Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Utrecht

Besluit van Provinciale Staten van 13 maart 2017, nr. 81A43807 tot vaststelling van de Gedragscode integriteit commissaris van de Koning en gedeputeerden provincie Utrecht 2017 (Gedragscode integriteit commissaris van de Koning en gedeputeerden provincie Utrecht 2017)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieUtrecht
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingBesluit van Provinciale Staten van 13 maart 2017, nr. 81A43807 tot vaststelling van de Gedragscode integriteit commissaris van de Koning en gedeputeerden provincie Utrecht 2017 (Gedragscode integriteit commissaris van de Koning en gedeputeerden provincie Utrecht 2017)
CiteertitelGedragscode integriteit commissaris van de Koning en gedeputeerden provincie Utrecht 2017
Vastgesteld doorprovinciale staten
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 15 van de Provinciewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-04-2017Nieuwe regeling

13-03-2017

prb-2017-1821

81A43807

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit van Provinciale Staten van 13 maart 2017, nr. 81A43807 tot vaststelling van de Gedragscode integriteit commissaris van de Koning en gedeputeerden provincie Utrecht 2017 (Gedragscode integriteit commissaris van de Koning en gedeputeerden provincie Utrecht 2017)

Provinciale Staten van Utrecht;

 

Op het voorstel van Gedeputeerde Staten van 27 januari 2017, afdeling BDO, nummer 81A43807;

 

Overwegende dat het van groot belang is om een kader vast te stellen van gedragsnormen en regels over procedures die de transparantie van het handelen van politieke ambtsdragers evenals van de besluitvorming over en de naleving van de normen vergroten. Het alleen vastleggen van gedragsregels is echter niet voldoende. Integriteit is een thema dat betekenis krijgt in het handelen. Een integriteitsbeleid dat alleen op papier bestaat is slechts een dode letter. Daarom moet het handelen van politieke ambtsdragers regelmatig onderwerp van gesprek zijn, juist ook onderling, en daarbij geeft de gedragscode ondersteuning;

 

Gelet op de artikelen 35c, 40c, tweede lid, en 68, tweede lid, van de Provinciewet;

 

Gezien het advies van de commissie Bestuur, Economie en Middelen 20 februari 2017;

Besluiten:

 

de Gedragscode integriteit commissaris van de Koning en gedeputeerden provincie Utrecht 2017 vast te stellen.

Inleiding

Deze inleiding maakt integraal onderdeel uit van deze gedragscode.

 

Goed bestuur is integer bestuur. Daarmee is integriteit niet alleen een verantwoordelijkheid van de individuele politieke ambtsdragers, maar een gezamenlijk belang dat de hele organisatie en het hele bestuur in al zijn geledingen aangaat. De gedragscode richt zich daarom zowel tot de individuele politieke ambtsdragers, als tot de bestuursorganen. Ons democratisch systeem en de democratische processen kunnen niet zonder integer functionerende organen en functionarissen. Integriteit van politieke ambtsdragers verwijst naar de zorgvuldigheid die politieke ambtsdragers moeten betrachten bij het invullen van hun rol in de democratische rechtsstaat. Dat betekent de verantwoordelijkheid nemen die met de functie samenhangt en bereid zijn verantwoording af te leggen, aan collega-bestuurders en/of (leden van) Provinciale Staten en bovenal aan de burger.

 

In de democratische rechtsstaat dient een ieder zich te houden aan de wetten en regels die op democratische wijze zijn vastgesteld. Dat geldt zeker voor de politieke ambtsdragers die (mede)verantwoordelijk zijn voor de totstandkoming van die wetten en regels. Zonder dat, zal het vertrouwen in de democratische rechtsstaat worden ondermijnd en het draagvlak voor de naleving van de wetten en regels verdwijnen. Vertrekpunt voor de politieke ambtsdrager is dan ook de eed of gelofte die de politieke ambtsdrager bij de ambtsaanvaarding aflegt.

 

Integriteit is niet alleen een kwestie van regels, maar gaat ook over de onderlinge omgangsvormen. Een respectvolle omgang met burgers en organisaties, tussen politieke ambtsdragers onderling en tussen politieke ambtsdragers en medewerkers, met behoud van eigen politieke inhoud en stijl, is van groot belang.

