Organisatie | Barneveld |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels intrekken omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen (artikel 2.33 lid 2 onder a van de Wabo) gemeente Barneveld |
Citeertitel | Beleidsregels intrekken omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 2.33, tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
16-03-2017 | Nieuwe regeling | 10-02-2017 | 1035206 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Barneveld;
gelet op de artikel(en) en wetgeving; 2.33 lid 2 onder a van de Wabo
vast te stellen de Beleidsregels intrekken omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen (artikel 2.33 lid 2 onder a van de Wabo) gemeente Barneveld
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
activiteit als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);
Artikel 2 intrekkingsbevoegdheid bij uitblijven van bouwactiviteiten
Op grond van het bepaalde in artikel 2.33 lid 2 onder a van de Wabo is het college van burgemeester en wethouders bevoegd een verleende omgevingsvergunning geheel of gedeeltelijk in te trekken als binnen 26 weken, respectievelijk de in de vergunning bepaalde termijn, geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning.
Als de omgevingsvergunning tot stand is gekomen met de reguliere voorbereidingsprocedure, dan wordt, voordat besloten wordt de vergunning in te trekken, de vergunninghouder in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken een zienswijze naar voren te brengen. De vergunninghouder kan binnen deze termijn zijn zienswijze schriftelijk of mondeling naar voren brengen.
Als de omgevingsvergunning tot stand is gekomen met de uitgebreide voorbereidingsprocedure dan wordt, voordat besloten wordt de vergunning in te trekken, het ontwerp van het te nemen besluit zes weken ter inzage gelegd. Zowel de vergunninghouder als anderen kunnen binnen deze termijn schriftelijk of mondeling een zienswijze naar voren brengen.
Als de vergunninghouder aannemelijk maakt dat hij alsnog binnen één jaar gebruik gaat maken van de vergunning, zal afgezien worden van intrekking van de vergunning. Mocht na afloop van die termijn blijken dat in dat jaar toch geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning, dan wordt de procedure om de vergunning in te trekken vervolgd.
Als de vergunninghouder de vergunning in stand wil houden, maar niet aannemelijk kan maken dat hij alsnog binnen één jaar gebruik gaat maken van de vergunning, dan zal een besluit worden genomen waarin de zienswijzen in de belangenafweging wordt meegenomen. Dat besluit zal worden voorgelegd aan het college en niet worden afgehandeld in mandaat.
Artikel 5 uitsluiting overige intrekkingsgronden
Deze beleidsregels hebben geen betrekking op de overige intrekkingsgronden als bedoeld in artikel 2.33 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Er wordt volgens deze beleidsregels gehandeld, tenzij dat voor één of meer belanghebbenden gevolgen heeft die door bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen.