Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Oegstgeest

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oegstgeest houdende regels omtrent beloningsbeleid Beloningsbeleid gemeente Oegstgeest 2017

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOegstgeest
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oegstgeest houdende regels omtrent beloningsbeleid Beloningsbeleid gemeente Oegstgeest 2017
CiteertitelBeloningsbeleid gemeente Oegstgeest 2017
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt het Beloningsbeleid gemeente Oegstgeest.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 160, eerste lid, van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-04-201701-01-2017nieuwe regeling

28-03-2017

gmb-2017-54803

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oegstgeest houdende regels omtrent beloningsbeleid Beloningsbeleid gemeente Oegstgeest 2017

Burgemeester en wethouders van de Gemeente Oegstgeest;

 

gelet op de bereikte overeenstemming in het Georganiseerd Overleg d.d. 27 januari 2017;

gelet op artikel 160, eerste lid, sub c van de gemeentewet;

gelet op het bepaalde in Hoofdstuk 3 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling (CAR) voor de sector gemeenten;

BESLUITEN:

vast te stellen het navolgende Beloningsbeleid Gemeente Oegstgeest 2017

§ 1 Recht op salaris, vergoedingen, toelagen en uitkeringen

1.1 Algemene bepalingen

  • 1.

    Het recht op salaris, vergoedingen, toelagen en uitkeringen, vangt aan - conform artikel 3.2 van de CAR - met de dag waarop de aanstelling van de ambtenaar ingaat. Indien in het aanstellingsbesluit geen datum van ingang is vermeld, vangt het recht op salaris aan op de dag waarop de ambtenaar feitelijk in dienst is getreden.

  • 2.

    Het salaris, toelagen, vergoedingen en/of uitkeringen van de ambtenaar met een onvolledige betrekking wordt vastgesteld op een evenredig deel van de beloning dat voor hem zou gelden bij een volledige betrekking.

  • 3.

    Wanneer het salaris, toelage, vergoeding en/of uitkering, moet worden berekend over een gedeelte van een maand, wordt het te betalen bedrag naar rato vastgesteld.

§ 2 Salaris

2.1 Vaststelling salaris

  • 1.

    De salarissen van de ambtenaren van wie het salaris niet bij of krachtens de wet is geregeld, worden vastgesteld op de bedragen volgens de salarisschalen zoals opgenomen in artikel 99: Bijlage IIa van de CAR.

  • 2.

    Het bevoegd gezag bepaalt met inachtneming van de resultaten van een functiewaarderingsonderzoek en aan de hand van de vastgestelde conversie de voor de ambtenaar geldende salarisschaal, tenzij zijn wijze van functioneren zich daartegen verzet.

  • 3.

    Het bevoegd gezag kan nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van een functiewaarderingsonderzoek en de daarbij te hanteren methode.

  • 4.

    Anders dan bij het aanvaarden van passende of gangbare arbeid, of bij wijze van disciplinaire straf, als bedoeld in hoofdstuk 16 van de CAR, kan zonder voorafgaand ontslag voor een ambtenaar geen salarisschaal gaan gelden met een lager maximumsalaris dan dat van de reeds voor hem geldende salarisschaal.

2.2 Salaris bij aanstelling/aanloopschaal

  • 1.

    Bij de aanstelling wordt het salaris van een ambtenaar in principe vastgesteld op het minimumbedrag van de op zijn functie betrekking hebbende salarisschaal, wanneer de redelijke zekerheid bestaat dat hij de functie zondermeer of met een –gelet op de functie- korte inwerktijd volledig kan vervullen.

  • 2.

    De bij de functie horende aanloopschaal wordt toegekend, wanneer bij de selectie de verwachting bestaat, dat de ambtenaar in kwestie de functie nog niet direct volledig zal kunnen vervullen, doch de redelijke zekerheid aanwezig is, dat hij de functie na een aanvaardbare inwerkperiode, eventueel in combinatie met gerichte scholing, volledig zal kunnen vervullen.

  • 3.

    Indien de ambtenaar is aangesteld in de aanloopschaal en hij, blijkend uit een op te maken personeelsbeoordeling voldoet aan de bij de functie behorende eisen, wordt de ambtenaar met ingang van de 1e van de maand volgend op de maand waarin dit werd vastgesteld geplaatst in de functieschaal.

