Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Oosterhout

Tijdelijk uitvoeringsbesluit Hulp bij het huishouden 2017

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOosterhout
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingTijdelijk uitvoeringsbesluit Hulp bij het huishouden 2017
Citeertitel
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. wet WMO 2015
  2. http://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/Historie/Oosterhout/CVDR345215/CVDR345215_2.html
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

26-01-201701-01-2017Nieuwe regeling

20-12-2016

gmb-2017-17162

BI0160642

Tekst van de regeling

Intitulé

Tijdelijk uitvoeringsbesluit Hulp bij het huishouden 2017

1 Hulp bij het Huishouden

1.1 Algemeen juridisch uitgangspunt

Het college is op grond van de Wmo verplicht om de beperkingen, die benoemde personen in hun zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie ondervinden, te compenseren door voorzieningen te treffen die de belanghebbende onder andere in staat stellen tot het voeren van een huishouden.

 

1.2 Doelgroep

De wettelijke doelgroep bestaat uit:

  • mensen met een beperking, een chronisch psychisch probleem en/of een psychosociaal probleem;

  • mantelzorgers of vrijwilligers.

 

1.3 De reikwijdte van de compensatie

Het betreft de vraag waarvoor het college verantwoordelijk is. De compensatieplicht is een zogenaamde resultaatverplichting. Dit betekent dat burgers van het college kunnen verlangen hen, voor zover nodig, in alle redelijkheid bij te staan bij het ‘voeren van een huishouden’.

Hierbij is andere wet- en regelgeving waarmee kan worden voorzien in een oplossing voorliggend aan de Wmo. Er geldt geen compensatieverplichting voor datgene wat iemand zelf kan doen, kan laten doen of geacht wordt te doen. Meer gericht op de individuele voorzieningen wordt dit aangeduid als ‘algemeen gebruikelijk’. Ook het fenomeen ‘gebruikelijke zorg’ door huisgenoten vormt een begrenzing van de compensatieplicht.

Compensatie behelst maatwerk. Daarmee komen de oplossingen veel dichter bij de wensen van de burger en de eigen mogelijkheden worden langer benut. Een burger doet zelf wat mogelijk is en de ondersteuning is gericht op (behoud van) zelfstandigheid voor zover dat redelijkerwijs van de gemeente verwacht kan worden.

 

1.4 Concretisering compensatie als resultaatverplichting

Daar het ICF-handboek het menselijk functioneren en handelen helder omschrijft, heeft dit als leidraad gediend om de gemeentelijke compensatieplicht met betrekking tot het voeren van een huishouden te vertalen in een viertal resultaten. Deze concreet geformuleerde resultaten geven duidelijkheid aan zowel de burger als aan de gemeente zelf. De burger weet wat van de gemeente verwacht mag worden. De gemeente weet wanneer zij een vorm van compensatie moet bieden en tot welke resultaat de compensatie moet leiden.

Bedoelde resultaten zijn:

  • 1.

    iedere burger kan wonen in een schoon en leefbaar huis;

  • 2.

    iedere burger kan beschikken over primaire levensbehoeften;

  • 3.

    iedere burger kan beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;

  • 4.

    iedere burger kan thuis zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren.

Ad 1. Iedere burger kan wonen in een schoon en leefbaar huis

Een ieder moet kunnen wonen in een huis dat volgens de algemeen gebruikelijke normen schoon is. Voor het aantal ruimten in huis/vierkante meters van het huis geldt als norm dat iedereen gebruik moet kunnen maken van een schone huiskamer, slaapvertrek, keuken en douche/toilet.

Leefbaar staat voor opgeruimd en functioneel, bijvoorbeeld om vallen te voorkomen.

Een voor de bewoner geschikt huis dient zodanig functioneel te zijn ingericht dat de bewoner normaal gebruik kan maken van de genoemde ruimten.

