Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gennep

Besluit van het college van Gennep houdende nadere regels maatschappelijke ondersteuning [Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning]

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGennep
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit van het college van Gennep houdende nadere regels maatschappelijke ondersteuning [Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning]
CiteertitelBesluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt het "Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Gennep 2015"

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. wet Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  2. amvb Uitvoeringsbesluit Wmo 2015
  3. artikel 147 van de Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-06-201701-06-2019nieuwe regeling

25-04-2017

gmb-2017-92624

251527

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit van het college van Gennep houdende nadere regels maatschappelijke ondersteuning [Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning]

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gennep,

 

  • gelet op Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en gelet op artikel 147 van de Gemeentewet;

 

  • overwegende dat het noodzakelijk is om met betrekking tot het verlenen van voorzieningen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning nadere regels te stellen;

 

besluit:

 

het volgende Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning vast te stellen.

 

Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning

 

HOOFDSTUK 1. Begripsbepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit Besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    Budgethouder: de persoon aan wie het college een persoonsgebonden budget heeft toegekend;

  • b.

    Programma van eisen: technische omschrijving waar een maatwerkvoorziening aan moet voldoen in verband met de persoonlijke en medische kenmerken van de cliënt;

  • c.

    Verordening: Verordening maatschappelijke ondersteuning.

Alle begrippen die in dit Besluit worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, de Verordening maatschappelijke ondersteuning en de Algemene wet bestuursrecht.

 

Hoofdstuk 2 Algemene uitgangspunten

Artikel 2 Algemene uitgangspunten onderzoek

Bij het onderzoek gaan we er van uit dat zelfredzaamheid en participatie in de samenleving een verantwoordelijkheid is dat elk individu heeft. Vanuit de gedachte dat de cliënt een inspanningsverplichting heeft om de eigen situatie te verbeteren, wordt beoordeeld wat de cliënt zelf nog kan, zo nodig met hulp van zijn sociale netwerk, mantelzorg, algemeen gebruikelijke dan wel algemene voorzieningen. Mocht dit alles niet leiden tot compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie, dan wordt tenslotte beoordeeld in hoeverre een maatwerkvoorziening een zodanig passende bijdrage kan leveren dat de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid en participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.

 

HOOFDSTUK 3 MAATWERKVOORZIENINGEN

3.1 Huishoudelijke hulp

 

Artikel 3 Huishoudelijke hulp

  • 1.

    Het beoogde resultaat van deze maatwerkvoorziening is dat de cliënt in staat is om:

    • a.

      In een schoon en leefbaar huis te wonen;

    • b.

      Zelfstandig thuis te blijven wonen;

    • c.

      Schone kleding te dragen.

  • 2.

    De richtlijn voor de tijdnormering is gebaseerd op geraamde minuten die nodig zijn om onder normale omstandigheden huishoudelijke taken uit te voeren. Deze richtlijn geeft een handvat om te komen tot het beoordelen van de benodigde ondersteuning.

  • 3.

    De richtlijn is als bijlage 1 toegevoegd.

 

Artikel 4 Huishoudelijke hulp tientje

  • 1.

    Het beoogde resultaat van het huishoudelijke hulp tientje is dat de cliënt of zijn mantelzorger in staat is om in een schoon en leefbaar huis te wonen en schone kleding te dragen.

  • 2.

    De volgende doelgroepen komen in aanmerking voor het huishoudelijke hulp tientje:

    • a.

      cliënt met een indicatie voor huishoudelijke hulp op grond van artikel 3 die de uren behorend bij de indicatie volledig inzet en aanvullende hulp in wil kopen.

    • b.

      mantelzorgers.

 

3.2. Woonvoorzieningen en hulpmiddelen

 

Artikel 5 Woonvoorzieningen

  • 1.

    Om langer zelfstandig te kunnen blijven wonen in de eigen leefomgeving, kan het college woonvoorzieningen verstrekken.

  • 2.

    Wij onderscheiden de volgende woonvoorzieningen:

    • a.

      Losse woonvoorzieningen: voorzieningen die niet nagelvast, dus verplaatsbaar zijn (bijv. een verrijdbare kanteldouchestoel, verrijdbare tillift);

    • b.

      Bouwkundige woonvoorziening: nagelvaste voorzieningen (traplift).

