Organisatie | Leusden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Huisvestingsverordening Leusden 2003 (gewijzigd per 8 maart 2007) |
Citeertitel | Huisvestingsverordening Leusden 2003 (gewijzigd per 8 maart 2007) |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Verordening ook gepubliceerd op website: www.leusden.nl
De Huisvestingsverordening gemeente Leusden 2003 is vervallen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
08-03-2007 | 03-07-2015 | nieuwe regeling | 01-03-2007 Leusderkrant | 2006/14291 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
besluit: het Huisvestingsbesluit;
economische binding: de binding van een persoon, die voor de voorziening in het bestaan is aangewezen op het verrichten van arbeid binnen of vanuit de Provincie Utrecht, of die binnen of vanuit de Provincie Utrecht gedurende een aantal uren dat tenminste overeenstemt met de helft van het aantal uren dat een normale werkweek uitmaakt zijn werkzaamheden verricht, met inachtneming van de aard van de werkzaamheden, ongeacht of hij/zij geheel of gedeeltelijk als zelfstandige zijn werkzaamheden uitoefent of als werknemer in dienst is van een al dan niet in de provincie gevestigde of werkzame instelling of bedrijf, bij welke dienstuitoefen sprake moet zijn van een duurzaam (jaarcontract of contract voor onbepaalde tijd) karakter. Ook bezit een persoon economische binding aan de regio indien hij/zij een voltijdse studie volgt aan een meerjarige opleiding;
eigenaar: het daaromtrent in artikel 1, lid 2 van de wet bepaalde;
huisvestingsvergunning: de vergunning, bedoeld in artikel 7 van de wet;
huurprijs: het daaromtrent in artikel 5, eerste lid van de Huursubsidiewet bepaalde;
huurprijsgrens: het daaromtrent in artikel 6 lid 3, sub b van de wet bepaalde;
maatschappelijke binding: de binding van een persoon aan één van de gemeenten behorende tot de Provincie Utrecht, daarin gelegen dat die persoon een redelijk, met de plaatselijke samenleving verband houdend belang heeft zich in dat gebied te vestigen, met dien verstande dat een maatschappelijke binding in elk geval wordt aangenomen ten aanzien van personen die ten minste drie jaar onafgebroken ingezetene zijn, dan wel gedurende de voorafgaande 10 jaar ten minste zes jaar onafgebroken ingezetene zijn geweest van één van de gemeenten behorende tot de Provincie Utrecht;
koopprijsgrens: het daaromtrent in artikel 6, lid 3, onder a van de wet bepaalde;
Provincie Utrecht: het grondgebied van de gemeenten Abcoude, Amersfoort, Baarn, Breukelen, Bunnik, Bunschoten-Spakenburg, De Bilt, De Ronde Venen, Eemnes, Houten, IJsselstein, Leusden, Loenen, Lopik, Maarssen, Montfoort, Nieuwegein, Oudewater, Renswoude, Rhenen, Soest, Utrecht, Utrechtse Heuvelrug, Veenendaal, Vianen, Wijk bij Duurstede, Woerden, Woudenberg, Zeist ook wel genoemd 'de provincie';
wet: Huisvestingswet;
woonruimte: het daaromtrent in artikel 1, lid 1 sub b van de wet bepaalde;
Hoofdstuk 2 Verdeling van woonruimte
Artikel 2.1.1 Huurprijsgrens en koopprijsgrens
Het bepaalde in dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op:
Artikel 2.1.2 Nadere afperking
In afwijking van het bepaalde in 2.1.1 is het bepaalde in dit hoofdstuk niet van toepassing op:
woonruimten als bedoeld in artikel 6, lid 1, van de wet(inwoning, woonwagens, woonschepen en bejaardenoorden);
Artikel 2.2.2 Verzoek om inschrijving
Het verzoek om als woningzoekende te worden ingeschreven in het in het vorige artikel bedoelde register wordt gericht aan het college.