 

De compensatie kan op verschillende manieren vorm krijgen. De keuzes zijn afhankelijk van de situatie ( = persoonskenmerken en behoeften, alsmede de capaciteit om uit een oogpunt van kosten zelf in de maatregelen te voorzien) van de burger, waarbij gemeente en de burger (liefst) in samenspraak en in redelijkheid tot een oplossing komen.

 

Ad 2. Iedere burger kan beschikken over primaire levensbehoeften

Burgers dienen voorzien te zijn van de dagelijkse benodigde hoeveelheid voedsel, toiletartikelen, schoonmaakartikelen, e.d. Deze dagelijkse benodigdheden kunnen op vele manieren in huis komen. Compensatie houdt niet per se in dat de burger altijd zelf de boodschappen moet kunnen doen. In redelijkheid moet worden gezocht naar een oplossing waarmee het resultaat wordt bereikt. Bijvoorbeeld door gebruik te maken van een boodschappendienst. Hierbij moet wel worden opgelet dat de supermarkt qua artikelen en prijsbeleid bij de betreffende burger past.

 

Ad 3. Iedere burger kan beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding

Ondersteunen van burgers die beperkingen ondervinden bij het op orde houden van kleding; wassen en strijken. Kleding kopen valt niet onder afdwingbare compensatie, maar als dat nodig is wordt er wel geregeld dat er kleding wordt gekocht. De wijze waarop dit resultaat wordt bereikt is weer afhankelijk van de samen met de burger gevonden oplossing.

 

Ad 4. Iedere burger kan thuis zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren

Ouders die beperkingen ondervinden bij het voeren van een huishouden en daardoor niet kunnen zorgen voor hun kinderen, kunnen ondersteuning vragen. Compensatie is bedoeld als ondersteuning bij het voeren van het huishouden, waaronder ook de dagelijkse, gebruikelijke zorg voor gezonde kinderen wordt verstaan. Ondersteuning bij de opvoeding in een ontregeld gezin valt ook onder de Wmo en wordt in Oosterhout geregeld door Jeugd.

 

1.5 Weigeringsgronden

  • De gewenste voorzieningen zijn als algemeen gebruikelijk aan te merken;

  • Er is sprake van gebruikelijke zorg;

  • Het verzoek om hulp bij het huishouden heeft betrekking op hotels/pensions, kloosters trekkerswoonwagens, vakantiewoningen en tweede woningen.

    Met betrekking tot genoemde vakantiewoningen kan een uitzondering worden gemaakt indien er sprake is van een (gedoogde) permanente bewoning.

1.6 Wat is hulp bij het huishouden?

In dit hoofdstuk wordt de individuele voorziening die de burger in staat moet stellen een huishouden te voeren aangeduid met de term ‘hulp bij het huishouden’ (HbH).

Aansluitend bij de systematiek uit de AWBZ wordt de hulp bij het huishouden verdeeld in twee categorieën, te weten HbH1 en HbH2. In het gemeentelijk beleid kunnen de twee genoemde categorieën onder meer de navolgende activiteiten omvatten:

 

HbH1:

  • Het schoonmaken van de woonruimtes.

    Het gaat om het schoonmaken van toilet/badkamer, woonkamer, in gebruik zijnde slaapkamer(s), keuken en de daar naar toe leidende hal/gang.

    Het kan gaan om een mix van de volgende activiteiten: stof afnemen, stofzuigen, dweilen, afwassen, opruimen, ramen binnen zemen en schoonmaken van het sanitair;

  • Overige huishoudelijke activiteiten.

    Hieronder wordt verstaan het wassen en strijken, bed verschonen, maaltijdverzorging en/of het doen van boodschappen.

De zorgbehoevende is in staat zelf de regie over het huishouden te voeren.

 

HbH2:

  • De activiteiten vallend onder HbH1;

  • Dagelijkse organisatie van het huishouden;

  • In bijzondere situaties opvang en verzorging van thuiswonende kinderen;

  • Instructie, advies en voorlichting gericht op het huishouden;

  • Sturing of stimulering bij het (deels) zelf uitvoeren van activiteiten.