 

Provinciale Staten stellen zowel voor de eigen leden als voor de dagelijkse bestuurders (commissaris van de Koning en overige leden van Gedeputeerde Staten) een gedragscode vast. Dat is zo vastgelegd in de Provinciewet. De gedragscode is richtsnoer voor het handelen van individuele politieke ambtsdragers en heeft tot doel hen te ondersteunen bij de invulling van hun verantwoordelijkheid voor de integriteit van het openbaar bestuur. Voor de twee groepen van politieke ambtsdragers (volksvertegenwoordigers en leden van GS) is er een afzonderlijke gedragscode. Onderhavige gedragscode heeft betrekking op de dagelijkse bestuurders: de commissaris van de Koning en de gedeputeerden. Veel bepalingen zijn voor Gedeputeerde Staten en Provinciale Staten gelijk. Er zijn ook verschillen. Die hebben te maken met de staatsrechtelijke posities en met de voor hen geldende wettelijke (integriteits)regels. Provinciale Staten zijn een politiek orgaan. In Provinciale Staten worden specifieke of (partij-)politieke belangen ingebracht voor het algemeen belang van de provincie. Deze politieke ambtsdragers krijgen het mandaat van hun kiezers en de gedragscode dient de vervulling van het kiezersmandaat te ondersteunen.

 

Het handelen van Gedeputeerde Staten en van de leden van GS staat ten dienste van de provincie. De ambtsdragers aan wie en de organen waaraan het dagelijks bestuur is opgedragen, zijn over hun bestuurlijke handelen en over hun functioneren verantwoording schuldig aan de volksvertegenwoordiging. Aan Gedeputeerde Staten en de leden van GS worden ook in de gedragscode bijzondere eisen gesteld om optimale openheid en controleerbaarheid mogelijk te maken.

 

Het rechtskarakter van de gedragscode is dat van een interne regeling, als nadere invulling en concretisering van de wettelijke regels. In aanvulling op wettelijke regels bevat de gedragscode gedragsnormen en regels over procedures die de transparantie van het handelen van politieke ambtsdragers vergroten. Dit geldt evenzeer voor de besluitvorming over en de naleving van de normen. Zij vormt een beoordelingskader en leidraad bij twijfel, vragen en discussies. Het niet naleven van de gedragscode heeft geen rechtsgevolgen. Sprake is van zelfbinding. De regels worden in gezamenlijk debat vastgesteld door de politieke ambtsdragers zelf. In dit licht moeten de regels in de code worden gezien. Dat maakt de gedragscode evenwel niet vrijblijvend. De gedeputeerden kunnen daarop worden aangesproken en zij dienen zich over de naleving ervan te verantwoorden. Het niet naleven van de gedragscode kan dus wel onderdeel worden van politiek debat en politieke gevolgen hebben.

 

Integriteit is een thema dat betekenis krijgt in het handelen. Een integriteitsbeleid dat alleen op papier bestaat is slechts een dode letter. Daarom moet het handelen van politieke ambtsdragers regelmatig onderwerp van gesprek zijn, juist ook onderling, en ook daarbij geeft de gedragscode ondersteuning. De code en de voorgestelde registraties zijn instrumenten. Integriteit is uiteindelijk niet in regels te vangen. In de woorden van de schrijver C.S. Lewis gaat het om ‘doing the right thing, even when no one is watching’.

 

Integer handelen kan alleen in een cultuur en organisatie waar ook de andere waarden van goed bestuur worden nagestreefd. De Nederlandse Code voor Goed Openbaar Bestuur benoemt een aantal kernwaarden van goed openbaar bestuur. Integriteit wordt hierin in één adem genoemd met openheid. ‘Openheid en integriteit’: ‘het bestuur is open en integer en maakt duidelijk wat het daaronder verstaat.’ De wetgeving (en de gedragscode in aanvulling hierop) bevat diverse voorschriften inzake openheid met het oog op de integriteit.

 

Die voorschriften hebben betrekking op openbaarmaking van nevenfuncties en/of neveninkomsten, van geschenken, buitenlandse reizen, excursies en evenementen. De registraties in de codes zijn bedoeld om de transparantie te bevorderen die belangenverstrengeling en onverantwoord en/of onjuist gebruik van publieke middelen door politieke ambtsdragers moeten tegengaan. De politieke ambtsdrager is primair zelf verantwoordelijk voor zijn integriteit en hij zal zich daar in alle openheid over moeten verantwoorden.

 

De Nederlandse Code voor Goed Openbaar Bestuur verbindt openheid en integriteit met de kernwaarden participatie, behoorlijke contacten met burgers, doelgerichtheid en doelmatigheid, legitimiteit, lerend en zelfreinigend vermogen en verantwoording. Al deze kernwaarden klinken in verschillende mate door in deze gedragscode. Zie: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/brochures/2009/06/23/brochure-nederlandse-code-voor-goed-openbaar-bestuur

 

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1

Deze gedragscode geldt voor de commissaris van de Koning en voor de gedeputeerden, maar richt zich ook tot de bestuursorganen.

Artikel 1.2

De gedragscode is openbaar en via internet beschikbaar.

 

Paragraaf 2 Voorkomen van belangenverstrengeling

Artikel 2.1
  • 1.

