Organisatie | Coevorden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel briefadres gemeente Coevorden 2017 |
Citeertitel | |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | Algemeen bestuur en organisatie |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
03-06-2017 | nieuwe regeling | 09-05-2017 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Coevorden;
overwegende, dat het gewenst is om een beleidsregel vast te stellen met betrekking tot de aangifte en registratie van een briefadres om het oneigenlijk gebruik van het briefadres tegen te gaan en om kwetsbare groepen zonder woonadres, te registreren op een briefadres;
gelezen het voorstel d.d. 03-04-2017 van de afdeling publieksservice, Team KCC, Burgerzaken en Belastingen;
gelezen de circulaire: Registreren briefadres in de BRP (2016—0000656211) van de minister van BZK van 18 oktober 2016;
gelet op de artikelen 1.1, 2.23, 2.40 en 2.45 van de Wet basisregistratie personen (Wet BRP), artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;
Het is in ieder geval niet mogelijk om ingeschreven te worden op een briefadres, indien:
Aldus vastgesteld in de vergadering van 09-05-2017 van het
college van Burgemeester en Wethouders van Coevorden,
de secretaris de burgemeester
B.M. de Vries B.J. Bouwmeester
Toelichting op de Regeling briefadres
Toelichting artikel 2, lid 1, sub a:
Personen die niet beschikken over een woonadres en gebruik maken van de maatschappelijke opvang (passantenverblijven en dag- en nachtopvang) kunnen met een briefadres ingeschreven worden bij één van de opvanginstellingen. Personen die niet beschikken over een woonadres, maar geen gebruik maken van de maatschappelijke opvang (mensen met een zwervend bestaan), zijn verplicht elders een briefadres te kiezen.
Toelichting artikel 2, lid 1, sub b:
Personen die vallen onder de categorie ‘ambulant beroep’ zoals binnenvaartschippers die (met hun gezin) aan boord van een schip wonen en kermismedewerkers die (met hun gezin) met de kermisattractie meereizen. Personen die tot deze categorie behoren komen in aanmerking voor een briefadres, mits zij geen woonadres hebben.
Toelichting artikel 2, lid 1, sub c:
Als iemand naar het buitenland vertrekt, wordt gekeken voor welke periode dat is. Iemand moet een briefadres kiezen, wanneer hij/zij voor een kortere periode dan acht maanden in een tijdsbestek van een jaar naar het buitenland gaat en niet meer beschikt over een woonadres.
Op grond van artikel 2.43 Wet BRP mag iemand die voor een periode van meer dan acht maanden naar het buitenland vertrekt niet als ingezetene ingeschreven blijven in de BRP. In dat geval is de burger verplicht aangifte te doen van zijn vertrek naar het buitenland. Op grond van de aangifte wordt de bijhouding van zijn persoonslijst een verantwoordelijkheid van de minister van BZK en ‘verhuist’ de persoonslijst naar de Registratie Niet-Ingezetenen vanwege emigratie. In dat geval kan geen briefadres gekozen worden.
Toelichting artikel 2, lid 1, sub d:
Als een inwoner beroepshalve gaat varen aan boord van een schip dat in Nederland de thuishaven heeft en er is bij vertrek de redelijke verwachting dat hij niet langer dan twee jaar buiten Nederland zal verblijven, dan hoeft hij geen aangifte van vertrek te doen (artikel 29 Besluit BRP). Een voorwaarde is wel dat hij/zij gedurende het verblijf buiten Nederland beschikt over een adres in Nederland. Veelal zal dit een briefadres zijn. Het is de burger wel toegestaan om aangifte van vertrek naar het buitenland te doen in deze situatie. Een verplichting daartoe bestaat niet.
Toelichting artikel 2, lid 1, sub e:
Hierbij valt te denken aan twee echtgenoten die gaan scheiden maar op één adres wonen. Wanneer de een op het huidige adres blijft wonen, heeft de ander (tijdelijk) geen vast woonadres. Deze laatste persoon kan ingeschreven worden op een briefadres. Een ander voorbeeld is als een persoon een nieuwe woning heeft gekocht en de oude woning heeft verkocht. De nieuwe woning moet echter nog opgeleverd worden terwijl de oude woning al overgedragen is aan de nieuwe eigenaar.
In de circulaire Registratie briefadres om veiligheidsredenen (waaronder in geval van verblijf in blijf-van-mijn-lijf-huizen) van de minister van BZK van 6 december 2013 (kenmerk 2013-0000722005) is geregeld dat personen die verblijven in een opvanghuis voor mannen en vrouwen met een briefadres ingeschreven kunnen worden op het kantooradres van de desbetreffende instelling. Op die manier wordt het feitelijke woonadres van betrokkenen adequaat beschermd tegen ongewenste kennisneming door onbevoegden.