  • 3.

    Voor losse woonvoorzieningen geldt dat voor kortdurend en incidenteel gebruik een beroep kan worden gedaan op de uitleenservice.

  • 4.

    Algemeen gebruikelijke voorzieningen, zoals verhoogde toiletten, beugels, douchestoeltjes en –krukjes, thermostaatkranen e.d. (niet limitatief) vallen niet onder de noemer maatwerkvoorziening.

 

Artikel 6 Rolstoelvoorzieningen

  • 1.

    Het beoogde resultaat van een rolstoelvoorziening is een adequate oplossing voor een beperking in het bewegen in en om het huis.

  • 2.

    Wij onderscheiden de volgende rolstoelvoorzieningen:

    • a.

      Handmatig voortbewogen rolstoel;

    • b.

      Elektrisch voortbewogen rolstoel;

  • 3.

    Accessoires zoals een boodschappenmand en een extra spiegel zijn doorgaans niet noodzakelijk en worden daarom niet vergoed.

  • 4.

    Voor rolstoelvoorzieningen geldt dat voor kortdurend en incidenteel gebruik een beroep kan worden gedaan op de uitleenservice of een rolstoelpool.

 

Artikel 7 Sportvoorzieningen

  • 1.

    Wanneer het voor de cliënt zonder sporthulpmiddel niet mogelijk is om een sport (niet zijnde topsport) te beoefenen en de kosten hiervoor aanzienlijk hoger zijn dan de gebruikelijke kosten die een persoon zonder beperkingen heeft voor dezelfde (of een vergelijkbare) sport, kan een sportvoorziening worden verstrekt.

  • 2.

    De aanvrager moet aantonen dat er sprake is van actieve sportbeoefening.

  • 3.

    Als voorliggende voorzieningen gelden fondsen. Bijvoorbeeld Fonds gehandicaptensport.

 

Artikel 8 Vervoershulpmiddelen

  • 1.

    Het beoogde resultaat van de verstrekking van een vervoershulpmiddel is om het voor de cliënt mogelijk te maken zich lokaal te verplaatsen buitenshuis.

  • 2.

    Wij onderscheiden onder andere de volgende vormen van vervoershulpmiddelen:

    • a.

      Aangepaste fietsen (alleen voor inwoners tot 18 jaar);

    • b.

      Scootmobielen

  • 3.

    De verstrekking van een vervoershulpmiddel geschiedt enkel wanneer de kosten van de voorziening de kosten van de algemeen gebruikelijke vervoersvoorziening te boven gaan.

  • 4.

    Voor vervoershulpmiddelen geldt dat voor kortdurend gebruik een beroep kan worden gedaan op de uitleenservice.

 

3.3 Vervoer taxi/bus

 

Artikel 9 Ondersteuning bij vervoer

  • 1.

    Wanneer een cliënt niet in staat is om gebruik te maken van het openbaar vervoer, kan een maatwerkvoorziening verstrekt worden in de vorm van een Regiotaxipas. Hiermee kan tegen een gereduceerd tarief gereisd worden. Er moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      Er is sprake van noodzakelijk vervoer ten behoeve van aanvaardbare maatschappelijke participatie in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag;

    • b.

      De persoon kan niet met een algemeen gebruikelijk vervoershulpmiddel de hulpvraag oplossen;

    • c.

      Er is geen persoon in het sociaal netwerk die de vraag om aangepast vervoer kan oplossen;

    • d.

      De cliënt kan niet met de Wensbus of de bus van de Vrienden van Norbertus vervoerd worden;

    • e.

      Er is geen voorliggende voorziening, bijvoorbeeld zittend ziekenvervoer op basis van de Zvw.

  • 2.

    De ondersteuning bij vervoer maakt lokale verplaatsingen mogelijk. Het aantal zones die een cliënt op jaarbasis kan reizen, wordt in samenspraak met de cliënt op maat bepaald, aangevuld met een marge van 10% voor onvoorziene ritten en met een maximale omvang van 2000 kilometer per jaar (omgerekend 476 zones).

 

3.4 Individuele begeleiding

 

Artikel 10 Begeleiding individueel

  • 1.

    Begeleiding individueel is de dienstverlening gericht op bevordering, behoud of compensatie van de zelfredzaamheid en eigen kracht, voorkomt opname in een instelling of verwaarlozing van de cliënt.

