Organisatie | Hulst |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene Plaatselijke Verordening Hulst 2017 |
Citeertitel | APV Hulst 2017 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 149 van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
13-12-2023 | artikel 1:1, 1:2, 1:4, 1:6, 2:8, 2:9, 2:10, 2:11, 2:13, 2:18, 2:20, 2:23, 2:24, 2:24a, 2:25, 2:40, 2:53, 2:81, 2:83, 2:84, 2:88, 3:7, 3:9, 4:1, 4:2, 4:3, 4:4, 4:5, 4:6, 4:6a, 4:7, 4:11, 4:13, 4:16, 4:19, 4:19a, 4:20, 4:22, 5:2, 5:3, 5:4, 5:5, 5:6, 5:7, 5:8, 5:9, 5:9a, 5:10, 5:11, 5:12, 5:17, 5:18, 5:19,5.20, 5:22, 5:23, 5:24, 5:26, 5:28, 5:29, 5:30, 5:31, 5:32, 5:33, 5:34, 5:36, 5:37, 5:39, 5:40, 5:42, 5:43, 5:45, 5:47, 5:51, 5:57, 5:58 | 09-11-2023 | 618231 | ||
21-07-2022 | 13-12-2023 | Artt. 1:1, 2:1, 2:7, 2:8, 2:9, 2:17, 2:21, 2:25, 2:26, 2:49a, 2:49b, 2:72a, 2:73, 2:74a, 2:81, 3:7, 3:9, 4:19, 4:21, 4:22, 5:12, 5:14, 5:21, 5:45 en 5:58 | 07-07-2022 | 267670 | |
29-04-2021 | 21-07-2022 | Vervalt: Artikel 1:3 en Artikel 5:50/Wijziging: Artikel 1:7, Artikel 1:8, Artikel 2:8, Artikel 2:9, Artikel 2:23, Artikel 2:24, Artikel 2:31, Artikel 2:37, Artikel 2:47, Artikel 2:49, Artikel 2:50, Artikel 2:50a,), Artikel 2:84, Artikel 2:88, Artikel 2:94, Artikel 3:5, Artikel 3:7, Artikel 4:5, Artikel 4:6, Artikel 4.13, Artikel 4:20, Artikel 4:21, Artikel 5:6, Artikel 5:12, Artikel 5:13, Artikel 5:42, Artikel 5:43, Artikel 5:45, Artikel 5:51, artikel 5:58/Nieuw:Artikel 2:34a, Artikel 2:49a, Artikel 2:49b, Artikel 2:72a, Artikel 2:73b Artikel 4:6a ,Artikel 4:19a | 15-04-2021 | Nr 223194 | |
09-05-2019 | 29-04-2021 | Wijziging artt. 1:1, 2:1, 2:4 - 2:7, 2:10, 2:12, 2:15, 2:19, 2:21, 2:21a, 2:22, 2:24, 2:28, 2:57 - 2:65, 2:40, 2:70, 2:76, 2:78, 2:88, 2:97, 3:5, 3:8, 4:1 - 4:5, 4:14, 5:1, 5:2, 5:7, 5:8, 5:9, 5:9a, 5:11, 5:13, 5:18, 5:21, 5:25, 5:27, 5:35, 5:38, 5:41, 5:43, 5:44, 5:53, 6:1, hoofdstuk 2: afdeling 11 | 18-04-2019 | Kenmerk voorstel: Raadsbesluit RA/19.0038 | |
04-01-2018 | 28-12-2017 | 09-05-2019 | Wijziging artt. 1:6, 2:24, 2:35, 2:70, 4:6, 5:8 en toevoeging art. 2:74a | 14-12-2017 | Kenmerk voorstel: RA/17.0108 |
22-06-2017 | 04-01-2018 | Nieuwe regeling | 08-06-2017 | Rb 8 juni 2017; 17/0004 |
De raad van de gemeente Hulst;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 20 maart 2017, nr.;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;
Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonlijk, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
Afdeling 1 Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
Dit artikel geldt niet voor betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.
