Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Goirle

Verordening individuele inkomenstoeslag 2017

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGoirle
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening individuele inkomenstoeslag 2017
CiteertitelVerordening individuele inkomenstoeslag 2017
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpinkomenstoeslag

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. art. 147 Gemw
  2. art. 8 Pw

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

beleidsregels individuele inkomenstoeslag 2017

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

16-02-201701-01-2017nieuwe regeling

31-01-2017

gmb-2017-24593

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening individuele inkomenstoeslag 2017

Artikel 1: Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:college: het college van burgemeester en wethouders;wet: Participatiewet;inkomen: totaal van het inkomen, als bedoeld in artikel 32 van de wet, en de algemene bijstand;peildatum: de datum waarop in enig jaar het recht de individuele inkomenstoeslag ontstaat;van toepassing zijnde bijstandsnorm:norm gehuwden: de norm zoals genoemd in artikel 21 sub b van de wet;norm alleenstaande ouder: de norm zoals genoemd in artikel 21 sub a van de wet;norm alleenstaande: de norm zoals genoemd in artikel 21 sub a van de wet;referteperiode: periode van drie jaar voorafgaand aan de peildatum.

 

Artikel 2: Indienen verzoek

Een verzoek als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet, wordt ingediend middels een

aanvraagformulier.

 

Artikel 3: Voorwaarden

Een persoon heeft een langdurig laag inkomen als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de

Participatiewet als gedurende de referteperiode het in aanmerking te nemen inkomen gemiddeld

niet hoger is dan 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

 

Artikel 4: Hoogte individuele inkomenstoeslag

  • 1.

    De individuele inkomenstoeslag bedraagt per kalenderjaar in 2017:

    • a.

      voor gehuwden € 560,00

    • b.

      voor een alleenstaande ouder € 505,00

    • c.

      voor een alleenstaande € 390,00

  • 2.

    Indien één van de gehuwden is uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13, eerste lid, van de wet komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

  • 3.

    Voor de toepassing van het eerste lid en tweede lid is de situatie op de peildatum bepalend.

  • 4.

    De in het eerste lid genoemde bedragen worden elk jaar per 1 januari aangepast met een percentage dat overeenkomt met het procentuele verschil tussen de gehuwdennorm per 1 januari van dat jaar en de gehuwdennorm per 1 januari van het daar aan voorafgaande jaar. De aanpassing vindt voor het eerst plaats per 1 januari 2018.

 

Artikel 5: Onvoorziene gevallen en hardheidsclausule

  • 1.

    In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college.

  • 2.

    Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

 

Artikel 6: Nadere regels

Het college stelt nadere regels voor de individuele inkomenstoeslag in beleidsregels.

 

Artikel 7: Intrekken oude regeling

De Verordening individuele inkomenstoeslag 2015 wordt ingetrokken.

 

Artikel 8: Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na de bekendmaking en heeft terugwerkende kracht

tot en met 1 januari 2017.

 

Artikel 9: Citeertitel

Deze verordening kan aangehaald worden als : Verordening individuele inkomenstoeslag 2017.

 

Aldus besloten door de raad van de gemeente Goirle in zijn vergadering van 31-1-2017.

 

Algemene toelichting

Aan de bijstand ligt het uitgangspunt ten grondslag dat het normbedrag, bedoeld ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan met inbegrip van een component reservering, In beginsel toereikend is. Toch kan de financiële positie van mensen die langdurig op een minimuminkomen zijn aangewezen onder druk komen te staan als er na verloop van tijd geen enkel perspectief lijkt te zijn om door inkomen uit arbeid het inkomen te verhogen. Om die reden is bij de invoering van de Wet werk en bijstand in 2004 de langdurigheidstoeslag in het leven geroepen. Sinds 1 januari 2009 is de langdurigheidstoeslag gedecentraliseerd. Ook is de langdurigheidstoeslag sinds die datum een bijzondere vorm van (categoriale) bijzondere bijstand. Per 1 januari 2015 vervangt de individuele inkomenstoeslag de langdurigheidstoeslag. Sindsdien is het verlenen van de toeslag geen gebonden bevoegdheid meer, maar een discretionaire bevoegdheid. Dit betekent dat het college een individuele inkomenstoeslag kan verlenen als een persoon voldoet aan de voorwaarden daarvoor.

Het college kan in beleidsregels aangeven welke groepen niet in aanmerking komen voor individuele inkomenstoeslag en in welke gevallen personen uitzicht hebben op inkomensverbetering. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan personen aan wie in de referteperiode een maatregel is opgelegd wegens een schending van een arbeidsverplichting of een re-integratieverplichting of aan personen die uit 's Rijks kas bekostigd onderwijs volgen.

