Organisatie | Zwolle |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene Subsidieverordening Zwolle |
Citeertitel | Algemene Subsidieverordening Zwolle |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | Algemene subsidieverordening Zwolle |
Externe bijlagen | nadere regels bij hoofdstuk 1 nadere regels bij hoofdstuk 28 kaart subsidieregeling Diezerpoort |
Wanneer komt u in aanmerking voor subsidie ?
artikel 149 van de Gemeentewet
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
18-09-2020 | 01-08-2020 | 09-10-2020 | wijziging hoofdstuk 29 | 07-09-2020 | cb 2020-09.07 |
10-07-2020 | 01-07-2020 | 18-09-2020 | wijziging hoofdstuk 15 en hoofdstuk 16 | 29-06-2020 | rb 2020-29.06 |
29-05-2020 | 10-07-2020 | wijziging: toevoeging hoofdstuk 30 | 25-05-2020 | rb 2020-05.25 | |
12-07-2019 | 29-05-2020 | hoofdstuk 29 nieuw | 27-05-2019 | rb 2019-05.27 | |
17-05-2019 | 12-07-2019 | Wijziging hoofdstuk 12 | 06-05-2019 | rb 2019-05.06 | |
08-03-2019 | 01-01-2019 | 17-05-2019 | Hoofdstuk 26 is vervallen | 11-02-2019 | rb 2019-02.11 |
01-01-2019 | 08-03-2019 | wijziging artikel 28.1 | 10-09-2018 | rb 2018-09.10 | |
03-11-2018 | 01-01-2019 | wijziging hoofdstuk 27 Subsidieregeling duurzame ontwikkeling Dieze-Oost | 29-10-2018 | rb 2018-10.29 | |
01-07-2018 | 03-11-2018 | wijziging: toevoeging hoofdstuk 16 (subsidie peuteropvang en VVE gemeente Zwolle) | 12-03-2018 | rb 2018-03.12 | |
15-09-2017 | 01-07-2018 | wijziging hoofdstuk 28 (Beschermd wonen en maatschappelijke opvang) | 11-09-2017 | gb 2017-09.11 | |
13-05-2017 | 15-09-2017 | Rectificatie hoofdstuk 2 (Amateurkunst), nieuwe hoofdstuk 4 (Cultuur en Kwaliteit) en vervanging hoofdstuk 22 Zaalhuur Zwolse theaters en Hedon | 18-04-2017 | gb 2017-04.18 |
AFDELING 1.1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
Voorziening: Een voorziening als bedoeld in artikel 374 boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, zijnde vermogensbestanddelen voor toekomstige kosten die een periode van twee of meer jaren omvatten en die niet binnen de jaarlijkse exploitatie opgevangen kunnen worden, nu reeds te voorzien zijn, onvermijdelijk zijn, hun oorzaak in het verleden hebben en kwantificeerbaar en / of berekenbaar zijn. Een voorziening wordt beschouwd als vreemd vermogen.
In de volgende delen van deze verordening (die als hoofdstukken zijn genoemd) wordt bepaald voor welke specifieke activiteiten subsidie kan worden verstrekt, en eventueel welke grondslagen daarbij worden gehanteerd voor de berekening van de subsidie en welke specifieke voorschriften daarbij van toepassing zijn.
AFDELING 1.2 DE SUBSIDIEVERLENING
Tenzij in één van de deelverordeningen anders is bepaald, beslist het college op de aanvraag tot subsidieverlening binnen acht weken nadat de raad de begroting voor het kalenderjaar waarin de activiteit aanvangt heeft vastgesteld of, indien deze begroting reeds is vastgesteld, binnen 8 weken na indiening van de aanvraag.
AFDELING 1.3 VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER
Artikel 1:11 Subsidieverplichtingen
Het college kan de subsidieontvanger verplichtingen opleggen als bedoeld in de artikelen 4:37 Awb en 4:70 Awb.
Artikel 1:12 Overige doel gebonden verplichtingen (art. 4:38 Awb)
Het college kan verplichtingen opleggen met betrekking tot:
- het voeren van de administratie;
- eisen ten aanzien van de locatie van de activiteit;
Artikel 1:13 Niet-doel gebonden verplichtingen (art. 4:39 Awb)
Het college kan verplichtingen opleggen met betrekking tot
De subsidieontvanger is verplicht het boekjaar gelijk te stellen met het kalenderjaar, tenzij het college ontheffing verleent van deze verplichting.
De subsidieontvanger dient het college schriftelijk te informeren bij het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan, indien deze goederen geheel of gedeeltelijk zijn verworven door middel van de subsidie, dan wel de uitgaven daarvoor mede zijn bekostigd uit de subsidie.
De subsidieontvanger is verplicht tot vergoeding van met subsidie behaald vermogensvoordeel, overeenkomstig artikel 4:41 Awb. De hoogte van de vergoeding wordt door het college in redelijkheid bepaald.
Artikel 1:20 Afwijkende verplichtingen
Indien de gemeente subsidie verstrekt voor activiteiten die mede door andere bestuursorganen worden gesubsidieerd, kan het college afwijken van de bij of krachtens deze verordening aan de subsidie verbonden verplichtingen, voor zover dit wenselijk is met het oog op de afstemming met de door die andere bestuursorganen opgelegde verplichtingen.
AFDELING 1.4 WEIGERINGSGRONDEN
Artikel 1:21 Weigering subsidie
De subsidie kan, naast de in artikel 4:35 Awb genoemde weigeringsgronden, worden geweigerd indien:
AFDELING 1.5 DE SUBSIDIEVASTSTELLING
Artikel 1:22 De aanvraag tot subsidievaststelling
Bij de aanvraag tot subsidievaststelling wordt in ieder geval een activiteitenverslag en een financieel verslag overgelegd. Het financiële verslag dient te voldoen aan de eisen van artikel 4:45 lid 2 Awb en artikel 4:76 tot en met 4:79 Awb. Artikel 4:77 Awb is daarmee van toepassing op deze verordening.
Bij aanvragen tot subsidievaststelling van een subsidie tot een subsidiebedrag van € 20.000 wordt een goedkeurende verklaring van de kascommissie, een goedkeurende verklaring door het bestuur en/of een verslag van een Algemene Ledenvergadering, waarin decharge wordt verleend aan de penningmeester overgelegd.
Bij aanvragen tot subsidievaststelling van een subsidie waarbij het subsidiebedrag dan wel de som van meerdere door de gemeente Zwolle verstrekte subsidies € 20.000 tot € 40.000 bedraagt, wordt een samenstelling verklaring, opgesteld door een accountant als bedoeld in artikel 393 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, overgelegd.
Bij aanvragen tot subsidievaststelling van een subsidie waarbij het subsidiebedrag, dan wel de som van meerdere door de gemeente Zwolle verstrekte subsidies € 40.000 tot € 100.000 bedraagt, wordt een beoordelingsverklaring, opgesteld door een accountant als bedoeld in artikel 393 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, overgelegd.
Bij aanvragen tot subsidievaststelling waarbij het subsidiebedrag, dan wel de som van meerdere door de gemeente Zwolle verstrekte subsidies € 100.000 of meer bedraagt, en /of in die gevallen dat er sprake is van een budgetsubsidie, is het bepaalde in artikel 1:9 en afdeling 1:6 van deze verordening van toepassing.
Artikel 1:23 Ambtshalve vaststelling
De subsidie kan ambtshalve worden vastgesteld, in de gevallen als bedoeld in artikel 4:47 Awb.
Artikel 4:47 Algemene wet bestuursrecht Het bestuursorgaan kan de subsidie geheel of gedeeltelijk ambtshalve vaststellen, indien:
|
AFDELING 1.7 BIJZONDERE BEPALINGEN
Artikel 1:28 Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen ontheffing verlenen van de bij of krachtens deze verordening bepaalde verplichtingen.
Artikel 1:29 Niet voorziene gevallen
In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.
TOELICHTING ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING ZWOLLE HOOFDSTUK 1. ALGEMEEN DEEL
AFDELING 1.1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen
In dit artikel wordt een aantal, veelvuldig in deze verordening gebruikte, begrippen gedefinieerd. In de verordening wordt voor de belanghebbende bij subsidies het begrip ‘aanvrager’ of ‘subsidieontvanger’ gebruikt. De belanghebbende wordt tot het moment van subsidieverlening als aanvrager aangeduid en daarna als subsidieontvanger.
Ten aanzien van het begrip ‘subsidie’ wordt verwezen naar hoofdstuk 4, afdeling 2 van de Algemene wet bestuursrecht.
In artikel 4:21 Awb staat de definitie van subsidie vermeld, namelijk de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.
Aangezien dit begrip is vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht, en van dwingend recht is verklaard, geldt dit begrip voor iedereen en hoeft het niet overgenomen te worden in deze verordening.
Artikel 4:23 Awb geeft aan dat subsidiering in beginsel slechts mogelijk is op grond van een wettelijk voorschrift. Door de aanwezigheid van een wettelijke grondslag wordt de rechtszekerheid van de subsidie-aanvrager en de subsidieontvanger gewaarborgd. Dit betekent voor de gemeentelijke praktijk dat subsidies op een verordening gebaseerd dienen te zijn.
In dit lid wordt aangegeven dat de Algemene subsidieverordening met de achterliggende hoofdstukken geldt voor alle gemeentelijke subsidies, tenzij een andere (gemeentelijke) verordening van toepassing is.
Lid 2 biedt de mogelijkheid dat er deelverordeningen worden opgesteld ten aanzien van bepaalde activiteiten/beleidsterreinen waarvoor de raad subsidie wil verstrekken.
Door het invoegen van een deelverordening zijn, naast de bepalingen uit de ASV, specifieke bepalingen van toepassing ten aanzien van een beleidsterrein waarvoor subsidie wordt verstrekt. Een voorbeeld is het geval er in een deelverordening weigeringsgronden zijn genoemd. In dat geval wordt eerst bekeken of de weigeringsgronden uit de deelverordening van toepassing zijn, indien dat niet het geval is, wordt bekeken of de weigeringsgronden uit de ASV van toepassing zijn. Verder kunnen door het college verplichtingen worden opgelegd aan de subsidieontvanger op grond van artikel 1:13 ASV, tenzij deze bevoegdheid bijvoorbeeld is uitgesloten in de deelverordening.
Indien in een bijzondere regel niets of onvoldoende is geregeld ten aanzien van de subsidieverstrekking, dient te worden gehandeld overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk 1 van deze verordening.
Dit lid geeft regels in geval er sprake is van de uitvoering van regels van een ander bestuursorgaan.
In lid 1 zijn enkele algemene uitgangspunten gegeven voor de subsidieverlening binnen de gemeente Zwolle. In het algemeen moet het bij subsidieverlening gaan om activiteiten die passen binnen gemeentelijke doelstellingen die zijn vastgesteld door de raad. Verder moeten de activiteiten in overwegende mate ten dienste staan van de Zwolse ingezetenen. Het begrip ‘naar inzicht van het college’ geeft het college beleidsvrijheid. Teneinde problemen tussen verschillende groeperingen te voorkomen, moet het gaan om algemene activiteiten die geen betrekking hebben op politieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke vorming. Indien een aanvraag niet past binnen de eisen van artikel 1:3 lid 1, kan de aanvraag worden geweigerd.
Lid 2 is opgenomen teneinde een optimale samenwerking tussen aanvrager en instelling te bewerkstelligen.
Lid 3 is opgenomen als uitvloeisel van de Algemene wet bestuursrecht, teneinde duidelijk te maken dat, in het geval aanvrager over voldoende financiële middelen beschikt om de activiteit zelf te financieren, er geen subsidie wordt verstrekt.
Verder is in lid 4 als uitgangspunt opgenomen dat alleen subsidie kan worden verstrekt aan rechtspersonen. Hiermee wordt beoogd te voorkomen dat een vermenging plaatsvindt van subsidiemiddelen met privémiddelen van natuurlijke personen. Hierdoor kunnen namelijk problemen ontstaan bij de verantwoording. Teneinde de weg naar subsidiering voor natuurlijke personen niet geheel af te sluiten is in dit lid de mogelijkheid opgenomen om, in bijzondere gevallen die vermeld staan in een deelverordening, toch subsidie kan worden verstrekt aan natuurlijke personen. Op die manier kunnen bijvoorbeeld particuliere initiatieven worden gesubsidieerd.
Artikel 1:4 Beslissingsbevoegdheid subsidieverstrekking
In het kader van deze verordening worden diverse besluiten genomen gedurende de procedure van subsidieverlening tot subsidievaststelling. In de Algemene wet bestuursrecht wordt gesproken van de verlening van subsidie door een bestuursorgaan. Teneinde besluitvorming ten aanzien van subsidiering eenvoudiger te maken, is het college bevoegd verklaard tot het nemen van besluiten.