  • 2.

    Wij onderscheiden onder andere de volgende vormen van begeleiding individueel:

    • a.

      Begeleiding individueel basis;

    • b.

      Begeleiding individueel gespecialiseerd.

  • 3.

    Qua complexiteit worden drie varianten onderscheiden: eenvoudig, gemiddeld en complex. Voor eenvoudige problematiek worden het netwerk en algemene voorzieningen ingezet. Voor gemiddelde en complexe problematiek wordt een maatwerkvoorziening ingezet.

  • 4.

    Qua intensiteit worden drie varianten onderscheiden: laag, matig en hoog.

 

Artikel 11 Richtlijnen omvang individuele begeleiding

Individuele begeleiding vindt plaats in de vorm van trajecten. De omvang van de begeleiding is gebaseerd op de complexiteit en intensiteit. De geldigheidsduur van de indicatie is afhankelijk van het resultaat dat bereikt dient te worden om een passende bijdrage aan zelfredzaamheid en participatie te kunnen leveren en de doelen die in dat verband gesteld worden.

 

3.5 Persoonlijke verzorging

 

Artikel 12 Persoonlijke verzorging

  • 1.

    Persoonlijke verzorging is gericht op het ondersteunen bij, of overnemen van activiteiten op het gebied van persoonlijke verzorging (met inbegrip van enige begeleiding bij die activiteiten), gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid. De aard van de hulpvraag ligt hier nadrukkelijk niet op een behoefte aan geneeskundige zorg of een hoog risico hierop.

  • 2.

    We onderscheiden de volgende vormen van persoonlijke verzorging:

    • a.

      Persoonlijke verzorging basis;

    • b.

      Persoonlijke verzorging basis plus.

 

Artikel 13 Richtlijnen omvang persoonlijke verzorging

Persoonlijke verzorging wordt vastgesteld in uren per week. De geldigheidsduur van de indicatie is afhankelijke van het resultaat dat bereikt dient te worden om een passende bijdrage aan het opheffen van het tekort aan zelfredzaamheid en participatie te kunnen leveren en de doelen die in dat verband gesteld worden.

 

3.6 Dagbesteding

 

Artikel 14 Dagbesteding

  • 1.

    Deelnemers aan geregisseerde dagbesteding:

    • a.

      hebben vaak enige fysieke zorgbehoefte;

    • b.

      hebben behoefte aan structuur en regelmaat;

    • c.

      hebben professionele begeleiding nodig;

    • d.

      kunnen geen gebruik maken van een algemene voorziening dagbesteding.

  • 2.

    We onderscheiden de volgende vormen van dagbesteding:

    • a.

      Dagbesteding licht;

    • b.

      Dagbesteding midden;

    • c.

      Dagbesteding zwaar.

 

Artikel 15 Ondersteuning bij vervoer in het kader van de maatwerkvoorziening dagbesteding

  • 1.

    Wanneer een cliënt niet in staat is om op eigen kracht naar de dagbesteding te komen, kan een maatwerkvoorziening in de vorm van georganiseerd vervoer naar de zorgaanbieder worden verstrekt.

  • 2.

    We onderscheiden de volgende vormen van vervoer:

    • a.

      Vervoer basis;

    • b.

      Vervoer rolstoel.

  • 3.

    Dezelfde voorwaarden als in artikel 9 lid 1 gelden voor deze maatwerkvoorziening.

 

Artikel 16 Richtlijn omvang dagbesteding

  • 1.

    Groepsbegeleiding wordt vastgesteld in dagdelen. Een dagdeel staat gelijk aan maximaal drie aaneengesloten uren. De geldigheidsduur van de indicatie is afhankelijk van het resultaat dat bereikt dient te worden om een passende bijdrage aan de zelfredzaamheid en participatie te kunnen leveren en de doelen die in dat verband gesteld worden.

  • 2.

    Het aantal dagdelen dagbesteding dat wordt geïndiceerd is afhankelijk van:

    • a.

      De noodzaak (hoeveel structuur, activering, toezicht etc. is nodig? Wat biedt het eigen netwerk of de voorliggende voorzieningen, hoe belast is de mantelzorger etc.);

    • b.

      De mogelijkheden van de cliënt (hoeveel kan de cliënt fysiek en mentaal aan?);

    • c.