Degene die zijn woonadres heeft in een instelling, kan in afwijking van artikel 2.38, lid 1 en artikel 2.39, lid 1 van de Wet BRP in plaats van inschrijving op zijn woonadres een briefadres kiezen. Op grond van artikel 2.40, lid 3 Wet BRP zijn dit instellingen voor gezondheidszorg, instellingen op het gebied van kinderbescherming en penitentiaire instellingen. Het college van B&W is eveneens bevoegd, op grond van artikel 2.40, lid 4 Wet BRP, instellingen op het terrein van maatschappelijke opvang aan te wijzen.
Op basis van artikel 2.41 Wet BRP kan de burgemeester om veiligheidsredenen bepalen het opnemen van een woonadres niet wenselijk is. Buiten de in artikel 2 lid 2 van deze regeling genoemde blijf-van-mijn-lijfhuizen, kunnen dit ook andere vormen van huiselijk- of eer gerelateerd geweld zijn. Bij circulaire van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 6 december 2013 (2013-0000746310) is geregeld dat hier een briefadres wenselijk kan zijn.
Een briefadres kan, in aanvulling op wat de wet regelt en in afwijking van een woonadres, worden gekozen binnen elke gemeente in Nederland. Het is niet verplicht om een briefadres te kiezen in de gemeente waar voor het laatst een woonadres werd gehouden. De aangifte wordt altijd gedaan in de gemeente waar het briefadres zich bevindt.
Toelichting artikel 3, lid 2 en 3:
Bij de aangifte dient een schriftelijke verklaring van instemming te worden gevoegd van degene bij wie het briefadres wordt gehouden op grond van artikel 2.45 van de Wet BRP. In de schriftelijke verklaring van aangifte dienen de redenen van het briefadres en de te verwachten duur te worden opgenomen. De aangever dient tevens een (kopie van een) geldig identiteitsbewijs zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht van zichzelf als van degene bij wie het briefadres wordt gehouden te overleggen.
Maximaal 2 briefadressen betekent maximaal aan twee gezinshuishoudens of twee alleenstaanden of één gezinshuishouden en één alleenstaande.
Het blijft mogelijk en is toegestaan dat een briefadresgever meer dan één briefadreshouder op zijn woonadres kan hebben. Bijvoorbeeld een particulier die al dan niet tegen betaling briefadresgever is voor veel gedetineerden, omdat zij hun familie daar niet mee willen belasten. In dat geval kan uitgeweken worden naar het bepaalde in artikel 4:84 Awb.
Ontbreekt bij de aangifte tot briefadres één of meer van de benodigde stukken, dan wordt de aangifte behandeld als een onvolledige aangifte. De aangever wordt schriftelijk in de gelegenheid gesteld binnen veertien dagen na verzending van het verzoek het verzuim te herstellen en de aangifte alsnog aan te vullen met de ontbrekende stukken. De aangever kan echter in reactie daarop het verzoek doen de termijn om de aangifte aan te vullen eenmalig te verlengen met veertien dagen.
Wanneer de aangever niet binnen veertien dagen zijn/haar aangifte aanvult of uitstel aanvraagt, wordt een brief verstuurd waarin vermeld wordt dat de aangifte briefadres buiten behandeling wordt gesteld wegens het ontbreken van de gevraagde documenten.
Het is toegestaan om in de mededeling tot aanvulling van gegevens (4:5 Awb) al melding te maken van het voornemen om de aangifte buiten behandeling te stellen (4:7 Awb) in het geval dat niet voldaan wordt aan de aanvulling.
Conform artikel 2.41 Wet BRP is het verstrekken van een briefadres om veiligheidsredenen een burgemeestersbevoegdheid. Op basis van het tweede lid van artikel 2.41 Wet BRP kan hier nader invulling aan gegeven worden.
Bij circulaire van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 6 december 2013 (2013-0000746310) is bepaald dat voor een briefadres om veiligheidsredenen vooral personen in aanmerking komen die te maken hebben met huiselijk geweld. Hiervoor worden deze personen opgevangen in blijf-van-mijn-lijf- en andere opvanghuizen.
Het betreft hier een (niet-limitatieve) opsomming van weigeringsgronden voor de aangifte van een briefadres.
Het is echter wel toegestaan om een briefadresmogelijkheid bij inschrijving op grond van aangifte van verblijf en adres te kunnen kiezen. Dit is niet in strijd met artikel 2.38 Wet BRP. Het kiezen van een briefadres om permanente bewoning van recreatiewoning mogelijk te maken is geen gegronde reden. Er wordt niet voldaan aan artikel 6 onder a van deze regel.
Er kan geen briefadres gekozen worden indien de aangever een woonadres heeft. Onder woonadres wordt het adres verstaan als bedoeld in artikel 1.1 Wet BRP. Hieronder valt ook het adres,
1. Indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten; of
2. Het adres waar, bij het ontbreken van een adres als bedoeld onder 1, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derden van de tijd zal overnachten. In de situatie dat geen woonadres vastgesteld kan worden, kan wel gekozen worden voor een briefadres.