2.3 Salarisverhoging

  • 1.

    Het salaris van de ambtenaar kan binnen de voor hem geldende salarisschaal periodiek verhoogd worden tot het naast hogere bedrag.

  • 2.

    Toekenning van een periodiek vindt uitsluitend plaats indien sprake is van een beoordeling ‘normaal/goed’, waarvan sprake is bij normale ontwikkeling in de functie, of een daarboven uitgaande beoordeling.

  • 3.

    Bij een normale ontwikkeling in de aanloopschaal komt een medewerker ook in aanmerking voor een periodieke verhoging in deze aanloopschaal.

2.4 Geen periodieke verhoging

Indien een ambtenaar onvoldoende functioneert, kan worden bepaald dat voor hem de in het vorige artikel bedoelde salarisverhoging achterwege wordt gelaten.

Komt de beoordeling – bij onvoldoende ontwikkeling in de functie – uit op ‘matig’ of ‘slecht’ dan wordt geen periodieke verhoging toegekend.

2.5 Inpassing in hogere salarisschaal

Wanneer de ambtenaar wordt bevorderd naar een hogere salarisschaal wordt het salaris in de nieuwe schaal vastgesteld op het eerst hogere bedrag in die schaal, waarmee gerealiseerd wordt dat het verschil tussen het nieuwe salaris en het oude salaris van de ambtenaar tenminste 75% bedraagt van het verschil tussen het bedrag dat de ambtenaar laatstelijk genoot en het naast hogere bedrag in die oude schaal, of het naast lagere bedrag in die oude schaal, indien het salaris in de oude schaal reeds overeenkwam met het hoogste bedrag uit die schaal.

Uitgangspunt is dat een medewerker die bevorderd wordt te allen tijde financieel baat heeft bij de bevordering.

§ 3 Salaristoelagen

3.1 Functioneringstoelage

  • 1.

    Een ambtenaar die het einde van de voor hem geldende salarisschaal heeft bereikt, en gedurende tenminste drie achtereenvolgende jaren een beoordeling “uitstekend” heeft gekregen, komt conform artikel 3:8 CAR in aanmerking voor een zogenoemde functioneringstoelage. De toelage wordt in maandelijkse termijnen uitbetaald.

  • 2.

    Wordt een ambtenaar gedurende twee jaren matig of slecht beoordeeld, dan wordt de toekenning ongedaan gemaakt.

3.2 Arbeidsmarkttoelage

  • 1.

    Het bevoegd gezag kan aan de toekenning van de arbeidsmarkttoelage nadere voorwaarden verbinden welke vóór betaalbaarstelling aan de ambtenaar schriftelijk worden medegedeeld en voor akkoord bevonden getekend dienen te worden.

  • 2.

    De hoogte van de toelage die het college voor het werven of behouden van een ambtenaar, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3:9 van de CAR, kan toekennen, bedraagt ten hoogste 10% van het salaris, maar niet meer dan het verschil tussen dit salaris en het maximumsalaris dat de ambtenaar, over de periode waarvoor de toelage is vastgesteld, in de naast hogere schaal zou hebben genoten.

  • 3.

    Aan de ambtenaar die niet heeft kunnen voldoen aan de in het tweede lid bedoelde voorwaarden, door een niet aan hem te wijten oorzaak, kan de toelage gedeeltelijk worden toegekend zulks ter beoordeling aan het bevoegd gezag.

3.3 Toelage beschikbaarheidsdienst

  • 1.

    Aan de ambtenaar die zich buiten de voor hem vastgestelde werktijd ingevolge een aanwijzing van het bevoegd gezag regelmatig of vrij regelmatig op afroep bereikbaar en beschikbaar moet houden, wordt een toelage toegekend zoals bepaald in artikel 3:13 van de CAR.

  • 2.

    De werkzaamheden omvatten het beschikbaar zijn, volgens een vastgesteld rooster, buiten de voor de ambtenaar vastgestelde werktijden voor oproepen m.b.t. calamiteiten zoals onder andere, maar niet uitsluitend, oproepen, manifestaties en politieoproepen.

