Organisatie | Giessenlanden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidslijn voor de toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur 2017 (Beleidslijn Bibob 2017) |
Citeertitel | Beleidslijn Bibob 2017 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-06-2017 | Nieuwe regeling | 04-04-2017 | 16-20325 |
Het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Giessenlanden, ieder binnen de eigen bevoegdheid;
overwegende, dat de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;
- artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb);
- de artikelen 3, 27, 30a, 31 en 32 van de Drank en Horecawet;
- artikel 30b van de Wet op de kansspelen;
- artikel 2:28, 2:39 en 3:4 van de Algemene plaatselijke verordening;
- artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
- de op het moment van vaststelling van toepassing zijnde subsidieverordening en het dan geldende inkoopbeleid en aanbestedingsbeleid;
Beleidslijn voor de toepassing van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Beleidslijn Bibob 2017)
In deze beleidslijn wordt verstaan onder:
eigen onderzoek: het onderzoek door het bestuursorgaan of en zo ja, in hoeverre sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 3, artikel 4 en artikel 9 van de Wet Bibob en de beoordeling of in de resultaten van dit onderzoek grond is gelegen voor de betrokkene een negatieve beslissing te nemen dan wel een advies aan te vragen bij het Bureau;
Toepassingsbereik van deze Beleidslijn Bibob
Deze Beleidslijn Bibob is van toepassing in geval van:
Hoofdstuk 2 Toepassing van de beleidslijn bij publiekrechtelijke beschikkingen.
De toepassing van de wet zal door het bestuursorgaan op de hieronder aangeduide beschikkingen op de volgende wijze plaatsvinden.
1) Uitvoering van de Bibob-toets vindt in beginsel plaats bij elke aanvraag, van een nieuw horecabedrijf, voor een beschikking als bedoeld in:
Een nieuw horecabedrijf is een bedrijf dat zich nieuw in de gemeente vestigt of een bedrijf dat zijn rechtsvorm wijzigt.
2) Uitvoering van de Bibob-toets vindt bij onderstaande aanvragen voor een beschikking in beginsel plaats, als er sprake is van signalen die een aanleiding vormen om te vermoeden dat bij de aanvraag sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet:
De aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van die wet, (omgevingsvergunning inrichtingen Wet Milieubeheer, waaronder de gevallen die behoren tot de afval en / of vuurwerkbranche).
De aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van die wet is bepaald, dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 Wet Bibob kan worden geweigerd (omgevingsvergunning beperkte milieutoets, waaronder gevallen die onder de categorie afvalstoffen vermelde activiteiten autodemontage, banden van voertuigen, kunststofafval, medisch en hygiënisch afval, mengen van afval in de betonindustrie en schroot vallen).
Het bestuursorgaan kan de wet in beginsel toepassen met betrekking tot reeds verleende beschikkingen indien:
bekend wordt, dat tegen betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-toets een ernstig gevaar is geconstateerd en aan betrokkene in deze gemeente een soortgelijke beschikking is verstrekt. In geval aan betrokkene in meerdere gemeenten binnen het samenwerkingsverband RIEC eerder al een soortgelijke beschikking is verleend, zal het bestuur het RIEC om coördinatie in de Bibob-toets verzoeken.
C. Toepassingsbereik bij subsidies
Het bestuursorgaan past de wet in beginsel toe met betrekking tot een aanvraag voor dan wel de intrekking van een reeds verleende subsidie als bedoeld in het van toepassing zijnde Inkoopbeleid en aanbestedingsbeleid.
Het besluit tot het uitvoeren van een Bibob toets wordt genomen indien er signalen zijn om te vermoeden dat bij de aanvraag sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.
E. Beperking toepassing Bibob-toets
De Bibob-toets zal ten aanzien van de in onderdeel A en B van Hoofdstuk 2 aangeduide gevallen in beginsel niet worden toegepast, ingeval de aanvraag afkomstig is van:
Semi-overheid is een algemene aanduiding voor allerlei soorten overheidsorganisaties, die "dicht tegen de overheid aan zitten". Kenmerken van semi-overheid is dat er sprake is van:
Hoofdstuk 3 Privaatrechtelijke transacties
A. Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties en aanbestedingen
Uitvoering van de Bibob-toets vindt bij onderstaande aanvragen voor een beschikking in beginsel plaats, als er sprake is van signalen die een aanleiding vormen om te vermoeden dat bij de aanvraag sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet:
vastgoedtransacties zoals bedoeld in artikel 1.1, tweede lid aanhef en onder d., van deze beleidslijn, waarbij de gemeente partij is. Bij de start van elke onderhandeling over het aangaan van een vastgoedtransactie, stelt de rechtspersoon met een overheidstaak de wederpartij ervan in kennis dat een Bibob-onderzoek deel kan uitmaken van de procedure.