    De commissaris van de Koning onderscheidelijk de gedeputeerde doet tenminste eenmaal per jaar opgave van zijn financiële belangen in ondernemingen en organisaties waarmee de provincie zakelijke betrekkingen onderhoudt. Deze opgave wordt jaarlijks in het provinciaal blad gepubliceerd.

  • 2.

    Onverminderd het gestelde in het eerste lid doet de commissaris van de Koning onderscheidelijk de gedeputeerde, indien hij:

    • a.

      betrekkingen onderhoudt dan wel

    • b.

      financiële belangen heeft in ondernemingen en organisaties waarmee de provincie zakelijke betrekkingen aangaat, daarvan binnen 14 dagen na aanvang van bedoelde financiële relatie opgave.

      Deze opgave wordt in het provinciaal blad gepubliceerd.

Artikel 2.2.1
  • 1.

    De commissaris van de Koning levert de provinciesecretaris de informatie aan over de nevenfuncties die openbaar gemaakt moeten worden, bij aanvang van het ambt. Als gaande het lidmaatschap een nieuwe nevenfunctie aanvaard wordt of de omstandigheden met betrekking tot een bestaande nevenfunctie wijzigen, wordt de informatie die hierop betrekking heeft binnen één week aangeleverd bij de provinciesecretaris.

  • 2.

    De informatie betreft in ieder geval:

    • a.

      de omschrijving van de nevenfunctie;

    • b.

      de organisatie voor wie de nevenfunctie wordt verricht;

    • c.

      of het al dan niet een nevenfunctie betreft uit hoofde van het ambt;

    • d.

      of de nevenfunctie bezoldigd of onbezoldigd is; en

    • e.

      indien bezoldigd wat de inkomsten daaruit zijn.

  • 3.

    De provinciesecretaris legt hiervoor een register aan en beheert dit register. Het register is openbaar en via internet beschikbaar.

 

Artikel 2.2.2
  • 1.

    De gedeputeerde levert de provinciesecretaris de informatie aan over de nevenfuncties die openbaar gemaakt moeten worden bij aanvang van het ambt. Als gaande de uitoefening van het ambt een nieuwe nevenfunctie aanvaard wordt of de omstandigheden met betrekking tot bestaande nevenfuncties wijzigen, wordt de informatie die hierop betrekking heeft binnen één week aangeleverd bij de provinciesecretaris.

  • 2.

    De informatie betreft in ieder geval:

    • a.

      de omschrijving van de nevenfunctie;

    • b.

      de organisatie voor wie de nevenfunctie wordt verricht;

    • c.

      of het al dan niet een nevenfunctie betreft uit hoofde van het ambt;

    • d.

      of de nevenfunctie bezoldigd of onbezoldigd is; en

    • e.

      indien bezoldigd – voor zover deze openbaar gemaakt moeten worden – wat de inkomsten daaruit zijn.

  • 3.

    De provinciesecretaris legt hiervoor een register aan en beheert dit register. Het register is openbaar en via internet beschikbaar.

Artikel 2.3
  • 1.

    De commissaris van de Koning en de gedeputeerde handelen in de uitoefening van hun ambt niet zodanig dat zij vooruitlopen op een functie na aftreden.

  • 2.

    De gedeputeerde bespreekt het voornemen tot tussentijdse aanvaarding van een functie na aftreden, met de commissaris van de Koning.

Artikel 2.4
  • 1.

    Gedeputeerde Staten sluit de commissaris van de Koning en een gedeputeerde gedurende een jaar na aftreden uit van het tegen beloning verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de provincie.

  • 2.

    De uitsluiting geldt niet bij aanvaarding van een dienstbetrekking bij de provincie waar hij commissaris van de Koning, onderscheidenlijk gedeputeerde was. Voor werving, selectie en indiensttreding bij de provincie zijn de voor het ambtelijk personeel geldende regels ter zake van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2.5
  • 1.

    Gedeputeerde Staten draagt de commissaris van de Koning en een gedeputeerde niet eerder dan een jaar na aftreden voor als kandidaat voor benoeming tot commissaris dan wel bestuurslid van een verbonden partij.

  • 2.

    Onder verbonden partij wordt verstaan hetgeen hieronder wordt verstaan in artikel 1.1 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

     

Paragraaf 3 Informatie

Artikel 3.1

De commissaris van de Koning respectievelijk de gedeputeerde zorgt ervoor dat geheime informatie waarover hij beschikt veilig wordt bewaard.

Artikel 3.2

De commissaris van de Koning respectievelijk de gedeputeerde maakt niet ten eigen bate of ten bate van derden gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen niet openbare informatie.

 

Paragraaf 4 Omgang met geschenken en uitnodigingen

Artikel 4.1
  • 1.

    De commissaris van de Koning respectievelijk de gedeputeerde accepteert geen geschenken, faciliteiten en diensten als zijn onafhankelijke positie hierdoor kan worden beïnvloed.

