Organisatie | Hulst |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene Plaatselijke Verordening Hulst 2017 |
Citeertitel | APV Hulst 2017 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de APV Hulst 2009; Overgangsrecht: zie art. 6:5 APV Hulst 2017
artikel 149 van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-06-2017 | 04-01-2018 | Nieuwe regeling | 08-06-2017 | Rb 8 juni 2017; 17/0004 |
De raad van de gemeente Hulst;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 20 maart 2017, nr.;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;
Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen
Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
bebouwde kom: het gebied binnen de grenzen die zijn vastgesteld op grond van artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994;
bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
bouwwerk: hetgeen in artikel 1 van de Bouwverordening Hulst daaronder wordt verstaan;
gebouw: hetgeen in artikel 1 van de Woningwet daaronder wordt verstaan;
openbare plaats: een voor het publiek toegankelijke plaats, waaronder begrepen de weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994;
weg: hetgeen daaronder wordt verstaan in de artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet;
In afwijking van het tweede lid is artikel 3:9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing indien beslist wordt op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2:8, vierde lid, artikel 2:9, tweede lid, aanhef en onder a, of artikel 4:13.
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonlijk, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
Afdeling 1 Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
Het bepaalde in de voorgaande leden geldt niet voor betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.
Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
Artikel 2:2 Gevaarlijke voorwerpen
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor wapens, behorende tot de categorieën I, II, III en IV van de Wet wapens en munitie en voor zover door het bij zich dragen van deze voorwerpen de openbare orde of veiligheid niet in gevaar komt of kan komen.
Artikel 2:4 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Hij die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan voor de openbare aankondiging en ten minste 72 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis geven aan de burgemeester.
Afdeling 4 Bruikbaarheid van de weg
Artikel 2:8 Voorwerpen op of aan de weg
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het in het eerste lid bedoelde gebruik, voor zover dit een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j. of onder k. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet, de provinciale Wegenverordening of de Wegenkeur Waterschap Scheldestromen.
Artikel 2:9 (Omgevings-)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet bij situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Wegenkeur Waterschap Scheldestromen, de provinciale Wegenverordening, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.
Op de vergunning bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Artikel 2:10 Maken, veranderen van een uitweg
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, de Wegenkeur Waterschap Scheldestromen of de provinciale Wegenverordening.
Afdeling 5 Veiligheid op de weg
Artikel 2:14 Openen straatkolken e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of enigerlei andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Artikel 2:16 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp
Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 van toepassing is.
Artikel 2:17 Vallende voorwerpen
Het is verboden langs een weg of aan enig deel van een bouwwerk een voorwerp te hebben dat niet deugdelijk beveiligd is tegen neervallen op de weg.
Artikel 2:18 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover de Waterstaatswet 1900, de Onteigeningswet, of de Belemmeringenwet Privaatrecht van toepassing is.
Artikel 2:19 Objecten onder hoogspanningslijn
Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Artikel 2:20 Veiligheid op het ijs
Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover het Wetboek van Strafrecht of de Keur watersysteem Scheldestromen 2012 van toepassing is.
Artikel 2:21 Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt onder evenement verstaan: elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:
markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet en artikel 5:21 van deze verordening;
kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;
betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;
het in een inrichting als bedoeld in de Drank- en Horecawet gelegenheid geven tot dansen.
Artikel 2:22 Evenementenvergunning
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op een wedstrijd op of aan de weg, in situaties waarin voorzien wordt door artikel 10 juncto 148 van de Wegenverkeerswet 1994.
Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
Afdeling 7 Toezicht op openbare inrichtingen
Artikel 2:24 Begripsomschrijving
Onder openbare inrichting wordt verstaan: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is logies wordt verstrekt, dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder openbare inrichting worden in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis.
Artikel 2:25 Exploitatie openbare inrichting
Het bepaalde in het vierde en vijfde lid geldt niet, voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswateren, de Wegenverordening Zeeland of de Wegenkeur Waterschap Scheldestromen.
Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op de vergunning.
Artikel 2:26 Eisen aan exploitant en leidinggevende
De exploitant en de leidinggevende van een openbare inrichting:
zijn niet in enig opzicht van slecht levensgedrag zoals bedoeld in artikel 8, lid 1, sub b van de Drank- en Horecawet;
Artikel 2:27 Vrijstelling vergunningplicht
De burgemeester kan vrijstelling verlenen van de vergunningplicht als bedoeld in artikel 2:25 voor een of meer in dat besluit aangeduide openbare inrichtingen.
Artikel 2:29 Sluitingsuur; tijdelijke sluiting
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, de zedelijkheid of gezondheid, of in geval van bijzondere omstandigheden, te zijner beoordeling, voor een of meer openbare inrichtingen of gedeelte(n) daarvan (tijdelijke) sluitingsuren vaststellen, tijdelijk de sluiting daarvan bevelen dan wel beperkingen stellen aan het tijdstip tot waarop bezoekers mogen worden toegelaten.
Hij brengt het besluit onmiddellijk ter kennis van de exploitant van het bedrijf dat het betreft.
Artikel 2:32 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Indien een openbare inrichting als bedoeld in artikel 2:24 geen inrichting is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt niet de burgemeester, maar het college op als bevoegd bestuursorgaan ten behoeve van artikel 2:25, artikel 2:27 en artikel 2:29.
Afdeling 8 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
Artikel 2:33 Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt verstaan onder inrichting: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft.
Artikel 2:34 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of de exploitatie van een inrichting staakt, is verplicht binnen een week daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
Artikel 2:35 Verschaffing gegevens nachtregister
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt dan wel de kampeerder is verplicht onverwijld aan de exploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid zijn of haar naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, betrekking alsmede de dag van vertrek te verstrekken.
Afdeling 9 Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2:37 Exploitatie van een speelgelegenheid.
Het eerste lid is niet van toepassing op:
speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, waar gelegenheid wordt gegeven te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als in artikel 1, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten;
Artikel 2:39 Eisen aan de exploitant en de leidinggevende
De exploitant en de leidinggevende van een speelgelegenheid:
Artikel 2:43 Intrekking vergunning
De burgemeester kan de vergunning voor een speelgelegenheid intrekken, indien:
Afdeling 10 Speelautomaten en speelautomatenhallen
Artikel 2:47 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:
Artikel 2:48 Aantal speelautomaten in openbare inrichtingen
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester kansspelautomaten in een openbare inrichting aanwezig te hebben.
Artikel 2:50 Aanvraag vergunning
De exploitant vraagt de vergunning voor een speelautomatenhal aan onder overlegging van:
Artikel 2:51 Aanwezigheidsplicht
Het is verboden een speelautomatenhal voor het publiek geopend te houden, indien in het bedrijf geen leidinggevende aanwezig is die in de vergunning staat vermeld.
Afdeling 12 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2:68 Betreden gesloten woning of lokaal
Het is verboden een krachtens artikel 174a van de Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.
Het is verboden een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor het publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden.
De burgemeester kan ter bescherming van de openbare orde, de sluiting bevelen van een voor publiek toegankelijk gebouw, inrichting of ruimte als daar:
is gehandeld in strijd met artikel 1 van de Wet op de kansspelen;
wapens als bedoeld in artikel 2 van de Wet wapens en munitie aanwezig zijn waarvoor geen ontheffing, vergunning of verlof is verleend of
Het derde, vierde, vijfde en zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing als de burgemeester krachtens artikel 174a van de Gemeentewet of artikel 13b van de Opiumwet heeft besloten tot sluiting van een woning, een lokaal of een bijbehorend erf.
Artikel 2:71 Bezit van inbrekers werktuigen en hulpmiddelen voor winkeldiefstal
Het is verboden op een openbare plaats te vervoeren of bij zich te hebben: lopers, valse sleutels, touwladders, lantaarns of enig ander gereedschap, voorwerp of middel, dat ertoe kan dienen zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of een erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2:72 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 424, 426bis of 431 van het Wetboek van Strafrecht of artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Artikel 2:73 Verboden drankgebruik
Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor:
een terras dat behoort bij een horecabedrijf, als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet;
de plaats, niet zijnde een horecabedrijf als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Drank en Horecawet.
Artikel 2:73a Voorkomen glas op straat
Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor:
een terras dat behoort bij een horecabedrijf, als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet;
de plaats, niet zijnde een horecabedrijf, als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Drank- en Horecawet.
