Organisatie | Gelderland |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Verordening van Provinciale Staten van de provincie Gelderland houdende regels omtrent rechtsbescherming (Verordening rechtsbescherming Gelderland 2016) |
Citeertitel | Verordening rechtsbescherming Gelderland 2016 |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
14-03-2020 | artikel 3 | 03-03-2020 | 2016-011914 | ||
07-03-2020 | 14-03-2020 | artikel 3 lid 4 onder e | 21-02-2020 | 2020-002341 | |
01-01-2020 | 07-03-2020 | artikel 1, 3, 4, 6, 7, 14 | 27-11-2019 | 2019-012188 | |
03-02-2017 | 01-01-2020 | artikel 3, toelichting | 24-01-2017 | 2015-011588 | |
01-02-2017 | 03-02-2017 | nieuwe regeling | 28-09-2016 | 2015-011588 |
Bekendmaking van besluiten onder zaaknummer 2015-011588
Vergadering d.d. 28 september 2016
PROVINCIALE STATEN VAN GELDERLAND
Gezien de Statenbrief PS2016-542 betreffende de vaststelling van de Verordening
rechtsbescherming Gelderland 2016;
Gelet op de artikelen 81, 82, 143, 168 en 180 van de Provinciewet en de hoofdstukken 7 en 9
van de Algemene wet bestuursrecht;
GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND en
DE COMMISSARIS VAN DE KONING IN GELDERLAND
DE INSPECTEUR HEFFING PROVINCIALE BELASTINGEN
DE PROVINCIALE INVORDERINGSAMBTENAAR
Hoofdstuk II Behandeling van bezwaarschriften, beroepschriften en klachten
Artikel 3. Instelling commissie
De commissie is niet bevoegd tot het behandelen van:
bezwaarschriften die zijn ingediend tegen besluiten betreffende de tegemoetkoming in schade aangericht door van nature in het wild levende dieren en bezwaarschriften die zijn ingediend tegen besluiten om op grond van de Legesverordening Gelderland leges voor het in behandeling nemen van een aanvraag om tegemoetkoming in schade aangericht door van nature in het wild levende dieren te heffen, te verminderen of te restitueren.
Het eerste en tweede lid van dit artikel en de artikelen 4 tot en met 7 van deze verordening zijn niet van toepassing op beroepschriften waarop de Commissaris van de Koning beslist. Bij het horen van belanghebbenden wordt de Commissaris van de Koning bijgestaan door twee door hem aan te wijzen deskundigen op het gebied van de behandeling van beroepschriften en een secretaris. Op het horen van belanghebbenden is paragraaf 2 van deze verordening van overeenkomstige toepassing, behalve voor zover daarin wordt voorzien in behandeling door de commissie. In bijzondere gevallen kan de Commissaris van de Koning afwijken van het bepaalde in paragraaf 2.
Artikel 4. Samenstelling commissie
De voorzitter en de leden van de commissie worden benoemd, geschorst en ontslagen door Gedeputeerde Staten. Gedeputeerde Staten kunnen één of meer leden tot plaatsvervangend voorzitter benoemen. Voor hen zijn de bepalingen in deze verordening over de voorzitter van overeenkomstige toepassing. De voorzitter en de leden kunnen geen deel uitmaken van of werkzaam zijn of de afgelopen vijf jaar zijn geweest onder verantwoordelijkheid van een provinciaal bestuursorgaan, tenzij het incidentele werkzaamheden betreft.
Paragraaf 2 Procedurele bepalingen
Na ontvangst van een bezwaarschrift, beroepschrift of klaagschrift kan onderzocht worden of het geschil met mediaton of informele geschilbeslechting valt op te lossen. Indien mediation leidt tot een vaststellingsovereenkomst is deze paragraaf met uitzondering van het bepaalde in artikel 8, eerste en tweede lid, niet van toepassing.
Artikel 13. Persoonlijk belang
De voorzitter en de leden van de commissie nemen niet deel aan de behandeling van een bezwaarschrift, beroepschrift of klacht, indien zij daarbij een persoonlijk belang hebben als bedoeld in 2:4 van de wet.
Indien na afloop van de hoorzitting vóórdat het advies is uitgebracht naar het oordeel van de commissie een nader onderzoek wenselijk is, geschiedt dit in opdracht van de voorzitter van de commissie. Indien daaraan kosten zijn verbonden moet de voorzitter hiertoe voorafgaand door Gedeputeerde Staten worden gemachtigd.