De zorgbehoevende is niet in staat zelf de regie over het huishouden te voeren.

 

1.7 Omvang van de Hulp bij het Huishouden

Rekening houdend met de hulpvraag van de belanghebbende wordt (op grond van een zelfstandig onderzoek naar diens beperkingen en zorgbehoefte) de omvang van de voorzieningen die getroffen moeten worden, vastgesteld. Dit onderzoek wordt op een inzichtelijke en toetsbare wijze verricht, hetgeen vervolgens ook uit het daaruit voortvloeiende rapport moet blijken.

Zodra is vastgesteld dat een belanghebbende in aanmerking komt voor hulp bij het huishouden, moet ook de omvang van de hulp worden beoordeeld. De omvang is onder andere afhankelijk van de taken waarvoor hulp bij het huishouden wordt toegekend en wordt uitgedrukt in een aantal uren.

Bij het vaststellen van het aantal noodzakelijke uren hulp bij het huishouden kunnen we in beginsel uitgaan van de standaardnormeringen uit het Protocol Indicatiestelling voor Huishoudelijke Verzorging en het Protocol Gebruikelijke Zorg van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Hierbij dient naar belanghebbende toe inzichtelijk te worden gemaakt waarop de tijdsnormering is gebaseerd (welke huishoudelijke taken, welk type huishouden, in wat voor soort woning).

 

Let op: De tijdnormering is weliswaar indicatief, maar er zal altijd een individuele afweging, op grond van nader onderzoek, gemaakt moeten worden of er reden voor afwijking van de standaard normering aanwezig is! Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan het aantal schoon te maken vierkante meters of de inrichting van de woning.

 

1.8 Kortdurende noodzaak

Ook bij een kortdurende noodzaak voor verlening van hulp bij het huishouden, bijvoorbeeld na een ziekenhuisopname, heeft de gemeente een compensatieplicht. Deze voorziening vormt derhalve een uitzondering op het in de verordening opgenomen algemene vereiste dat een individuele voorziening alleen verstrekt kan worden indien deze langdurig noodzakelijk is.

 

1.9 Algemeen gebruikelijke/voorliggende voorzieningen

Op grond van artikel 2 Wmo wordt de voorziening ‘hulp bij het huishouden’ niet verstrekt, voor zover er een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling bestaat.

 

In het onder de AWBZ van toepassing zijnde Protocol Gebruikelijke Zorg werden de navolgende voorzieningen als algemeen gebruikelijke (voorliggende) voorzieningen beschouwd:

  • kinderopvang;

  • boodschappendienst;

  • maaltijdservice;

  • hondenuitlaatservice.

Ook onder de Wmo kunnen genoemde voorzieningen als ‘algemeen gebruikelijk’, en dus niet afdwingbaar, worden beschouwd. Wel moet hierbij als bijzondere voorwaarde gelden dat deze voorzieningen voor de betrokken individuele burger ook daadwerkelijk beschikbaar zijn, financieel gedragen kunnen worden én adequate compensatie bieden. Dit zal dus in elk geval specifiek onderzocht moeten worden.

 

1.10 Gebruikelijke Zorg

Gebruikelijke zorg wordt in het Protocol Gebruikelijke Zorg (van het CIZ) als volgt omschreven:

‘Het is de normale, dagelijkse zorg die partners of ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden, omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van het huishouden’.

 

Indien er in een individuele situatie sprake is van gebruikelijke zorg dan geldt als algemeen uitgangspunt dat er géén aanspraak is op hulp bij het huishouden. Betrokkenen zijn dan immers zelf in staat om de vereiste resultaten te bewerkstelligen.

 

Per geval moet steeds onderzocht worden of er in de concrete situatie feiten en/of omstandigheden aanwezig zijn die in afwijking van genoemd algemeen uitgangspunt toch inzet van hulp bij het huishouden rechtvaardigt. Dit nadere onderzoek is een vereiste voor een zorgvuldige, op maat toegesneden besluitvorming. De bevindingen van dit onderzoek maken deel uit van de motivering van het besluit.