Artikel 2:2 Gevaarlijke voorwerpen
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor wapens, behorende tot de categorieën I, II, III en IV van de Wet wapens en munitie en voor zover door het bij zich dragen van deze voorwerpen de openbare orde of veiligheid niet in gevaar komt of kan komen.
Artikel 2:4 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Hij die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan voor de openbare aankondiging en ten minste 72 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis geven aan de burgemeester.
Afdeling 5 Veiligheid op de weg
Artikel 2:14 Openen straatkolken e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of enigerlei andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Artikel 2:16 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp
Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 van toepassing is.
Artikel 2:17 Vallende voorwerpen
Het is verboden langs een weg aan enig deel van een bouwwerk, werktuig of boom een voorwerp te hebben dat niet deugdelijk is beveiligd tegen neervallen op de weg.
In deze afdeling wordt onder evenement verstaan: elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:
markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet en artikel 5:21;
kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;
betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;
Artikel 2:22 Evenementenvergunning
Bij de indiening van de vergunningaanvraag worden de gegevens, bedoeld in artikel 2.3 van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen, aangeleverd voor zover voor het evenement een gebruiksmelding zou moeten worden gedaan op grond van artikel 2:1, eerste lid, van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen.
Afdeling 7 Toezicht op openbare inrichtingen
Onder openbare inrichting wordt in deze afdeling verstaan: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is logies wordt verstrekt, dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder openbare inrichting worden in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, waterpijpcafé, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis.
Een buiten de in het eerste lid bedoelde besloten ruimte liggend deel waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt, waaronder in ieder geval een terras, maakt voor de toepassing van deze afdeling deel uit van die besloten ruimte.
Artikel 2:25 Exploitatie openbare inrichting
Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op de vergunning.
Artikel 2:26 Eisen aan exploitant en leidinggevende
De exploitant en de leidinggevende van een openbare inrichting:
Artikel 2:27 Vrijstelling vergunningplicht
De burgemeester kan vrijstelling verlenen van de vergunningplicht als bedoeld in artikel 2:25 voor een of meer in dat besluit aangeduide openbare inrichtingen.
Artikel 2:28 Handel in openbare inrichtingen
De exploitant van een openbare inrichting staat niet toe dat een handelaar, aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, of een voor hem handelend persoon in die inrichting enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enige andere wijze overdraagt.
Artikel 2:29 Sluitingsuur; tijdelijke sluiting
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, de zedelijkheid of gezondheid, of in geval van bijzondere omstandigheden, te zijner beoordeling, voor een of meer openbare inrichtingen of gedeelte(n) daarvan (tijdelijke) sluitingsuren vaststellen, tijdelijk de sluiting daarvan bevelen dan wel beperkingen stellen aan het tijdstip tot waarop bezoekers mogen worden toegelaten.
Hij brengt het besluit onmiddellijk ter kennis van de exploitant van het bedrijf dat het betreft.
Artikel 2:32 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Indien een openbare inrichting als bedoeld in artikel 2:24 geen inrichting is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt niet de burgemeester, maar het college op als bevoegd bestuursorgaan ten behoeve van artikel 2:25, artikel 2:27 en artikel 2:29.
Afdeling 8 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
Artikel 2:33 Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt verstaan onder inrichting: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft.
Artikel 2:34 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of de exploitatie van een inrichting staakt, is verplicht binnen een week daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
Afdeling 9 Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2:39 Eisen aan de exploitant en de leidinggevende
De exploitant en de leidinggevende van een speelgelegenheid:
Artikel 2:43 Intrekking vergunning
De burgemeester kan de vergunning voor een speelgelegenheid intrekken, indien:
Afdeling 10 Speelautomaten en speelautomatenhallen
Artikel 2:47 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:
Artikel 2:48 Aantal speelautomaten in openbare inrichtingen
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester kansspelautomaten in een openbare inrichting aanwezig te hebben.