Paragraaf 2.3 Huisvestingsvergunning
Artikel 2.3.3 Criteria voor vergunningverlening
Het college verleent de huisvestingsvergunning, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
er is voor de woonruimte geen gegadigde waarvoor met toepassing van het bepaalde in paragraaf 2.8 (toewijzing bij urgentie) de voorziening in de behoefte aan woonruimte dringender noodzakelijk is. Deze voorwaarde is alleen van toepassing indien de woonruimte niet door de eigenaar ervan betrokken wordt.
Het in het vorige lid, sub c, bepaalde blijft buiten toepassing, indien zich een situatie voordoet als aangegeven in artikel 9 van het besluit (medehuurderschap en voorgenomen woningruil).
Artikel 2.3.4 Vruchteloze aanbieding voor koopwoningen
In afwijking van het in artikel 2.3.3 bepaalde wordt de vergunning altijd verleend, indien de woonruimte door de eigenaar overeenkomstig de in de leden 2 en 3 weergegeven procedure gedurende 13 weken vruchteloos is aangeboden aan de woningzoekenden die ingevolge het eerste lid van artikel 2.3.3 voor die woonruimte in aanmerking komen.
De eigenaar moet de woonruimte in de in het vorige lid genoemde termijn tenminste 5 maal gedurende een periode van 13 weken te koop aanbieden door middel van een advertentie geplaatst in een of meerdere regionale bladen óf aantoonbaar op een wijze die in beginsel voor alle bewoners in het Gewest Eemland toegankelijk en bekend is. Bij de aanbieding moet tenminste de volgende informatie worden opgenomen:
de overeenkomstig artikel 26, lid 2, onder c, van de wet bepaalde koopprijs van de woonruimte;
Artikel 2.3.5 Vruchteloze aanbieding voor huurwoningen
In afwijking van het in artikel 2.3.3 bepaalde wordt de vergunning altijd verleend, indien de woonruimte door de eigenaar overeenkomstig de in de leden 2, 3 en 4 weergegeven procedure gedurende 2 afzonderlijke keren met een minimale tussentijd van 2 weken vruchteloos is aangeboden aan de woningzoekenden die ingevolge het eerste lid van artikel 2.3.3 voor die woonruimte in aanmerking komen.
De eigenaar moet de woonruimte aanbieden door middel van een advertentie, geplaatst in een of meerdere regionale bladen óf aantoonbaar op een wijze die in beginsel voor alle bewoners in de regio toegankelijk en bekend is. Bij de aanbieding moet tenminste de volgende informatie worden opgenomen:
de overeenkomstig artikel 26, lid 2, van de wet bepaalde huurprijs van de woonruimte;
Artikel 2.4.2 Economische, maatschappelijke binding en beschermde groepen
In afwijking van het eerste lid geldt de eis van economische of maatschappelijke binding niet, indien zich een situatie voordoet als beschreven in artikel 6 van het besluit (woningruil met iemand, behorend tot de zgn. beschermde groepen of iemand die van baan verandert óf personeel van een met name genoemd ruimtelaboratorium) dan wel in de positie verkeren als aangegeven in artikel 13c, van de wet (de zgn. beschermde groepen: gepensioneerden, ernstig invaliden, langdurig werklozen, remigrant, personen die een voorlopige voorziening in het kader van een echtscheidingsprocedure hebben, personen met een verblijfsvergunning).
Hoofdstuk 3 Verdere bepalingen
Hij die handelt in strijd met het bepaalde in artikel 2.3.1, 2.6.1 en 2.9.1 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of een geldboete van de derde categorie. De genoemde strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.
Met de opsporing van de bij artikel 3.2 strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering en de in artikel 75 van de wet aangewezen ambtenaren, belast de in het eerste lid genoemde ambtenaren, voor zover zij door de minister van justitie daartoe zijn aangewezen.
De in het eerste lid genoemde ambtenaren hebben de bevoegdheden als genoemd in artikel 76, 77 en 78 van de wet.