Artikel 2:75 Verboden gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel en op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd. Onder deze ruimten worden in elk geval begrepen: portalen, wachtlokalen voor het openbaar vervoer, parkeergarages en rijwielstallingen.
Artikel 2:76 Neerzetten van fietsen e.d.
Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een gebouw of in de ingang van een portiek indien:
Artikel 2:81 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren
Het is verboden om in door het college ter voorkoming of opheffing van overlast, hinder of schade aan de openbare gezondheid aangewezen gebieden of plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, daarbij aangeduide dieren:
Onverminderd het bepaalde in de voorgaande leden moet degene die buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer de zorg heeft voor een dier voorkomen dat dit voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidshinder of anderszins hinder veroorzaakt.
De rechthebbende op vee dat zich bevindt in een aan een openbare plaats liggend weiland of terrein, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die openbare plaats niet kan bereiken.
Afdeling 13 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
handelaar: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de Algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:88 Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk:
Consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.
Artikel 2:91 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op een openbare plaats op te houden met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2:92 Openlijk gebruik van drugs
Het is verboden op of aan de weg, op een andere voor publiek toegankelijke plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.
Artikel 2:93 Verwijderen van spuiten e.d.
Het is verboden om injectiespuiten of onderdelen daarvan zoals naalden, reservoirs, zuigers en dergelijke of daarop gelijkende voorwerpen op of aan de openbare weg, dan wel in afvalbakken achter te laten, indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zulks is geschied om afstand van dat voorwerp te doen.
Afdeling 16 Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden, cameratoezicht en gebiedsontzeggingen
Artikel 2:94 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in de artikelen 2:1, 2:2, 2:3, 2:72, 2:73, 2:74 en 2.75 van deze verordening groepsgewijs niet naleven.
Artikel 2:95 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2:96 Cameratoezicht op openbare plaatsen
De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet te besluiten tot plaatsing van camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.
Artikel 2:97 Gebiedsontzeggingen
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verrichten een bevel geven zich gedurende ten hoogste 24 uur niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan een persoon aan wie tenminste eenmaal een bevel als bedoeld in dat lid is gegeven en die opnieuw strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een bevel geven zich gedurende ten hoogste zes weken niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, e.d.
Afdeling 1 Algemene bepalingen
De artikelen 1:2 en 1:5 tot en met 1:8 zijn niet van toepassing op het bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde.
Afdeling 2 Vergunning seksbedrijf
Artikel 3:4 Concentratie seksinrichtingen
Het college kan delen van de gemeente aanwijzen waar voor het vestigen van een seksinrichting geen vergunning wordt verleend. Daarbij kan worden bepaald dat de aanwijzing slechts geldt voor seksinrichtingen van seksbedrijven van een nader aangewezen aard.
Artikel 3:5 Geen raamprostitutiebedrijven en maximering aantal seksinrichtingen
Het bevoegd bestuursorgaan kan een maximum stellen aan het totaal aantal seksinrichtingen waarvoor vergunning kan worden verleend. Hierbij kan worden bepaald dat een maximum slechts geldt voor seksinrichtingen van seksbedrijven van een nader aangewezen aard of in nader aangewezen delen van de gemeente.
Een vergunning wordt geweigerd als:
er aanwijzingen zijn dat voor of bij het seksbedrijf personen tewerkgesteld zijn of zullen zijn die, als het prostituees betreft, nog niet de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt, als het overige personen betreft, nog niet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, slachtoffer zijn van mensenhandel of verblijven of werken in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000;
de exploitant of de leidinggevende minder dan vijf jaar geleden voor de dag dat de vergunning wordt aangevraagd, bij meer dan één rechterlijke uitspraak of strafbeschikking onherroepelijk veroordeeld is tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500,- euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
bepalingen, gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet 2000, de Wet arbeid vreemdelingen en hoofdstuk 3 van de Algemene plaatselijke verordening Hulst;
de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 416, 417, 417bis, 420bis tot en met 420quinquies, 426 en 429quater van het Wetboek van Strafrecht;
de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;
Met een veroordeling als bedoeld in het eerste lid, onder h, wordt gelijk gesteld:
vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid, onder a, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan 375,- euro bedraagt.