De burgemeester stelt beleidsregels vast ten aanzien van de criteria waaraan aanvragen als bedoeld in artikel 2:49 worden getoetst, welke ten minste betrekking hebben op:
Artikel 2:50 Aanvraag vergunning
De exploitant vraagt de vergunning voor een speelautomatenhal aan onder overlegging van:
Artikel 2:50a Vergunningverlening
Ingeval van gelijktijdige aanvragen als bedoeld in artikel 2:49a, tweede lid, vindt vergunning verlening plaats aan degene die naar het oordeel van de burgemeester het meest voldoet aan het gestelde in de beleidsregels als bedoeld in artikel 2:49b.
Artikel 2:51 Aanwezigheidsplicht
Het is verboden een speelautomatenhal voor het publiek geopend te houden, indien in het bedrijf geen leidinggevende aanwezig is die in de vergunning staat vermeld.
Afdeling 12 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2:68 Betreden gesloten woning of lokaal
Het is verboden een krachtens artikel 174a van de Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.
Het is verboden een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor het publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden.
De burgemeester kan ter bescherming van de openbare orde, de sluiting bevelen van een voor publiek toegankelijk gebouw, inrichting of ruimte als daar:
is gehandeld in strijd met artikel 1 van de Wet op de kansspelen;
wapens als bedoeld in artikel 2 van de Wet wapens en munitie aanwezig zijn waarvoor geen ontheffing, vergunning of verlof is verleend of
Het derde, vierde, vijfde en zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing als de burgemeester krachtens artikel 174a van de Gemeentewet of artikel 13b van de Opiumwet heeft besloten tot sluiting van een woning, een lokaal of een bijbehorend erf.
Artikel 2:71 Bezit van inbrekers werktuigen en hulpmiddelen voor winkeldiefstal
Het is verboden op een openbare plaats te vervoeren of bij zich te hebben: lopers, valse sleutels, touwladders, lantaarns of enig ander gereedschap, voorwerp of middel, dat ertoe kan dienen zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of een erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2:72 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 424, 426bis of 431 van het Wetboek van Strafrecht of artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Artikel 2:73a Voorkomen glas op straat
Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor:
een terras dat behoort bij een horecabedrijf, als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet;
de plaats, niet zijnde een horecabedrijf, als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Drank- en Horecawet.
Het is verboden op een openbare plaats distikstofmonoxide (lachgas) recreatief als roesmiddel te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen bij zich te hebben, indien dit gepaard gaat met overlast of andere gedragingen die de openbare orde verstoren, het woon- of leefklimaat nadelig beïnvloeden of anderszins hinder veroorzaken.
Het is verboden op een openbare plaats die deel uitmaakt van een door het college ter bescherming van de openbare orde of het woon- en leefklimaat aangewezen gebied distikstofmonoxide (lachgas) recreatief als roesmiddel te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen bij zich te hebben.
Artikel 2:74a Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet
Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
De burgemeester kan bij schending van deze zorgplicht aan overtreder een last onder bestuursdwang of onder dwangsom opleggen. Daarbij kunnen aanwijzingen worden gegeven over wat de overtreder moet doen en/of moet nalaten om verdere schending te voorkomen. De burgemeester stelt beleidsregels vast over het gebruik van zijn bevoegdheid.
Artikel 2:75 Verboden gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel en op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd. Onder deze ruimten worden in elk geval begrepen: portalen, wachtlokalen voor het openbaar vervoer, parkeergarages en rijwielstallingen.
Artikel 2:76 Neerzetten van fietsen en bromfietsen
Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een gebouw of in de ingang van een portiek als:
dit in strijd is met de uitdrukkelijk verklaarde wil van de gebruiker van dat gebouw of dat portiek of als
Artikel 2:81 Houden of voeren van hinderlijke of schadelijke dieren
Het is verboden op door het college ter voorkoming of beëindiging van overlast of schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, bij dat aanwijzingsbesluit aangeduide dieren
Onverminderd het bepaalde in de voorgaande leden moet degene die buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer de zorg heeft voor een dier voorkomen dat dit voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidshinder of anderszins hinder veroorzaakt.