Het college kan de uitoefening van bevoegdheden krachtens hoofdstuk 2 paragraaf 2.1 tot en met 2.8 van deze verordening mandateren.
In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslist het college, waarbij zij zich uitsluitend zullen laten leiden door overwegingen betrekking hebbende op de evenwichtige en rechtvaardige verdeling van schaarse woonruimte.
Artikel 3.9 Overleg bij wijziging
Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening pleegt het college overleg met de in de gemeente werkzame, ingevolge artikel 70, eerste lid, of artikel 72, eerste lid, van de Woningwet (Stb 1991, 439) toegelaten instellingen en met andere daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komende organisaties die binnen de gemeente op het gebied van de woonruimteverdeling werkzaam zijn.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 1 maart 2007
De raadsgriffier, De Voorzitter,
Ir. T. Rolle Drs. C.J.G.M. de Vet
Toelichting op de Huisvestingsverordening Leusden 2003
Voor de bepaling van het inkomen van een huishouden hanteren het college de volgende uitvoeringsregels:
onder het begrip inkomen in deze verordening wordt begrepen het totaal van de inkomens van het huishouden, verminderd met de inkomens van inwonende kinderen, pleegkinderen en kleinkinderen die op 1 januari van het jaar waarin de vergunning wordt verleend 26 jaar of jonger zijn. Negatieve inkomens blijven buiten beschouwing.
Hoofdstuk 2 De verdeling van woonruimte
Artikel 2.1.1 Huurprijs- en koopprijsgrens
De in dit artikel bedoelde grens is gelijk aan het maximale huurbedrag dat in de parameters van de Huurtoeslagwet is opgenomen m.b.t. het aanvragen van huurtoeslag.
Koopprijsgrens: Hier wordt bedoeld de koopprijsgrens, waarop de regels van deze verordening van toepassing zijn, als aangegeven in de Wet Bevordering EigenWoningbezit.
Paragraaf 2.2. Huisvestingsvergunning
Artikel 2.3.1 Vergunningvereiste
Bij de toetsing van de aanvraag voor een huisvestingsvergunning wordt ten aanzien van de aanvrager bezien of hij/zij voldoet aan de regel als gesteld in hoofdstuk 2 met betrekking tot de toelating op de woningmarkt. Daarnaast wordt getoetst of wordt voldaan aan de in dit hoofdstuk gestelde eisen ten aanzien van de verhouding tussen het inkomen en de huurprijs van de te betrekken woonruimte en de verhouding tussen de grootte van het huishouden en het aantal kamers van de te betrekken woonruimte. Tenslotte wordt getoetst of wordt voldaan het vereiste dat de woonruimte per advertentie is aangeboden in het regionaal verschijnende medium en dat de toewijzing heeft plaatsgevonden op grond van een juiste rangordebepaling (artikel 2.7.1). Dit betekent dat ook particuliere verhuurders waarmee geen convenant is overeengekomen, moeten adverteren met de vrijgekomen woonruimte(n).
Artikel 2.3.3 Criteria voor vergunningverlenging
Het college vermeldt op of bij de huisvestingsvergunning o.a. de mededeling dat binnen 8 weken na de afgifte gebruik moet worden gemaakt van de vergunning. Uiteraard is deze bepaling opgenomen om ongewenste (tijdelijke) leegstand te voorkomen. Bij koopwoningen kunnen echter gegronde redenen zijn dat niet binnen acht weken daadwerkelijk de woonruimte wordt bewoond. Daarom dient voor koopwoningen onder het 'gebruik maken van' ook te worden verstaan de activiteiten die eventueel nodig zijn om tot de daadwerkelijk bewoning te komen (zoals bijvoorbeeld verbouwing of het later passeren van een transportakte).
Bnnen dit kader heeft een remigrant de mogelijkheid toe te treden tot de Leusdense woningmarkt indien deze binnen zes maanden na aankomst in Nederland zich heeft aangemeld als woningzoekende in Leusden.