 

Voorbeelden afwijkingsmogelijkheden:

  • dreigende overbelasting –>  kortdurende hulp bij het huishouden = 3 maanden

    Hoewel in het kader van gebruikelijke zorg van een gezonde volwassen huisgenoot wordt verwacht dat hij de huishoudelijke taken van de aanvrager overneemt, kan dreigende overbelasting van die huisgenoot hieraan in de weg staan.

    Ingeval van dreigende overbelasting kan een indicatie worden gesteld voor hulp bij het huishouden op de onderdelen die normaliter tot de gebruikelijke zorg worden gerekend.

    In Oosterhout kan in beginsel slechts voor de duur van maximaal 3 maanden hulp bij het huishouden worden toegekend, tenzij bijzondere persoonlijke omstandigheden een afwijking van dit uitgangspunt rechtvaardigen. Naar deze bijzondere persoonlijke omstandigheden zal per geval steeds een nader onderzoek moeten worden ingesteld. De bevindingen van dit onderzoek maken deel uit van de motivering van het besluit.

     

  • (een combinatie van) andere redenen of omstandigheden

    Ook (een combinatie van) andere redenen of omstandigheden dan alleen dreigende overbelasting kunnen voor de gezonde volwassen huisgenoot een belemmering vormen om de huishoudelijke taken over te nemen.

    Ook de mogelijke aanwezigheid van deze belemmeringen dienen per geval te worden onderzocht. Het onderzoek kan dus niet worden beperkt tot de vraag of al dan niet sprake is van dreigende overbelasting. Ook hier moeten de bevindingen van dit onderzoek in de motivering van het besluit worden opgenomen.

     

  • fysieke afwezigheid

    Het kan zijn dat degene van wie gebruikelijke zorg kan worden verwacht, fysiek niet aanwezig is, bijvoorbeeld in verband met werk. De afwezigheid moet een verplichtend karakter hebben en inherent zijn aan diens werk. Denk hierbij aan off-shore werk, internationaal vrachtverkeer en werk in het buitenland.

    Aan de beoordeling kan niet het criterium van een minimaal aaneengesloten aantal etmalen afwezigheid ten grondslag worden gelegd. Dit is in het licht van de Wmo te beperkend van aard. Doorslaggevend is de beantwoording van de vraag of de betreffende huisgenoot feitelijk kan voorzien in het verlenen van die zorg.

Bij de beantwoording van de vraag of er sprake is van gebruikelijke zorg kan gebruik gemaakt worden van het Protocol Gebruikelijke Zorg van het CIZ. Wel dient hierbij steeds te worden onderzocht of de daarin weergegeven uitgangspunten niet te beperkend van aard zijn met betrekking tot onze wettelijke plicht tot compensatie.

 

1.11 Voorzieningenniveau

Een ieder moet kunnen wonen in een huis dat volgens de algemeen gebruikelijke normen schoon is. Voor het aantal ruimten in huis/vierkante meters van het huis geldt als norm dat iedereen gebruik moet kunnen maken van een schone huiskamer, slaapvertrek, keuken en douche/toilet. Een voor de bewoner geschikt huis dient zodanig functioneel te zijn ingericht dat de bewoner normaal gebruik kan maken van de genoemde ruimten.

 

Bovenstaande beperking is verenigbaar met de Wmo, voor zover daardoor geen afbreuk wordt gedaan aan de compensatieplicht. Laatstgenoemd aspect dient dus bij elke concrete situatie onderwerp van onderzoek respectievelijk besluitvorming/beschikking te vormen.

Een algemene uitsluiting van hulp bij het huishouden voor het gedeelte van de woning dat een bepaalde omvang overstijgt (zoals ‘een hoger niveau dan het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw’) is, wegens strijd met onze compensatieplicht, onverbindend.

 

1.12 Vorm

Er worden twee vormen van de voorziening aangeboden:

  • Zorg in natura ( ZIN); of

  • Persoonsgebonden Budget ( PGB ).