Als uitvloeisel van het feit dat het college de bevoegdheid is toegekend tot het nemen van besluiten, is het college ook de mogelijkheid geboden nadere regels te stellen ten aanzien van het verstrekken van subsidies.
In dit artikel is een onderscheid gemaakt tussen de verschillende subsidiesoorten. In eerste instantie wordt onderscheidt gemaakt tussen een incidentele en een structurele subsidie. Vervolgens zijn deze twee soorten subsidie weer onderverdeeld in verschillende soorten.
Voor wat betreft de kleinere subsidiebedragen wordt uitgegaan van zo beperkt mogelijke administratieve handelingen. Dit enerzijds om vrijwilligersorganisaties niet onnodig te belasten en anderzijds om te voorkomen dat de ambtelijke inzet een hogere financiële inzet vergt dan de hoogte van de subsidie.
Artikel 1:6 Het subsidieplafond
Op grond van artikel 4:25 Awb kan de (decentrale) wetgever besluiten tot het instellen van een subsidieplafond. Onder het subsidieplafond wordt verstaan (artikel 4:22 Awb) het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift.
In deze verordening is ervoor gekozen om die bevoegdheid, in het kader van de deregulering, bij het college neer te leggen. De periode waarvoor een subsidieplafond wordt vastgesteld is een jaar. Door het instellen van een subsidieplafond, kunnen aanspraken op subsidie worden beperkt. Dit ziet met name op het geval dat de begroting geen ruimte biedt voor subsidiering, terwijl de wet en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, weigering of intrekking van de subsidie niet zonder meer toelaten.
Het vaststellen van een subsidieplafond is een besluit (een besluit van algemene strekking) en moet als zodanig bekend worden gemaakt voor de ingangsdatum van de periode waarvoor het plafond geldt. Als er geen subsidieplafond is ingesteld, kan dit er toe leiden dat, indien een aanspraak op subsidie bestaat, die subsidie niet vanwege financiële redenen kan worden geweigerd. Mensen of instellingen die aanspraak willen maken op subsidie moet tijdig weten hoeveel geld er beschikbaar is. Als het subsidieplafond of een verlaging daarvan of een wijze van verdeling later wordt bekendgemaakt, dan heeft deze bekendmaking geen gevolgen voor voordien ingediende aanvragen.
Een subsidieplafond leidt automatisch tot weigering van een subsidie voor wat betreft het gedeelte dat boven het subsidieplafond uitstijgt.
Samen met het subsidieplafond worden de criteria voor het verkrijgen van subsidie aangegeven, alsook de manier waarop de pot verdeeld wordt. Voor subsidiepotten waaruit iedereen (die voldoet aan eisen) subsidie kan claimen, wordt door het college een verdelingsmethodiek vastgesteld die ook van tevoren bij potentiële subsidieontvangers bekend moet zijn.
Overschrijding van een subsidieplafond levert een verplichte weigeringsgrond op. Dit betekent dat in de weigering beschikking niet meer hoeft te worden gemotiveerd waarom het belang van de begrotingsdiscipline zwaarder moet wegen dan de belangen van de aanvrager. Het rechtsgevolg ontstaat als het subsidieplafond is vastgesteld en bekendgemaakt. De weigeringsgrond is een aanvulling op de – facultatieve – weigeringsgronden van artikel 4:35 Awb (afdeling 1.4 van deze verordening).
AFDELING 1.2 DE SUBSIDIEVERLENING
Artikel 1:7 De aanvraag tot subsidieverlening
Er is, tenzij anders is bepaald, gekozen voor een systeem dat voorafgaand aan de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd, een aanvraag tot subsidieverlening moet worden ingediend.
De termijn voor het indienen van een aanvraag tot subsidieverlening is bepaald op 1 juni van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft. Aangezien de verantwoording van het daaraan voorafgaande jaar dan al is ontvangen, kan de beoordeling plaatsvinden op basis van de meest actuele informatie.
Teneinde rechtspersonen in staat te stellen een aanvraag in te dienen, zal het college hiertoe een aanvraagformulier vaststellen. Dit artikel is een uitwerking van artikel 4:4 Awb.
Op het formulier staan de algemene (formele) eisen vermeld die een aanvrager moet verstrekken om voor subsidie in aanmerking te komen. Deze eisen zijn afkomstig uit artikel 4:2 Awb (vereisten aanvraag), waarin de algemene verplichting is neergelegd tot het verstrekken van gegevens en bescheiden die nodig zijn voor het nemen van een beslissing op een aanvraag en waarover de aanvrager redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
Op grond van dit lid dient de aanvraag in ieder geval vergezeld te gaan van een activiteitenplan (art. 4:62 Awb) en een begroting (art. 4:63 Awb).
Aangezien de beschikking tot verlening van de subsidie een omschrijving moet bevatten van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verleend, is het van belang dat het college, voordat zij een beslissing neemt tot het al dan niet verlenen van subsidie, duidelijkheid heeft over de te verrichte activiteiten. Het begrip activiteiten moet ruim worden opgevat en omvat in beginsel iedere vorm van menselijk handelen, voor zover de overheid die wil stimuleren. Ook nalaten (b.v. het braak laten liggen van grond) kan een activiteit zijn.
De begroting behelst een overzicht van de voor het boekjaar geraamde inkomsten en uitgaven van de aanvrager en een specificatie met betrekking tot de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd.
In het geval er sprake is van een eerste subsidieaanvraag, dient de aanvrager een aantal extra stukken te overleggen, zodat het college inzicht krijgt in de activiteiten van de subsidieaanvrager.
Het college behoudt zich het recht voor te beslissen dat sommige stukken niet hoeven te worden overgelegd.
Artikel 1:8 Meerjarige subsidieverlening
De bepalingen van dit artikel zijn van toepassing op meerjarige subsidies, dat wil zeggen een subsidie die voor meerdere jaren wordt verleend. Er kan geen subsidie voor onbepaalde tijd worden verleend. Meerjarige subsidies worden doorgaans verleend aan instellingen die hun nut hebben bewezen en die het vertrouwen van bijvoorbeeld het college genieten.
Een project wordt gekenmerkt door een duidelijke begin- en eindtijd. In het kader van deze subsidieverordening kan een project maximaal vijf jaar duren. Voor deze termijn is gekozen om aan te sluiten bij termijnen van onder andere het Grotestedenbeleid. Indien sprake is van een langere uitvoeringstijd is niet meer sprake van een project, maar is sprake van een structurele subsidie.
Dit artikel is specifiek van toepassing op de budgetsubsidies.
Ingeval er sprake is van een budgetsubsidie krijgt de subsidieontvanger een budget waarmee zij de afgesproken activiteiten moet uitvoeren. Meevallers mag de instelling houden (binnen bepaalde grenzen) maar daar staat tegenover dat zij ook zelf de tegenvallers moet opvangen. Doorgaans mag een instelling bij deze vorm van subsidiering met behulp van de subsidie een egalisatiereserve hebben. Dat is een bepaalde financiële ‘buffer’, uitgedrukt in een percentage van de subsidie of van de jaaromzet, die gebruikt kan worden om mee- of tegenvallers op te vangen.
De uitvoeringsovereenkomst is geen op zichzelf staande overeenkomst maar altijd ter uitvoering van de beschikking. Dit houdt in dat een uitvoeringsovereenkomst, net als de beschikking, valt onder het publiekrecht.
Dit artikel sluit aan bij artikel 4:13 Awb, waarin staat dat een beschikking dient te worden gegeven binnen de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn. In deze verordening is deze termijn op acht weken gesteld.
Onder opgave van redenen, dit sluit aan bij het motiveringsbeginsel, kan het college de beslistermijn verlengen.
AFDELING 1.3 VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER
De wetgever acht de mogelijkheid tot het opleggen van verplichtingen noodzakelijk met het oog op een doelmatig en rechtmatig subsidiebeleid. Enkele verplichtingen vloeien rechtstreeks voort uit de Algemene wet bestuursrecht. De meeste verplichtingen moeten echter worden neergelegd hetzij in het wettelijk voorschrift waarop de subsidie berust, hetzij in voorschriften verbonden aan de beschikking tot subsidieverlening.
Artikel 1:11 Subsidieverplichtingen
In dit artikel is opgenomen dat de verplichtingen welke staan opgesomd in artikel 4:37 en 4:70 Awb door het college kunnen worden opgelegd aan de subsidieontvanger.
Artikel 1:12 Overige doelgebonden verplichtingen (art. 4:38 Awb)
Er kunnen ook andere, dan de in artikel 1:11 genoemde verplichtingen worden opgelegd. Het moet dan gaan om verplichtingen die redelijkerwijs noodzakelijk en geschikt zijn om het met de subsidie nagestreefde doel te verwezenlijken. In dit artikel zijn hiertoe een aantal verplichtingen opgenomen die in de beschikking kunnen worden opgenomen. Deze verplichtingen kunnen rechtstreeks betrekking hebben op de gesubsidieerde activiteit, maar kunnen ook een meer afgeleid en ondersteunend karakter hebben, bijvoorbeeld de verplichting ten aanzien van gebouwen (toegankelijkheid), van personeel (benodigde kwalificaties), de uitvoering van activiteiten (bepaalde doelgroepen, plaats van uitvoering) e.d..
Artikel 1:13 Niet-doelgebonden verplichtingen (Art. 4:39 Awb)
Uit artikel 4:39 Awb volgt dat ook de mogelijkheid bestaat tot het opleggen van niet-doel gebonden verplichting. Het gaat om verplichtingen die weinig of niets met het doel van de subsidie te maken hebben, maar hebben betrekking op ‘de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verleend’.
Voor het opleggen van de niet-doel gebonden verplichtingen verlangt de wetgever een specifieke wettelijke grondslag, dat wil zeggen dat de verplichting in de verordening moet zijn opgenomen.
In dit artikel is de mogelijkheid opgenomen dat de controle van de accountant in een incidenteel geval verder gaat dan de financiële kant van de zaak, door bijvoorbeeld ook onderzoek te doen naar de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen.
Als hoofdregel geldt dat de subsidieontvanger het boekjaar gelijk moet stellen met het kalenderjaar. De samenloop tussen het boekjaar en het kalenderjaar sluit aan op artikel 10 a Boek 2 Burgerlijk Wetboek, dat eveneens het kalenderjaar als boekjaar aanwijst tenzij in de statuten een ander boekjaar is aangewezen.
Artikel 1:17 Toestemming voor bepaalde handelingen
Ondanks het feit dat de bedrijfsvoering de verantwoordelijkheid is van de subsidieontvanger en de gemeente Zwolle op hoofdlijnen de regie wil voeren, is het voor sommige handelingen en/of besluiten noodzakelijk om door de subsidieontvanger voorafgaand schriftelijk toestemming te laten vragen. De handelingen en/of besluiten kunnen namelijk een dermate groot effect hebben dat dit valt onder de regievoering door de gemeente Zwolle.
AFDELING 1.4 WEIGERINGSGRONDEN
Artikel 1:21 Weigering subsidie
De weigeringsgronden die in dit artikel worden genoemd, zijn van toepassing op alle subsidies die onder deze verordening vallen (toegevoegd). Deze weigeringsgronden zijn van toepassing, naast de weigeringsgronden die in artikel 4:35 Awb worden genoemd. Ten aanzien van de weigeringsgrond als bedoeld in sub e van dit artikel dient te worden opgemerkt dat onder de ‘ doeleinden’ waar naar verwezen wordt, moet worden verstaan de doel(eind)en zoals opgenomen in de deelverordeningen, dan wel de doel(eind)en zoals genoemd in artikel 1:3 van deze verordening.
Door het opnemen van aanvullende weigeringsgronden heeft het college, indien bedenkingen bestaan over de aanvraag tot subsidie, een groot aantal mogelijkheden de subsidieaanvraag te weigeren.
De beschikking moet voldoen aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en derhalve een duidelijke motivering bevatten van de redenen om niet over te gaan tot subsidieverlening.
De memorie van toelichting geeft aan dat het college moet beschikken over concrete, op de individuele subsidieontvanger betrekking hebbende aanwijzingen die het oordeel kunnen dragen dat zich waarschijnlijk (‘misschien” is niet voldoende) een intrekkingsgrond zal voordoen. Het enkele feit van het bestaan van een zeker risico dat zich een van de situaties zal voordoen is onvoldoende voor een weigering. Het feit dat de subsidie voor het voorafgaande jaar op dezelfde grond lager moest worden vastgesteld (zie de gronden van art. 4:46 lid 2 Awb) kan een concrete aanwijzing zijn, maar is niet zonder meer voldoende. Ook het enkele feit dat de aanvrager zich in het verleden schuldig heeft gemaakt aan misbruik van subsidie, is onvoldoende grond om een subsidie op grond van dit artikel te weigeren.
Een bestuursorgaan kan de aanvraag weigeren, maar is dus niet verplicht om te weigeren.