  • 2.

    De commissaris van de Koning onderscheidelijk de gedeputeerde meldt geschenken, giften en diensten in het college van Gedeputeerde Staten.

  • 3.

    Onverminderd het eerste lid kan de commissaris van de Koning respectievelijk de gedeputeerde incidentele geschenken, die een geschatte waarde van ten hoogste € 50 vertegenwoordigen, behouden.

  • 4.

    Geschenken die de commissaris van de Koning respectievelijk de gedeputeerde uit hoofde van zijn ambt ontvangt en die een geschatte waarde van meer dan € 50 vertegenwoordigen worden, als zij niet worden teruggestuurd, eigendom van de provincie.

  • 5.

    De provinciesecretaris legt een register aan van de geschenken met een geschatte waarde van meer dan € 50. In het register is aangegeven welke bestemming de provincie hieraan heeft gegeven. Het register is openbaar en via internet beschikbaar.

  • 6.

    Geschenken worden niet op het huisadres ontvangen. Indien dit toch is gebeurd, meldt de ontvanger dit in het college van Gedeputeerde Staten, waar een besluit over de bestemming van het geschenk wordt genomen.

Artikel 4.2
  • 1.

    De commissaris van de Koning respectievelijk de gedeputeerde accepteert geen lunches, diners, recepties en andere uitnodigingen die door anderen betaald of georganiseerd worden, tenzij dat behoort tot de uitoefening van de functie en de aanwezigheid beschouwd kan worden als functioneel.

  • 2.

    Bij twijfel legt de commissaris van de Koning respectievelijk de gedeputeerde de uitnodiging ter bespreking voor aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 4.3
  • 1.

    Invitaties voor excursies, evenementen en buitenlandse reizen voor rekening van anderen dan de provincie legt de commissaris van de Koning respectievelijk de gedeputeerde vooraf ter bespreking voor aan Gedeputeerde Staten.

  • 2.

    De commissaris van de Koning, onderscheidenlijk de gedeputeerde maakt de excursies en evenementen die hij heeft aanvaard openbaar binnen één week nadat de excursie, onderscheidenlijk het evenement heeft plaatsgevonden. Daarbij wordt ook openbaar gemaakt wie de kosten voor zijn rekening heeft genomen.

  • 3.

    De informatie is via internet beschikbaar.

  • 4.

    De informatie over buitenlandse reizen voor rekening van derden wordt binnen één week na terugkeer in Nederland opgenomen in het register, bedoeld in artikel 5.3, tweede lid.

     

Paragraaf 5 Gebruik van voorzieningen van de provincie

Artikel 5.1
  • 1.

    Het bestuursorgaan richt de financiële en administratieve organisatie zodanig in dat er een getrouw beeld mogelijk is van de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven en hanteren heldere procedures over de wijze waarop functionele uitgaven rechtstreeks in rekening worden gebracht of kunnen worden gedeclareerd bij de provincie.

  • 2.

    De commissaris van de Koning en de gedeputeerde verantwoordt zich over zijn gebruik van de voorzieningen volgens de in het kader van het eerste lid vastgestelde regels en procedures.

Artikel 5.2
  • 1.

    De commissaris van de Koning respectievelijk de gedeputeerde meldt het voornemen tot een buitenlandse dienstreis of een uitnodiging daartoe aan Gedeputeerde Staten. Hij verschaft daarbij informatie over het doel en de duur van de reis, de bijbehorende beleidsoverwegingen, de samenstelling van het gezelschap dat meereist, de geraamde kosten en de wijze waarop van de reis verslag wordt gedaan.

  • 2.

    De commissaris van de Koning, onderscheidenlijk de gedeputeerde meldt daarbij tevens als hij voornemens is om de buitenlandse reis voor privédoeleinden te verlengen. De extra kosten van de verlenging komen daarbij volledig voor eigen rekening.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten betrekt alle aspecten in de besluitvorming en informeert Provinciale Staten zo spoedig mogelijk over het genomen besluit.

Artikel 5.3
  • 1.

    De commissaris van de Koning respectievelijk een gedeputeerde legt verantwoording af over afgelegde buitenlandse dienstreizen. Hij maakt in ieder geval openbaar wat het doel, de bestemming en de duur van de buitenlandse dienstreis is geweest en wat daarvan de kosten waren voor de provincie.

  • 2.

    De provinciesecretaris legt hiervoor een register aan en beheert dit register. Het register is openbaar en via internet beschikbaar.

Artikel 5.4

Voor de toepassing van de artikelen 5.2 en 5.3 wordt onder buitenlandse dienstreis niet verstaan een dienstreis naar een Europese instelling in het buitenland.

Artikel 5.5

De commissaris van de Koning respectievelijk een gedeputeerde declareert geen kosten, die reeds op andere wijze worden vergoed.

