Bezoldigingsverordening

Artikel 1 Begripsomschrijving

• a.

  Ambtenaar1. de ambtenaar in de zin van de Collectieve Arbeidsvoorwaarden Regeling;2. de werknemer in de zin van artikel 2:5:1 van de Uitwerkingsovereenkomst;

• b.

  volwasseneDe ambtenaar die de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt;

• c.

  salarisschaalde schaal in de zin artikel 3:1 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling;

• d.

  salarishet voor de ambtenaar per maand geldende bedrag van de op zijn ambt betrekking hebbende salarisschaal, zoals dat is vermeld in de bijlage 1;

• e.

  salarisanciënniteitde tijd, die in aanmerking komt voor de vaststelling van het salaris van de ambtenaar op een hoger bedrag dan het voor een volwassene geldende minimum bedrag van de schaal;

• f.

  maximum salarishet hoogste bedrag van een schaal, dat kan worden bereikt door jaarlijkse salarisverhogingen;

• g.

  periodieke verhoginghet verschil tussen twee opeenvolgende bedragen in een schaal;

• h.

  bezoldiginghet salaris vermeerderd met het bedrag van de aan de ambtenaar toegekende toelage waarop ingevolge deze verordening aanspraak bestaat, met uitzondering van de toelagen genoemd in de artikelen 8, 9, 10 en 11;

• i.

  functiehet samenstel van werkzaamheden door de ambtenaar te verrichten krachtens en overeenkomstig hetgeen hem door het daartoe bevoegde gezag is opgedragen;

• j.

  functiewaarderinghet door burgemeester en wethouders op één evenwichtige wijze en naar zwaarte rangordenen van de functie welke tot uiting worden gebracht op de bijlagen I van deze verordening.

Artikel 2.  

Het salaris van de ambtenaren van de gemeente, van wie het salaris niet bij of krachtens de wet is geregeld, wordt met inachtneming van de in deze verordening gestelde bepalingen vastgesteld op de bedragen als in de bijlage I van deze verordening staan aangegeven.

Artikel 3.  

De ambtenaar die de hoedanigheid van ambtenaar in de zin van de Algemene Burgerlijke Pensioenwet niet kan verkrijgen en van wie terzake van zijn bezoldiging premie ingevolge de Algemene Ouderdomswet en de Algemene Weduwen en Wezenwet wordt geheven welke niet door de gemeente wordt voldaan, wordt de bezoldiging verhoogd met 7,1% compensatie AOW/AWW met inachtneming van een maximum bedrage per maand zoals dat ook voor de Burgerlijke Rijksambtenaar is of zal worden vastgesteld.

Artikel 4 Delegatie

• 1.

  Wanneer de Minister van BiZa en/of het LOGA van de gemeentebesturen te kennen geeft dat de bedragen, genoemd in bijlage I en/of uitkeringen worden verhoogd, zijn burgemeester en wethouders bevoegd dienstovereenkomstig bijlage I c.q. de uitkeringen aan te passen.

• 2.

  Van dit besluit geeft burgemeester en wethouders kennis aan de raad.

Artikel 5 Salarisanciënniteit

• 1.

  Bij aanstelling van een ambtenaar wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 6, het salaris vastgesteld

  • a.

    voor een niet-volwassene op het bedrag dat in de op zijn functieniveau betrekking hebbende salarisschaal, zoals opgenomen in bijlage I, is vermeld voor de leeftijd die betrokkenen heeft op de laatste dag van het kalenderjaar waarin de aanstelling is ingegaan;

  • b.

    voor een volwassene op het bedrag, dat in de op zijn functieniveau betrekking hebbende salarisschaal zoals opgenomen in bijlage I, is vermeld voor de salarisanciënniteit;

  • c.

    voor een ambtenaar die werkzaam is in een functie die geen volledige dagtaak betreft, voor ieder uur waarvoor de aanstelling geldt op 1/173 gedeelte van het voor het desbetreffende functieniveau aangegeven schaalbedrag.

