe adviseurs die ingehuurd worden door de aanvrager voor het aanbieden van kennis of het organiseren van projectgestuurde kennis- en voorlichtingsacties. In het geval de aanvraag door een samenwerkingsverband wordt ingediend mogen deelnemers van het samenwerkingsverband elkaar niet inhuren.
Dit zijn kosten voor materiaal dat nodig is bij de uitvoering van de kennisoverdracht, zoals schrijfmateriaal
huur van ruimten en gebruik bijbehorende faciliteiten;
Deze kosten zijn uitsluitend bedoeld tijdens de projectactiviteiten (training of workshop). Huur van eigen kantoorruimte van het personeel valt hier niet onder.
kosten van drukwerk, mailings en de inrichting van websites gekoppeld aan de activiteit.
Deze kosten kunnen zowel door eigen personeel als door externe bureau’s worden gemaakt.
kosten van afschrijving, huur of lease voor fysieke investeringen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een demonstratieactiviteit.
De aanvrager kan eigen bedrijfsmiddelen inzetten of bedrijfsmiddelen (o.a. machines) huren of leasen om de uitvoering van de demonstratieactiviteit mogelijk te maken. De voorwaarde is dat deze kosten aantoonbaar toe te rekenen zijn aan de demonstratieactiviteit tijdens de projectperiode. Het moet dan gaan om de bedrijfsmiddelen die ook daadwerkelijk gedemonstreerd worden. Afschrijvingskosten van de stal of ruimte waar een demonstratie gegeven wordt hoort hier niet bij.
Dit zijn de kosten van eigen arbeid van de aanvrager. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer een ondernemer (kenniswerker) zelf de activiteiten uitvoert en geen personeel in loondienst heeft. Het is ook van toepassing op arbeid die door andere deelnemende partijen wordt geleverd in het geval van een aanvraag door een samenwerkingsverband. Voor ieder in te zetten arbeidskracht (kenniswerker) gelden de minimale vereisten zoals bedoeld in artikel 4 van dit besluit.
Bijdragen in natura kunnen uitsluitend uit eigen arbeid bestaan voor diensten waarvoor geen door facturen of documenten met gelijkwaardige bewijskracht gestaafde contante betalingen zijn verricht. Bijdragen in natura zijn subsidiabel:
niet verrekenbare of niet compensabele BTW
BTW die vanuit een fonds van gemeente of provincie aan de aanvrager kan worden gecompenseerd is niet subsidiabel. Ook BTW die als voorbelasting kan worden afgetrokken bij de belastingdienst of die via een regeling van de belastingdienst geen last vormt voor de aanvrager, is niet subsidiabel.
Voorbereidingskosten zijn kosten die gemaakt zijn binnen één jaar voordat de aanvraag om subsidie is ingediend. Het gaat uitsluitend om de eigen arbeid, personeelskosten of kosten derden voor architecten, ingenieurs, adviseurs, haalbaarheidsstudies en kosten voor adviezen over duurzaamheid die aantoonbaar gemaakt zijn om te komen tot een projectplan.
Artikel 6 en 7 Selectiecriteria en puntensystematiek
Voor het bepalen van de rangorde van projecten zijn vier selectiecriteria benoemd. Het project met het meest aantal punten krijgt de hoogste ranking. Toetsing vindt plaats door een onafhankelijk toetsingscommissie. Aan elk selectiecriterium worden maximaal 4 punten toegekend. T.o.v. elkaar vindt een weging van selectiecriteria plaats. In totaal zijn 32 punten te behalen. De plaats in de rangorde wordt bepaald door het aantal punten dat door de adviescommissie aan het project is toekend. Voor elk project geldt dat een minimum aantal punten dient te worden behaald om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen (55% van 32 punten = minimaal 18 punten). Het doel van deze systematiek is om alle projecten onderling te vergelijken en de beste projecten uit het totaalaanbod te selecteren
Mate van de effectiviteit van de activiteit (maximaal 4 punten, de weging is 3, totaal te behalen punten is 12)
De effectiviteit wordt beoordeeld door in samenhang naar de volgende aspecten te kijken:
Het doel van deze openstelling zijn om vermijdbare verliezen naar oppervlakte water en atmosfeer zoveel mogelijk te vermijden. Dit heeft kan gaan over nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen in de kringloop op bedrijfsniveau, maar ook over het op peil houden van organische stof en terugdringen van oxidatie van veen.