De rechthebbende op vee dat zich bevindt in een aan een openbare plaats liggend weiland of terrein, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die openbare plaats niet kan bereiken.
Afdeling 13 Bestrijding van heling van goederen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
handelaar: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de Algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Afdeling 14 Consumentenvuurwerk
In deze afdeling wordt onder consumentenvuurwerk verstaan vuurwerk van categorie F1, F2 of F3 dat op grond van artikel 2.1.1 van het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.
Artikel 2:91 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op een openbare plaats op te houden met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 of 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2:92 Openlijk gebruik van drugs
Het is verboden op of aan de weg, op een andere voor publiek toegankelijke plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.
Artikel 2:93 Verwijderen van spuiten e.d.
Het is verboden om injectiespuiten of onderdelen daarvan zoals naalden, reservoirs, zuigers en dergelijke of daarop gelijkende voorwerpen op of aan de openbare weg, dan wel in afvalbakken achter te laten, indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zulks is geschied om afstand van dat voorwerp te doen.
Afdeling 16 Bijzondere bevoegdheden van de burgemeester
Artikel 2:94 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in de artikelen 2:1, 2:2, 2:3, 2:72, 2:72a, 2:73, 2:74 en 2.75 van deze verordening groepsgewijs niet naleven.
Artikel 2:95 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2:96 Cameratoezicht op openbare plaatsen
De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet te besluiten tot plaatsing van camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.
Artikel 2:97 Gebiedsontzeggingen
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verrichten een bevel geven zich gedurende ten hoogste 48 uur niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan een persoon aan wie tenminste eenmaal een bevel als bedoeld in dat lid is gegeven en die opnieuw strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een bevel geven zich gedurende ten hoogste acht weken niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, e.d.
Afdeling 1 Algemene bepalingen
De artikelen 1:2 en 1:5 tot en met 1:8 zijn niet van toepassing op het bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde.
Afdeling 2 Vergunning seksbedrijf
Artikel 3:4 Concentratie seksinrichtingen
Het college kan delen van de gemeente aanwijzen waar voor het vestigen van een seksinrichting geen vergunning wordt verleend. Daarbij kan worden bepaald dat de aanwijzing slechts geldt voor seksinrichtingen van seksbedrijven van een nader aangewezen aard.
Artikel 3:5 Toelaatbare seksinrichtingen
Het bevoegd bestuursorgaan kan een maximum stellen aan het totaal aantal seksinrichtingen waarvoor vergunning kan worden verleend. Hierbij kan worden bepaald dat een maximum slechts geldt voor seksinrichtingen van seksbedrijven van een nader aangewezen aard of in nader aangewezen delen van de gemeente.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8, wordt een vergunning geweigerd als:
er aanwijzingen zijn dat voor of bij het seksbedrijf personen tewerkgesteld zijn of zullen zijn die, als het prostituees betreft, nog niet de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt, als het overige personen betreft, nog niet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, slachtoffer zijn van mensenhandel of verblijven of werken in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000;
de exploitant of de leidinggevende minder dan vijf jaar geleden voor de dag dat de vergunning wordt aangevraagd, bij meer dan één rechterlijke uitspraak of strafbeschikking onherroepelijk veroordeeld is tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500,- euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
bepalingen, gesteld bij of krachtens de Alcoholwet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet 2000, de Wet arbeid vreemdelingen en hoofdstuk 3 van de Algemene plaatselijke verordening Hulst;
de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 416, 417, 417bis, 420bis tot en met 420quinquies, 426 en 429quater van het Wetboek van Strafrecht;
de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;
Met een veroordeling als bedoeld in het eerste lid, onder h, wordt gelijk gesteld:
betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid, onder a, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan 375,- euro bedraagt.