In deze paragraaf wordt aangegeven welke grenzen worden gehanteerd bij de toetsing van de verhouding tussen de gezinsgrootte van de aanvrager en de grootte van de te betrekken woonruimte. Tevens staat in dit artikel vermeld hoe deze grenzen worden gehanteerd om te beoordelen of men met het oog op de verhouding tussen de huurprijs van de woonruimte en het inkomen, in aanmerking kan komen voor de huisvestingsvergunning.
artikel 2.5.1 lid 2 verhouding inkomen-huur/koopprijs
Daarbij dienen de doelstellingen, vervat in het Besluit Beheer Sociale Huursector, te worden nagestreefd. De huur- en inkomensgrenzen uit de Huursubsidiewet zijn voor de vaststelling van de huur/inkomentabel maatgevend.
bijvoorbeeld in verband met pensionering of VUT.
Artikel 2.5.2 De bezettingsnormen
In dit artikel wordt voor de huur- en koopwoningen alleen een ondergrens, wat betreft het aantal kamers, aangegeven. Dit geeft het college de mogelijkheid bij de bezetting sturend op te treden in geval van specifieke schaarste (lid 2).
Paragraaf 2.6 Wijze van aanbieden
Artikel 2.6.1 Uitgangspunten wijze van aanbieden
Doel van de woonruimteverdeling is de woningzoekende een actieve rol te laten vervullen bij het vervullen van zijn of haar woonwens.
Voor woningtoewijzing aan de specifieke aandachtsgroepen (zie artikel 2.7.1) kan binnen de advertentiesystematiek zowel typen woonruimten alsook bepaalde complexen kunnen worden gelabeld, bijvoorbeeld: tot 30 jaar.
Paragraaf 2.7 Bepaling rangschikking
Artikel 2.7.1 Bepaling rangschikking voor toewijzing van huurwoningen
De categorieën woningzoekenden onderscheiden zich enerzijds door de specifieke behoefte die zij kunnen doen gelden op de provinciale woningmarkt, terwijl anderzijds een onderscheid mogelijk is op grond van volkshuisvestelijke beleidsuitgangspunten.
Binnen de in artikel 2.7.1 genoemde categorieën woningzoekenden (starters, doorstromers) kunnen weer specifieke aandachtsgroepen worden onderscheiden, bijvoorbeeld starters tot 25 jaar of ouderen 55+. Afhankelijk van de situatie kunnen woonruimten specifiek worden gelabeld.
In dit artikel wordt het beginsel vastgelegd dat ook urgent woningzoekenden zelf actief moeten zijn in het verkrijgen van passende woonruimte. Zij dienen zelf te reflecteren op de aangeboden woonruimte. Zij verkrijgen met hun status van urgent woningzoekende binnen de gestelde termijn urgentie boven andere reguliere kandidaten.
Nadat selectie heeft plaatsgevonden op basis van bezettingsnormen en de verhouding huurprijs-inkomen vindt de rangordebepaling tussen de reflectanten plaats op grond van de in dit artikel genoemde objectieve criteria. Deze criteria kunnen op basis van ervaringsgegevens periodiek worden bijgesteld.
Paragraaf 2.8 Toewijzing van urgenties
In deze paragraaf is geregeld dat het college aan in Leusden ingeschreven woningzoekenden een urgentie kan toekennen. De paragraaf behandelt de procedure voor het indienen van een aanvraag, de behandeling van een aanvraag en de uiteindelijke beslissing.
Algemene uitgangspunten en randvoorwaarden
De woningmarktsituatie in Leusden, Gewest Eemland en Provincie Utrecht is krap. Een woningaanbodsysteem met objectieve toewijzingscriteria dat in principe toegankelijk is voor een ieder, moet de kansen op woonruimte zo rechtvaardig mogelijk verdelen.
Verder staat in dit marktgerichte woningsysteem de eigen verantwoordelijkheid van de woningzoekende voorop. Deze bepaalt zelf of hij/zij al dan niet wil verhuizen en naar welke woonruimte/woonbuurt/gemeente, door te reageren op aanbiedingen in de woningkrant.
Om aan de grote vraag te kunnen voldoen dienen zoveel mogelijk woningen in het nieuwe woningsysteem beschikbaar te komen voor alle woningzoekenden. Dit systeem werkt goed en rechtvaardig als er zo weinig mogelijk uitzonderingen worden gemaakt. Dit geschiedt door slechts een beperkt aantal woningzoekenden voorrang te geven door hem/haar urgent te verklaren.
Gelet op de krappe woningmarkt en de belangen van andere – niet urgente- woningzoekenden, dient derhalve uiterst beperkt te worden omgegaan met het toekennen van urgentie.
Voor de toekenning van urgentie is een aantal criteria vastgelegd in deze verordening. Het hoofduitgangspunt is dat een urgentieverklaring alleen wordt toegekend indien sprake is van een noodsituatie op het gebied van het wonen, die het noodzakelijk maakt dat direct dan wel op korte termijn, maar uiterlijk binnen 12 maanden een (andere) woonruimte beschikbaar komt.
Verder worden de volgende algemene uitgangspunten en randvoorwaarden gehanteerd:
Ter verduidelijking worden hieronder een aantal voorbeelden gegeven van omstandigheden, waarbij de aanvrager in het algemeen NIET in aanmerking komt voor een urgentie.
Artikel 2.8.1 Behandeling van het verzoek om urgentie
In dit artikel is een aantal procedurebepalingen opgenomen over de wijze waarop een urgentieaanvraag moet worden ingediend en binnen welke termijnen over een aanvraag moet zijn beslist.
De aanvrager moet zijn urgentieaanvraag schriftelijk indienen. Binnen 8 weken moet hierover een beslissing worden genomen. Deze termijn kan met 8 weken, na schriftelijke in kennis stelling, worden verlengd. Dit kan nodig zijn in verband met het opvragen van nadere informatie of het aanvragen van een advies.
Verder is bepaald dat het verzoek om urgentie moet binnen 6 weken na het ontstaan van de omstandigheden of de gerechtelijke uitspraak dient te worden gedaan. Met dit laatste wordt bijvoorbeeld bedoeld het gerechtelijke echtscheidingsvonnis.
Artikel 2.8.2 Nadere bepaling urgentieverklaring
Bij het toekennen van urgentie wordt aangegeven voor welk type woning de urgentie geldt. Afhankelijk van het inkomen en/ of het vermogen wordt soms ook aangegeven voor welke huurprijsklasse de urgentie geldt. Het toekennen van urgentie is uitsluitend bedoeld om de specifieke woonproblematiek van de aanvrager op te lossen. Het is niet mogelijk c.q. de bedoeling met een toegekende urgentie “promotie te maken in de wooncarrière”.
Ook is geregeld dat een toegekende urgentie 12 maanden geldig blijft.
Artikel 2.8.3 Urgentiecriteria
In dit artikel zijn drie hoofdcriteria limitatief vastgelegd in de Huisvestingsverordening, op grond waarvan urgentie kan worden verleend. Het betreft:
Artikel 2.8.3 lid 2 sociale criteria
Omdat niet alle situaties kunnen worden voorzien, biedt het artikellid de ruimte om ook in andere niet genoemde situaties urgentie toe te kennen. Hieronder wordt uiteengezet wat de bedoeling hiervan is.
Met deze mogelijkheid zal - gelet op de krappe woningmarkt en de belangen van andere woningzoekenden bij een rechtvaardige verdeling van de beschikbare woningen- in elk individueel geval moeten worden afgewogen of de situatie voor de aanvrager zodanig ernstig is dat urgentie (absolute voorrang) moet worden toegekend.