De belanghebbende dient de keuze te worden geboden tussen een voorziening in natura of een hiermee vergelijkbaar en toereikend persoonsgebonden budget, tenzij daartegen overwegende bezwaren bestaan.

Alvorens een keuze te laten maken dient de belanghebbende volledig en begrijpelijk voorgelicht te worden over de gevolgen en risico’s van de keuze voor een individuele voorziening in natura of een persoonsgebonden budget.

 

Zorg in natura

Indien de belanghebbende kiest voor zorg in natura, dan is het aan het college om er voor te zorgen dat deze voorziening ook wordt verstrekt. Voor hulp bij het huishouden betekent dat het college ervoor moet zorgen dat een door de gemeente gecontracteerde dienstverlener bij de belanghebbende de voorziening in natura levert en op kosten van de gemeente de bij besluit toegekende dienst verleent.

Hoe de door de gemeente gecontracteerde derde de voorziening in natura levert, is in de basis vastgelegd in de overeenkomst die tussen gemeente en dienstverlener is afgesloten. De burger mag niet geconfronteerd worden met enige verantwoordelijkheid als opdrachtgever of werkgever.

 

Persoonsgebonden budget

Indien de belanghebbende de hulp bij het huishouden zelf wenst te regelen dan kan hij kiezen voor een persoonsgebonden budget. Het persoonsgebonden budget moet worden verstrekt op naam van de persoon die aanspraak heeft op de voorziening. Betaling aan de ondersteuner vindt plaats via de Sociale Verzekeringsbank (SVB).

 

Alfahulp:

Deze constructie is, als gevolg van wettelijke beperkingen op het gebied van arbeids- en aanbestedingsrecht, vanaf 1 januari 2017 niet meer mogelijk. Voor de bestaande aanbieders en hun klanten is een overgangstermijn tot uiterlijk 1 juli 2017 van toepassing.

 

Overwegende bezwaren

Het college kan op grond van overwegende bezwaren de keuzemogelijkheid achterwege laten en dus de hulp bij het huishouden als zorg in natura verstrekken. Hiertoe mag het college echter niet lichtvaardig besluiten. De ‘overwegende bezwaren’ mogen derhalve niet te ver worden opgerekt. De overwegende bezwaren kunnen individueel en algemeen van aard zijn.

 

De overwegende bezwaren van algemene aard moeten zodanig ernstig zijn, dat het voortbestaan van het in geding zijnde systeem van individuele voorzieningen gevaar loopt. Dit moet vervolgens concreet en verifieerbaar onderbouwd met feitelijke gegevens over de risico’s voor het voortbestaan van het systeem, worden gemotiveerd.

In relatie met de individuele voorziening ‘hulp bij het huishouden’ zullen overwegende bezwaren van algemene aard (naar verwachting) niet aan de orde zijn.

 

Bij overwegende bezwaren van individuele aard gaat het om in de persoon gelegen bezwaren. Dus in gevallen dat het zeer twijfelachtig is dat de belanghebbende een persoonsgebonden budget zal besteden aan datgene waarvoor het wordt gegeven. Het achterwege laten van de keuzemogelijkheid moet kunnen als dat in het belang van de aanvrager is. Hierbij kan worden gedacht mensen met bijvoorbeeld manische buien, verslavingsproblematiek, psychotische stoornissen. Ook indien er vanwege een schuldpositie een reëel risico op beslaglegging op het te verstrekken budget bestaat, kan het bieden van een keuzemogelijkheid achterwege blijven. Als deze mensen echter een goed netwerk hebben die voor hen het beheer kan verzorgen, kan een persoonsgebonden budget als keuze beschikbaar blijven.

 

1.13 Hoogte persoonsgebonden budget

Algemeen

Als hoofdregel geldt hier dat het persoonsgebonden budget toereikend en vergelijkbaar met zorg in natura moet zijn. De hoogte van het budget is mede afhankelijk van de omvang van de hulp bij het huishouden en de door de gemeente gehanteerde uurtarieven.