Een vergunning kan in ieder geval worden geweigerd:
voor een seksbedrijf waarvoor de vergunning op grond van artikel 3:9, eerste lid, aanhef en onder a tot en met f, of tweede lid, aanhef onder a tot en met g, of in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur is ingetrokken, gedurende een periode van vijf jaar na de intrekking;
Artikel 3:10 Melding gewijzigde omstandigheden
De vergunninghouder meldt elke verandering waardoor zijn seksbedrijf niet langer in overeenstemming is met de op grond van artikel 3:8, eerste lid, in de vergunning opgenomen gegevens, zo spoedig mogelijk aan het bevoegd gezag. Deze verleent een gewijzigde vergunning, als het seksbedrijf aan de vereisten voldoet.
Afdeling 3 Uitoefening seksbedrijf
Artikel 3:12 Sluitingstijden seksinrichtingen, aanwezigheid, toegang
Het bevoegd gezag kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, de zedelijkheid of gezondheid, of in geval van bijzondere omstandigheden, te zijner beoordeling, voor een of meer seksinrichtingen of gedeelte(n) daarvan (tijdelijke) sluitingsuren vaststellen, tijdelijk de sluiting daarvan bevelen dan wel beperkingen stellen aan het tijdstip tot waarop bezoekers mogen worden toegelaten.
Dit besluit wordt onmiddellijk ter kennis gebracht van de exploitant van het bedrijf dat het betreft.
Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin artikel 13b van de Opiumwet voorziet.
Artikel 3:14 Leeftijd en verblijfstitel prostituees
Het is een exploitant verboden een prostituee voor of bij zich te laten werken die:
in Nederland verblijft of werkt in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000.
De exploitant meldt een voorgenomen wijziging van het bedrijfsplan onverwijld aan de burgemeester. De wijziging wordt na goedkeuring van de burgemeester als onderdeel van het bedrijfsplan aangemerkt, als deze voldoet aan de eisen die overeenkomstig het eerste en tweede lid aan een bedrijfsplan worden gesteld.
Artikel 3:18 Straatprostitutie
Het is verboden zich op of aan de weg of op, aan of in een andere vanaf de weg zichtbare plaats, niet zijnde een seksinrichting waarvoor een vergunning is verleend, op te houden met het kennelijke doel zich beschikbaar te stellen voor prostitutie of op of aan de weg ontuchtige handelingen te verrichten als dit kennelijk geschiedt in het kader van prostitutie.
Artikel 3:21 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin of daarop goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen van erotisch-pornografische aard openlijk ten toon te stellen, aan te bieden of aan te brengen als de burgemeester aan de rechthebbende heeft bekendgemaakt dat de wijze van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen daarvan, de openbare orde of de woon- en leefomgeving in gevaar brengt.
Het eerste lid is niet van toepassing ten aanzien van het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 2 Weg- en waterverontreiniging
Het is verboden op een door het college ten behoeve van de werkzaamheden van de gemeentelijke reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan gedurende een daarbij aangeduide tijdsperiode.
Artikel 4:9 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Artikel 4:10 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
Afdeling 3 Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4:12 Lijst waardevolle bomen
Het college stelt een lijst vast van waardevolle houtopstand, gebaseerd op de volgende criteria:
Artikel 4:15 Voorwaarde van niet-gebruik
Indien het bevoegd gezag gedurende de bezwaartermijn een bezwaarschrift ontvangt of er een verzoek om een voorlopige voorziening is gedaan, mag van de vergunning pas gebruik worden gemaakt na één week nadat het bevoegd gezag op dat bezwaar heeft beslist of de rechtbank op die voorlopige voorziening heeft beslist.
Afdeling 4 Bescherming flora en erfgoed
Artikel 4:17 Bescherming groenvoorzieningen
Het is in een voor publiek toegankelijk park of plantsoen of in bij de gemeente in onderhoud zijnde groenstroken, grasperken of bloembakken verboden enige schade toe te brengen aan een boom of een bloem- of heesterperk dan wel aldaar bloemen te plukken.