  • 3.

    De ambtenaar wordt geacht telefonisch bereikbaar te zijn en - indien noodzakelijk - binnen 15 minuten aanwezig te kunnen zijn op de werkplek. Een telefoon kan, uitsluitend voor dit doel, ter beschikking worden gesteld.

3.4 Inconveniëntentoelage

  • 1.

    De ambtenaren die naar het oordeel van het college bij de uitvoering van hun werkzaamheden dusdanig ongemak ondervinden dat een financiële tegemoetkoming hiervoor redelijk wordt geacht wordt een toelage toegekend op grond van artikel 3:14 CAR.

  • 2.

    Hoogte van de vergoeding:

    • Ambtenaren ontvangen, afhankelijk van de mate van ongemak, zoals vast te stellen aan de hand van de hieronder weergegeven tabel een bruto financiële vergoeding

       

      Categorie

      Bedrag

      Mate van ongemak

      Periodiciteit

      I

      € 174,42

      In zeer grote mate

      Constant/de hele dag

      II

      € 145,79

      In grote mate

      Zeer regelmatig

      III

      € 118,22

      Aanmerkelijk

      Regelmatig

      IV

      € 88,54

      Enigermate

      Afwisselend

      V

      € 60,45

      Gering

      Zo nu en dan

      (peildatum 1 januari 2017)

    • De toelage wordt naar evenredigheid van het aantal gewerkte uren vastgesteld voor hen die in een deeltijdfunctie werkzaam zijn.

    • Genoemde bedragen zullen worden aangepast aan de algemene salarisverhogingen zoals deze tot uitdrukking komen in artikel 99: Bijlage IIa van de CAR.

    • De vergoedingsbedragen worden maandelijks aan de ambtenaar betaalbaar gesteld.

  • 3.

    Bij onderbreking, in tijd of in omvang, van de eerder genoemde werkzaamheden voor een periode van meer dan drie maanden kan door het college naar omstandigheden worden beoordeeld of de vergoeding beëindigd dient te worden.

3.5 Lokale Afbouwtoelage

Op grond van het overgangsrecht §6 van hoofdstuk 3 CAR blijft het in dit artikel bepaalde van kracht voor afbouwtoelagen die uiterlijk op 31 december 2015 zijn ingegaan.

  • 1.

    Aan de ambtenaar van wie het salaris en de salaristoelagen blijvend zijn verminderd als gevolg van buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage, anders dan een onkostenvergoeding, kan door burgemeester en wethouders een afbouwtoelage toegeeknd worden.

  • 2.

    Minimale voorwaarden voor deze toekenning zijn, dat de in de vorige volzin bedoelde verlaging tenminste 3% van de bezoldiging bedraagt, en dat de ambtenaar op het moment van de beëindiging, respectievelijk de verlaging van de toelage, deze gedurende ten minste twee jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten.

  • 3.

    De berekeningsbasis voor de afbouwtoelage is het bedrag dat de ambtenaar over de twaalf kalendermaanden, voorafgaande aan de datum, waarop de blijvende verlaging van zijn bezoldiging intreedt, gemiddeld per maand aan deze toelage heeft genoten, verminderd met het bedrag, dat hij daarna in totaal per maand gaat genieten aan deze toelage en aan verhogingen van de bezoldiging, anders dan die wegens algemene salarisverhogingen.

  • 4.

    De afbouwtoelage heeft een duur gelijk aan één vierde gedeelte van de periode waarover de toelage is genoten, met een maximum van drie jaar.

  • 5.

    De volgens het derde lid vastgestelde duur van de afbouwtoelage wordt in drie gelijke delen gesplitst; de afbouwtoelage bedraagt gedurende de drie betreffende deelperioden achtereenvolgens 75%, 50% en 25% van de in het derde lid genoemde berekeningsbasis.

  • 6.

    Indien aan de in lid 1 bedoelde ambtenaar vóór het eind van de periode waarover de afbouwtoelage is toegekend eervol ontslag niet op eigen verzoek wordt verleend,anders dan in verband met een disciplinaire maatregel of andere aan de ambtenaar verwijtbare gedragingen, wordt het restant van de afbouwtoelage, waar hij nog recht op heeft uitgekeerd. In overleg met de betrokken ambtenaar wordt bepaald op welke wijze.