Op grond van art. 4:7 jo. 4:12 lid 2 sub a Awb moet de subsidieaanvrager in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord voordat het college besluit de subsidie te weigeren. Het horen geschiedt in beginsel telefonisch, maar kan ook schriftelijk of mondeling gebeuren.
AFDELING 1.5 DE SUBSIDIEVASTSTELLING
Artikel 1:22 De aanvraag tot subsidievaststelling
In dit lid staan de algemene (formele) eisen vermeld die een aanvrager moet verstrekken om voor subsidie in aanmerking te komen. Deze eisen zijn afkomstig uit artikel 4:2 Awb (vereisten aanvraag), waarin de algemene verplichting is neergelegd tot het verstrekken van gegevens en bescheiden die nodig zijn voor het nemen van een beslissing op een aanvraag en waarover de aanvrager redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
Activiteitenverslag (4:80 Awb)
Vereist is een activiteitenverslag. De eisen waaraan dit verslag moet voldoen, staan vermeld in sub a en volgen uit artikel 4:80 Awb. Het verslag moet een beschrijving geven van de gesubsidieerde activiteiten. Hoewel het niet direct uit de wettekst volgt, moet het verslag volgens de memorie van toelichting ook aangeven in hoeverre is voldaan aan de verplichtingen die over de aard en omvang van de activiteiten zijn gesteld. Tenslotte moet een verslag een eigen evaluatie van de subsidieontvanger bevatten over de mate waarin de activiteiten hebben bijgedragen aan de gestelde doeleinden. De doeleinden blijken uit het activiteitenplan dat bij de aanvraag om subsidieverlening is meegezonden.
Een financieel moet in ieder geval voldoen aan de eisen van artikel 4:45 lid 2 Awb, namelijk het vermelden van relevante inkomsten en uitgaven. Verder staan de eisen in artikel 4:76 Awb – 4:79 Awb. Van belang is op te merken dat artikel 4.77 Awb van toepassing is. Dit artikel regelt dat de eisen aan financiële verslaglegging niet alleen gelden voor subsidieontvangers die volledig van subsidie afhankelijk zijn, maar ook voor subsidieontvangers die in overwegende mate inkomsten ontlenen aan subsidie. Daarnaast regelt artikel 4:79 Awb dat het college bij subsidieverlening kan opleggen dat de accountant van de subsidieontvanger onderzoek en verslag doet van de mate waarin de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen zijn nageleefd.
Als de subsidieontvanger jaarrekeningplichtig is of als dat bij subsidieverlening is bepaald, moet in plaats van een financieel verslag de jaarrekening worden overgelegd. Ook in dat geval moet worden voldaan aan de eisen van artikel 4:45 lid 2 Awb (vermelding relevante inkomsten en uitgaven).
In deze leden wordt, op basis van de zwaarte en de hoogte van de subsidie, bepaald welke mate van accountantscontrole moet worden toegepast. Als uitgangspunt geldt ‘hoe hoger de subsidie, des te zwaarder de controle’.
AFDELING 1.6 VOORZIENINGEN EN RESERVES
Een voorziening is bestemd voor, vaak per jaar fluctuerende, uitgaven waaronder vaste verplichtingen liggen en die qua omvang niet binnen de lopende exploitatie kunnen worden opgevangen. In de meeste gevallen gaat het om de jaarlijks onderhoudslasten ‘groot planmatig onderhoud’.Om de continuïteit van bijvoorbeeld dit groot planmatig onderhoud te waarborgen moeten de dotaties in de voorzieningen structureel worden opgenomen in de begroting. Dotaties zijn dus niet afhankelijk van het exploitatieresultaat. Het verzoek tot voorafgaande schriftelijke toestemming van het college kan ook plaatsvinden bij de indiening van het financieel verslag (jaarrekening) voor de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.
Artikel 1:25 Bestemmingsreserve
De voeding van bestemmingsreserves is, in tegenstelling tot voorzieningen, wel exploitatieresultaatafhankelijk. Het verzoek tot voorafgaande schriftelijke toestemming van het college kan ook plaatsvinden bij de indiening van het financieel verslag (jaarrekening) voor de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.
Artikel 1:26 Egalisatiereserve
De egalisatiereserve is bestemd voor het opvangen van schommelingen qua inkomsten en uitgaven. De hoogte van het met subsidie van de gemeente Zwolle opgebouwde deel van de exploitatiereserve is maximaal 10 % van de structurele jaarlijkse subsidiegelden. Er is een mogelijkheid daarvan af te wijken. In beginsel zal de hoogte van de egalisatiereserve gekoppeld moeten worden aan de bedrijfsrisico’s die een subsidierelatie loopt. Als uitgangspunt wordt gehanteerd dat hoe hoger het risico qua inkomsten is, in casu deelnemersbijdragen en contributies, des te hoger de egalisatiereserve dient te zijn als afdekking voor eventuele tekorten. Het verzoek tot voorafgaande schriftelijke toestemming van het college kan ook plaatsvinden bij de indiening van het financieel verslag (jaarrekening) voor de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.
AFDELING 1.7 BIJZONDERE BEPALINGEN
Artikel 1:28 Hardheidsclausule
In dit artikel is de hardheidsclausule opgenomen die het college de mogelijkheid biedt om af te wijken van deze verordening en in uitzonderlijke gevallen buiten toepassing te laten of daarvan af te wijken. De toepassing van een hardheidsclausule beperkt zich daarmee tot (eventuele) onbillijkheden van overwegende aard en kan daardoor niet gebruikt worden in normale voorziene gevallen. De op basis van de hardheidsclausule te treffen voorziening dient wel binnen de doelstelling van deze verordening en de daarop gebaseerde regelgeving te passen.
Artikel 1:29 Niet voorziene gevallen
Ook in gevallen waarin de verordening niet voorziet, heeft het college beslissingsbevoegdheid.
Lid 1 geeft het college de mogelijkheid mandaat te verlenen aan ondergeschikten waarbij deze ambtenaren de bevoegdheid krijgen, in gevallen waartoe de verordening de mogelijkheid biedt, nadere regels te stellen .
Het tweede lid geeft het college de bevoegdheid om ambtenaren of andere personen aan te wijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van de aan de subsidieontvanger opgelegde verplichtingen. Hiermee is beoogd het college bevoegd te laten zijn om ter plaatse toezicht te houden op de doelmatigheid en doeltreffendheid van de besteding van de subsidiegelden. De toezichthouder heeft de bevoegdheden als genoemd in afdeling 5.2 Awb.
Doel van de subsidieregeling is het stimuleren en versterken van de amateurkunst en het culturele klimaat in Zwolle.
Het college stelt jaarlijks de indexering van de subsidie voor de in artikel 2:3 genoemde amateurkunstcategorieën organisaties vast.
Artikel 2.8 Overige Muziekverenigingen
De subsidie voor de overige muziekverenigingen bestaat uit een maximale bijdrage in de kosten van de artistieke leiding.
Artikel 2:10 Opera- en operetteverenigingen
De subsidie voor opera- en operetteverenigingen bestaat uit:
Artikel 2.11 Toneel- en cabaretverenigingen
De subsidie voor toneel- en cabaretverenigingen bestaat uit:
De subsidie voor dansverenigingen bestaat uit:
a. een maximale bijdrage in de kosten van de artistieke leiding;
b. een bijdrage in de kosten van maximaal twee producties per jaar.
De subsidieaanvraag voldoet aan de in artikel 1:7 van de ASV genoemde indieningeisen waarbij de begroting is voorzien van een financiële verantwoording van het voorgaande jaar.
Artikel 2:14 Subsidieverlening en -vaststelling
Toekenning van de subsidie vindt plaats in de vorm van een besluit tot subsidievaststelling. De aanvraag tot subsidievaststelling voldoet aan de in artikel 1:22 van de ASV genoemde indieningeisen.
Het college kan aan de subsidievaststelling nadere voorschriften verbinden.
HOOFDSTUK 4: CULTUUR & KWALITEIT
Artikel 4.1 Begripsomschrijving
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
Openbaar karakter: een door een professionele organisatie georganiseerde openbare, voor publiek toegankelijke productie waaraan door middel van publiciteit bekendheid wordt gegeven, bijvoorbeeld via de media, affiches en programmabladen. Bedrijfsfeesten, branche-activiteiten en belangenbehartiging worden niet als openbare activiteiten gezien;
Het verstrekken van subsidie op grond van dit hoofdstuk heeft als doel:
Het bevorderen van de kwaliteit van producties in Zwolle en daarmee het versterken van het culturele klimaat in Zwolle.
Artikel 4.5 Subsidie voor de uitgave van een boekwerk
Voor een uitgave van een boekwerk gelden de volgende voorwaarden:
Het college stelt jaarlijks het bedrag vast dat ten hoogste beschikbaar is voor de subsidieverlening
Artikel 4.10 Subsidieverlening en - vaststelling
Bij een subsidieverlening vanaf € 5.000,-- dient de organisatie binnen 4 maanden na afloop van de productie een aanvraag in tot subsidievaststelling, welke moet bestaan uit een vaststellingsformulier en een inhoudelijke- en financieel verslag van de productie. Het financieel verslag dient vergezeld te gaan van een goedkeurende verklaring door het bestuur en/of algemene ledenvergadering, waarin decharge wordt verleend aan de penningmeester;
HOOFDSTUK 5: VOOR EN DOOR JONGEREN
Artikel 5:1 Begripsomschrijving
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
Jongere: een persoon die ingezetene is van de gemeente Zwolle in de leeftijdscategorie van 12 tot en met 18 jaar.
Met deze subsidieregeling wordt beoogd activiteiten te ondersteunen, die worden georganiseerd door jongeren voor jongeren.
HOOFDSTUK 6: JEUGD- EN JONGERENWERK ONDER LEIDING VAN VRIJWILLIGERS
Met deze subsidieverordening wordt beoogd (de activiteiten van) het jeugd en jongerenwerk onder leiding van vrijwilligers te bevorderen, zodat sociale samenhang en leefbaarheid een impuls krijgen.
TOELICHTING JEUGD- EN JONGERENWERK ONDER LEIDING VAN VRIJWILLIGERS
De deelverordening voorziet in een vast basisbedrag van € 250,-- per organisatie. Dit vaste basisbedrag is voor elke organisatie gelijk en is dus onafhankelijk van het aantal jeugdleden. Het vaste basisbedrag is bedoeld als tegemoetkoming in de bestuurskosten en organisatiekosten die elke organisatie moet maken. Daarnaast wordt subsidie verleend per jeugdlid: € 15,--. Scoutingorganisaties zijn over het algemeen kleinere organisaties met hogere onkosten en derhalve is het bedrag per jeugdlid voor deze organisaties vastgesteld op € 30,--.
Artikel 6:6 Subsidieverlening en -vaststelling
Toekenning – en dus verlening – van de subsidie krachtens dit hoofdstuk, is gelijk ook het besluit tot subsidievaststelling. Omdat het in deze regeling om relatief kleine subsidiebedragen gaat, wordt uitgegaan van zo beperkt mogelijke administratieve handelingen. Dit enerzijds om vrijwilligersorganisaties niet onnodig te belasten en anderzijds om te voorkomen dat de ambtelijke inzet een hogere financiële inzet vergt dan de hoogte van de subsidie.
Artikel 6:6 Subsidieverlening en -vaststelling
Wegens de relatief geringe maximale omvang van de verleende subsidie worden er doorgaans geen nadere voorschriften verbonden aan de vaststelling van de subsidie. Artikel 6:6 lid 2 geeft het college toch de mogelijkheid tot voorschriften, zoals voorschriften inzake de verslaglegging van de uitgevoerde activiteit. Ook kunnen voorschriften verbonden worden aangaande het vermelden van de gemeente Zwolle als subsidiënt van de activiteit, of een mogelijke samenwerking met een andere organisatie.
Artikel 11:1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
Evenement: elke voor publiek toegankelijke vertoning of gebeurtenis (kunst, muziek, sport) in Zwolle, doelbewust georganiseerd en geprogrammeerd en gericht op een relatief groot publiek en/of bijdraagt aan het maatschappelijk welzijn in de gemeente Zwolle te onderscheiden in de volgende categorieën:
Met deze subsidieverordening wordt een wettelijke grondslag gecreëerd voor de subsidiering van evenementen in de gemeente Zwolle. Tot nog toe vond subsidiëring vaak op incidentele basis plaats, zonder dat daarbij een uniforme procedure en subsidiecriteria werden toegepast. Bovendien bestonden er verschillende subsidiestromen voor evenementen, die gedekt werden uit verschillende budgetten. De subsidiëring op grond van deze nieuwe verordening zal plaatsvinden vanuit een totaal evenementenbudget, waarin de voorheen afzonderlijke subsidiebudgetten voor evenementen zijn opgenomen.
In dit hoofdstuk zijn de specifieke bepalingen voor de subsidiëring van evenementen opgenomen. Daarnaast zijn de bepalingen uit het algemene deel van de subsidieverordening (hoofdstuk 1) onverkort van toepassing, tenzij hiervan in de subsidieverordening evenementen nadrukkelijk wordt afgeweken.