 

Met betrekking tot de vergelijkingsmaatstaf van voorzieningen in natura en bij persoonsgebonden budgetten te hanteren uurtarieven kan de hoogte van het uurtarief waarvoor de gemeente hulp bij het huishouden krachtens aanbesteding heeft gecontracteerd als uitgangspunt worden genomen.

Het is een vrije keuze van de belanghebbende om al dan niet zorg in te kopen bij zorgaanbieders die bij de aanbesteding zijn afgevallen, dan wel bij derden, daaronder mede begrepen particulieren, die aan die aanbesteding niet hebben deelgenomen. Ook is het wat de kwaliteit van de zorg aangaat aan de belanghebbende om te kiezen voor de door hem gewenste kwaliteit, met dien verstande dat het tot de verantwoordelijkheid van het college behoort een zodanig persoonsgebonden budget aan te bieden dat de belanghebbende in staat is om met het persoonsgebonden budget, ook in kwalitatieve zin, vergelijkbare zorg bij derden in te kopen.

De door het college te hanteren tarieven dienen voldoende duidelijk te maken of hiervoor zorg kan worden ingekocht van vergelijkbare kwaliteit - in termen van kwaliteitswaarborgen, continuïteit en uren waarop de gecontracteerde zorg al dan niet moet worden geleverd - als de door de gemeente gecontracteerde zorg.

 

Oosterhouts beleid

Ten aanzien van de bij een persoonsgebonden budget te hanteren uurtarieven huldigt de Centrale Raad van Beroep (CRvB) het standpunt dat de hoogte van het uurtarief waarvoor de gemeente hulp bij het huishouden krachtens aanbesteding heeft gecontracteerd als uitgangspunt moet worden genomen.

Toch heeft de CRvB zich niet in absolute zin uitgelaten dat afwijking in de vorm van een lager uurtarief nimmer toelaatbaar is. In de betreffende uitspraken heeft de Raad wel steeds geconcludeerd dat de onderliggende motivering niet in stand kon blijven. Duidelijk is dat het spanningsveld tussen theorie (CRvB) en praktijk (gemeentelijke budgetten) eigenlijk door de wetgever dient te worden geneutraliseerd. Bijvoorbeeld door het invoeren van landelijke tarieven. Zolang dat dit niet is gebeurd, heeft de gemeente Oosterhout voor de navolgende pragmatische oplossing gekozen.

 

De keuze die een aanvrager maakt moet gebaseerd zijn op ‘informed consent’, waarbij het aan de gemeente is om volledige voorlichting over alle mogelijke varianten te geven. In het geval de aanvrager voor een persoonsgebonden budget kiest zal hij ook de vervolgkeuze moeten maken en daarbij aangeven op welke wijze hij de middelen zal gaan inzetten. Deze vervolgkeuze is bepalend voor het door ons te hanteren tarief en dus voor de omvang van het te verstrekken geldbedrag.

 

De aanvrager beschikt over 2 vervolgkeuzemogelijkheden, te weten:

 

  • 1.

    Professionele zorg

    Bij een keuze voor inkoop professionele zorg (bij een thuiszorgleverancier) zijn de via aanbesteding gecontracteerde uurtarieven weliswaar richtinggevend, maar het door de aanvrager daadwerkelijk verschuldigde uurtarief is hier, voor zover redelijk, maatgevend.

    Ter verificatie van zowel het verschuldigde tarief als de ingekochte zorg moet de aanvrager een afschrift van de inkoopovereenkomst overleggen. In deze situaties zal echter het alternatief ‘zorg in natura’ indringend onder de aandacht worden gebracht, zodat een uiteindelijke keuze voor het persoonsgebonden budget zeer bewust tot stand komt. In 2017 is het tarief voor HbH1 € 16,40 en voor HbH2 € 19,10 per uur.

     

  • 2.