• 2.

  Indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders daartoe termen aanwezig zijn, kan bij de aanstelling van een niet-volwassene worden bepaald, dat voor vaststelling van het salaris zal worden afgeweken van zijn leeftijd, dan wel dat hij als volwassene zal worden aangemerkt.

• 3.

  Burgemeester en wethouders kunnen bij aanstelling van een volwassene voor de vaststelling van zijn salaris afwijken van de salarisanciënniteit.

• 4.

  De ambtenaar bereikt het maximum van de op zijn functieniveau betrekking hebbende salarisschaal, door zoveel jaarlijkse periodieke verhogingen als voor die salarisschaal in bijlage I is aangegeven.

• 5.

  Elke jaarlijkse periodieke verhoging gaat in op 1 januari van het jaar, waarin de voor het verkrijgen van de verhoging vereiste diensttijd is volbracht of wordt geacht volbracht te zijn.

• 6.

  Bij het toekennen van een verhoging van het salaris van personeel, dat in de loop van het kalenderjaar is of wordt aangesteld of bevorderd, wordt het tijdvak hetwelk is verlopen vanaf de dag waarop zijn aanstelling of bevordering is ingegaan tot 1 januari daaropvolgende als een vol jaar aangemerkt, doch buiten beschouwing gelaten indien de aanstelling of bevordering plaats vindt na 1 september.Voor personeel dat na vaststelling van dit besluit in dienst treedt, geldt dat het jaarlijks wel dan niet toekennen van een verhoging, plaatsvindt in de maand waarop men in dienst is getreden.

• 7.

  De diensttijduitloop, als bedoeld in bijlage I wordt toegekend nadat de ambtenaar gedurende 6 jaar het maximum van zijn schaal heeft ontvangen en vervolgens zoals in betreffende schaal nader is aangegeven.

• 8.

  De tijd gedurende welke de ambtenaar verlof geniet ter vervulling van militaire dienst of daarmee gelijkgestelde dienst, wordt bij het vaststellen van de salarisanciënniteit mede in aanmerking genomen.

Artikel 6 Promotie

• 1.

  Vanwege buitengewone bekwaamheid, geschiktheid of dienstijver kunnen burgemeester en wethouders ten aanzien van een niet-volwassene zijn salaris verhogen tot het bedrag dat in de voor hem geldende salarisschaal is vermeld voor een hogere leeftijd.

• 2.

  Burgemeester en wethouders kunnen aan de volwassene behoudens de grens van het door hem vastgestelde maximumsalaris wegens buitengewone bekwaamheid, geschiktheid of dienstijver, salarisanciënniteit met ingang van een vroegere datum toekennen dan waarop hij of zij op de gewone wijze volgens artikel 5, lid 4 en 5, naar gelang van de voor de berekening van het salaris geldende salarisanciënniteit in de schaal zou worden verkregen.

• 3.

  Ingeval van bevordering wordt de salarisanciënniteit zodanig vastgesteld dat het salaris in de nieuwe schaal te allen tijde uitgaat boven het salaris dat de ambtenaar in de verlaten schaal zou hebben genoten.

Artikel 6a Demotie

• 1.

  Bij onvoldoende bekwaamheid, geschiktheid of ijver van de ambtenaar kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat ten aanzien van de salarisverhogingen, als bedoeld in artikel 5, achterwege blijven.

• 2.

  Burgemeester en wethouders kunnen nadien bepalen dat de salarisverhogingen, welke met toepassing van het eerste lid achterwege zijn gelaten, al dan niet met terugwerkende kracht worden toegekend.

• 3.

  Van een beslissing tot toepassing van het eerste lid wordt de ambtenaar z.s.m., uiterlijk voor de datum waarop anders de salarisverhoging zou ingaan, schriftelijk mededeling gedaan, onder vermelding van de redenen welke tot de beslissing hebben geleid.