Artikel 11:1 Begripsomschrijvingen
In het tweede lid worden drie categorieën evenementen onderscheiden en omschreven; culturele evenementen, topsportevenementen en overige evenementen. Voor wat betreft de overige evenementen geldt dat hieronder evenementen worden verstaan waarbij de nadruk ligt op vermaak. Onder overige evenementen worden ook begrepen de sportevenementen die niet als topsportevenement zijn te beschouwen. Ook herdenkingsplechtigheden worden aangemerkt als overige evenementen kunnen nog wel onder de categorie overige evenementen vallen. De in lid 4 genoemde commissies zijn door het college ingesteld om een onafhankelijk deskundig advies te geven over subsidieaanvragen in het kader van de subsidieverordening culturele activiteiten respectievelijk de subsidieregeling stimulering producties podiumkunsten.
Het subsidiedoel van deze verordening is dat evenementen worden gesubsidieerd die passen binnen de doelstellingen van het evenementen-, cultuur-, sport en toeristisch beleid van de gemeente Zwolle. Het beleid op deze genoemde beleidsvelden is onder meer vastgelegd in de door het college of de raad vastgestelde nota’s ten aanzien van evenementen, cultuur, sport en toerisme.
Om in aanmerking te kunnen komen voor een subsidie dient het evenement aan een aantal met name genoemde criteria te voldoen. In het eerste lid van dit artikel zijn de criteria opgenomen, zoals die ook zijn verwoord in de nota evenementenbeleid, Met de in lid 1 onder f bedoelde evenementenkalender wordt bedoeld het jaaroverzicht van de evenementen met bijbehorende data zoals die gedurende het kalenderjaar doorgaans al in Zwolle worden gehouden. Met het criterium onder sub f wordt beoogd dat een evenement zowel qua aard, tijdstip en kwaliteitsniveau moet passen binnen deze evenementenkalender. Dit betekent dat de organisatie van evenementen tot op zekere hoogte ook op elkaar moet worden afgestemd. Voorkomen moet worden dat er teveel van dezelfde soort evenementen worden georganiseerd en daarbij dient te worden gestreefd naar een spreiding van evenementen door het gehele jaar heen. Het tweede lid maakt het mogelijk dat aan evenementen die de potentie hebben om uit te groeien tot een landelijk evenement met voorrang subsidie kan worden verleend. Gelet op het beschikbare subsidiebudget zullen niet alle subsidieaanvragen (volledig) kunnen worden gehonoreerd. Daarin zal door het college bij de subsidieverlening een keuze moeten worden gemaakt. Voldoet een evenement aan het criterium in lid 2 dan zal een aanvraag voor dergelijk evenement eerder worden gehonoreerd dan een evenement dat alleen voldoet aan de in lid 1 genoemde criteria. Bedoeling van lid 5 is om te voorkomen dat organisatoren van evenementen een beroep doen op de subsidieverordening evenementen, als zij voor hun evenement op grond van een andere subsidieregeling al een subsidie ontvangen en de organisatie van een evenement uit die subsidie dient te worden bekostigd.
Artikel 11:4 Subsidiemethodiek
In lid 1 is het uitgangspunt geformuleerd dat de subsidie dient als bijdrage in de organisatie- en promotiekosten van het evenement en dat de organisator tenminste voor 60% zelf bijdraagt in die organisatie- en promotiekosten. Er kan echter ook sprake zijn van evenementen waarbij de organisator niet in staat is om voor 60% zelf bij te dragen in die organisatiekosten. Wanneer het doorgaan van een dergelijk evenement desondanks door het college van belang wordt geacht, bestaat de mogelijkheid om van de genoemde 60%-eis af te wijken, en een subsidie te verlenen voor een evenement waarbij de organisator zelf minder dan 60% bijdraagt.
In dit artikel worden een aantal eisen gesteld waaraan de subsidieaanvraag moet voldoen. Om de aanvraag goed te kunnen beoordelen en een afweging te kunnen maken tussen de verschillende subsidieaanvragen is het van belang dat de subsidieaanvraag goed onderbouwd wordt. Wanneer het een evenement betreft dat ook in het jaar waarin de subsidieaanvraag wordt ingediend of in het jaar daarvoor heeft plaatsgevonden, dient een inhoudelijk verslag van dat gehouden evenement te worden overgelegd. Uitgangspunt is voortaan dat alle evenementen die een subsidie krijgen, niet hoeven te betalen voor de gemeentelijke diensten die rond een evenement door de gemeente Zwolle worden verleend. Hierbij moet gedacht worden aan het plaatsen van afzettingen, dranghekken, het verplaatsen van verkeersborden of het verplaatsen van straatmeubilair. In feite komt dit neer op subsidiëring in natura. Om bij de subsidieaanvraag ook inzicht te krijgen in de omvang van de gewenste gemeentelijke dienstverlening en de kosten die hiermee gemoeid zijn, dient hiervan door de aanvrager bij de aanvraag opgave te worden gedaan. Deze opgave dient tot uitdrukking te komen in de begroting die door de aanvrager wordt ingediend. De aanvrager dient daarom voorafgaand aan de subsidieaanvraag een opgave van de kosten van de gemeentelijke diensten op te vragen bij de eenheid Wijkzaken. Hetzelfde geldt ten aanzien van de precariobelasting die normaal gesproken ook door een organisator van een evenement is verschuldigd. Ook hier is het uitgangspunt dat bij evenementen waarvoor een evenementensubsidie wordt verleend geen precariobelasting behoeft te worden betaald. Van de aanvrager wordt verwacht dat wel een overzicht van deze “op papier” verschuldigde precariobelasting wordt verstrekt. Informatie over de verschuldigde precariobelasting kan worden opgevraagd bij de gemeente. Ook de opgave van de precariobelasting dient te worden opgenomen in de begroting van het evenement.
Artikel 11:7 Subsidieverplichtingen
De aanvrager heeft de verplichting om ten tijde van het evenement in het bezit te zijn van de benodigde vergunningen. Veelal zal voor de organisatie van een evenement een evenementenvergunning op grond van de APV benodigd zijn. Daarnaast valt te denken aan een ontheffing ex artikel 35 Drank- en Horecawet ingeval er alcohol wordt geschonken tijdens het evenement. Als de vereiste vergunningen en ontheffingen niet zijn verleend, kan het evenement niet plaatsvinden en kan de verleende subsidie worden ingetrokken omdat de organisator niet aan de verplichting van lid 1 heeft voldaan.
Lid 2 geeft het college de mogelijkheid de organisator aanvullende verplichtingen op te leggen inzake de profilering en promotie van gemeente Zwolle. Te denken valt hierbij aan het gebruik maken van bepaalde uitingen die zijn ontwikkeld in het kader van Zwolle Stadsmarketing (“in Zwolle”) of het consequent noemen van de naam Zwolle in promotie- en advertentiemateriaal rond een evenement.
Lid 3 geeft het college de mogelijkheid de organisator aanvullingen verplichtingen op te leggen inzake een grootschalig cultuurfestival. Ten denken valt hierbij aan aanvullingen op het vlak van een heldere artistieke visie en een samenhang biedend thema voor een reeks van voorstellingen.
Artikel 11:8 Subsidieverlening
In deze bepaling wordt de procedure uiteengezet volgens welke een subsidieaanvraag wordt beoordeeld. Bij de beoordeling van de subsidieaanvragen is een centrale rol weggelegd voor het ambtelijk evenementenoverleg. In dit overleg participeren vertegenwoordigers van de afdelingen Economie en Arbeid, Maatschappelijke Ontwikkeling, Communicatie en Beheer Openbare Ruimte van de gemeente Zwolle. Het ambtelijk evenementenoverleg adviseert het college over de subsidieaanvragen en maakt daarbij een verdeling van het beschikbare subsidiebudget over de verschillende evenementen. Wanneer de subsidieaanvragen betrekking hebben op culturele evenementen wint het college hierover advies in bij de commissie culturele activiteiten dan wel de commissie stimulering productie podiumkunsten, afhankelijk van de aard en het onderwerp van het evenement.
HOOFDSTUK 12: VOOR EN DOOR STUDENTEN
Artikel 12:1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
Student: een persoon van 18 jaar of ouder die voltijds een opleiding volgt aan een Zwolse MBO-, HBO- of WO-instelling.
Met deze subsidieregeling wordt beoogd activiteiten te ondersteunen die worden georganiseerd door studenten en voor studenten en die bijdragen aan de verdere ontwikkeling van Zwolle als bruisende en levendige stad, zodat Zwolle aantrekkelijker wordt voor studenten.
TOELICHTING VOOR EN DOOR STUDENTEN
Artikel 12: 3 Subsidiecriteria
Indien meerdere studentenverenigingen een gezamenlijke activiteit organiseren die toegankelijk is voor alle studenten, dus niet alleen leden, kunnen zij in aanmerking komen voor subsidie.
Voor een activiteit kan maar eenmaal per jaar subsidie worden aangevraagd. Indien een activiteit door bijvoorbeeld verschillende studentenverenigingen wordt georganiseerd, dient er maar één subsidieaanvraag gedaan te worden. Indien er toch meerdere aanvragen binnenkomen, zal er maar één in behandeling worden genomen, te weten de eerste die ingediend wordt.
HOOFDSTUK 14A. AANGEPAST SPORTEN – SPECIALE SPORTVERENIGINGEN
Artikel 14A:3 Subsidiecriteria
Een subsidie kan slechts worden verleend indien wordt voldaan aan de volgende criteria:
Artikel 14A:4 Subsidiemethodiek
De subsidieregeling voor speciale sportverenigingen voor aangepast sporten is tweeledig. Speciale sportverenigingen zoals bedoeld in artikel 14A:1 lid 3 kunnen subsidie ontvangen op basis van het aantal leden (conform artikel 14A:4 lid 2 en 3) en de activiteiten die ze aanbieden (conform artikel 14A:4 lid 4 en 5).
-bij 2 activiteiten bedraagt de subsidie per aanvrager maximaal € 2.500,--;
-bij 3 activiteiten bedraagt de subsidie per aanvrager maximaal € 3.000,--;
-bij 4 activiteiten bedraagt de subsidie per aanvrager maximaal € 3.500,-- en
-bij 5 of meer activiteiten per aanvrager bedraagt de subsidie maximaal € 4.000,--.
Artikel 14A:5 Subsidieaanvraag
De aanvraag gaat in ieder geval vergezeld van een activiteitenoverzicht, een begroting en een door het bestuur van de speciale sportvereniging ondertekende verklaring waaruit blijkt hoeveel sportende leden aan de betreffende gesubsidieerde activiteit deelnemen en of zij al dan niet inwoner van Zwolle zijn.
HOOFDSTUK 14B. AANGEPAST SPORTEN - INCIDENTELE ACTIVITEITEN SPECIALE EN/OF REGULIERE SPORTVERENIGINGEN
Met deze subsidieregeling wordt beoogd om incidentele activiteiten op het gebied van aangepast sporten door een speciale of reguliere sportvereniging te stimuleren, zodat zoveel mogelijk mensen met een beperking kunnen kennismaken met sport en kunnen participeren in de samenleving.
Artikel 14B:3 Subsidiecriteria
Een subsidie kan slechts worden verleend indien wordt voldaan aan de volgende criteria:
een speciale sportvereniging die structureel subsidie ontvangt conform de regeling voor speciale sportverenigingen voor aangepast sporten komt slechts in aanmerking voor incidentele subsidie indien de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd, buiten het gebruikelijke jaarlijkse gesubsidieerde activiteitenprogramma van de organisatie valt;
Artikel 14B:4 Subsidiemethodiek
Bij aantoonbare samenwerking tussen meerdere speciale sportverenigingen en/of reguliere sportverenigingen, zulks ter beoordeling van het college, is de bijdrage zoals genoemd in het eerste lid van dit artikel eenmalig te verhogen tot een maximum van € 3.000 per activiteit, met inachtneming van een maximum van 60% van de goedgekeurde kosten.
In deze verordening wordt verstaan onder:
Onderwijsachterstandenbeleid Zwolle: door de Gemeente vastgestelde beleidsnotities op het gebied van onderwijsachterstandenbeleid (VE en schakelklassen).
Met deze subsidieregeling wordt beoogd om het onderwijsachterstandenbeleid in Zwolle tot uitvoering te brengen. Subsidie dient te worden aangewend voor activiteiten die passen binnen de speerpunten en doelstellingen van het Onderwijsachterstandenbeleid Zwolle en aantoonbaar bijdragen aan beoogde resultaten op lokaal niveau.
Een subsidie kan slechts worden verleend aan organisaties die in Zwolle gevestigd zijn en voor activiteiten die passen binnen het vastgestelde onderwijsachterstandenbeleid Zwolle.