Toelichting artikel 6 sub b en c:
Er dient aangifte van vertrek uit Nederland gedaan te worden als de persoon langer buiten Nederland verblijft dan een periode van 2/3e deel van een jaar. In dat geval kan niet gekozen worden voor een briefadres. Hierop is één uitzondering in het geval de persoon beroepshalve op een schip vaart. Zie hiervoor de toelichting bij artikel 2, lid 1, sub d.
Met de hierin vermelde weigeringsgrond wordt bedoeld dat een briefadres alleen verleend kan worden op een woonadres waar nog geen of slechts één briefadres is geregistreerd. Hierbij geldt een briefadres verleend aan een gezinshuishouden als één briefadres. Dit betekent dat er maximaal of twee alleenstaanden of twee gezinshuishoudens of één alleenstaande en één gezinshuishouden een briefadres kunnen hebben op één adres. Zie ook de toelichting bij artikel 3, lid 4.
Een briefadres kan geen postbus zijn. Kenmerk van een briefadres is dat er een waarborg is, dat voor de briefadreshouder bestemde geschriften of inlichten daarover aan deze worden doorgegeven of medegedeeld. Als post naar een postbus wordt gestuurd, wordt aan die voorwaarde niet voldaan.
Om het tijdelijke karakter te bevestigen is besloten om een briefadres voor een periode van één jaar te verlenen.
In de situatie als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder c mag een briefadres worden gekozen voor de duur van maximaal de periode dat aangever buiten Nederland zal verblijven met een maximum van acht maanden.
In de situatie als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder d mag een briefadres worden gekozen voor de duur van maximaal de periode dat aangever buiten Nederland zal verblijven met een maximum van 24 maanden.
Een instelling op grond van artikel 2.40 Wet BRP heeft de verantwoordelijkheid over de gezondheid of veiligheid van de briefadreshouder. Het verblijf in een dergelijke instelling staat bij aanvang vast en wordt aangegeven bij de aanvraag van het briefadres.
Deze periode van ieder kwartaal is bewust gekozen om op deze manier in ieder geval na drie maanden een contactmoment te hebben met de burger, om zo te zorgen dat hij/zij snel een woonadres heeft (artikel 2, 1e lid sub b).
Hierop zijn een aantal uitzonderingen.
- Als van te voren al bekend is dat iemand een bepaalde periode in het buitenland zal verblijven en geen woonadres heeft, dan kan een briefadres worden verleend voor maximaal deze termijn.
- Een andere uitzondering heeft te maken met de feitelijke onmogelijkheid van de burger om een woonadres te hebben. Hierbij valt te denken aan schippers. Zolang deze schippers varen kunnen zij kiezen voor een briefadres. Het recht op het briefadres kan voor deze categorie bijvoorbeeld om de twee jaar worden getoetst.
- Ook voor dak- en thuislozen ligt het voor de hand om een afwijkende termijn te kiezen zolang de briefadreshouder een zwervend bestaand leidt kan een briefadres gehouden worden. Per situatie wordt bekeken welke termijn voor deze personen reëel is.
Ondanks de maximale termijn van één jaar, is het mogelijk dat personen langer dan dat jaar niet beschikken over een woonadres. Het is echter zo dat deze situatie niet wenselijk is, uitzonderingen
daargelaten, vandaar dat deze personen maandelijks verantwoording moeten afleggen over hun woon- of verblijfsplaats.
De verantwoording, zoals genoemd in lid 7 en 8 van dit artikel, kan op twee manieren worden gedaan: Mondeling en schriftelijk. In eerste instantie zal een schriftelijke verantwoording worden gevraagd. Indien hier geen, of een onduidelijke, reactie op volgt, zal betrokken ‘in persoon’ opgeroepen worden.
Aangezien bij deze personen geen huisbezoek kan plaatsvinden, personen wonen immers niet op het adres waar zij ingeschreven staan, worden personen die geen gehoor geven aan de verantwoordingsverplichting op basis van artikel 2.22 Wet BRP uitgeschreven. Personen worden namelijk niet bereikt en er is geen ander onderzoeksmogelijkheid dan het per post benaderen van deze personen. De verantwoording na één jaar vindt altijd in persoon plaats.
Op grond van artikel 4.17 Wet BRP kan een bestuurlijke boete worden opgelegd als er geen of een onjuiste aangifte van een (brief)adres wordt gedaan. Dit geldt ook voor de verplichting voor zowel de briefadreshouder als ook voor de briefadresgever om op verzoek van het college van burgemeester en wethouders inlichtingen te verstrekken die noodzakelijk zijn voor een juiste bijhouding van de basisregistratie zoals bepaald in artikel 2.45 Wet BRP. Voor de op te leggen bestuurlijke boete geldt een maximaal bedrag van € 325.