Artikel 6b Toelage

• 1.

  Aan de ambtenaar die het maximum van de voor hem geldende salarisschaal heeft bereikt dan door burgemeester en wethouders, wanneer daartoe naar hun oordeel van buitengewone bekwaamheid, geschiktheid en ijver aanleiding bestaat een toelage worden toegekend.

• 2.

  De in het vorige lid bedoelde toelage is niet hoger dan 10% van het salaris van de betrokken ambtenaar, met dien verstande dat de som van dat salaris het hoogste bedrag van de naasthogere salarisschaal niet overschrijdt.

Artikel 7 Wet Minimum (jeugd)loon

Onverminderd het bepaalde in de vorige artikelen zijn voor een ambtenaar werkzaam in een functie met een volledige dagtaak, de door de Minister van BiZa vastgestelde of nog vast te stellen regelen omtrent minimum (jeugd)loon van overeenkomstige toepassing.

Artikel 8 Rijwieltoelage

Aan de ambtenaar voor wie, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, het noodzakelijk is bij de uitoefening van de dienstbetrekking gebruik te maken van een eigen rijwiel, wordt een vergoeding toegekend van ƒ 150,00 per jaar.

Artikel 9 Kledingtoelage

Indien de belangen van de dienst, dit naar oordeel van burgemeester en wethouders vorderen, kennen zij aan de ambtenaar een toelage toe in de kosten van aankoop van werkkleding en –schoeisel van ƒ 200,00 per jaar.

Artikel 10 Gereedschapstoelage

Aan de ambtenaar, die bij de uitoefening van zijn werkzaamheden naar het oordeel van burgemeester en wethouders gebruik maakt van zijn eigen gereedschap, wordt een vergoeding van ƒ 150,00 per jaar toegekend.

Artikel 10a Vaste overwerktoelage bode

• 1.

  Aan de ambtenaar die is aangesteld in de functie van bode en die door of namens het sectorhoofd de opdracht heeft gekregen om buiten de voor zijn betrekking vastgestelde werktijden werkzaamheden te verrichten, ontvangt daarvoor een vaste maandelijkse toelage van 10% van het salaris (als bedoeld in artikel 1, lid d van deze verordening).

• 2.

  Het in lid 1 genoemde percentage wordt na iedere 3 kalenderjaren herzien, te rekenen vanaf 1992.

• 3.

  Op de volledig in geld uitgedrukte vergoeding waaro9p de ambtenaar als bedoeld in lid 1 over een kalenderjaar aanspraak heeft volgens artikel 3:2 van de CAR/ 3:2:1 van de UWO, wordt de vaste toelage over datzelfde kalenderjaar in mindering gebracht. De som daalt echter niet benden nul en een positief verschil tot 10% komt niet tot uitbetaling.

Artikel 10b Onregelmatigheidstoelage bode

• 1.

  Aan de hoofd/assistent-bode, die anders dan bij wijze van overwerk regelmatig of vrij regelmatig werkt op andere tijden dan op de dagen maandag t/m vrijdag tussen 07.30 en 17.30 uur, wordt een toeslag toegekend.

• 2.

  De toeslag bedraagt per gewerkt uur een percentage van het voor de ambtenaar geldende salaris per uur en wel

  • a.

    20% van de uren op maandag t/m vrijdag tussen 06.00 en 7.030 uur en tussen 17.30 en 22.00 uur;

  • b.

    40% voor de uren op maandag t/m vrijdag tussen 0.00 en 06.00 uur en tussen 22.00 en 24.00 uur;

  • c.

    45% voor de uren op zaterdag;

  • d.

    70% voor de uren op zondag en op de feestdagen genoemd in artikel 4:1:1 van de UWO.

• 3.

  Voor de in het vorige lid onder a. genoemde morgen- en avonduren wordt de toelage slechts toegekend, indien de arbeid is aangevangen voor 07.00 uur, respectievelijk is beëindigd na 18.00 uur.