 

Vast te leggen regels in verordening

De individuele inkomenstoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een inkomensondersteunende maatregel voor bepaalde personen die langdurig een laag inkomen hebben en daarbij, gelet op de omstandigheden van die persoon, geen uitzicht hebben op inkomensverbetering (artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet). Bij verordening moeten regels vastgesteld worden over het verlenen van een individuele inkomenstoeslag als bedoeld in artikel 36 van de Participatiewet. Deze regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen 'langdurig' en 'laag inkomen'. Op grond van deze verordening is geen sprake van een laag inkomen bij een inkomen hoger dan 120% van de van toepassing zijnde norm.

Daarnaast is de norm alleenstaande ouder in de Participatiewet gelijk gesteld aan de norm alleenstaande. Deze groep klanten worden hiervoor sinds 2015 gecompenseerd met een alleenstaande ouderkop in het kindgebonden budget, deze wordt uitgekeerd door de Belastingdienst. In de uitvoering moet de komende jaren aandacht zijn voor de verschillende normen die tijdens de referteperiode van toepassing kunnen zijn: de normen van de oude en de nieuwe verordening.

Daarnaast moet bij verordening de hoogte van de individuele inkomenstoeslag bepaald worden. Het college zal in de beleidsregels aangeven wanneer sprake is van 'geen uitzicht op inkomensverbetering'. Gelet op de tekst van artikel 8, tweede lid, van de Participatiewet hoeft dit criterium niet te worden vastgelegd in de verordening. Bij de beoordeling van het criterium 'geen uitzicht op inkomensverbetering' moet het college rekening houden met de omstandigheden van de persoon. In artikel 36, tweede lid, van de Participatiewet is bepaald dat tot die omstandigheden in ieder geval worden gerekend:

  • de krachten en bekwaamheden van de persoon; en

  • de inspanningen die de persoon heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen.

 

Overgangsrecht

Per 1 januari 2015 vervangt de individuele inkomenstoeslag de langdurigheidstoeslag. Het is niet nodig om in deze verordening overgangsrecht op te nemen met betrekking tot eerder verstrekte langdurigheidstoeslagen, omdat artikel 78z van de Participatiewet voorziet in algemeen overgangsrecht met betrekking tot de wijzigingen in de Participatiewet als gevolg van de inwerkingtreding van de Invoeringswet Participatiewet en de Wet maatregelen WWB op 1 januari 2015. De individuele inkomenstoeslag en voorheen de langdurigheidstoeslag worden immers toegekend tegen een peildatum. Zaken die na de peildatum gebeuren hebben geen betekenis voor het recht op een dergelijke toeslag. Wie op een datum gelegen vóór 1 januari 2015 op basis van de toepasselijke verordening recht had op langdurigheidstoeslag, behoudt dat onverkort, ongeacht of hij voldoet aan de voorwaarden die per 1 januari 2015 zijn gesteld in artikel 36 van de Participatiewet en deze verordening. Toekenning van het recht op individuele inkomenstoeslag tegen een datum gelegen op of na 1 januari 2015 is uitsluitend mogelijk als wordt voldaan aan de in artikel 36 van de Participatiewet en de in deze verordening opgenomen voorwaarden.

 

Wijziging leefvorm

De leefvorm (alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwd) van een persoon kan wijzigen binnen de referteperiode. Dit is bijvoorbeeld het geval indien gehuwden individuele inkomenstoeslag aanvragen, maar zij over een gedeelte van de referteperiode als alleenstaande moeten worden aangemerkt. Personen moeten dan ook over dat deel van de referteperiode aan de voorwaarden voldoen om voor individuele inkomenstoeslag in aanmerking te komen. Gehuwden moeten immers zowel gezamenlijk als afzonderlijk aan de voorwaarden voldoen.

 

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1: Begrippen

3. inkomen: Met inkomen wordt bedoeld het inkomen zoals bedoeld in artikel 32 van de Participatiewet. In afwijking hiervan wordt algemene bijstand voor de beoordeling van het recht op individuele inkomenstoeslag ook in aanmerking genomen als inkomen. Bijzondere bijstand kan niet als inkomen in aanmerking worden genomen. Aangezien individuele inkomenstoeslag een vorm van bijzondere bijstand is, is het niet nodig expliciet te bepalen dat een eerder verstrekte individuele inkomenstoeslag buiten beschouwing moet worden gelaten bij de vaststelling van het inkomen. Het wordt niet wenselijk geacht een eerder verstrekte individuele inkomenstoeslag in aanmerking te nemen als inkomen, omdat dit het ongewenst effect kan hebben dat een persoon geen recht op een individuele inkomenstoeslag heeft omdat hij een te hoog inkomen heeft gehad in de referteperiode vanwege een eerder verstrekte toeslag. Wat voor een eerder verstrekte individuele inkomenstoeslag geldt, dat geldt ook voor een eerder verstrekte langdurigheidstoeslag op grond van de WWB zoals die luidde vóór 1 januari 2015.