Artikel 5.6

Gebruik van voorzieningen en eigendommen van de provincie ten eigen bate of ten bate van derden is niet toegestaan, tenzij hier andere afspraken over gemaakt zijn.

 

Paragraaf 6 Uitvoering gedragscode

Artikel 6.1

Provinciale Staten bevorderen de eenduidige interpretatie van de gedragscode. Ingeval van leemtes en onduidelijkheden in de gedragscode voorzien zij daarin.

Artikel 6.2
  • 1.

    Op voorstel van de commissaris van de Koning maken de Provinciale Staten in ieder geval afspraken over:

    • a.

      de periodieke bespreking van het onderwerp integriteit in het algemeen en van de gedragscode in het bijzonder;

    • b.

      de aanwijzing van contactpersonen of aanspreekpunten integriteit;

    • c.

      de processtappen die worden gevolgd ingeval van een vermoeden van een integriteitschending van een politieke ambtsdrager van de provincie.

  • 2.

    De afspraken, bedoeld in het eerste lid, maken deel uit van deze gedragscode.

     

Paragraaf 7  

Artikel 7.1 Intrekkingsbesluit

Voorts besluiten Provinciale Staten de gedragscode voor Gedeputeerde Staten van Utrecht (voor het eerst vastgesteld d.d. 19 mei 2003) in te trekken.

Artikel 7.2 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Gedragscode integriteit commissaris van de Koning en gedeputeerden provincie Utrecht 2017.

Artikel 7.3 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van het Provinciaal Blad waarin het wordt geplaatst.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van Provinciale Staten van Utrecht van 13 maart 2017.

Voorzitter,

Griffier,

Paragraaf- en artikelsgewijze toelichting bij de Gedragscode integriteit commissaris van de Koning en gedeputeerden provincie Utrecht 2017

Paragraaf 1

Aanhef

Wettelijke grondslag

Provinciale Staten stellen een gedragscode vast voor de voorzitter en overige leden van het dagelijks bestuur (artikelen 40c, tweede lid, en 68, tweede lid, van de Provinciewet).

Paragraaf 2

Voorkomen van belangenverstrengeling

Wettelijk kader

Afleggen eed of belofte (artikelen 40a en 64 Provinciewet)

Alvorens zijn functie te kunnen uitoefenen legt de bestuurder de volgende eed (verklaring en belofte) af: ‘Ik zweer (verklaar) dat ik om tot het ambt benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd. Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen. Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten uit het ambt naar eer en geweten zal vervullen.’

 

Persoonlijke belangen

Een bestuurder neemt niet deel aan de stemming over

– een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken;

– de vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of tot welks bestuur hij hoort. (artikel 58 jo artikel 28 Provinciewet).

Het bestuursorgaan waakt ertegen dat tot het bestuursorgaan behorende of daarvoor werkzame personen, die een persoonlijk belang bij een besluit hebben, de besluitvorming beïnvloeden (artikel 2:4, tweede lid, Algemene wet bestuursrecht).

 

Incompatibiliteiten en nevenfuncties

Verboden overeenkomsten/handelingen: bestuurders mogen in geschillen, waar de provincie (bestuur) partij is, niet als advocaat, adviseur of gemachtigde werkzaam zijn. Zij mogen bepaalde overeenkomsten, waar de provincie bij betrokken is, niet rechtstreeks of middellijk aangaan. Van verboden overeenkomsten kan ontheffing worden verleend (artikelen 40c, eerste lid, en 68, eerste lid, jo artikel 15, eerste en tweede lid, van de Provinciewet).

 

Onverenigbaarheid van functies: het zijn van een bestuurder sluit het hebben van een aantal andere functies uit (artikelen 35c en 67 van de Provinciewet).

Op overtreding van de incompatibiliteitenregeling staat uiteindelijk de sanctie van ontslag (artikelen 45, tweede lid, en 46 van de Provinciewet).

 

Vervulling nevenfuncties: voor bestuurders is bepaald dat zij geen nevenfuncties hebben die

ongewenst zijn met het oog op een goede vervulling van hun ambt. Voor commissarissen van de Koning is daaraan toegevoegd dat zij evenmin nevenfuncties hebben die ongewenst zijn met het oog op de handhaving van hun onpartijdigheid en onafhankelijkheid of van het vertrouwen daarin. Bestuurders melden het voornemen tot aanvaarding van de nevenfunctie aan de volksvertegenwoordiging.

Voor de commissaris van de Koning geldt deze meldverplichting niet voor ambtshalve nevenfuncties (artikelen 40b en 66 van de Provinciewet).

 

Openbaarmaking nevenfuncties: bestuurders maken openbaar welke nevenfuncties zij vervullen.