Regelmatig komen problematische situaties voor die in duidelijk verband staan met de woonsituatie. Deze situaties kunnen ernstig zijn, maar toch hoeft niet direct sprake te zijn van een noodsituatie. Een verandering in de woonsituatie met behulp van urgentie zal dan naar verwachting weliswaar kunnen leiden tot een vermindering van de ernst van de situatie, maar het aantal beschikbaar komende woningen is dermate klein dat niet in alle minder wenselijke omstandigheden over kan worden gegaan tot het toekennen van urgentie. Er wordt daarom onderscheid gemaakt tussen minder wenselijke woonsituaties en woonnoodsituaties.
Een afwijzing van een op sociale criteria gebaseerde urgentieaanvraag wil dus niet zeggen dat het probleem niet wordt gezien, doch gelet op de schaarste, zal niet aan iedereen urgentie kunnen worden toegekend. Zelfs niet als het om op zichzelf ernstige situaties gaat, die ook op goede gronden als zodanig door de aanvragers kunnen worden gekwalificeerd. Alleen als het gaat om een woonnoodsituatie en een acute oplossing vereist is, zal dat het geval kunnen zijn. Zoals hiervoor al is vermeld wordt hiermee beoogd de belangen van andere woningzoekenden ook recht te doen.
Het verlaten van een dienstwoning (einde dienstverband) en de werkgever heeft de werknemer tot oplevering gedwongen; bij een gerechtelijk vonnis is bepaald dat aanvrager de woning moet verlaten. Hiermee wordt geen echtscheidingsvonnis bedoeld, maar een gerechtelijk vonnis naar aanleiding van bijvoorbeeld een betalingsachterstand, onteigening of verklaring van onbewoonbaarheid. Deze situaties hebben betrekking op onvrijwillige dakloosheid.
Ook kan urgentie worden verstrekt wanneer sprake is van de beëindiging van een samenlevingsvorm. Daarbij geldt dat de aanvrager de zorg voor (een) minderjarige kind(eren) moet hebben en dat de echtelijke woning verlaten wordt door beide partijen, m.a.w. vrij komt op de woningmarkt. Met samenlevingsvorm wordt onder andere bedoeld een huwelijk, samenwonen of geregistreerd partnerschap. Bij “samenwonen” dient aantoonbaar sprake te zijn van een gemeenschappelijke huishouding van tenminste 2 jaar. Dit zal moeten blijken uit de inschrijving in het bevolkingsregister. De termijn van 2 jaar sluit aan bij de bepalingen uit het Huurrecht.
Uitgangspunt bij deze bepaling is dat het (de) minderjarige kind(eren) bescherming behoeft(ven). Zij mogen niet de dupe worden van de beëindiging van de relatie en “op straat komen te staan”. Om die reden komt de aanvrager die de zorg voor een of meer minderjarige kinderen heeft in principe in aanmerking voor urgentie. De aanvrager dient aan te tonen de zorg te hebben voor (een) minderjarige kind(eren), bijvoorbeeld via het echtscheidingsconvenant.
Wanneer echter een van de ouders na de beëindiging van de relatie blijft wonen in de echtelijke (huur of koop)woning wordt geen urgentie verstrekt, omdat er vanuit wordt gegaan, dat het (de) minderjarige kind(eren) in die echtelijke woning zal kunnen verblijven tot het moment, dat de vertrekkende ouder woonruimte heeft gevonden. Dat kan dus betekenen, dat het (de) minderjarige kind(eren) tijdelijk woonachtig is bij de ouder, die uiteindelijk niet de zorg voor het (de) minderjarige kind(eren) op zich zal nemen. Op die manier wordt de eigen verantwoordelijkheid voor het oplossen van de problematische woonsituatie gestimuleerd, zonder dat dit ten koste gaat van de positie van het (de) minderjarige kind(eren).