Een vergunning kan in ieder geval worden geweigerd:
voor een seksbedrijf waarvoor de vergunning op grond van artikel 3:9, eerste lid, aanhef en onder a tot en met f, of tweede lid, aanhef onder a tot en met g, of in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur is ingetrokken, gedurende een periode van vijf jaar na de intrekking;
Artikel 3:10 Melding gewijzigde omstandigheden
De vergunninghouder meldt elke verandering waardoor zijn seksbedrijf niet langer in overeenstemming is met de op grond van artikel 3:8, eerste lid, in de vergunning opgenomen gegevens, zo spoedig mogelijk aan het bevoegd gezag. Deze verleent een gewijzigde vergunning, als het seksbedrijf aan de vereisten voldoet.
Afdeling 3 Uitoefening seksbedrijf
Artikel 3:12 Sluitingstijden seksinrichtingen, aanwezigheid, toegang
Het bevoegd gezag kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, de zedelijkheid of gezondheid, of in geval van bijzondere omstandigheden, te zijner beoordeling, voor een of meer seksinrichtingen of gedeelte(n) daarvan (tijdelijke) sluitingsuren vaststellen, tijdelijk de sluiting daarvan bevelen dan wel beperkingen stellen aan het tijdstip tot waarop bezoekers mogen worden toegelaten.
Dit besluit wordt onmiddellijk ter kennis gebracht van de exploitant van het bedrijf dat het betreft.
Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin artikel 13b van de Opiumwet voorziet.
Artikel 3:14 Leeftijd en verblijfstitel prostituees
Het is een exploitant verboden een prostituee voor of bij zich te laten werken die:
in Nederland verblijft of werkt in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000.
De exploitant meldt een voorgenomen wijziging van het bedrijfsplan onverwijld aan de burgemeester. De wijziging wordt na goedkeuring van de burgemeester als onderdeel van het bedrijfsplan aangemerkt, als deze voldoet aan de eisen die overeenkomstig het eerste en tweede lid aan een bedrijfsplan worden gesteld.
Artikel 3:18 Straatprostitutie
Het is verboden zich op of aan de weg of op, aan of in een andere vanaf de weg zichtbare plaats, niet zijnde een seksinrichting waarvoor een vergunning is verleend, op te houden met het kennelijke doel zich beschikbaar te stellen voor prostitutie of op of aan de weg ontuchtige handelingen te verrichten als dit kennelijk geschiedt in het kader van prostitutie.
Artikel 3:21 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin of daarop goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen van erotisch-pornografische aard openlijk ten toon te stellen, aan te bieden of aan te brengen als de burgemeester aan de rechthebbende heeft bekendgemaakt dat de wijze van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen daarvan, de openbare orde of de woon- en leefomgeving in gevaar brengt.
Het eerste lid is niet van toepassing ten aanzien van het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1 Geluidhinder en verlichting
Artikel 4:1 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
Besluit: het Activiteitenbesluit milieubeheer;
inrichting: een inrichting type A of type B als bedoeld in het Besluit;
geluidsgevoelige gebouwen: woningen en gebouwen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige gebouwen met uitzondering van gebouwen behorende bij de betreffende inrichting;
geluidsgevoelige terreinen: terreinen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige terreinen met uitzondering van terreinen behorende bij de betreffende inrichting;
toestel: toestel als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen tot de daarin vermelde eindtijd.
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht, zoals bedoeld in artikel 3.148, eerste lid van het Besluit, gelden niet voor door het college aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal 6 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan maximaal 6 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij het voorschrift 3.148, eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Artikel 4:4 Onversterkte muziek
Het ten gehore brengen van onversterkte muziek als bedoeld in artikel 2.18, lid 1, onder f, en vijfde lid van het Besluit binnen inrichtingen is uitsluitend toegestaan tussen 10:00 uur en 22:00 uur.
Artikel 4:5 (Geluid)hinder door voertuigen
Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of het Besluit zich met een motorvoertuig of met een bromfiets zodanig te gedragen, dat daardoor voor een omwonende of overigens voor de omgeving (geluid)hinder ontstaat.
Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of het Besluit een vrachtauto als bedoeld in artikel 1, onder a, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens, te laden of te lossen tussen 19.00 en 07.00 uur, indien daardoor voor een omwonende of overigens voor de omgeving (geluid-)hinder ontstaat.
Artikel 4:6 Geluidhinder door knalapparaten
Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of het Besluit een knalapparaat in werking te hebben, te gebruiken of te doen gebruiken.
Artikel 4:7 Overige geluidhinder
Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of het Besluit toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit of de Provinciale Milieuverordening Zeeland.
Afdeling 2 Weg- en waterverontreiniging
Het is verboden op een door het college ten behoeve van de werkzaamheden van de gemeentelijke reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan gedurende een daarbij aangeduide tijdsperiode.
Artikel 4:9 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Artikel 4:10 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
Afdeling 3 Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4:12 Lijst waardevolle bomen
Het college stelt een lijst vast van waardevolle houtopstand, gebaseerd op de volgende criteria:
Artikel 4:15 Voorwaarde van niet-gebruik
Indien het bevoegd gezag gedurende de bezwaartermijn een bezwaarschrift ontvangt of er een verzoek om een voorlopige voorziening is gedaan, mag van de vergunning pas gebruik worden gemaakt na één week nadat het bevoegd gezag op dat bezwaar heeft beslist of de rechtbank op die voorlopige voorziening heeft beslist.
Artikel 4:16 Herplant- en instandhoudingsplicht
Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld dan wel op andere wijze is tenietgegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hem te geven aanwijzingen en binnen een door hem te stellen termijn.
Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is, ernstig in het voortbestaan wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hem te geven aanwijzingen binnen een door hem te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.
Afdeling 4 Bescherming flora en erfgoed
Artikel 4:17 Bescherming groenvoorzieningen
Het is in een voor publiek toegankelijk park of plantsoen of in bij de gemeente in onderhoud zijnde groenstroken, grasperken of bloembakken verboden enige schade toe te brengen aan een boom of een bloem- of heesterperk dan wel aldaar bloemen te plukken.
Onverminderd het bepaalde in artikel 2.2 Besluit Erfgoedwet archeologie is het verboden zonder ontheffing van de burgemeester in het openbaar een metaaldetector of enig ander voorwerp, bestemd voor het opsporen van metalen voorwerpen te gebruiken of voor onmiddellijk gebruik voorhanden te hebben.
Het verbod in het eerste lid geldt niet voor degenen aan wie ingevolge artikel 5.2 van de Erfgoedwet een certificaat is verstrekt.
Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3. Awb niet van toepassing.
Afdeling 5 Maatregelen tegen ontsiering en overlast
Artikel 4:19 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht of buiten de weg de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
Het in dit artikel bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet op de ruimtelijke ordening of de Provinciale Milieuverordening Zeeland.
Artikel 4:20 (tijdelijke) Opslag van vaste mest en overige organische mest
meststoffen: meststoffen als bedoeld in artikel 1 van de Meststoffenwet;
overige organische mest: overige organische meststoffen als bedoeld in artikel 1 van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet;
compost: product als bedoeld in artikel 1 van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet;
oogstrestanten: afvalstoffen als bedoeld in de Vrijstellingsregeling plantenresten en tarragrond;
zuiveringsslib: slib als bedoeld in artikel 1 van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet;
geurgevoelig object: gevoelig object als bedoeld in de Wet geurhinder en veehouderij;
emissiearm aanwenden: gebruiken van meststoffen op de wijze die is aangegeven in de bij het Besluit gebruik meststoffen behorende bijlage II, met dien verstande echter dat onder 3, punt a onder 2e gelezen moet worden: ‘tijdens het uitrijden van de dierlijke mest deze gelijktijdig wordt ondergewerkt.
Behoudens het bepaalde in of krachtens de Wet milieubeheer is het verboden zonder ontheffing van het college vaste mest, overige organische mest, zuiveringsslib en oogstrestanten op te slaan, indien deze opslag, te rekenen van het tijdstip van eerste aanvoer, langer aanwezig is dan 48 uur, maar niet langer dan veertien dagen.