 

4. Peildatum: De peildatum is de datum waartegen een persoon individuele inkomenstoeslag aanvraagt. Het gaat om de datum waarop een persoon langdurig een laag inkomen heeft, geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet en, gelet op de omstandigheden van die persoon, geen uitzicht op inkomensverbetering heeft. De peildatum komt meestal overeen met de meldingsdatum. De peildatum kan in beginsel niet liggen vóór de dag waarop een persoon zich heeft gemeld om individuele inkomenstoeslag aan te vragen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Dit volgt uit artikel 44, eerste lid, van de Participatiewet en de jurisprudentie rondom artikel 44 van de Participatiewet.

 

5. de van toepassing zijnde bijstandsnorm

De invoering van de kostendelersnorm per 2015 leidt tot lagere bijstandsnormen voor personen die de kosten kunnen delen omdat ze in dezelfde woning wonen. Om te voorkomen dat kostendelers met een laag inkomen niet meer in aanmerking komen voor de individuele inkomenstoeslag, wordt de kostendelersnorm buiten beschouwing gelaten. Voor de van toepassing zijnde normen wordt verwezen naar de normen in artikel 21 van de wet.

 

De overige begrippen behoeven geen nadere toelichting.

 

Artikel 2: Indienen verzoek

Om onduidelijkheid te voorkomen over de wijze waarop het verzoek moet worden ingediend, bepaalt artikel 2 van deze verordening dat het verzoek moet worden gedaan middels een aanvraagformulier. Een verzoek wordt dan gezien als een aanvraag zoals bedoeld in afdeling 4.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het gaat dan om een schriftelijke aanvraag (artikel 4:1 van de Awb) die wordt ondertekend door de aanvrager en ten minste de naam en het adres van de aanvrager bevat, de dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd (artikel 4:2, eerste lid, van de Awb). De aanvrager verschaft ook de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen (artikel 4:2, tweede lid, van de Awb). Tevens is het mogelijk om een digitale aanvraag In te dienen vla de website www.berekenuwrechtplus.nl. Een mondeling verzoek kan hiermee dus niet worden aangemerkt als een verzoek om individuele inkomenstoeslag zoals bedoeld In artikel 36 van de Participatiewet. De gemeente Goirie blijft in die gevallen waarin dat mogelijk is, de individuele Inkomenstoeslag ambtshalve verstrekken.

 

Artikel 3: Voorwaarden

Van belang bij het bepalen wat een langdurig laag inkomen is, is wat onder 'langdurig' en onder 'laag' wordt verstaan. De vraag of het inkomen van een persoon gedurende de referteperiode niet hoger is dan het langdurig lage inkomen van 120% van de toepasselijke norm, zal niet al te rigide mogen worden beoordeeld. Een marginale overschrijding van dit lage inkomen van maximaal € 5,00 per maand moet worden genegeerd .

 

Artikel 4: Hoogte Individuele Inkomenstoeslag

1. Bij de hoogte van de individuele inkomenstoeslag wordt onderscheid gemaakt tussen alleenstaanden, alleenstaande ouders en gehuwden.

2. Bij gehuwden moet in het oog worden gehouden dat het recht op Individuele Inkomenstoeslag de gehuwden gezamenlijk toekomt. Worden personen op de peildatum als gehuwden aangemerkt, dan moeten beide gehuwden voldoen aan de voorwaarden van artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet. Voldoet één van hen niet aan deze voorwaarden, dan bestaat voor beiden geen recht op Individuele inkomenstoeslag .

Is één van de echtgenoten uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag, anders dan vanwege het niet voldoen aan de voorwaarden van artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet, dan komt de rechthebbende partner wel in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag. Het gaat hier om een partner die op een van de in artikelen 11 of 13, eerste lid, van de Participatiewet genoemde gronden geen recht heeft op bijstand. Als slechts één partner recht heeft op individuele inkomenstoeslag, komt deze rechthebbende partner in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande zou gelden. Dat is geregeld in het tweede lid.

 

4. Om te voorkomen dat de verordening jaarlijks opnieuw moet worden vastgesteld enkel voor de indexatie van de bedragen, is in dit lid bepaald hoe jaarlijks de nieuwe bedragen tot stand komen. Na vaststelling van de nieuwe bedragen worden deze gecommuniceerd. De eerste verhoging volgt in 2018.

 

Artikel 5: Onvoorziene gevallen en hardheidsclausule

Dit artikel behoeft geen nadere uitleg.

 

Artikel 6: Nadere regels

Dit artikel behoeft geen nadere uitleg.

 

Artikel 7: Intrekking oude regeling

Dit artikel behoeft geen nadere uitleg.

 

Artikel 8: Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere uitleg.

 

Artikel 9: Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere uitleg.