Onverminderd het bepaalde in artikel 2.2 Besluit Erfgoedwet archeologie is het verboden zonder ontheffing van de burgemeester in het openbaar een metaaldetector of enig ander voorwerp, bestemd voor het opsporen van metalen voorwerpen te gebruiken of voor onmiddellijk gebruik voorhanden te hebben.
Het verbod in het eerste lid geldt niet voor degenen aan wie ingevolge artikel 5.2 van de Erfgoedwet een certificaat is verstrekt.
Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3. Awb niet van toepassing.
Afdeling 5 Maatregelen tegen ontsiering en overlast
Artikel 4:21 Vergunningsplicht handelsreclame
Het verbod geldt niet voor onverlichte:
opschriften die betrekking hebben op de naam of aard van in uitvoering zijnde bouwwerken of op de namen van degenen die bij het ontwerp of de uitvoering van het bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij of op de in uitvoering zijnde bouwwerken zelf, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;
Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de provinciale Landschapsverordening.
De weigeringsgrond van het vierde lid, onder c, geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer.
Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
Afdeling 2 Collecteren, venten en standplaatsen
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen of leden- en donateurwerving
Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden, dan wel in het openbaar leden of donateurs te werven als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Onder een inzameling als bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan het aanvaarden van geld of goederen bij het aanbieden van diensten of goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd
Onder venten wordt niet verstaan:
het aan huis afleveren van goederen door of vanwege degene die dit doet ter exploitatie van zijn winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet;
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan een vergunning worden geweigerd indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel der gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.
Artikel 5:16 Vrijheid van meningsuiting
Het verbod als bedoeld in artikel 5:15, eerste lid geldt niet voor venten met gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
Artikel 5:22 Organiseren van een snuffelmarkt
Het verbod geldt niet voor ruimten die uitsluitend dan wel nagenoeg geheel en voortdurend in gebruik zijn als winkel in de zin van de Winkeltijdenwet.
Artikel 5:42 Gebruik van openbaar water
Het is verboden op, in of boven openbaar water voorwerpen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien deze door hun omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar opleveren voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
De verboden zijn niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de Waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement of het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet.
Artikel 5:43 Ligplaats vaartuigen
Het verbod is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door het Besluit bouwwerken leefomgeving of het overige bepaalde bij of krachtens de Omgevingswet, de Wet milieubeheer of het Binnenvaartpolitiereglement.
Artikel 5:45 Beschadigen van waterstaatswerken
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen die bij de gemeente in beheer zijn.
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel, dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Artikel 5:47 Veiligheid op het water
Het in de vorige leden bepaalde geldt niet voor zover het Binnenvaartpolitiereglement of de Wet beheer rijkswaterstaatswerken van toepassing is.
Artikel 5:48 Gebruik waterscooters
Het is verboden op een ander openbaar water dan de Westerschelde gebruik te maken van een waterscooter.
Afdeling 6 Crossterreinen en verkeer in natuurgebieden
Artikel 5:52 Beperking verkeer in natuurgebieden
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op motorvoertuigen, bromfietsen, fietsen en paarden:
ten dienste van politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening en van andere krachtens artikel 29, eerste lid, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 door de minister van Verkeer en Waterstaat aangewezen hulpverleningsdiensten;
Afdeling 7 Verbod vuur te stoken
Artikel 5:53 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1 of 3, van het Wetboek van Strafrecht of de Provinciale milieuverordening.
Op de ontheffing bedoeld in het derde lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Afdeling 8 Verstrooiing van as
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele as verstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
Hoofdstuk 6 Straf- overgangs- en slotbepalingen
Overtreding van enige bepaling van deze verordening en de daarbij op grond van artikel 1:4 gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
In afwijking van het eerste lid is artikel 1a van de Wet op de economische delicten van toepassing op overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2:9, 2:10 en 4:13, eerste lid.
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.