Het in het tweede lid gestelde verbod geldt niet indien op een akkerbouwperceel vaste mest en overige organische mest is opgeslagen die bestemd is voor bemesting van het desbetreffende perceel. Pluimvee- en nertsenmest dient binnen 24 uur na de eerste aanvoer te worden voorzien van een 15 cm. dikke afdeklaag compost.
Onverminderd het bepaalde in het Besluit gebruik meststoffen is het verboden op gronden dierlijke meststoffen uit te rijden, op te brengen, te doen uitrijden of te doen opbrengen op zaterdag, zondag en op de volgende feest en gedenkdagen: Nieuwjaarsdag, tweede Paasdag, tweede Pinksterdag, Hemelvaartsdag, eerste en tweede Kerstdag en de dag waarop de verjaardag van de Koning wordt gevierd, tenzij de mest emissiearm wordt aangewend.
De in lid 3 aangegeven vrijstelling van het in lid 2 omschreven verbod geldt slechts, indien de opslag plaatsvindt op ten minste een afstand van 100 meter van een geurgevoelig object dat is gelegen binnen de bebouwde kom en op ten minste 50 meter van een geurgevoelig object dat is gelegen buiten de bebouwde kom.
Artikel 4:21 Vergunningsplicht handelsreclame
Het verbod geldt niet voor onverlichte:
opschriften die betrekking hebben op de naam of aard van in uitvoering zijnde bouwwerken of op de namen van degenen die bij het ontwerp of de uitvoering van het bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij of op de in uitvoering zijnde bouwwerken zelf, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;
Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de provinciale Landschapsverordening.
De weigeringsgrond van het vierde lid, onder c, geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer.
Artikel 4:22 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame
Het is verboden op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren door middel van enig opschrift, aankondiging of afbeelding, in welke vorm dan ook, als daardoor de veiligheid van het verkeer in gevaar wordt gebracht of ernstige hinder voor de omgeving wordt veroorzaakt.
Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
Artikel 5:1 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
voertuigen: voertuigen als bedoeld in artikel 1, onder al, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990) met uitzondering van kleine wagens zoals: kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen;
parkeren: parkeren als bedoeld in artikel 1, onder ac, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990).
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer.
Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.d.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Provinciale Wegenverordening of de Landschapsverordening Zeeland.
Artikel 5:9 Parkeren van uitzicht belemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hen anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5:10 Parkeren van voertuigen met stank verspreidende stoffen
Dit verbod geldt niet voor zover de Wet milieubeheer van toepassing is.
Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets
Het college kan op de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Afdeling 2 Collecteren, venten en standplaatsen
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Onder venten wordt niet verstaan:
het aan huis afleveren van goederen door of vanwege degene die dit doet ter exploitatie van zijn winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet;
het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op jaarmarkten en markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet of op snuffelmarkten als bedoeld in artikel 5:21;
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan een vergunning worden geweigerd indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel der gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.
Artikel 5:16 Vrijheid van meningsuiting
Het verbod als bedoeld in artikel 5:15, eerste lid geldt niet voor venten met gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
Onder standplaats wordt niet verstaan:
een vaste plaats op een jaarmarkt of markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet;
Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd:
indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van een vergunning voor het hebben van een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt;
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.
Artikel 5:20 Afbakeningsbepaling
Het verbod van artikel 5:18, eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of de Wegenverordening Zeeland 1994.
Artikel 5:21 Begripsomschrijving
Onder een snuffelmarkt wordt niet verstaan:
een markt of jaarmarkt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h van de Gemeentewet;
Artikel 5:22 Organiseren van een snuffelmarkt
Het verbod geldt niet voor ruimten die uitsluitend dan wel nagenoeg geheel en voortdurend in gebruik zijn als winkel in de zin van de Winkeltijdenwet.
Artikel 5:24 Gebruik van de haven
Het is verboden zonder ontheffing van het college in de handelshaven:
Artikel 5:29 Losmaken/verhalen vaartuigen
Het is verboden zonder toestemming van de schipper of eigenaar een in de haven gemeerd vaartuig los te maken of te verhalen of zich op of in het vaartuig te bevinden.
Artikel 5:30 Vaartuigen als werkplaats, magazijn e.d.