In deze regeling wordt verstaan onder:
VE-programma: een erkend voorschools programma waarin op een gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd van kinderen op het gebied van rekenen, taal, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling, voor zover dit programma is opgenomen in de databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugd Instituut (NJI);
Deze subsidieregeling heeft als doel het verstrekken van subsidies aan voorschoolse voorzieningen ten behoeve van het binnen de gemeente Zwolle bieden van pedagogisch verantwoorde voorzieningen waar kinderen van 2 tot 4 jaar kunnen spelen, elkaar kunnen ontmoeten, zich optimaal kunnen ontwikkelen en waar eventuele belemmeringen in hun ontwikkeling gesignaleerd en verholpen worden.
Het college stelt jaarlijks een subsidieplafond vast voor de subsidie voor peuteropvang. Het beschikbare subsidiebedrag wordt als volgt verdeeld:
Onverminderd de weigeringsgronden zoals opgenomen in artikel 1:21 ASV kan de subsidie ook (gedeeltelijk) worden geweigerd indien:
De beschikking van de subsidieverlening peuterplaatsen, VE-peuterplaatsen en de VE-jaarbedragen, bevat in ieder geval:
Na de subsidieverlening dient de houder te voldoen aan de navolgende verplichtingen:
Binnen twee weken na afloop van ieder halfjaar, uiterlijk op 15 januari en 15 juli van het betreffende jaar, dient de houder een bezettingsoverzicht te tonen van het voorafgaande halfjaar. Indien blijkt dat het aantal geplaatste (doelgroep)peuters 20% of meer afwijkt van het in de beschikking vermelde aantal geplaatste (doelgroep)peuters, kan een heroverweging van de verleende subsidie over het lopende jaar plaatsvinden. Mocht deze heroverweging leiden tot een wijziging van de verleende subsidie, dan ontvangt de houder een gewijzigd subsidieverleningsbesluit. Aan nieuwe houders kunnen andere termijnen worden gevraagd;
Het peuteropvangaanbod voldoet aan de volgende kwaliteitseisen zoals opgenomen in het Besluit kwaliteit kinderopvang en het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse voorzieningen:
Artikel 16:1 Begripsbepalingen
Dit artikel spreekt voor zich.
Dit artikel spreekt voor zich.
Dit artikel spreekt voor zich.
Er wordt een specifiek aanvraagformulier voor peuteropvang door het college vastgesteld. Dit aanvraagformulier is een vast bestanddeel van de subsidieaanvraag.
Artikel 16:5 Hoogte subsidie peuteropvang
Dit artikel regelt de grondslag voor subsidie peuteropvang gebaseerd op het principe van kindgebonden financiering. Dat wil zeggen dat alleen subsidie wordt verleend voor daadwerkelijke aantallen peuters.
Lid 1: het maximum uurtarief peuterplaats is gelijk aan de maximale hoogte van de kinderopvangtoeslag. Dit tarief wordt jaarlijks bekend gemaakt door de Belastingdienst. Het maximum uurtarief voor een VVE-peuterplaats wordt jaarlijks door het college vastgesteld en bestaat uit het hierboven genoemde tarief verhoogd met een toeslag voor VVE. Het VVE-jaarbedrag is een vaste vergoeding per VVE-peuterplaats per jaar.
Lid 2: De inkomensafhankelijke ouderbijdrage voor ouders in de laagste inkomenscategorie in de VNG adviestabel wordt volledig door de gemeente vergoed. Het gaat hier om ouders met een inkomen tot maximaal 110% van het sociaal minimum. Kinderopvangtoeslag is ook voor deze doelgroep voorliggend. Zij dienen, indien van toepassing, kinderopvangtoeslag aan te vragen.
Lid 3: dit lid spreekt voor zich.
Lid 4, sub a: Voor reguliere peuteropvang wordt de subsidie als volgt berekend:
het vastgestelde uurtarief minus - de inkomensafhankelijke bijdrage van ouders op grond van de in lid 2 genoemde tarieventabel. De uitkomst hiervan x 320 uur x het aantal peuters.
Rekenvoorbeeld 1: reguliere opvang:
Een peuter gaat in het jaar 2020 40 weken lang 8 uur in de week reguliere peuteropvang volgen. Het verzamelinkomen van de ouders is € 50.000,- en het vastgestelde uurtarief is € 8,17. De subsidie aan de houder bedraagt voor deze peuter dan: (€ 8,17 - € 1,36) x 320 x 1= € 2.179,20
Lid 4 sub b en c: Voor VVE-peuteropvang wordt de subsidie als volgt berekend:
De berekening voor de eerste 8 uur is gelijk aan de berekening voor reguliere opvang. De extra VVE-uren worden als volgt berekend: 320 uur x het vastgestelde VVE-uurtarief x het aantal doelgroeppeuters aangevuld met het VVE-jaarbedrag per doelgroeppeuter.
Rekenvoorbeeld 1: peuteropvang met VVE:
Een peuter gaat in het jaar 2020 320 uur in de week reguliere peuteropvang volgen plus 320 uur VVE. Het verzamelinkomen van de ouders is € 50.000,- en het vastgestelde uurtarief is € 8,17 voor de reguliere opvang. Het vastgestelde uurtarief voor VVE bedraagt in 2020 € 9,22 en het vaste jaarbedrag is € 500,- De subsidie aan de houder bedraagt voor deze peuter dan: 320 x (€ 8,17 - € 1,36) + 320 x € 9,22 + € 500 = € 5.629,60
Dit artikel spreekt voor zich.
De subsidie wordt geweigerd voor een specifieke locatie indien daar sprake is van een bestuursrechtelijke handhavingsprocedure. De houder kan in dat geval nog wel subsidie aanvragen voor andere locaties gelegen in de gemeente Zwolle.
Artikel 16:8 Subsidieverlening
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 16:9 Subsidieverplichtingen
Sub a: Aangezien de subsidie wordt verleend op werkelijke aantallen peuters, is het van belang inzicht te hebben in de reële aantallen peuters op de verschillende locaties van de houder. In dit artikel wordt voorgeschreven dat binnen 2 weken na afloop van een kwartaal een bezettingsoverzicht (per locatie) wordt overlegd. Mocht er sprake zijn van een grote afwijking van de gegevens die bij de aanvraag zijn overlegd (meer dan 20%), dan zal de subsidieverlening daarop worden aangepast.
Sub d: peuters vanuit gemeenten buiten de gemeente Zwolle zijn welkom op peuteropvanglocaties, maar komen niet voor subsidie in aanmerking. In het geval er wachtlijsten (dreigen te) ontstaan, dan dienen de Zwolse peuters voorrang te krijgen op de peuters van buitenaf.
Sub f: ouders moeten elk najaar nieuwe Inkomensverklaringen overleggen voor het vaststellen van de ouderbijdrage in het nieuwe jaar. Bij sterke afwijking van het inkomen of wanneer ouders geen Inkomensverklaring kunnen overleggen, kan gebruik worden gemaakt van aanvullende documenten zoals een salarisstrook, uitkeringsspecificatie, werkgeversverklaring, verklaring van schuldsanering etc. Uit de documenten dient te blijken dat de inkomenswijziging structureel is, en in ieder geval, van toepassing is in de maand voorafgaand aan plaatsing.
Dit rest van dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 16:10 Kwaliteitseisen peuteropvang
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 16:11 Subsidie vaststelling
Indien de kostprijs hoger ligt dan het door de Gemeente Zwolle vastgestelde maximum uurtarief wordt dat deel dat boven het maximum uurtarief ligt en in rekening wordt gebracht bij ouders niet op het maximum uurtarief in mindering gebracht. Er is een vaststellingsformulier door het college vastgesteld.
Artikel 16:12 inwerkingtreding en citeertitel
HOOFDSTUK 22 ZAALHUUR ZWOLSE THEATERS EN HEDON
Artikel 22:1 Begripsbepalingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
Zwolse (semi-)amateurgezelschappen: statutair in Zwolle gehuisveste gezelschappen op het gebied van kunst en cultuur die volledig of voor het grootste deel uit amateurs bestaan.
De gemeente Zwolle stelt jaarlijks een budget beschikbaar dat is bedoeld om (semi-) amateurverenigingen en instellingen op het gebied van kunst en cultuur door middel van het toekennen van subsidie tegemoet te komen in de kosten van de kale zaalhuur van Zwolse Theaters en Hedon, wanneer zij kunst- en cultuuruitingen organiseren op een podium van Odeon, De Spiegel en/of Hedon.
Het subsidieplafond is vastgesteld op maximaal €25.000,-- per kalenderjaar. Wanneer het subsidieplafond van het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft is bereikt, worden nieuwe subsidieaanvragen voor dat kalenderjaar geweigerd.
TOELICHTING ZAALHUUR ZWOLSE THEATERS EN HEDON
Onder Zwolse (semi-)amateurgezelschappen vallen ook (semi-)amateurgezelschappen die een professional inzetten voor een specifieke taak, zoals een dirigent bij een orkest.
Onder kunst- en cultuuruitingen wordt verstaan een eenmalige activiteit of openbare voorstelling van een of meer podiumkunsten, gedurende een afgeronde periode.
Met “per activiteit” wordt bedoeld: de specifieke voorstelling of uitvoering waarvoor de zaal wordt gehuurd. Wanneer een bepaalde voorstelling bijvoorbeeld twee keer wordt opgevoerd en de zaal dus tweemaal hiervoor wordt gehuurd, dan geldt dat dit als één activiteit wordt beschouwd, waarvoor dus maximaal € 1500,- aan zaalhuur kan worden toegekend. Ook een voorstelling waarbij sprake is van een repetitie op de ene dag en de uitvoering/voorstelling op een andere dag wordt dan als één activiteit beschouwd, waarvoor dus in totaal maximaal € 1500,- aan zaalhuur kan worden toegekend.
Met “een Zwolse koepelorganisatie op het gebied van amateurkunst” wordt bedoeld een koepelorganisatie op het gebied van amateurkunst waarbij meerdere Zwolse (semi-) amateurgezelschappen zijn aangesloten. Deze koepelorganisaties kunnen een subsidie aanvragen namens een Zwols (semi-)amateurgezelschap dat geen volledige rechtsbevoegdheid heeft. Ook hierop is een maximum van 2 keer per jaar per gezelschap van toepassing.
Verlening, dus toekenning, van de subsidie krachtens dit hoofdstuk, is gelijk ook het besluit tot subsidievaststelling. Omdat het in deze regeling om relatief lage subsidiebedragen gaat, wordt uitgegaan van zo beperkt mogelijke administratieve handelingen. Dit enerzijds om verenigingen en instellingen niet onnodig te belasten en anderzijds om te voorkomen dat de ambtelijke inzet een te hoge financiële inzet vergt.
HOOFDSTUK 25: STIMULERING DUURZAAMHEID EN WONINGBOUWPRODUCTIE
Artikel 25:1 Begripsomschrijving
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
GPR: Gemeentelijke Praktijkrichtlijn Gebouw is een computerprogramma dat ontwerpgegevens van een gebouw omzet in kwaliteit- en duurzaamheidsprestaties, verdeeld over de thema’s energie, materialen, afval, water, gezondheid en woonkwaliteit. Het programma is bruikbaar voor zowel woningbouw als utiliteitsbouw (kantoren en scholen). Een GPR = 7 komt overeen met de toepassing van de vaste, kostenneutrale maatregelen uit het Nationaal Pakket Duurzame (Utiliteit)bouw (maatregelen, die altijd technisch goed toepasbaar zijn en in de regel kostenneutraal zijn). De gemeente stelt het computerprogramma ter beschikking van de ontwikkelaar of particuliere opdrachtgever.
Met deze subsidieregeling wordt beoogd de bouw van duurzame woningen te stimuleren en de woningproductie te stimuleren.
Een subsidie uit hoofde van dit hoofdstuk wordt slechts verstrekt indien de woning een nieuw te bouwen woning in Zwolle is, waarvoor geldt:
Artikel 25:4 Subsidiemethodiek
Indien de aanvraag om subsidie is ingediend in de periode vanaf datum inwerkingtreding tot en met 31 december 2012, bedraagt de subsidie € 3.000,-- per woning; van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013, bedraagt de subsidie € 2.500,-- per woning; van 1 januari 2014 tot en met 30 juni 2014, bedraagt de subsidie € 2.000,-- per woning; vanaf 1 juli 2014 bedraagt de subsidie € 3.000,-- per woning.
Het college stelt jaarlijks het subsidieplafond vast dat ten hoogste beschikbaar is voor de subsidiering krachtens dit hoofdstuk.