Artikel 2.8.3 lid 3 financiële criteria
Het kan voorkomen dat een aanvrager in een zodanig moeilijke financiële situatie is geraakt dat de woonlasten niet meer kunnen worden opgebracht. Dit mag niet het gevolg zijn van echtscheiding en mag ook niet te wijten zijn aan de aanvrager.
Artikel 2.8.3 lid 4 medische criteria
In de verordening is geregeld dat vanwege medische gronden urgentie kan worden toegekend. In die gevallen kan een medisch advies worden ingewonnen bij een medische adviesinstantie. Aan de hand van het uitgebrachte advies wordt beoordeeld of urgentie wordt toegekend.
Artikel 2.8.4 Intrekken of vervallen van de urgentieverklaring
De urgentieverklaring kan vervallen. Dit is het geval als de aanvrager daarom verzoekt, de aanvrager een woning heeft betrokken, de aanvrager de geldigheidstermijn van 12 maanden heeft laten verstrijken en wanneer de aanvrager een aangeboden woning weigert.
De huidige praktijk leert dat de meeste urgenten binnen 6 maanden een woning accepteren. Met de geldigheidstermijn van 12 maanden wordt voorkomen dat verlengingsverzoeken nodig zijn.
Het komt ook voor dat passende woningen worden geweigerd door urgenten, omdat de woning hen niet aan staat. In het systeem van een vrij lange geldigheidstermijn en het zelf kunnen reageren op het woningaanbod is het echter niet passend een woonwens te honoreren. Bovendien staat een weigering haaks op de bedoelingen van een urgentieverklaring, namelijk het zo snel mogelijk oplossen van acute woonnood. Daarom vervalt een urgentieverklaring na weigering van een aangeboden woning.
Tot slot is geregeld dat een verklaring kan worden ingetrokken als die is verstrekt op grond van gegevens waarvan de aanvrager wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.
Artikel 2.8.5 Urgentiecommissie
Het college van Leusden heeft in samenwerking met Woningstichting Leusden in 1997 een urgentiecommissie ingesteld. Het Reglement Urgentiecommissie Woonruimteverdeling Leusden 1997 is van toepassing.
Hoofdstuk 3 Verdere Bepalingen
lid 1: Het college kan ten behoeve van de huisvesting van bijzondere groepen, zoals genoemd in dit lid (vrouwen in ’n blijf van mijn lijf huis, etc) specifieke afspraken maken in provinciaal of regionaal verband.
lid 2: Anders gezegd vormen bevordering van de doorstroming één van de kernpunten van het beleid. Om dat doel te bereiken, zijn allerlei maatregelen opgenomen. Het kan gewenst zijn om, alvorens tot invoering of aanvulling van deze maatregelen over te gaan, eerst met de werking ervan te experimenteren. Indien nodig wordt het mogelijk af te wijken van de huisvestingsverordening en de uitvoeringsafspraken daar omheen. Een experiment dient daarom nauwkeurig omschreven te worden, in overleg met de direct betrokken marktpartijen tot stand te worden gebracht en te worden gemeld bij alle gemeentebesturen en marktpartijen in de regio en de (regionale) pers.
lid 3: het college kan nadere criteria stellen bij de toewijzing van nieuwbouwwoningen (huur en koop). Deze criteria mogen evenwel niet in strijd zijn met de passendheidseisen (paragraaf 2.5).
Artikel 3.5 Convenant woonruimteverdeling
De Huisvestingswet biedt bij de regelgeving op het gebied van de woonruimteverdeling, de mogelijkheid een convenant naast de verordening te hanteren. Het Convenant Woonruimteverdeling Leusden 1997 met Woningstichting Leusden is van toepassing.
Via dit artikel kan het college taken die voortvloeien uit deze verordening mandateren aan derden.
Artikel 3.9 Overleg bij wijziging
De inhoud van dit artikel is gelijk aan die van artikel 3, lid 1, van de wet. Aanwezige naar het oordeel van het college daarvoor in aanmerking komende woonconsumentenorganisaties vallen hier in eventueel ook onder.