• 4.

  In bijzondere gevallen kan een regeling worden getroffen, welke het bepaalde in de vorige leden aanvult of daarvan afwijkt.

Artikel 11  

Verblijfskostenvergoeding en maaltijdvergoeding bij overwerk.

Artikel 11a  

Noodzakelijke verblijfskosten worden vergoed overeenkomstig de geldende Reisregeling Binnenland, welke geldt voor burgerlijk rijkspersoneel.

Artikel 11b  

Aan de ambtenaar die, naar het oordeel van het sectorhoofd, belast is na zijn/haar reguliere werktijd over te werken wordt een maaltijdvergoeding verstrekt tegen inlevering van een betaalbewijs. Deze vergoeding bedraagt maximaal ƒ 25,00.

Indien de betrokken ambtenaar geen gebruik maakt van de bovenstaande vergoeding en hij/zij in verband met overwerk reiskosten maakt, dan geldt hiervoor een vergoeding overeenkomstig de onbelaste tegemoetkoming voor het zakelijk gebruik van een eigen auto, met een maximum van ƒ 25,00.De bovenstaande vergoedingen zijn slechts van toepassing indien het overwerk minstens 2 uren heeft geduurd.

Artikel 12 Paraatheidstoeslag gladheidsbestrijding

Aan de ambtenaar die zich, naar het oordeel van burgemeester en wethouder, beschikbaar moet houden voor de gladheidsbestrijding wordt een toelage van ƒ 200,00 per jaar toegekend.Deze toelage is met ingang van 1 januari 1995 gekoppeld aan de algemene salarisontwikkeling.Het bedrag wordt daarbij afgerond op een veelvoud van vijf gulden.

Artikel 13 Ingang, uitbetaling en einde van de bezoldiging

• 1.

  Het genot van de bezoldiging vangt aan met de dag waarop de aanstelling ingaat. Indien in het benoemingsbesluit geen datum van ingang is vermeld, vangt het genot van de bezoldiging aan met de dag waarop het ambt is aanvaard.

• 2.

  De bezoldiging wordt maandelijks uitbetaald.

• 3.

  Het genot van de bezoldiging eindigt op de dag van ontslag uit de betrekking of met ingang van de dag na het overlijden van de ambtenaar.

Artikel 14 Berekening over gebroken tijdvakken

• 1.

  In gevallen, waarin de bezoldiging of de kortingsbedragen moeten worden berekend over een gedeelte van een maand, wordt de bezoldiging of korting per dag vastgesteld door de bezoldiging of korting per maand te delen door het aantal dagen van de desbetreffende kalendermaand.

• 2.

  Ingevolge het vorige lid worden de vastgestelde bedragen tot een gulden naar boven afgerond.

Artikel 15.  

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, treffen burgemeester en wethouder de nodige voorzieningen.

Artikel 15 Overgangsbepalingen

• 1.

  De ambtenaar die op 31 december 1980 is ingedeeld in één van de salaris schalen van bijlage I van de Bezoldigingsverordening 1977 en als gevolg van de functiewaardering zou worden ingedeeld in één van de salarisschalen waaraan een lager maximum bedrag is verbonden, behoudt het recht op salaris in de salarisschaal naar de toestand per 31 december 1980.

• 2.

  De ambtenaar die op 31 december 1980 op grond van de Bezoldigingsverordening 1977 in het bezit was van een diplomatoelage en/of andere toelage, ontvangt een garantie-toelage, gelijk aan die toelage. Bij indeling in een salarisschaal (niveau) waaraan een hoger maximum salaris is verbonden, wordt de garantie-toelage geïncorporeerd.

Artikel 16.  

Deze verordening, aangehaald als de Bezoldigingsverordening, treedt in werking op 1 januari 1996.Voor zover het een wijziging betreft ten opzichte van de laatst vastgestelde Bezoldigingsverordening, treden betreffende artikelen in werking op de datum van dit raadsbesluit.