      Het doel van de dagbesteding voor deze specifieke cliënt (als een doel is: een zinvolle dagbesteding ter vervanging van arbeid, dan worden bijv. 8 of 9 dagdelen geïndiceerd, vergelijkbaar met een werkweek).

 

3.7 Logeren

 

Artikel 17 Logeren

  • 1.

    Logeren voor volwassenen is een vorm van respijtzorg die gericht is op het ontlasten van de mantelzorger/verzorger van iemand die behoort tot de doelgroep van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en thuis woont. Doel is om te voorkomen dat de mantelzorger/verzorger overbelast raakt. Bij logeren verblijft degene die mantelzorg ontvangt tijdelijk elders, waar toezicht en de noodzakelijke ondersteuning en begeleiding geboden wordt.

  • 2.

    In gevallen waarin de burger aanspraak kan maken op tijdelijk verblijf ingevolge de Zorgverzekeringswet (Zvw) of de Wet langdurige zorg (Wlz) is dit altijd voorliggend ten opzichte van logeren ingevolge de Wmo.

  • 3.

    We onderscheiden de volgende vormen van logeren:

    • a.

      Logeren licht;

    • b.

      Logeren midden/zwaar.

  • 4.

    Logeren omvat:

    • a.

      Een verblijf gedurende een etmaal of een deel van een etmaal, waarbij altijd verblijf gedurende de nacht is inbegrepen volgens de bed-bad-brood constructie waarbij in elk geval toezicht aanwezig is.

    • b.

      De noodzakelijke ondersteuning bij persoonlijke verzorging en het gebruik van de maaltijden;

    • c.

      Ondersteuning bij de daginvulling.

  • 5.

    Wanneer verpleging nodig is, moet hiervoor apart een indicatie op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw) worden geïndiceerd. Als ook sprake is van behandeling, valt logeren niet onder de Wmo.

 

Artikel 18 Richtlijn omvang logeren

  • 1.

    De omvang van logeren is maximaal 104 etmalen per jaar.

  • 2.

    Er is een maximum van 3 etmalen per week gesteld omdat het logeren betreft; bij meer dan 3 etmalen in een instelling is er sprake van opname waarvoor een indicatie op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) moet worden gesteld.

  • 3.

    Het is denkbaar dat op lid 2 in specifieke situaties een uitzondering kan worden gemaakt om bijvoorbeeld een verblijf van een week mogelijk te maken, zodat een mantelzorger op vakantie kan. Dan moet wel vaststaan dat andere oplossingen, zoals bijvoorbeeld respijtzorg vergoed door de ziektekostenverzekeraar geen optie is.

 

3.8 Beschermd wonen en opvang

 

Artikel 19 Beschermd wonen en opvang

  • 1.

    De gemeente Nijmegen voert als centrumgemeente de taken rondom en het toezicht op beschermd wonen, maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en verslavingszorg uit.

  • 2.

    Beschermd wonen is uitsluitend mogelijk op basis van een indicatie van de GGD Gelderland-Zuid voor beschermd wonen via centrumgemeente Nijmegen.

 

HOOFDSTUK 4 PERSOONSGEBONDEN BUDGET

Artikel 20 Bijzondere bepalingen over het persoonsgebonden budget

  • 1.

    De budgethouder is zelf verantwoordelijk voor:

    • a.

      Het inkopen van de individuele voorziening, hulpmiddel of hulp;

    • b.

      Het onderhoud, de reparaties en de verzekering van het hulpmiddel;

Degene die wordt ingeschakeld voor hulp is verantwoordelijk voor het doorgeven van loongegevens aan de belastingdienst.

  • 2.

    Indien er sprake is van een maatwerkvoorziening in de vorm van hulp bij het huishouden, wordt er geacht sprake te zijn van professionele ondersteuning indien de dienstverlening geboden wordt door een thuiszorgorganisatie of door een zzp-er die als eenmanszaak staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en tevens voldoet aan de voorwaarden van het urencriterium vereist voor de zelfstandigenaftrek voor de inkomstenbelasting (te weten minimaal 1225 uur per jaar wordt besteed aan het feitelijk drijven van de onderneming en er wordt meer tijd besteed aan de onderneming dan aan andere werkzaamheden).