3.6 Lokale Garantietoelage

Op grond van het overgangsrecht §6 van hoofdstuk 3 CAR blijft het in dit artikel bepaalde van kracht voor Blijvende toelagen die uiterlijk op 31 december 2015 zijn ingegaan.

  • 1.

    Aan de ambtenaar van 60 jaar of ouder wiens bezoldiging buiten zijn toedoen een blijvende verlaging ondergaat, als gevolg van het beëindigen van een toelage, anders dan een onkostenvergoeding, kan door burgemeester en wethouders een blijvende toelage toegekend worden, indien hij de toelage, direct voorafgaande aan het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering ervan gedurende ten minste 10 jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten.

  • 2.

    De hoogte ervan wordt vastgesteld op 75% van het bedrag dat hij laatstelijk genoot op basis van de in het vorige artikel vermelde berekeningsgrondslag.

  • 3.

    De afbouwtoelage zoals omschreven in artikel 3.5 gaat, wanneer de ambtenaar in de periode waarover de afbouwtoelage is toegekend, de leeftijd van 60 jaar bereikt en hij de toelage op grond waarvan hij de afbouwtoelage ontving gedurende tenminste 10 jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten, over in een blijvende toelage als bedoeld in lid 1.

  • 4.

    Voor de toepassing van artikel 1 en 2 wordt onder wezenlijke onderbreking verstaan een onderbreking van langer dan twee maanden.

§ 4 Overige toelagen en vergoedingen

4.1 Ambtsjubileum

Op grond van het overgangsrecht hoofdstuk 3 CAR hebben de ambtenaren die op 31 december 2015 in dienst zijn en uiterlijk op 31 december 2020 recht hebben op een ambtsjubileumgratificatie recht op een jubileumgratificatie op grond van de op 31 december 2015 geldende regeling, zoals in dit artikel weergegeven.

 

Bij een 12 ½-jaar gemeentejubileum (in dienst van Oegstgeest) ontvangt de medewerker via het salaris, een gratificatie van netto € 321,25 (peildatum 1 januari 2017).

Genoemd bedrag zal worden aangepast aan de algemene salarisverhogingen zoals deze tot uitdrukking komen in de bijlage van de CAR.

4.2 Vergoeding reis- en verblijfskosten bij dienstreizen

  • 1.

    De ambtenaar heeft recht op een vergoeding van reis- en verblijfkosten voor het reizen in het belang van de dienst

  • 2.

    De vergoeding bedoeld in het eerste lid wordt vastgesteld overeenkomstig de Reisregeling en het Reisbesluit Binnenland.

  • 3.

    De vergoeding wordt slechts toegekend voor zover de gemaakte onkosten in dienstopdracht zijn gemaakt.

  • 4.

    De ambtenaar, die zijn auto ten behoeve van de dienst gebruikt, dient er zorg voor te dragen, dat hij een ‘allrisk’-verzekering heeft afgesloten.

  • 5.

    Van doelmatigheid van een reis per eigen vervoer als bedoelt in de Reisregeling Binnenland is in ieder geval sprake bij een dienstreis per auto wanneer de verhouding reistijd openbaar vervoer versus autogebruik groter is dan factor 1,25.

  • 6.

    Wanneer rechthebbenden de kosten van het eigen vervoer gezamenlijk dragen komt slechts een van de rechthebbenden voor de in deze regeling bedoelde tegemoetkoming in aanmerking.

§ 5 Overige bepalingen

5. 1 Slotbepalingen

  • 1.

    De regeling ‘Beloningsbeleid gemeente Oegstgeest’ (met als ingangsdatum 1 januari 2016) wordt hierbij ingetrokken.

  • 2.

    Deze regeling treedt in werking op de dag na bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2017 en kan worden aangehaald als “Beloningsbeleid gemeente Oegstgeest 2017”.

Aldus vastgesteld te Oegstgeest, op 28 maart 2017

Burgemeester en wethouders van Oegstgeest,

H.A. Leegstra

secretaris

E.R. Jaensch

burgemeester