Artikel 25:6 Procedure projectmatig te bouwen koopwoningen
Aanvraag besluit tot toelating tot de subsidieregeling
De aanvraag gaat vergezeld van een opgave (nummer, datum) of kopie van de verleende bouw of omgevingsvergunning, de EPC-berekening, de GPR-berekening en een opgave (bij voorkeur in de vorm van een kaart) van de bouwnummers of adressen van de woningen waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Indien de subsidie wordt aangevraagd voor meer dan een woning (dus bij complexmatige en projectmatige bouw) moeten de EPC- en GPR-berekening worden ingediend voor elk woningtype, waarbij tevens het complex-/projectgemiddelde wordt vermeld.
De aanvraag gaat vergezeld van een opgave (nummer, datum) of kopie van het besluit tot Toelating tot de subsidieregeling, een opgave van het bouwnummer of adres van de woning waarvoor het vaststellingsbesluit wordt aangevraagd, een kopie van de eigendomsakte, een opgave van de eerste bewoningdatum die in de GBA is opgenomen, alsmede een opgave van de betaalrichting (uitsluitend Nederlandse bankrekening).
Besluit tot Subsidievaststelling
Artikel 25:7 Procedure in het geval van koopwoningen in particulier opdrachtgeverschap en huurwoningen.
De aanvraag gaat vergezeld van een opgave (nummer, datum) of kopie van de verleende bouw of omgevingsvergunning, de EPC-berekening, de GPR-berekening en een opgave (bi voorkeur in de vorm van een kaart) van de bouwnummers of adressen van de woningen waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Indien de subsidie wordt aangevraagd voor meer dan een woning (dus bij complexmatige en projectmatige bouw) moeten de EPC- en GPR-berekening worden ingediend voor elk woningtype, waarbij tevens het complex-/projectgemiddelde wordt vermeld.
Aanvraag tot subsidievaststelling
De aanvraag gaat vergezeld van een opgave (nummer, datum) of kopie van het Verlening besluit, een opgave van het bouwnummer of adres van de woning waarvoor het Vaststellingsbesluit wordt aangevraagd, en een opgave van de betaalrichting (uitsluitend Nederlandse bankrekening). In het geval van een koopwoning in particulier opdrachtgever schap dient tevens de eerste bewoningdatum die in de GBA is opgenomen te worden opgegeven en een kopie van de eigendomsakte te worden bijgevoegd
Besluit tot subsidievaststelling
TOELICHTING STIMULERING DUURZAAMHEID EN WONINGBOUWPRODUCTIE
Definitie energie neutrale woning: In het Nationaal Plan Bijna-Energie Neutrale Gebouwen (BENG) is bepaald dat een volledig energieneutraal gebouw een EPC = 0 heeft. De energieprestatiecoëfficiënt EPC wordt bepaald aan de hand van de norm NEN 7120: Energieprestatie van gebouwen - Bepalingsmethode (EPG), waarbij gebruik gemaakt kan worden van de voornorm NVN 7125 Energieprestatienorm Maatregelen op Gebiedsniveau (EMG). Kenmerken van deze bepalingsmethoden zijn:
Subsidiecriteria, artikel 25:4 Subsidiemethodiek Uit deze artikelen blijkt dat er sprake is van drie ‘perioden’, waarin de subsidie-eisen (EPC) achtereenvolgens zwaarder worden en de subsidiebedragen achtereenvolgens lager worden. Hiermee wordt een stimulans beoogd om plannen vroeg in te dienen. In combinatie met de eis dat de woningen binnen twee jaar na de subsidietoekenning (Toelating of Verlening, zie artikelen 25:6 en 25:7) gereed zijn moet hiervan een woningproductie verhogende werking uitgaan. Met de achtereenvolgende verzwaringen van de EPC-eis wordt bovendien in de pas gelopen met de periodieke aanpassingen van de EPC-eisen in het bouwbesluit. De verwachting is dat vanaf 1 januari 2015 alle nieuwbouwwoningen moeten voldoen aan de eis dat de EPC 0,4 of lager is. Vanaf 1 juli 2014 geldt alleen nog een subsidie voor energie neutrale nieuwbouwwoningen met een GPR ≥ 8. Deze subsidie blijft bestaan tot de eerstvolgende aanpassing van de EPC in het Bouwbesluit na 1 januari 2015.
Lid 2: Hier is geregeld dat projecten waarvoor andere financiële bijdrage is verkregen, niet voor een subsidie uit hoofde van deze regeling Duurzame Nieuwbouwwoningen in aanmerkingkomen. Met die andere financiële bijdrage wordt gedoeld op ISV- BLS- of stadsvernieuwingsbijdragen, gemeentelijke cofinancieringsconstructies bij provinciale bijdragen, bijzondere grondexploitatieconstructies en dergelijke. In geval van twijfel is het raadzaam van te voren contact op te nemen met de gemeente, afdeling Ruimte & Economie.
Omdat bij de vaststelling van de verordening het subsidieplafond nog niet bekend was, is er voor gekozen dat niet de raad maar het college het subsidieplafond vaststelt. Dit vereenvoudigt bovendien de procedure als er gedurende de looptijd van de regeling wijziging van het subsidieplafond nodig of mogelijk is. De werking van de subsidieregeling eindigt overigens zodra het subsidieplafond wordt overschreden.
Artikel 25:6 en 25:7 Toelichting op de twee Subsidieprocedures
Er is een belangrijk verschil tussen enerzijds projectmatig ontwikkelde koopwoningen en anderzijds koopwoningen in particulier opdrachtgever schap en (complexen) huurwoningen. In artikel 25:6 is de volledige procedure voor projectmatige koopwoningen opgenomen In artikel 25:7 gaat het om de volledige procedure voor koopwoningen in particulier opdrachtgever schap en voor huurwoningen.
Artikel 25:6 Procedure projectmatig te bouwen koopwoningen
Bij koopwoningen is de woningkoper (eigenaar-bewoner) de subsidiegerechtigde; hij is het immers die de duurzaamheidsmaatregelen betaald heeft. Bij projectmatig te bouwen koopwoningen zijn de kopers op het aanvraagmoment echter nog niet bekend. Bij deze projectmatig ontwikkelde koopwoningen is daarom gekozen voor een systematiek waarbij de ontwikkelaar een (initiële)‘toelating’ tot de regeling aanvraagt/verkrijgt. Toelating betekent hier dat de subsidieverplichting wordt aangegaan en dat de woningen aan de gestelde criteria voldoen. De subsidiegerechtigden zijn echter nog niet bekend omdat doorgaans de woningen in dat stadium nog niet zijn verkocht. Na de oplevering van de woningen kunnen de eigenaar-bewoners dan op basis van dat toelatingsbesluit de subsidie opvragen (vaststellen en uitbetalen) Lid 5: In dit lid wordt geregeld dat voor de indieningsdatum geldt de datum waarop deze compleet en ontvankelijk is. Het indienen van incomplete aanvragen vlak voor het einde van een ‘periode’ (zie artikel 25:4 lid 1) en het completeren van de aanvraag na het begon van de volgende ‘periode’, heeft dus niet als gevolg dat een lagere EPC-eis geldt en een hoger subsidiebedrag. Lid 12: De aanvraag tot vaststelling van de subsidie moet worden gedaan door de eigenaar-bewoner, nadat hij in de woning is gaan wonen en zich op dat adres heeft laten inschrijven in het GBA (Gemeentelijke Basis Administratie, voorheen het bevolkingsregister). Die eerste bewoningsdatum moet bij de aanvraag worden opgegeven. Lid 13: Met de mee te zenden ‘kopie van de eigendomsakte’ wordt gedoeld op de notariële akte van de aankoop van de woning c.q. de levering van de grond.
Artikel 25:7 Procedure in het geval van koopwoningen in particulier opdrachtgever schap en huurwoningen.
Bij koopwoningen in particulier opdrachtgever schap is de eigenaar-bewoner de subsidiegerechtigde. Hij is het immers die de duurzaamheidsmaatregelen betaald heeft. Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor huurwoningen. De initiële aanvraag kan in deze gevallen dus dadelijk leiden tot een subsidieverlening. Dat is meer dan een ‘toelating’ zoals bij projectmatige koopwoningen. De subsidieverplichting kan op basis van die aanvraag worden aangegaan en de subsidiegerechtigde staat dan ook al vast. Na oplevering van de woningen kan de subsidie worden vastgesteld en uitbetaald. In beide gevallen geldt dat de aanvraag wordt ingediend nadat de omgevingsvergunning is verleend, dan zijn alle relevante duurzaamheidseigenschappen van de woning immers vastgelegd. De ontwikkelaar/opdrachtgever moet de woning realiseren overeenkomstig het plan waarvoor de omgevingsvergunning is afgegeven. Teneinde de woningproductiestimulans veilig te stellen (dit is een van de twee doelen van de subsidieregeling) is bepaald dat de woningen binnen twee jaar na de subsidieverlening moeten zijn opgeleverd. Zonder een dergelijke termijn zou de subsidieverplichting tot in lengte van jaren kunnen blijven bestaan, zonder dat de woning daadwerkelijk tot stand wordt gebracht. Lid 5: In dit lid wordt geregeld dat voor de indieningdatum geldt de datum waarop deze compleet en ontvankelijk is. Het indienen van incomplete aanvragen vlak voor het einde van een ‘periode’ (zie artikel 25:4 lid 1) en het completeren van de aanvraag na het begon van de volgende ‘periode’, heeft dus niet als gevolg dat een lagere EPC-eis geldt en een hoger subsidiebedrag. Lid 11: Voor zowel koopwoningen van particuliere opdrachtgevers als voor huurwoningen geldt dat de aanvraag tot vaststelling moet worden gedaan na de oplevering van de woningen. Bij de koopwoningen kan dat worden aangetoond door de inschrijving in het GBA. Voor huurwoningen geldt dat de oplevering moet zijn gemeld aan de afdeling Toezicht en Handhaving. Daartoe wordt er bij de omgevingsvergunning een gereedmeldingsbriefje verstrekt; het is dus van belang dit gereedmeldingsbriefje daadwerkelijk in te zenden als de woningen zijn opgeleverd. (Overigens geldt ook alle opdrachtgevers (ook de ontwikkelaars van koopwoningen en particuliere opdrachtgevers) dat het de bedoeling is dat het gereedmeldingsbriefje wordt ingediend bij de oplevering.
HOOFDSTUK 27 SUBSIDIEREGELING DUURZAME ONTWIKKELING DIEZE-OOST ZWOLLE
Artikel 27:1 Begripsomschrijvingen In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
Buurtcoöperatie: een bij de KvK ingeschreven organisatie, die is gevestigd in Dieze, met als doelstelling de duurzame ontwikkeling van Dieze en daartoe lidmaatschap met zeggenschap aanbiedt aan de inwoners van Dieze-Oost, PV-systemen verhuurt aan inwoners van Dieze-Oost en daarnaast aanvullende andere diensten binnen Dieze-Oost aanbiedt die bijdragen aan het behalen van de doelstelling van de coöperatie.
Regeling Verlaagd Tarief: deze landelijke fiscale regeling wordt ook wel de PostCodeRoos regeling genoemd. Deze regeling biedt vrijstelling van energiebelasting over de energie die de deelnemers in een gezamenlijk project opwekken. Hierbij hoeven de zonnepanelen niet op het eigen dak te liggen, maar kunnen worden geplaatst op daken of grond in de buurt binnen een zogenaamd postcoderoosgebied. Deelnemers ontvangen naar rato van het aantal zonparticipaties jaarlijks een teruggave van energiebelasting die zij betaald hebben over de energie die zij hebben verbruikt.
Met deze subsidieregeling wordt beoogd om voor particuliere woning-eigenaren en huurders van particuliere woningen (niet zijnde woningbouwcorporatiewoningen) in Dieze-Oost de drempel te verlagen om mee te doen aan de verduurzaming in de wijk en de mogelijkheid gegeven om de energielasten te verlagen door aanleg en verhuur van PV-panelen op eigen dak of op daken van vastgoed (niet zijnde woningen) met gebruikmaking van de Regeling Verlaagd Tarief.
Artikel 27.3. Subsidiecriteria
Een subsidie uit hoofde van dit hoofdstuk wordt slechts verstrekt indien:
Uit deze overeenkomst voor beschikbaarstelling dak blijkt dat de zonnepanelen minimaal 15 jaar na de subsidievaststelling eigendom zijn en blijven van de buurtcoöperatie en de PV-panelen ten minste vijf jaar na de subsidievaststelling geplaatst moeten blijven op het aangegeven adres, ook bij verkoop van de woning of het vastgoed (niet zijnde woningen).
Artikel 27.4. Subsidiemethodiek
De subsidie bedraagt € 325,- per paneel van circa 1,5 m² met een minimum van €1.300,- (voor 4 panelen van in totaal 6m2 ) en een maximum van € 1.950,- (voor 6 panelen van in totaal 9m2) per adres; de subsidie moet worden aangewend om te participeren in een aansluiting op een PV-systeem via een huurconstructie met een verhuurder, zijnde een buurtcoöperatie.