Voor commissarissen van de Koning zijn ambtshalve nevenfuncties daarvan uitgezonderd. De lijst met nevenfuncties ligt ter inzage op het provinciehuis (artikelen 40b en 66 van de Provinciewet).

 

Openbaarmaking inkomsten nevenfuncties: fulltime bestuurders maken hun inkomsten uit nevenfuncties openbaar; de opgave van neveninkomsten wordt ter inzage gelegd op het

provinciehuis, uiterlijk 1 april na het jaar waarin de inkomsten zijn genoten (artikelen 40b en 66 van de Provinciewet).

Verrekening inkomsten nevenfuncties: bestuurders mogen geen vergoedingen ontvangen voor

ambtshalve nevenfuncties; die worden in de provinciekas gestort.

Voor fulltime bestuurders is geregeld dat de inkomsten uit andere nevenfuncties voor een deel worden verrekend, volgens dezelfde verrekenings-systematiek als voor leden van de Tweede Kamer (artikelen 43 en 65 van de Provinciewet).

Toelichting op de artikelen

Artikel 2.1

In aanvulling op het IPO-model is in dit artikel het openbaar maken van financiële belangen geregeld. Deze belangen staan in feite op één lijn met de niet ambtsgebonden nevenfuncties (zie hierna 2.2.1 en 2.2.2) en kunnen evengoed tot belangenverstrengeling leiden. Om die reden is transparantie met betrekking tot financiële belangen tevens van belang. Hierboven onder wettelijke kader/ persoonlijke belangen wordt gewezen op artikel 58 jo art 28 van de Provinciewet. In dat artikel wordt inhoudelijk geregeld wat het betekent voor de deelname aan besluitvorming. Door openbaarheid van het financiële belang kan een tijdige afweging worden gemaakt of deelname aan de besluitvorming mogelijk is. Het gaat alleen om die financiële belangen in ondernemingen en organisaties waarmee de provincie zakelijke betrekkingen onderhoudt. Hieronder vallen in het algemeen dus niet de hypotheek op de eigen woning of een persoonlijke lening.

Overigens is het financiële belang slechts een deel van de belangen die ingevolge artikel 58 Provinciewet aan de orde kunnen zijn. Het financiële belang is goed identificeerbaar. Andere belangen die ook worden gevat onder artikel 58 zijn zeer divers en ook afhankelijk van interpretatie. Het kan bijvoorbeeld gaan over het bestuurslidmaatschap van een sportvereniging, of het belang bij een wijziging van een bestemmingsplan etc. In dit verband is er inmiddels enige jurisprudentie ontwikkeld. Gestructureerde openbaarmaking daarvan is, gezien de nuanceringen niet goed in een vergelijkbare gedragsregel te vatten. Daarvoor is in de eerste plaats de persoonlijke opvatting van betrokkene leidend. Het is aan te bevelen om een twijfelgeval met de commissaris van de Koning te bespreken. Zoals dit aspect nu in de vast te stellen gedragscode is opgenomen was het ook geregeld in de te vervangen gedragscode.

Artikelen 2.2.1 en 2.2.2

Zoals uit het opgenomen wettelijk kader blijkt, zijn er enkele verschillen in de wetgeving t.a.v. de openbaarmaking van (inkomsten uit) nevenfuncties tussen de commissaris van de Koning enerzijds en gedeputeerden anderzijds. De nadere invulling daarvan in de artikelen 2.2.1 en 2.2.2 is in verband daarmee niet exact gelijk.

Artikel 2.3

Het eerste lid van dit artikel richt zich er op dat de gedeputeerde vanuit zijn rol niet allerlei voorzieningen treft voor een functie die hij na zijn ambt als gedeputeerde wil gaan vervullen. Dit geldt zowel voor een tussentijds aftreden als voor het vol maken van de ambtstermijn.

Het tweede lid richt zich expliciet op een tussentijds aftredende gedeputeerde. Dit lid is bedoeld om de switch enigszins transparant te laten zijn. Een gedeputeerde zal een tussentijdse switch zeker niet openbaar maken als een en ander nog niet beklonken is. Tot dat moment wordt van hem wel verwacht dat hij de commissaris van de Koning (vertrouwelijk) informeert.

Artikelen 2.4 en 2.5

In deze bepalingen is de zogenaamde ‘draaideurconstructie’ geregeld. In artikel 2.4 geldt gedurende 1 jaar na aftreden de uitsluiting van betaalde werkzaamheden ten behoeve van de provincie en in 2.5 de uitsluiting van benoeming als commissaris of bestuurslid van een ‘verbonden partij’, ofwel, kort samengevat, van een organisatie, waarin de provincie een bestuurlijk en financieel belang heeft. Hiermee wordt mogelijke vriendjespolitiek voorkomen en het risico op verstrengeling van persoonlijke en functionele belangen vermeden.