Het is aan eigenaren en gebruikers van vaartuigen verboden ligplaats in te nemen in de haven zonder schriftelijke ontheffing van het college indien deze vaartuigen worden gebezigd tot magazijn, tot werkplaats, tot het drijven van handel, tot het uitoefenen van een nering of tot huisvesting van personen, of welke kennelijk zijn bestemd voor de verkoop.
Artikel 5:31 Palen, balken, trappen e.d.
Het is verboden zonder vergunning van het college in de haven palen te slaan, balken, planken, bomen, trappen of andere dergelijke voorwerpen te leggen, te plaatsen of te hebben.
Artikel 5:33 Onbeheerde of gezonken vaartuigen
In andere gevallen dan waarin de Wrakkenwet voorziet, is het college bevoegd onbeheerde of gezonken vaartuigen, alsmede niet gemeerd zijnde vaartuigen, welke in de haven worden aangetroffen te meren, te verhalen en in bewaring te nemen voor rekening en risico van de eigenaar.
Artikel 5:34 Overdracht eigendom vaartuigen
De eigenaar van een vaartuig waarmee ligplaats in de haven wordt ingenomen is verplicht, wanneer de eigendom van dat vaartuig wordt overgedragen, hiervan zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen veertien dagen na het plaatsvinden van de overdracht, schriftelijk kennis te geven aan het college.
Het is verboden vuilnis en andere afvalstoffen op de havenwerken te storten anders dan in daarvoor bestemde voorzieningen.
Het is verboden van de wal of overboord in het water te werpen, te laten vallen, te pompen of te doen vloeien:
Artikel 5:42 Gebruik van openbaar water
Het is verboden op, in of boven openbaar water voorwerpen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien deze door hun omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar opleveren voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
De verboden zijn niet van toepassing op situaties waarin voorzien wordt door het Wetboek van Strafwet, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de provinciale vaarwegenverordening, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.
Artikel 5:43 Ligplaats vaartuigen
Het in het eerste en tweede lid bepaalde zijn niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet, de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, de keur watersysteem Scheldestromen 2012 dan wel de provinciale vaarwegenverordening van toepassing is.
Artikel 5:44 Verbod innemen ligplaats
Het is verboden een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen in strijd met het krachtens het in artikel 5:43 bepaalde.
Artikel 5:45 Beschadigen van waterstaatswerken
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.
Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de keur watersysteem Scheldestromen 2012 of de Provinciale vaarwegenverordening Zeeland.
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel, dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Artikel 5:47 Veiligheid op het water
Het in de vorige leden bepaalde geldt niet voor zover het Binnenvaartpolitiereglement of de Wet beheer rijkswaterstaatswerken van toepassing is.
Artikel 5:48 Gebruik waterscooters
Het is verboden op een ander openbaar water dan de Westerschelde gebruik te maken van een waterscooter.
Afdeling 6 Crossterreinen en verkeer in natuurgebieden
Artikel 5:50 Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt verstaan onder:
motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, onder z, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;
bromfiets: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid onder e, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Het in dit artikel bepaalde geldt niet voor zover de Wet milieubeheer of het Besluit geluidproductie sportmotoren van toepassing is.
Artikel 5:52 Beperking verkeer in natuurgebieden
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op motorvoertuigen, bromfietsen, fietsen en paarden:
ten dienste van politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening en van andere krachtens artikel 29, eerste lid, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 door de minister van Verkeer en Waterstaat aangewezen hulpverleningsdiensten;
Afdeling 7 Verbod vuur te stoken
Artikel 5:53 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1 of 3, van het Wetboek van Strafrecht of de Provinciale milieuverordening.
Op de ontheffing bedoeld in het derde lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Afdeling 8 Verstrooiing van as
Artikel 5:54 Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele as verstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
Afdeling 9 Kamperen buiten kampeerterreinen
Artikel 5:57 Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt verstaan onder kampeermiddel: een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Hoofdstuk 6 Straf- overgangs- en slotbepalingen
Overtreding van enige bepaling van deze verordening en de op grond van artikel 1.4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
In afwijking van het eerste lid is artikel 1a van de Wet op de economische delicten van toepassing op overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2:9, 2:10 en 4:13, eerste lid.
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.