Aanvraag tot subsidieverlening
Burgemeester en wethouders leggen de verplichting op dat de plaatsing en aansluiting van het PV systeem binnen vier maanden na subsidieverlening is voltooid; Burgemeester en wethouders kunnen de termijn van vier maanden op verzoek van de aanvrager verlengen met een periode van maximaal 20 maanden indien voorafgaand aan plaatsing van het PV-systeem dakonderhoud of andere relevante onderhouds- of verbouwactiviteiten staan gepland.
De aanvraag van een besluit tot Vaststelling van de subsidie wordt gedaan binnen vier maanden na de datum van subsidieverlening, dan wel binnen de periode die Burgemeester en wethouders in het besluit op de aanvraag tot subsidieverlening op verzoek van de aanvrager op grond van art. 6.5 hebben toegekend.
De aanvraag wordt ingediend per adres woning of vastgoed (niet zijnde woningen) waarop de panelen zijn geplaatst vergezeld van een bewijs van oplevering van het PV-systeem, waarin een opgave van het aantal geplaatste panelen, een duidelijke foto van de geplaatste en geïnstalleerde panelen en, indien sprake is van toepassing Regeling verlaagd tarief, een kopie van de afgegeven ‘certificaten voor verdeling van energie’.
Artikel 27.7. Inwerkingtreding en looptijd regeling
Deze subsidieregeling treedt in werking de dag na bekendmaking en heeft een looptijd tot 31 december 2020.
Indien voor het PV-systeem een andere financiële bijdrage is verkregen, komt deze niet in aanmerking voor een subsidie uit hoofde van deze regeling Duurzame Ontwikkeling Dieze-Oost.. Met een andere financiële bijdrage wordt gedoeld op provinciale duurzaamheidssubsidies of –leningen ten behoeve van het PV-systeem of bijzondere grondexploitatieconstructies.
In geval van twijfel is het raadzaam van te voren contact op te nemen met de gemeente, afdeling Subsidieloket.
Artikel 28.1 Begripsbepalingen
In deze subsidiedeelverordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
beschermd wonen: wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorende toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving;
Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die hierboven niet nader zijn omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, de verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zwolle, de algemene subsidieverordening Zwolle en de Algemene wet bestuursrecht.
Het verstrekken van subsidie op basis van deze verordening heeft als doel aanbieders in staat te stellen beschermd wonen en maatschappelijke opvang te bieden in de centrumgemeenteregio Zwolle ten behoeve van cliënten in de centrumgemeenteregio Zwolle met een door de regiogemeenten geconstateerde behoefte aan beschermd wonen of maatschappelijke opvang in de centrumgemeenteregio Zwolle overeenkomstig het door de gemeente Zwolle vastgestelde beleid op het terrein van beschermd wonen en maatschappelijke opvang.
Artikel 28.3 Subsidieaanvrager
Artikel 28.4 Aanvraag tot subsidieverlening
Bij de indiening van de aanvraag tot subsidieverlening zoals bedoeld in artikel 28.4 lid 2 wordt een prognose ingediend van het te verwachten aantal cliënten dat een voorziening beschermd wonen en/of maatschappelijke opvang wordt geboden op 1 januari van het kalenderjaar waarvoor de subsidie wordt gevraagd en de daarbij te verwachten kosten.
In afwijking van artikel 28.4 lid 2 kan een aanbieder een aanvraag tot subsidieverlening indienen gedurende het gehele kalenderjaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft indien:
de aanvrager gedurende dat jaar geconfronteerd wordt met kosten als gevolg van noodzakelijke omzetting van bekostiging van cliënten en/of het met spoed bieden van voorzieningen van beschermd wonen en maatschappelijke opvang aan cliënten na een besluit van de gemeente en/of een door de regiogemeenten gemandateerd toegangsorgaan en;
Bij de indiening van de aanvraag tot subsidieverlening zoals bedoeld in artikel 28.4 lid 4 wordt een prognose ingediend van het te verwachten aantal cliënten dat een voorziening beschermd wonen en/of maatschappelijke opvang wordt geboden gedurende het tijdvak binnen het kalenderjaar waarvoor de subsidie wordt gevraagd en de daarbij te verwachten kosten.
Artikel 28.5 Opschorting beslissing op subsidieaanvraag
Indien subsidieaanvrager voor indiening van de aanvraag tot subsidieverlening, dan wel gedurende de behandeling van de aanvraag om subsidieverlening onderwerp is van een onderzoek op grond van de Wet Bibob, een onderzoek uitgevoerd door of in opdracht van een gemeente of door de aangewezen toezichthouder Wmo, een onderzoek door een Inspectie-instelling, het Zorgkantoor, een zorgverzekeraar of een onderzoek door de Politie of het Openbaar Ministerie, is het college bevoegd om de beslissing op de aanvraag tot subsidieverlening op te schorten tot het moment waarop het betreffende onderzoek is afgerond.
Artikel 28.6 Aanvullende weigeringsgronden
De aanvraag tot subsidieverlening kan, naast de artikelen 4:25 en 4:35 van de Awb en artikel 1.21 van de ASV genoemde weigeringsgronden, geweigerd worden indien:
Indien het totaal van de subsidieaanvragen - zoals genoemd in artikel 28.4 lid 2 -het subsidieplafond overschrijdt wordt bij de subsidieverlening allereerst voorrang verleend aan dat deel van de aanvragen dat invulling geeft aan het bieden van continuïteit van beschermd wonen en maatschappelijke opvang aan cliënten in de centrumgemeenteregio Zwolle die deze voorzieningen benutten en waarvoor door de centrumgemeente Zwolle ook subsidie verleend is in het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd.
Indien, na toepassing van artikel 28.4 lid 2 van deze verordening, het totaal van de subsidieaanvragen zoals omschreven in artikel 28.4 lid 2 het subsidieplafond overschrijdt, wordt het beschikbare subsidiebudget evenredig onder de aanvragen verdeeld. Indien, na toepassing van artikel 28.4 lid 2 van deze verordening, het subsidieplafond nog niet overschreden is, wordt voorrang gegeven aan die aanvragen die het meeste bijdragen aan het subsidiedoel.
Artikel 28.8 Subsidiemethodiek
Artikel 28.9 Citeertitel en inwerkingtreding
Gemeenten zijn vanaf 1 januari 2015 verantwoordelijk voor de uitvoering van taken op het gebied van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. Onderdeel hiervan is het bieden van voorzieningen op het gebied van beschermd wonen en maatschappelijk opvang. De basis voor deze subsidiëring dient in een subsidieverordening te liggen omdat voor subsidiëring een wettelijke grondslag vereist is. De uitvoering van de subsidieverordening ligt bij het college van burgemeester en wethouders. Een subsidieverordening bevat de procedurele eisen en criteria die in het kader van de subsidiëring worden gesteld. Hierin is bijvoorbeeld opgenomen waar een aanvraag aan moet voldoen, welke kosten subsidiabel zijn, welke termijnen van toepassing zijn, en dergelijke.
De gemeente Zwolle is op grond van de Wmo 2015 verplicht maatschappelijke opvang en beschermd wonen aan te bieden voor de centrumgemeenteregio Zwolle. Hiervoor ontwikkelt gemeente Zwolle in samenwerking met regiogemeenten, aanbieders en cliënten beleid. Deze subsidieverordening is bedoeld om transparant te zijn over de wijze waarop de beschikbare subsidie voor het realiseren van de beleidsdoelen wordt verdeeld.
Artikel 28.3 Subsidieaanvrager
In artikel 28.3 wordt aangegeven wie subsidie kan aanvragen. In lid 2 wordt daarin aangegeven dat de aanbieder dient te voldoen aan de vereisten zoals opgenomen in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Dit is van belang omdat in de Wmo 2015 alle artikelen zijn opgenomen die vereist zijn bij het bieden van voorzieningen in het kader van de Wmo 2015. Meer in het bijzonder gaat het daarbij onder meer om:
Dat de aanbieder aantoont zorg te dragen voor een goede kwaliteit van de maatschappelijke opvang- en de beschermd wonen-voorzieningen. Dat wil zeggen dat de voorziening in ieder geval veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht wordt geboden, is afgestemd op de reële behoefte en de persoonlijke situatie van de cliënt en op andere vormen van zorg of hulp die de cliënt ontvangt, verstrekt wordt in overeenstemming met de op de beroepskracht rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de professionele standaard en verstrekt wordt met respect voor en inachtneming van de rechten van de cliënt.
Dat de aanbieder een zo integraal mogelijke dienstverlening biedt door het aanbod maatschappelijke opvang en beschermd wonen voor de cliënt in samenhang te bieden met onder meer andere vormen van maatschappelijke ondersteuning alsmede voorzieningen van publieke gezondheid, preventie, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen;
Dat de aanbieder een meldcode heeft vastgesteld en hanteert waarin stapsgewijs wordt aangegeven hoe met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling wordt omgegaan en die er redelijkerwijs aan bijdraagt dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan worden geboden, waarbij de aanbieder aantoont op welke wijze de kennis en het gebruik van de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling binnen de aanbieder wordt bevorderd.
Artikel 28.4 Aanvraag tot subsidieverlening
In artikel 28.4 wordt, in aanvulling op en in afwijking van de algemene subsidieverordening Zwolle, het proces beschreven als het gaat om de aanvraag tot subsidieverlening. Hierbij is in afwijking van de algemene subsidieverordening, die 1 juni als indieningstermijn hanteert, hier gekozen voor 1 september. Dit is bij deze verordening gedaan omdat het daarmee mogelijk wordt voor het college op bij de vaststelling (en bekendmaking) van de maximale kosten van voorzieningen beschermd wonen en maatschappelijke opvang, de hoogte van de rijksuitkeringen beschermd wonen en maatschappelijke opvang (artikel 28.7 lid 1b) te betrekken zoals deze jaarlijks worden vastgesteld in de meicirculaire van de rijksoverheid. Besluitvorming van de maximale kosten kan dan door het college – na overleg met de regiogemeenten - plaatsvinden in de maand juni, zodat aanbieders de periode tussen 1 juli – 1 september beschikbaar hebben om hun aanvraag tot subsidieverlening in te dienen.
Uitgangspunt voor de subsidie beschermd wonen is dat binnen het budget voldoende ruimte is om nieuwe instroom op te vangen. Gedurende het jaar stromen immers ook cliënten uit. Soms kan redelijkerwijs niet worden verwacht dat de aanbieder de kosten voor nieuwe instroom kan opvangen. Zo kunnen aanbieders die tevens jeugdhulp aanbieden geconfronteerd worden met cliënten die 18 jaar worden en waarvan het noodzakelijk is dat zij ook na het bereiken van het 18e levensjaar beschermd wonen. Door middel van het bieden van de mogelijkheid van een aanvullende aanvraag kan ook in die situaties continuïteit van ondersteuning worden geboden door dezelfde aanbieder, indien dit in het belang van de cliënt is en er ook een wens is van de cliënt.
Ook kunnen er situaties ontstaan waarbij het noodzakelijk is de aanbieder voor een bepaald tijdvak te kunnen subsidiëren, zodat de continuïteit van maatschappelijke ondersteuning kan worden geboden. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als de aanbieder beschermd wonen biedt aan een cliënt op basis van een andere bekostiging (bijv. Zorgverzekeringswet, Wet langdurige zorg, forensische zorg, Jeugdzorg) in een accommodatie van de betreffende instelling in de centrumgemeenteregio Zwolle en de bekostiging van de cliënt dient te veranderen lopende het kalenderjaar. Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn als na afloop van een verblijf op forensische titel er bij de cliënt een ondersteuningsbehoefte blijft voor beschermd wonen. Als er subsidie is verleend aan de aanbieder, is het daarbij belangrijk dat de aanbieder aantoont redelijkerwijs onvoldoende mogelijkheden te hebben om deze wijziging van bekostigingsvorm op te vangen in het geheel van de beschikbaar gestelde subsidie (jaarbudget/plaatsen) aan deze aanbieder. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn als er sprake is van een geen of (te) weinig sprake van (verwachtte) uitstroom lopende het jaar (en daarmee vrijvallend budget) om de kosten die samenhangen met de instroom van de betreffende cliënt mee te kunnen compenseren. In die omstandigheid kan de aanbieder een aanvullende aanvraag tot subsidieverlening bij de centrumgemeente Zwolle indienen voor maximaal het budget dat nodig is om de cliënt beschermd wonen te kunnen bieden voor het (resterende) deel van het kalenderjaar, waarbij ook de bovenstaande aspecten gemotiveerd worden. Hiermee voorkomen we dat het niet aanvullend subsidiëren van deze aanbieder voor deze cliënt ertoe kan leiden dat de cliënt noodgedwongen dient te verhuizen, enkel omdat de bekostigingsvorm verandert, terwijl dit niet in het belang is van het herstel van de cliënt.