Het begrip ‘verbonden partij’ is ontleend aan het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten. Daarin staat dat een verbonden partij een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke organisatie is, waarin de provincie of gemeente een bestuurlijk en een financieel belang heeft. Een financieel belang wordt gedefinieerd als een aan de betrokken organisatie ter beschikking gesteld bedrag dat niet verhaalbaar is indien die organisatie failliet gaat, onderscheidenlijk het bedrag waarvoor aansprakelijkheid bestaat, indien de organisatie haar verplichtingen niet nakomt.

Paragraaf 3

Informatie

Wettelijk kader

Informatieplicht

Gedeputeerde Staten en elk van zijn leden zijn verplicht alle inlichtingen te geven die de volksvertegenwoordiging nodig heeft voor de uitoefening van zijn taak. Het betreft zowel een actieve als een passieve informatieplicht. Ook als individuele volksvertegenwoordigers informatie vragen, zal die informatie aan de volksvertegenwoordiging moeten worden verstrekt. De informatie kan alleen worden geweigerd als die in strijd is met het openbaar belang (artikelen 167 en 179 van de Provinciewet).

Het Reglement van Orde voor Provinciale Staten bevat bepalingen die betrekking hebben op informatieverstrekking en de omgang met informatie.

Geheimhouding

Een ieder die is betrokken bij de uitvoering van de taak van een bestuursorgaan en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit (artikel 2:5 Algemene wet bestuursrecht).

Gedeputeerde Staten kunnen op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, geheimhouding opleggen. Ook de commissaris van de Koning heeft die bevoegdheid. De geheimhoudingsplicht moet worden bevestigd door de volksvertegenwoordiging. Ook Provinciale Staten onderscheidenlijk (de voorzitter van) een commissie kunnen geheimhouding opleggen (artikelen 25, 55 en 91 van de Provinciewet). Het schenden van de geheimhoudingsplicht is een misdrijf (artikel 272 Wetboek van Strafrecht).

Toelichting op de artikelen

Artikel 3.1

Het is belangrijk de juiste maatregelen te treffen om te voorkomen dat onbevoegden geheime gegevens kunnen bezitten, raadplegen of beschadigen. Daarbij moet in de digitale setting worden gedacht aan de beveiliging van de computer, smartphones e.d. met wachtwoorden en het niet onbeheerd achterlaten van USB-sticks met geheime informatie.

Paragraaf 4

Omgang met geschenken en uitnodigingen

Wettelijk kader

Afleggen eed of belofte

De eed of belofte die op grond van de artikelen 40a en 64 van de Provinciewet moet worden afgelegd, heeft onder meer betrekking op het geven, aannemen of beloven van giften, gunsten of geschenken. Zie voor de wetstekst inzake de eed of belofte het wettelijk kader onder paragraaf 2 voor de bepalingen ter voorkoming van belangenverstrengeling.

Toelichting op de artikelen

Artikel 4.1

In de gedragscode is uitgangspunt dat geschenken, faciliteiten en diensten niet worden geaccepteerd als hiermee de onafhankelijke positie van de bestuurder kan worden beïnvloed. Dat is in ieder geval aan de orde in onderhandelingssituaties.

Is daarvan geen sprake dan kunnen om praktische redenen incidentele kleine geschenken (met een geschatte waarde van € 50 of minder) door de bestuurder worden aanvaard, echter nooit op het huisadres. In de praktijk is het desondanks mogelijk dat een geschenk op het huisadres wordt aangenomen. In dat geval is het goed dat hiervan ook melding wordt gemaakt in het college, zelfs als de gedeputeerde of de commissaris van de Koning het geschenk heeft teruggestuurd aan afzender. De andere collegeleden krijgen er daardoor kennis van welke derde zich met geschenken nadrukkelijk wil profileren.

Duurdere geschenken worden niet aanvaard. Zij worden teruggestuurd of eigendom van de provincie, die zorgt voor een goede bestemming van het geschenk. In een openbaar register wordt geregistreerd welke geschenken van meer dan € 50 de provincie heeft aanvaard en welke bestemming daaraan is gegeven.

Artikel 4.2

Onder ‘andere uitnodigingen die door anderen betaald worden’ vallen ook bijvoorbeeld werkbezoeken.

Artikel 4.3

Het gaat hier om excursies en evenementen die betrokkene als commissaris van de Koning, onderscheidenlijk als gedeputeerde aanvaardt. Excursies en evenementen in de hoedanigheid van lid van een politieke partij of privé vallen hier dus niet onder.

 

Bij de artikelen 4.2 en 4.3. dienen eveneens als afwegingskader de motieven van de uitnodigende partij beoordeeld te worden. Het kan en mag er niet om gaan de onafhankelijke positie van de bestuurders te beïnvloeden.