Mate van innovativiteit, hetgeen blijkt uit de toepassing van nieuwe kennis op landbouwbedrijven (max 4 punten, weging 1, totaal te behalen punten is 4)
Bij innovatie gaat het om vernieuwende producten en diensten die in potentie tot een betere en effectievere manier van landbouw bedrijven leiden. Wanneer deze producten en diensten bewezen effectief zijn en breder wordt toegepast noemen we ze minder innovatief.
Kosteneffectiviteit, hetgeen blijkt uit de kosten ten opzichte van het bereikte effect op de doelstelling (max 4 punten weging 2, totaal te behalen punten is 8)
De subsidiabele kosten ten opzichte van het effect op de doelstelling van de openstelling moet worden onderbouwd. Een norm per deelnemer is moeilijk te geven omdat deze samenhangen met het type activiteit (workshop, training, coaching en demonstratie). De motivatie van de kosten in de beschrijving van de ingezette middelen t.o.v. het bereikte effect is bepalend voor de score op dit selectiecriterium. Projecten die een hoog effect hebben voor de ingezette middelen scoren hoger.
Haalbaarheid; de mate waarin het project haalbaar is vanuit organisatorisch oogpunt. (max 4 punten, weging 2, totaal te behalen punten is 8)
de kwaliteit van de aanbieder van de kennis:
Onder de kwaliteit van de aanbieder wordt hier verstaan het curriculum vitae van de aanbieder, die bestaat uit opleiding en ervaring met name met soortgelijke projecten. Als minimale eis wordt van de aanvrager verwacht dat het beschikt over een relevante opleiding op MBO-niveau, relevante werkervaring van 3 jaar en dat deze ervaring binnen een periode van 3 jaar voorafgaand aan de datum van deze aanvraag is toegepast (zie artikel 3).
de kwaliteit van het projectplan:
De kwaliteit van een projectplan wordt bepaald door een heldere beschrijving van het probleem, en motivatie van de aanpak van activiteiten. Daarnaast bevat een projectplan een heldere omschrijving van de beheersmatige aspecten zoals tijdsplanning, kosten, menskracht, organisatie, en risico’s.
Onderbouwing weging selectiecriteria
In totaal kunnen 32 punten worden behaald. Bij minder dan 18 punten wordt het projectvoorstel afgewezen. Het selectiecriterium effectiviteit telt het meest zwaar mee omdat de provincie het grootste belang hecht aan het uiteindelijk effect op provinciale doelen. Er is voor gekozen om de mate van innovativiteit in deze openstelling een minder zwaar gewicht te geven omdat minder bewezen praktijkkennis mogelijk minder effectief zijn.
De aanvrager mag maximaal 1 keer per jaar een betalingsverzoek indienen (aanvraag voorschot op basis van realisatie). Omdat de aanvrager al verplicht is, op basis van artikel 1.17 van de Verordening subsidies POP3, 1 keer per jaar een voortgangsverslag in te dienen, is het aan te bevelen om dit te combineren. Een aanvraag om een voorschot voorafgaand aan de realisatie is in ieder geval niet mogelijk. Met realisatie wordt bedoeld dat de kosten ook daadwerkelijk gemaakt zijn en dit aangetoond kan worden met facturen en betaalbewijzen.
Onverminderd het gestelde onder artikel 1.7 van de Verordening subsidies POP3 geldt dat:
aanvragen kunnen worden ingediend via een digitaal loket bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.NL). De link is terug te vinden in de samenvatting van deze regeling via https://www.provincie-utrecht.nl/loket/subsidie/;
U kunt tot en met vrijdag 28 juli 2017 vragen stellen over de openstelling via het e-mailadres subsidies@provincie-utrecht.nl. De antwoorden op de geanonimiseerde vragen zijn uiterlijk op vrijdag 4 augustus 2017 beschikbaar via de website van de provincie Utrecht.
Aanvragen worden eerst beoordeeld op ontvankelijkheid en vervolgens voorgelegd aan een onafhankelijke adviescommissie van deskundigen. De aanvragen worden door de adviescommissie gerangschikt op basis van de scores. Op basis van dit advies neemt het college van Gedeputeerde Staten een besluit. Alle aanvragers ontvangen binnen 22 weken na sluiting van de openstellingsperiode een beschikkingsbrief.
Paragraaf 1 van hoofdstuk 2 van de Verordening subsidies POP3. Zie: https://www.provincie-utrecht.nl/loket/regelgeving-0/regeling/1130/verordening_subsidies_pop3/#regeling
AVP is op 7 december 2015 door provinciale staten van Utrecht vastgesteld. Voor meer informatie over AVP zie: https://www.provincie-utrecht.nl/onderwerpen/alle-onderwerpen/agenda-vitaal/