  • 3.

    De met een pgb te realiseren maatwerkvoorziening ten behoeve van het wonen in de vorm van een (niet-)bouwkundige of (niet-)woontechnische woonvoorziening, een uitraasruimte of onderhouds-, keurings- of reparatiekosten kan slechts plaatsvinden door een erkend bedrijf. Hiervan is sprake indien het bedrijf is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en voorzien is van een BTW-nummer. Het zelf uitvoeren van werkzaamheden is niet toegestaan, tenzij hiervoor vooraf schriftelijke toestemming is verleend door het college.

  • 4.

    Er kan slechts een persoonsgebonden budget worden toegekend voor de reparatiekosten van een vervoersvoorziening indien

    • a.

      de reparatie niet veroorzaakt is door verwijtbare gedragingen en

    • b.

      de fabrieks- of wettelijke garantie niet van toepassing is.

  • 5.

    De met een persoonsgebonden budget aan te schaffen maatwerkvoorziening dient te voldoen aan het in het kader van het onderzoek opgestelde programma van eisen.

  • 6.

    De voorziening die de cliënt inkoopt met het persoonsgebonden budget dient nieuw, adequaat, veilig, cliëntgericht en kwalitatief verantwoord te zijn.

 

Artikel 22 Budgetperiode

  • 1.

    Het persoonsgebonden budget voor een zaak wordt geacht in ieder geval toereikend te zijn voor een periode overeenkomend met de afschrijvingstermijn die van toepassing is op de met het persoonsgebonden budget te verwerven voorziening.

  • 2.

    Het verstrijken van de toepasselijke afschrijvingstermijn betekent niet automatisch dat recht bestaat op een nieuwe voorziening. In zulke situaties zal altijd beoordeeld dienen te worden of de oude voorziening nog gebruikt kan worden. Belangrijk is of de oude voorziening nog in voldoende mate een passende bijdrage kan leveren aan de zelfredzaamheid en participatie van de budgethouder.

 

Artikel 23 Afschrijvingstermijn

  • 1.

    Voor de volgende zaken geldt een afschrijvingstermijn:

    • a.

      Voor hulpmiddelen uit het kernassortiment van de leverancier:

      • voorziening voor volwassenen: 7 jaar

      • voorziening voor kinderen: 5 jaar.

    • b.

      Voor woningaanpassingen (keuken, tegels, sanitair, natte cel en CV-ketel) geldt een afschrijvingstermijn van 25 jaar.

  • 2.

    Indien de niet-bouwkundige of niet-woontechnische voorziening bestaat uit een woonsanering wordt bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding rekening gehouden met de ouderdom van de te vervangen vloerbedekking en gordijnen. Er geldt een afschrijvingstermijn van 10 jaar.

 

Artikel 24 De hoogte van het persoonsgebonden budget voor een zaak

  • 1.

    Op grond van het opgestelde leefzorgplan met bijbehorend bestedingsplan wordt de hoogte van het persoonsgebonden budget vastgesteld. Hierbij wordt rekening gehouden met:

    • a.

      De tegenwaarde van de (koop)prijs van het goedkoopst adequate hulpmiddel inclusief onderhoud, conform de contractafspraken met leveranciers;

    • b.

      De hoogte van het PGB is nooit hoger dan de gemiddelde kostprijs;

    • c.

      De afschrijvingstermijn. Binnen deze termijn wordt in de regel geen nieuw PGB verstrekt.

  • 2.

    Indien het college geen contract heeft gesloten met aanbieders van de betreffende te verstrekken maatwerkvoorziening wordt op basis van twee door de cliënt op te vragen offertes alsnog de goedkoopst passende voorziening gezocht ter vaststelling van de hoogte van het persoonsgebonden budget.

 

Artikel 25 De hoogte van het persoonsgebonden budget voor verhuizing en huurderving

  • 1.

    De hoogte van het door het college te verlenen persoonsgebonden budget in de kosten voor verhuizing en inrichting bedraagt maximaal € 2.500,-.

  • 2.

    Een persoonsgebonden budget in verband met de derving van huurinkomsten wordt slechts verstrekt indien de betreffende woonruimte is aangepast voor meer dan € 5.000,-.

  • 3.