 

Paragraaf 5

Gebruik van voorzieningen van de provincie

Wettelijk kader

Geen andere inkomsten:

Een bestuurder geniet geen andere vergoedingen ten laste van de provincie dan die bij of krachtens wet toegestaan zijn (artikelen 43 en 66 van de Provinciewet).

Procedure van declaratie:

Er zijn voor gedeputeerden voorschriften opgenomen in artikel 31 van de Verordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden provincie Utrecht over de wijze van declaratie (inclusief het overleggen van bewijsstukken) van vooruit betaalde (zakelijke) kosten en in artikel 32 van die verordening over rechtstreekse facturering van (zakelijke) kosten bij de provincie. Ook zijn in artikel 33 van genoemde verordening voorschriften opgenomen over het (zakelijk) gebruik van een provinciale creditcard.

Buitenlandse dienstreis voor gedeputeerden:

Als de gedeputeerde in het provinciaal belang een reis buiten Nederland maakt, worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reis- en verblijfkosten vergoed. Voor een reis in het provinciaal belang buiten Nederland, niet zijnde een reis naar een Europese instelling, is vooraf toestemming van Gedeputeerde Staten vereist.

Provinciale Staten kunnen aan deze toestemming voorwaarden verbinden.

Toelichting op de artikelen

Artikel 5.1

Aan bestuurders worden rechtspositionele voorzieningen, vergoedingen en andere verstrekkingen geboden die een goed functioneren van de bestuurders mogelijk maken.

De bestuurder zal zich uiteraard nauwgezet moeten houden aan de regels en procedures die er met het oog hierop voor hem/haar gelden.

Artikelen 5.2 en 5.3

Uitgangspunten zijn hier eigen verantwoordelijkheid, transparantie en bereidheid om verantwoording af te leggen. De beoordeling van de noodzaak van de buitenlandse dienstreis ligt uiteindelijk bij Gedeputeerde Staten.

Artikel 5.4

Ingevolge artikel 5.4 gelden de bepalingen van de artikelen 5.2 en 5.3 niet voor de meer reguliere (buitenlandse) dienstreizen naar een Europese instelling. Voor dergelijke (buitenlandse) reizen vormen deze bepalingen wel een belangrijke richtsnoer.

Buitenlandse reizen die worden gemaakt ten behoeve van de politieke partij zijn geen ‘dienstreizen’ en vallen dus niet onder de artikelen 5.2 en 5.3 en komen niet ten laste van de provincie.

Artikel 5.6

Stelregel is dat privé gebruik van provinciale voorzieningen niet is toegestaan. Wel zijn er regels die privégebruik van bedrijfsmiddelen reguleren, zoals privégebruik van een mobiele telefoon en privegebruik van de dienstauto (zeer sterk beperkt).

Paragraaf 6

Uitvoering gedragscode

Toelichting op de artikelen

Artikel 6.1

Provinciale Staten zijn het hoogste bestuursorgaan en als zodanig verantwoordelijk voor de inhoud van de gedragscode, voor een eenduidige interpretatie daarvan en voor wijziging/aanvulling daarvan bij onduidelijkheden of leemtes.

Artikel 6.2

De Provinciewet verplicht Provinciale Staten om voor zichzelf en voor de bestuurders een gedragscode vast te stellen.

Aanvullend op de wettelijke regels die gelden voor politieke ambtsdragers, bevat de gedragscode een aantal materiële normen waaraan de politieke ambtsdragers zich committeren.

De commissaris van de Koning heeft de wettelijke taak om de bestuurlijke integriteit van zijn of haar provincie te bevorderen. Hiermee is de verantwoordelijkheid voor de portefeuille ‘integriteit’ duidelijk belegd. De wettelijke bepalingen bieden de ruimte om naar gelang de situatie handelend op te treden, waarbij niet alleen gedacht moet worden aan het optreden bij incidenten.

Belangrijk onderdeel is ook de preventie: ervoor zorgen dat integriteit en integriteitsbewustzijn in de bestuurlijke gremia een plek krijgen en daarbij afspraken maken over een regelmatige bespreking van het thema integriteit, zowel met de volksvertegenwoordiging als binnen het college van Gedeputeerde Staten. De commissaris van de Koning hoeft hier niet alleen voor te staan. Een daartoe aangewezen contactpersoon of vertrouwenspersoon (bijvoorbeeld de griffier) kan hier in relatie tot Provinciale Staten eveneens een belangrijke rol in spelen.

Goed denkbaar is ook dat Provinciale Staten met de commissaris van de Koning nadere afspraken maken over de werkwijze die wordt gevolgd ingeval zich een incident of een vermoeden van een integriteitsschending voordoet. Dat geeft houvast en rust op het moment dat er gehandeld dient te worden.

De onderwerpen, genoemd in artikel 6.2, eerste lid, zijn niet uitputtend.