In de overeenkomst wordt een integriteitsclausule opgenomen, op basis waarvan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst kan worden overgegaan.
aanbestedingen: De rechtspersoon met een overheidstaak kan het Bibob-onderzoek ten aanzien van een gegadigde of onderaannemer in de zin van de wet, in beginsel alleen uitvoeren bij overheidsopdrachten, die vallen binnen de sectoren milieu, informatie-communicatie-technologie (ICT) of bouw en die, conform het van toepassing zijnde Inkoopbeleid en Aanbestedingsbeleid openbaar moeten worden aanbesteed.
Hoofdstuk 4 Uitvoering van het Bibob beleid
In de in deze beleidslijn bepaalde gevallen, zal betrokkene de Bibob-vragenformulieren dienen in te vullen en in te leveren bij het bestuursorgaan. Daarbij dienen ook de documenten te worden gevoegd, die in deze vragenformulieren zijn vermeld en/of bij de uitreiking van de formulieren door of namens het bestuursorgaan zijn genoemd. De Bibob-vragenformulieren bevatten in elk geval de in artikel 30 tweede lid van de Wet Bibob genoemde vragen en daarnaast aanvullende vragen, die het bestuursorgaan zo goed mogelijk in staat stellen om het eigen onderzoek te kunnen verrichten.
Alvorens het eigen onderzoek - naar het zich voordoen van weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de wet - wordt gestart, zal een aanvraag eerst beoordeeld worden conform de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de reguliere weigeringsgronden vanuit de onderliggende regelgeving van de desbetreffende vergunning.
Het daarop aansluitende eigen onderzoek naar het zich voordoen van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob bestaat uit twee stappen:
Wanneer het Bibob-vragenformulier niet of niet volledig wordt ingevuld, worden allereerst de daartoe gestelde regels van de Algemene wet bestuursrecht (met name die van artikel 4:5 van voornoemde wet) toegepast. Bij volharding zal de weigering of het toesturen van onvolledige informatie worden beschouwd als een ernstige mate van gevaar als genoemd in artikel 4 juncto 3 van de wet Bibob.
Aanvullend op de controle en analyse van de (extra) verstrekte informatie als hiervoor genoemd, kan een advies bij het Bureau Bibob worden gevraagd indien:
Een toetsing aan de Wet Bibob met behulp van een advies van het Bureau Bibob geldt in beginsel als een uiterste middel om de integriteit van een betrokken (rechts)persoon te controleren. Bij deze zware inbreuk op de privacy moet het bevoegd gezag de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen.
Deze eisen brengen mee dat het bevoegd gezag eerst, zoals hierboven is uitgewerkt, gebruik moet maken van de eigen instrumenten en voorts alleen een advies kan vragen indien dit – gelet op de mate van gevaar en de ernst van de strafbare feiten – evenredig is.
De adviesaanvraag bij het Bureau Bibob is geen beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Hiertegen staat derhalve geen bezwaar of beroep open. Wel is de aanvrager van de beschikking te allen tijde toegestaan de aanvraag in te trekken.
Bij een “mindere mate van gevaar” dat de (aangevraagde) beschikking wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten en witwaspraktijken kan het bevoegd gezag extra voorwaarden aan de vergunning verbinden. Deze voorwaarden dienen Bibob-gerelateerd te zijn.
In geval een van het Bureau ontvangen adviesverzoek leidt tot het voornemen om een gevraagde beschikking te weigeren dan wel een eerder verleende beschikking in te trekken, wordt aan betrokkene een kopie van het adviesrapport ter hand gesteld. Betrokkene wordt daarbij door het bestuursorgaan gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de wet.
Indien het bestuursorgaan een advies aanvraagt bij het Bureau, wordt op grond van artikel 31 van de wet, de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies door het Bureau in behandeling wordt genomen en eindigt met de dag waarop het advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan de termijn, zoals genoemd in artikel 15, eerste lid, van de wet.
Het bestuursorgaan / de rechtspersoon met een overheidstaak gaat over tot een negatief besluit op de aanvraag op de beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht of het aangaan van een vastgoedtransactie, indien uit het eigen onderzoek en een eventueel daarop afgegeven advies van het Bureau blijkt, dat er sprake is van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet. Daarbij zal in geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, het geconstateerde ernstig gevaar dienen als versterking van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2013.
Indien het bestuursorgaan / de rechtspersoon met een overheidstaak voornemens is negatief te beschikken op de aanvraag op de beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht op grond van de wet, of het aangaan van een vastgoedtransactie, wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen een zienswijze in te brengen.