    De hoogte van een door het college te verlenen persoonsgebonden budget voor de kosten van huurderving is gelijk aan de kale huur van de woonruimte, met een maximum van het bedrag genoemd in artikel 13 lid 1 onder a van de Wet op de Huurtoeslag. De periode waarvoor een vergoeding wordt verstrekt, bedraagt maximaal zes maanden. Onder voorwaarden is verlenging van deze termijn met maximaal drie maanden mogelijk.

 

Artikel 26 Besteding en verantwoording van het persoonsgebonden budget

  • 1.

    De schriftelijke overeenkomst die de budgethouder sluit met iedere persoon of instantie bij wie hij een maatwerkvoorziening inkoopt, moet in overeenstemming zijn met de door het college afgegeven beschikking (inclusief leefzorgplan). Indien het college van mening is dat de zorgovereenkomst hier niet aan voldoet, wordt de budgethouder in de gelegenheid gesteld om de overeenkomst in de gewenste zin aan te passen. De goedkeuring door het college is een voorwaarde voor de Sociale Verzekeringsbank om tot uitbetaling over te kunnen gaan. Zonder een goedgekeurde overeenkomst vindt namelijk geen uitbetaling plaats. Indien het college wel akkoord is met de overeenkomst, wordt dit doorgegeven aan de Sociale Verzekeringsbank en tevens wordt dan aangegeven wat het maximumtarief is per zorgovereenkomst.

  • 2.

    Er wordt geen vrij besteedbaar bedrag toegestaan bij de besteding van het persoonsgebonden budget. Een feestdagenuitkering wordt niet verstrekt.

  • 3.

    Het is mogelijk een eenmalige uitkering te verstrekken uit het persoonsgebonden budget. Na het einde van een persoonsgebonden budget buiten de schuld om van de budgethouder wordt maximaal één volledig maandsalaris uitbetaald ter compensatie van het verlies van inkomsten van de particuliere zorgverlener.

  • 4.

    De hoogte van het toegekende persoonsgebonden budget is gebaseerd op een maximumtarief. Bij de besteding van het persoonsgebonden budget voor dienstverlening moet in beginsel het aantal toegekende uren worden ingekocht, al of niet tegen het maximumtarief. Het is niet toegestaan om meer uren (tegen een lager tarief) in te kopen door middel van het toegekende persoonsgebonden budget. Indien een lager tarief dan het toegekende maximumtarief wordt betaald, dan wordt het restant van het persoonsgebonden budget bij afname van het aantal geïndiceerde uren teruggevorderd. Dit is ook het geval indien minder dan het aantal toegekende uren is ingekocht. Dit laatste kan overigens aanleiding zijn om tot bijstelling van de indicatie over te gaan.

 

Artikel 27 Besteding en verantwoording van eenmalige persoonsgebonden budgetten

  • 1.

    De verantwoording van het (eenmalige verstrekte) persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt in ieder geval plaats direct na aanschaf van de voorziening waarvoor het persoonsgebonden budget is verstrekt.

  • 2.

    Voor de verantwoording van het (eenmalig verstrekte) persoonsgebonden budget voor een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening of uitraasruimte geldt dat:

    • a.

      Na voltooiing van de werkzaamheden in het kader van een dergelijke voorziening, maar uiterlijk binnen 15 maanden na het toekennen van het persoonsgebonden budget, de woningeigenaar aan het college verklaart dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid;

    • b.

      De gereed melding als bedoeld in lid 1 vergezeld gaat van een verklaring dat bij het treffen van de voorziening is voldaan aan de voorwaarden en verplichtingen waaronder het persoonsgebonden budget is toegekend;

    • c.

      Op basis van de gereed melding wordt beoordeeld of is voldaan aan voorwaarden en verplichtingen waaronder het persoonsgebonden budget is verstrekt, met name of de werkzaamheden conform het programma van eisen zijn uitgevoerd;

    • d.

      De gereed melding tevens geldt als een verzoek tot uitbetaling van het persoonsgebonden budget;

    • e.

      De budgethouder gedurende een periode van vijf jaar alle rekeningen en betalingsbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden ter controle beschikbaar dient te houden.

  • 3.

    Dit artikel wordt ingetrokken op het moment dat de Sociale Verzekeringsbank ook het trekkingsrecht van eenmalige persoonsgebonden budgetten gaat verzorgen.