    Informele zorg

    Bij een keuze voor informele zorg (bijv. een eigen kind of de buurvrouw) is het tarief voor 2017 bij HbH1 € 13,50 en voor HbH2 € 15,65. In deze situatie dient zorgvuldigheidshalve samen met de aanvrager geconcludeerd te worden dat met de te verlenen voorziening in voldoende mate gecompenseerd wordt. M.a.w. dat met het te verkrijgen bedrag aan persoonsgebonden budget de door de aanvrager gewenste zorg kan worden ingekocht. Indien de aanvrager zich op het standpunt stelt dat dit in zijn situatie niet het geval is en hij dit feitelijk kan onderbouwen, dan is bij het ontbreken van een ‘contra-indicatie’ van de zijde van de gemeente het door de aanvrager ingebrachte tarief maatgevend.

     

    Tarieven in € per 1-1-2017

     

     

     

    ZIN

    PGB-formeel*

    PGB-informeel*

    HBH-1

    22,50

    16,40

    13,50

    HBH-2

    26,15

    19,10

    15,65

     

     

     

     

     

     

     

     

    * PGB formeel € 16,40 (= ZIN-tarief - 27% werkgeverslasten uit Code verantwoordelijk marktgedrag thuisondersteuning))

    * PGB informeel € 13,50 (= PGB-formeel tarief - 18% indirecte en overige kosten)

Trekkingsrecht en SVB

De gemeente is op grond van de Wmo wettelijk verplicht het beheer, de uitbetaling en de administratieve uitvoering van het pgb te laten uitvoeren door de SVB.

 

Dat betekent dat, nadat de klant heeft gekozen voor een PGB, het in het toekenningsbesluit opgenomen budget aangemeld wordt bij de SVB. De SVB neemt contact op met de klant en regelt het proces van toekenning budget, zorgcontract, facturatie, verantwoording en uitbetaling.

 

Taken gemeente bij toekenning PGB:

  • 1.

    Verwerking individuele budget in backoffice-systeem

  • 2.

    Aanmelden individuele budget bij SVB

  • 3.

    Beoordelen en accorderen zorgovereenkomst

  • 4.

    Controle individuele budgetten bij jaarafrekening

  • 5.

    Jaarlijks invoeren en aanmelden nieuw individueel jaarbudget bij SVB

  • 6.

    Betaling voorschot aan de SVB op basis totaalbedrag toegekende budgetten.

1.14 Respijtzorg

Mantelzorg is één van de, in belangrijkheid toenemende, pijlers van maatschappelijke ondersteuning. Deze vorm van (informele) zorgverlening voorkomt of beperkt in belangrijke mate de noodzaak tot inzet van individuele voorzieningen aan personen met beperkingen.

Het bieden van mantelzorg kan echter een behoorlijke impact hebben op iemands leven. Vanuit het perspectief van (de inzet van) individuele voorzieningen is het dus van wezenlijk belang dat de mantelzorger in staat blijft deze vorm van zorg te verlenen. De op het college rustende compensatieplicht strekt zich ook uit tot het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers. Deze ondersteuning kan worden geboden in de vorm van respijtzorg.

 

Binnen Oosterhout zijn er voorzieningen van algemene aard beschikbaar om deze doelgroep te ondersteunen. Ondersteuning die o.a. vanuit Surplus Welzijn wordt geleverd. Naast de inzet van de algemene voorzieningen kan ook de tijdelijke inzet van individuele voorzieningen vereist zijn om te voorkomen dat de mantelzorger en/of vrijwilliger overbelast raakt. Respijtzorg betreft dus een noodvoorziening en is gericht op het (tijdelijk) ontlasten van de mantelzorger en/of vrijwilliger. Dat kan bijvoorbeeld door het verstrekken van een individuele voorziening in de vorm van hulp bij het huishouden. Maar ook andere individuele voorzieningen kunnen worden ingezet. Immers respijtzorg moet, zoals uit de kamerstukken blijkt, verkrijgbaar zijn voor alles waarvoor een bepaalde persoon geïndiceerd is.