Organisatie | Almelo |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel boeteoplegging Participatiewet, IOAW en IOAZ 2017 |
Citeertitel | Beleidsregel boeteoplegging Participatiewet, IOAW en IOAZ 2017 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
16-05-2017 | Vervanging Beleidsregel boeteoplegging WWB, IOAW en IOAZ | 09-05-2017 |
Het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente Almelo;
gelet op artikel 18a van de Participatiewet, artikel 20a van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers (IOAW) en artikel 20a van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen (IOAZ).
vast te stellen de Beleidsregel boeteoplegging Participatiewet IOAW en IOAZ
Alle begrippen die in deze beleidsregel worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de IOAW, de IOAZ en de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 3 Toepassing waarschuwing
Het college maakt gebruik van de mogelijkheden om een waarschuwing toe passen zoals deze zijn omschreven in artikel 2aa van het Boetebesluit socialezekerheidswetten.
Artikel 4 Recidive na een waarschuwing
Bij recidive na een waarschuwing wordt bij benadelingsbedrag van € 150, - of minder, een boete op gelegd van:
Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Almelo op
9 mei 2017.
de secretaris, de burgemeester,
F.W. van Ardenne, A.J. Gerritsen
Ingaande 1 januari 2017 zijn met de ‘Wet tot wijziging socialezekerheidswetten in verband met regeling bestuurlijke boete’ en het ‘Besluit houdende wijziging van het Boetebesluit socialezekerheidswetten in verband met de mogelijkheid van een waarschuwing en een uitspraak van de CRvB’ veel keuzes rondom de boetes die gemeenten moeten opleggen bij schending van de inlichtingenplicht centraal geregeld.
Toch zijn er een aantal kwesties rondom boetes waarbij het wenselijk is dat een gemeente haar beleid in een beleidsregel vastlegt. Met deze beleidsregel wordt hierin voorzien.
Om een boete te kunnen opleggen bij schending van de inlichtingenplicht moet een aantal stappen worden doorlopen. Deze stappen komen op het volgende neer:
1.Vaststellen van het benadelingsbedrag, dit is het uitgangspunt voor het boetebedrag. Bij recidive gaat het om 150% van het benadelingsbedrag.
2. Afhankelijk van de verwijtbaarheid wordt vervolgens 100%, 75%, 50% of 25% van het bedrag uit stap 1 genomen (in het Boetbesluit socialezekerheidswetten is dit in artikel 2 vastgelegd).
3. In deze stap wordt het bedrag uit stap 2 eventueel verlaagd tot een maximaal boetebedrag (ook dit is vastgelegd in artikel 2 van het Boetebesluit socialezekerheidswetten).
4. Wanneer er sprake is van bijzondere omstandigheden dan moet het bedrag uit stap 3 eventueel verder worden verlaagd.
5. In deze stap moet op grond van vaste jurisprudentie worden bekeken of het bedrag uit stap 4, afhankelijk van de verwijtbaarheid, in 24, 18, 12 of 6 maanden kan worden afgelost. Daarbij is het praktisch dat een gemeente vastlegt hoe het maximale aflossingsbedrag per maand wordt vastgesteld.
6. In deze stap wordt het bedrag uit stap 5 naar beneden afgerond op een veelvoud van € 10, -. Dit levert dan het uiteindelijke boetebedrag op.
De manier van vaststellen van de aflossingscapaciteit in stap 5 is in deze beleidsregel vastgelegd in artikel 2.
Verder is in deze beleidsregel vastgelegd hoe we omgaan met de per 1 januari 2017 verruimde mogelijkheid tot het gebruikmaken van een waarschuwing (artikel 3 van deze beleidsregel).
In artikel 4 is vastgelegd hoe de hoogte van een recidiveboete wordt vastgesteld als er geen of een klein benadelingsbedrag is.
In artikel 5 is ten slotte aangegeven wanneer we gebruik maken van de mogelijkheid om een boete geheel of gedeeltelijk kwijt te schelden.
Artikel 2 Fictieve draagkracht
In dit artikel is aangeven hoe de fictieve draagkracht wordt vastgesteld. Gekozen is voor een benadering gestoeld op 10% van de op moment van boeteoplegging van toepassing zijnde bijstandsnorm. Het percentage van 10% wordt ook aangehouden bij een kostendelersnorm. Op deze manier wordt een kostendeler evenredig getroffen.
Afhankelijk van de mate van verwijtbaarheid wordt de maandelijkse draagkracht met 6 tot 24 maanden vermenigvuldigd. Om uitdrukking te laten komen dat een herhaalde schending van de inlichtingenplicht zwaarder wordt aangerekend wordt het gehanteerde aantal maanden bij recidive met 1,5 maal vermenigvuldigd.
Wanneer de boeteoplegging het gevolg is van het verzwijgen van vermogen dan wordt ook het vermogen van betrokkene meegenomen in de bepaling van de fictieve draagkracht. Dit omdat dit gerechtvaardigd lijkt gezien de achtergrond van de overtreding.
Artikel 2aa van het Boetebesluit socialezekerheidswetten is een zogenaamde ‘kanbepaling’ en luidt ingaande 1 januari 2017 als volgt:
1. De boeteoplegger kan afzien van een bestuurlijk boete en volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing indien:
a. de overtreding van de inlichtingenverplichting niet heeft geleid tot een benadelingsbedrag of het benadelingsbedrag niet hoger is dan €150, -, of
b. de betrokkene wel inlichtingen heeft verstrekt, die echter onjuist of onvolledig waren, of heeft anderszins een wijziging van omstandigheden niet onverwijld gemeld, maar uit eigen beweging alsnog binnen een redelijke termijn de juiste inlichtingen verstrekt voordat de overtreding is geconstateerd, tenzij de betrokkene deze inlichtingen heeft verstrekt in het kader van toezicht op de naleving van een inlichtingenverplichting.
2. Een redelijke termijn als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, is niet langer dan 60 dagen nadat de inlichtingen hadden behoren te worden verstrekt.
Met dit artikel wordt aangeven dat als het mogelijk is om een waarschuwing te geven daar gebruik van wordt gemaakt.
In dit artikel is vastgelegd hoe een boete wordt vastgesteld, die wordt opgelegd na een eerdere waarschuwing, wanneer sprake is van geen of een laag benadelingsbedrag. Gekozen is voor een genuanceerde benadering afhankelijk van de mate van verwijtbaarheid.
In de per 1 januari 2017 nieuwe leden 13 en 14 van artikel 18a Participatiewet krijgt het college de mogelijkheid om onder voorwaarden mee te werken aan de gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van een boete in het kader van een schuldregeling. In artikel 5 van deze beleidsregel is aangegeven dat het college hier aan meewerkt als de schuldregeling plaatsvindt onder regie van het college. Onder regie van, kan ook Stadsbank Oost Nederland worden verstaan. Almelo maakt immers deel uit van de gemeenschappelijke regeling voor deze stadsbank.