 

HOOFDSTUK 5 EIGEN BIJDRAGE

Artikel 28 Eigen bijdrage maatwerkvoorzieningen

De bedragen per vier weken, de inkomensbedragen en de percentages die gelden voor de berekening van de eigen bijdrage zijn gelijk aan die genoemd in artikel 3.1, eerste lid van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

 

De hoogte van de eigen bijdrage is afhankelijk van:

  • a.

    de hoogte van het jaarinkomen (gebaseerd op twee jaar voorafgaand aan het jaar waarin de aanvraag is gedaan);

  • b.

    de samenstelling van het huishouden van belanghebbende;

  • c.

    de leeftijd van belanghebbende;

  • d.

    de kosten van het hulpmiddel of de voorziening en PGB;

  • e.

    de onderhoudskosten voor een hulpmiddel of voorziening

  • f.

    reeds betaalde eigen bijdrage (zowel Wmo als Wlz).

 

Artikel 29 Eigen bijdrage en duur van de eigen bijdrage

Voor maatwerkvoorzieningen geldt dat:

  • a.

    de eigen bijdrage is verschuldigd gedurende de periode van de dienstverlening of conform de afschrijvingsperiode;

  • b.

    de eigen bijdrage niet hoger mag zijn dan de werkelijke kosten van de voorziening;

  • c.

    de rolstoelvoorzieningen (inclusief sportrolstoelen) zijn uitgesloten van het opleggen van de eigen bijdrage;

  • d.

    de eigen bijdrage niet van toepassing is bij kinderen jonger dan 18 jaar;

  • e.

    de eigen bijdrage niet van toepassing is op zorgmijders;

  • f.

    de eigen bijdrage niet van toepassing is op arbeidsmatige dagbesteding.

  • g.

    de eigen bijdrage niet van toepassing is bij kortdurende interventies door team Toegang.

 

Artikel 30 Eigen bijdrage huishoudelijke hulp tientje

De eigen bijdrage, zoals bepaald in artikel 16 van de Verordening en artikel 29 van het Besluit nadere regels, is niet van toepassing is op het huishoudelijke hulp tientje. Hiervoor geldt de vaste bijdrage van € 10,- per door de cliënt ingekocht uur.

 

Artikel 31 Eigen bijdrage beschermd wonen en opvang

  • 1.

    De eigen bijdrage voor beschermd wonen wordt vastgesteld en geïnd door of namens de gemeente Nijmegen.

  • 2.

    De eigen bijdrage voor opvang wordt vastgesteld en geïnd door of namens de gemeente Nijmegen.

 

HOOFDSTUK 6 ONDERSTEUNING EN WAARDERING MANTELZORGERS

Artikel 32 Ondersteuning mantelzorgers

De gemeente kan een mantelzorger van een zorgvrager die in de gemeente Gennep woont, ondersteunen indien:

  • a.

    Er sprake is van langdurige intensieve mantelzorg: langer dan drie maanden én meer dan acht uur per week;

  • b.

    Draagkracht en draaglast uit balans zijn;

  • c.

    Er veel extra kosten zijn.

 

Vormen van ondersteuning zijn:

  • a.

    Passende respijtzorg bijvoorbeeld in de vorm van logeren of het huishoudelijke hulp tientje;

  • b.

    Ondersteuning via Steunpunt Mantelzorg, team Toegang en het Ontzorgteam.

 

Artikel 33 Waardering mantelzorgers

De waardering van mantelzorgers vindt plaats via:

  • a.

    De organisatie van de ‘Dag van de Mantelzorg’;

  • b.

    De verwen- en ontmoetingsmarkt;

  • c.

    De mantelzorgcomplimentenpas.

 

HOOFDSTUK 7 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 34 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in dit besluit indien toepassing van het besluit tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

 

Artikel 35 Intrekken oude Besluit en overgangsrecht

  • 1.

    Het Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Gennep 2015 wordt ingetrokken.

  • 2.

    Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van het Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Gennep 2015, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen.

 

Artikel 36 Inwerkingtreden

Het Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning treedt in werking op 1 juni 2017.

 

Aldus besloten in de vergadering van 25 april 2017.

Burgemeester en Wethouders van Gennep,

De secretaris, Mevrouw J.M. Nijland

De burgemeester, De heer P.J.H.M. de Koning