Artikel 28.5 Opschorten beslissing op subsidieaanvraag
Een subsidieaanvrager kan onderwerp van onderzoek zijn bij meerdere instanties of instellingen. Dergelijke onderzoeken richten zich vaak op de kwaliteit van de verleende zorg en worden ingesteld naar meldingen, signalen of klachten over de verleende zorg aan cliënten. In artikel 28.5 wordt een aantal instellingen/instanties genoemd, zoals Gemeente en Inspectie-instellingen. Bij deze laatste categorie dient onder meer gedacht te worden aan de Inspectie Gezondheidszorg, de Inspectie Jeugdzorg of de Inspectie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Wanneer er onderzoek wordt gedaan naar een subsidieaanvrager is met een dergelijk onderzoek doorgaans al snel een aantal maanden gemoeid. Zo lang een dergelijk onderzoek loopt kan het niet wenselijk zijn om vooruitlopend op de uitkomsten van een dergelijk onderzoek al een beslissing op de ingediende subsidieaanvraag te nemen. Artikel 1:10 ASV voorziet in een beslistermijn van 8 acht weken en de mogelijkheid om de beslissing met nog eens 6 weken te verlengen en geeft daarmee onvoldoende ruimte om lopende een onderzoek te wachten met de beslissing op een subsidieaanvraag. Vandaar dat in dit artikel de bevoegdheid is opgenomen om de beslissing op een subsidieaanvraag op te schorten tot het moment waarop het onderzoek is afgerond en de uitkomsten van het onderzoek kunnen worden betrokken bij de beoordeling van de subsidieaanvraag.
Artikel 28.6 Aanvullende weigeringsgronden
In de (subsidie) praktijk is er behoefte aan meer weigeringsgronden dan de gronden die in artikel 1.21 ASV en artikel 4:35 Awb worden genoemd. Zo maakt artikel 28.6 lid 1 het mogelijk om aanbieders waarbij de kwaliteit van de ondersteuning onvoldoende gewaarborgd is of die blijk hebben gegeven van het bieden van ondersteuning die niet aan de kwaliteitseisen voldoet hun subsidieaanvraag te weigeren. De continuïteit en de kwaliteit van de ondersteuning wordt onder meer beoordeeld aan de hand van de documenten en gegevens die moeten worden ingediendbij de subsidieaanvraag. Deze worden genoemd in artikel 28.4 en in de nadere regels die op grond van artikel 28.3 lid 3 door het college zijn vastgesteld.
Aanbieders kunnen, afhankelijk van hun financiering, onderwerp van onderzoek zijn door verschillende inspecties en toezichthouders, zoals gemeenten, Inspectie Jeugdzorg, Inspectie voor de Gezondheidszorg, Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Zorgkantoren en zorgverzekeraars. Deze onderzoeken vinden onder meer plaats naar aanleiding van signalen over het ontbreken van kwaliteit of gebrekkige dienstverlening aan cliënten. De uitkomsten van deze onderzoeken kunnen leiden tot het opleggen van maatregelen, aanwijzingen of (bestuurlijke) boetes door voornoemde instanties. Lid 2 geeft aan dat een opgelegde maatregel, aanwijzing of boete een weigeringsgrond kan opleveren bij een subsidieaanvraag. Onder een maatregel van de gemeente kan een intrekking of wijziging van een eerdere subsidiebeschikking ten nadele van de subsidieontvanger of een weigering van een eerdere subsidieaanvraag worden begrepen.
Lid 3 heeft betrekking op onherroepelijke veroordelingen van de aanvrager op grond van het overtreden van de wet- en regelgeving. Daarbij kan in het bijzonder worden gedacht aan veroordelingen voor strafbare feiten zoals genoemd in artikel 2.86 lid 2 en 6 van de Aanbestedingswet.
Voor toepassing van dit artikel geldt dat het weigeren een bevoegdheid is van het college. Daarbij dient nadrukkelijk de proportionaliteit in het oog te worden gehouden. Niet elke aanwijzing, maatregel, boete behoeft aanleiding te zijn om de gevraagde subsidie te weigeren. Alle relevante feiten en omstandigheden rond een subsidieaanvraag dienen bij de beoordeling betrokken te worden en beseft moet worden dat weigering van een subsidie verstrekkende gevolgen kan hebben voor de subsidieaanvrager.
Jaarlijks wordt door het college een subsidieplafond voor beschermd wonen en maatschappelijk opvang vastgesteld. Bij het toekennen van subsidie is het waarborgen van de continuïteit van maatschappelijke ondersteuning van cliënten die reeds beschermd wonen en maatschappelijke ondersteuning wordt geboden prioriteit. De volgende werkwijze wordt bij de toekenning van subsidie gehanteerd:
Artikel 28.8 Subsidiemethodiek
Volgens de Algemene subsidieverordening is het college bevoegd subsidie geheel of gedeeltelijk te weigeren indien de subsidieaanvrager zelf in de kosten van de voor subsidie in aanmerking komende voorzieningen kan voorzien. Het college kan hiervoor nadere regels opstellen.
HOOFDSTUK 29 HUMAN CAPITAL AGENDA ONTWIKKELFONDS REGIO ZWOLLE
Route 1: de co-creatie ten behoeve van aanvragen van samenwerkingen
Human Capital Agenda - Ontwikkelfonds Regio Zwolle heeft tot doel dat mensen zich verder kunnen ontwikkelen en dat kennisinstellingen en werkgevers het beste uit mensen halen. Ten behoeve van versterking economische kracht (ondernemerschap) en versterking van de arbeidspositie van het individu (leven lang ontwikkelen). Het is een integrale agenda gericht op beschikbaarheid, wendbaarheid en inclusiviteit van mensen. Onderdeel van deze agenda is het Ontwikkelfonds Regio Zwolle. Met dit fonds beogen we het stimuleren van investeringen in mensen (menselijk kapitaal) in de Regio Zwolle. Het fonds is gevuld met publieke middelen en is bedoeld voor cofinanciering van scholing en ontwikkeling van mensen op en/of naar de arbeidsmarkt. Het Ontwikkelfonds onderscheidt twee routes:.
Route 1, de co-creatie, ten behoeve aanvragen van samenwerkingen en route 2, de voucher, waarin de individuele werkgeversroute en individuele (werknemers)regeling zijn ondergebracht. Deze verordening geeft de richtlijnen en criteria voor de inzet van dit fonds.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
Erkende onderwijsinstelling en/of opleiding: een onderwijsinstelling of opleiding die op één van de drie lijsten van het ministerie van OCW voorkomt met register opleidingen mbo/ hoger onderwijs/ WO en/of een Cedeo-, NRTO- of CRKBO-erkenning heeft. Het college kan andere branche specifieke certificeringen van opleidingen toestaan.
Een aanvraag kan worden ingediend door een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, fysiek gevestigd in de regio Zwolle die als penvoerder optreedt voor een samenwerkingsverband tussen twee of meer partijen, bestaande uit:
Een subsidie kan slechts worden verstrekt indien wordt voldaan aan de volgende criteria:
Het plan waarvoor subsidie wordt aangevraagd moet doeltreffend en effectief zijn en gerealiseerd kunnen worden. Uit het plan moet blijken dat het aannemelijk is dat het beoogde resultaat zal worden bereikt. Aanvragende partijen moeten beschikken over voldoende, adequate uitvoerings- en doorzettingskracht. Dit moet blijken uit:
Het college weigert de subsidie indien:
Artikel 8 Aanvraag tot subsidieverlening
een activiteitenplan met daarin een beschrijving waaruit blijkt op welke manier de subsidieaanvraag een bijdrage levert aan de in artikel 4 van deze verordening genoemde criteria. De verwachte resultaten zijn in volume en/of kwalitatieve termen gedefinieerd. Transparant is wat de beoogde resultaten zonder en met de gevraagde cofinancieringsubsidie zijn. Helder moet worden wat de alternatieven zijn, indien de cofinanciering niet of voor een kleiner percentage plaats vindt.
Artikel 9 Vaststelling subsidieplafond
Indien het totaal van de subsidieaanvragen het subsidieplafond overschrijdt, worden aanvragen onderling gewogen en wordt voorrang verleend aan aanvragen voor omscholing van werkenden, loopbaantrajecten (ketenaanpak) en kwetsbare doelgroepen. Vervolgens krijgen prioriteit: vernieuwende, sociaaleconomische en arbeidsmarktrelevante opleidings- en scholingsinspanningen.
Artikel 11 Aanvraag tot subsidievaststelling
De subsidie moet achteraf worden verantwoord. Dit gaat door middel van het indienen van een aanvraag tot vaststelling.
Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel
Route 2: De voucherregeling waarin de individuele werkgeversroute en individuele werknemers/werkzoekenden route zijn ondergebracht.
De Human Capital Agenda Regio Zwolle heeft als doel dat mensen zich verder kunnen ontwikkelen en dat kennisinstellingen en werkgevers het beste uit mensen halen, ten behoeve van versterking economische kracht en ondernemerschap. Het is een integrale agenda gericht op beschikbaarheid, wendbaarheid en inclusiviteit van mensen. Onderdeel van deze agenda is het Ontwikkelfonds Regio Zwolle. Met dit fonds beogen we het stimuleren van Human Capital investeringen in Regio Zwolle. Het fonds is gevuld met publieke middelen en is bedoeld voor cofinanciering van scholing en ontwikkeling van mensen op of naar de arbeidsmarkt.
Deze verordening geeft de richtlijnen en criteria voor de inzet van dit fonds.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
Erkende onderwijsinstelling en/of opleiding: een onderwijsinstelling of opleiding die op één van de drie lijsten van het ministerie van OCW voorkomt met register opleidingen mbo/ hoger onderwijs/ WO en/of een Cedeo-, NRTO- of CRKBO-, NOBCO- en ISO-erkenning heeft. Het college kan andere branche specifieke certificeringen van opleidingen toestaan.
Een subsidie kan worden verstrekt als wordt voldaan aan de volgende criteria:
De aanvraag wordt gedaan voor één of meerdere individuen die zich willen om-, her- of bijscholen, vakinhoudelijk en gericht op de versterking van de positie van het individu op de arbeidsmarkt in een beroep c.q. sector / branche waar men in (gaat) werk(t)en. De toegevoegde waarde van de aangevraagde opleiding is ter beoordeling van de subsidieverstrekker. De subsidieaanvraag draagt bij aan het subsidiedoel en wordt gedaan met een helder perspectief op de arbeidsmarkt in de Regio Zwolle. Dit strekt zich uit tot en met het (voor)opleidingsniveau WO. Dit geldt tevens voor scholing van individuen uit transitie-/of uitstroomsectoren (intersectorale mobiliteit) – van werk naar werk.
Het college weigert de subsidie indien:
Artikel 8 Aanvraag tot subsidieverlening
Artikel 9 Vaststelling subsidieplafond
Jaarlijks worden door het college twee subsidieplafonds voor de voucherregeling HCA Ontwikkelfonds vastgesteld. Eén subsidieplafond voor bedrijven, ondernemingen of instellingen, met een geldige KvK inschrijving, fysiek gevestigd in de regio Zwolle en één subsidieplafond voor werknemers, werkenden of werkzoekenden woonachtig in regio Zwolle.
Artikel 11 Subsidievaststelling
De aanvrager dient een aanvraag tot subsidievaststelling in maximaal 3 maanden na afronding van de opleiding / traject. De subsidie wordt vastgesteld nadat de aanvrager een betalingsbewijs, de factuur en een bewijs van deelname aan de opleiding of het scholingstraject heeft ingediend bij het college.
Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel
HOOFDSTUK 30 SUBSIDIEVERORDENING AED GEMEENTE ZWOLLE 2020
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Witte vlek: locatie waarvan de AED-check van de Hartstichting (https://www.hartstichting.nl/aed) aantoont dat op betreffende postcode te weinig AED’s 24/7 aanwezig zijn (categorie rood) en waarbij zich binnen een straal van 500 meter vanaf de locatie waar de (gesubsidieerde) AED wordt aangebracht geen andere 24/7 beschikbare AED aanwezig is.
Het doel van de subsidie is de aanwezigheid van openbaar beschikbare AED’s ten behoeve van hartreanimatie te stimuleren en een betere spreiding hiervan in Zwolle te waarborgen.
Artikel 4 Subsidieverplichtingen
Artikel 6 Hoogte van de subsidie
De hoogte van de subsidie voor de aanschaf van een AED en/of een buitenkast ten behoeve van een AED bedraagt 35 procent van de aanschafkosten met een maximum bijdrage van €650,-- voor een AED inclusief een buitenkast en €300,-- voor een buitenkast.
Artikel 8 Subsidieverlening en –vaststelling
Subsidie wordt geweigerd indien niet voldaan wordt aan het gestelde in deze verordening.
Artikel 10 Inwerkingtreding en looptijd
Deze subsidieverordening treedt in werking op de dag na bekendmaking en heeft een looptijd tot en met 31 december 2024.
Deze subsidieverordening wordt aangehaald als: Subsidieverordening AED gemeente Zwolle 2020