Artikel 17. Nieuwe feiten en omstandigheden na de hoorzitting
Indien na het horen feiten en omstandigheden bekend worden die voor de beslissing op het bezwaar- of beroepschrift van aanmerkelijk belang kunnen zijn, wordt dit meegedeeld aan belanghebbenden en het verwerend orgaan, voor zover dit daarmee nog niet bekend is. Zij worden in de gelegenheid gesteld hierop binnen een bepaalde termijn schriftelijk te reageren, waarbij hen verzocht kan worden in te stemmen met het achterwege laten van een nieuwe hoorzitting.
Het bestuursorgaan dat op het bezwaar- of beroepschrift dient te beslissen kan, indien feiten en omstandigheden als bedoeld in het eerste lid bekend worden na het moment dat de commissie advies heeft uitgebracht, de commissie verzoeken het advies terug te nemen en het onderzoek te heropenen. Het bepaalde in het eerste en het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.
De commissie brengt jaarlijks verslag uit van de werkzaamheden aan elk van de provinciale bestuursorganen, ieder voor zover het de zaken betreft die aan zijn beslissing zijn onderworpen en doet zo nodig aanbevelingen.
De Verordening bezwaar- en klachtbehandeling Gelderland 2009 wordt ingetrokken.
De Verordening administratieve geschillen 1994 wordt ingetrokken met inachtneming van het
bepaalde in artikel 21, vierde lid, van deze verordening.
De Verordening administratieve geschillenbehandeling Commissaris van de Koning 1994 wordt ingetrokken.
Provinciale Staten van Gelderland
Gedeputeerde Staten van Gelderland en de Commissaris van de Koning in Gelderland
De Inspecteur Heffingen Provinciale belastingen
De Provinciale Invorderingsambtenaar
Gepubliceerd te Arnhem
Namens Gedeputeerde Staten van Gelderland
mw. C.J. Compaijen
Toelichting Verordening rechtsbescherming Gelderland 2016
De Verordening rechtsbescherming Gelderland 2016 vervangt de Verordening bezwaar- en klachtbehandeling Gelderland 2009, de Verordening administratieve geschillen 1994 en de Verordening administratieve geschillenbehandeling Commissaris van de Koning 1994. Hiermee heeft de provincie Gelderland één uniforme regeling voor de behandeling van bezwaarschriften, administratieve beroepschriften en klachten.
De verordening is vastgesteld door Provinciale Staten, Gedeputeerde Staten, de Commissaris van de Koning en de provinciale belastingambtenaren, zijnde de provinciale bestuursorganen, ieder voor zover het de eigen bevoegdheden betreft. Hiermee past de verordening binnen de Provinciewet waarin is vastgelegd dat elk bevoegd bestuursorgaan zelf een commissie instelt en dat Provinciale Staten de procedurele bepalingen bij verordening vaststellen.
De verordening is van toepassing op:
Voor de afhandeling van klachten van personeelsleden over intimidatie en voor meldingen van misstanden (klokkenluidersregeling) bestaan aparte regelingen, te weten de “Klachtenregeling intimidatie provincie Gelderland” en de “Regeling melden vermoeden van een misstand”.
In de verordening is geregeld dat de behandeling (het horen en adviseren) van bezwaarschriften, beroepschriften (met uitzondering van de beroepschriften ingediend bij de commissaris) en klaagschriften wordt opgedragen aan de commissie rechtsbescherming. Deze commissie vervangt de Commissie van advies voor bezwaarschriften en klachten en de Commissie administratieve geschillen. De commissie behandelt geen administratieve beroepschriften waarop de Commissaris van de Koning beslist.
Vanwege het bijzondere karakter van het beroep op de Commissaris van de Koning en de soms zeer korte termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen is het nemen van een beslissing via een onafhankelijke adviescommissie niet mogelijk. De procedurele bepalingen van paragraaf 2 van de verordening zijn wel van overeenkomstige toepassing op de beroepschriften die de Commissaris behandelt. Ook hiervoor geldt dat de betreffende bepalingen niet altijd kunnen worden gevolgd vanwege het bijzondere karakter van het beroep op de Commissaris. Zo is het versturen van een uitnodiging twee weken voor de hoorzitting (artikel 11, lid 2) niet mogelijk als de Commissaris zoals voorzien in artikel 176 van de Gemeentewet binnen 48 uur een beslissing moet nemen. Om die reden is in artikel 3, lid 5, van de verordening bepaald dat de Commissaris in bijzondere gevallen kan afwijken van het bepaalde in paragraaf 2 van de verordening. In de zeer zeldzame gevallen van beroep op de Commissaris zal van geval tot geval maatwerk moeten worden geleverd.
Het is de bedoeling dat klachten zoveel mogelijk in informeel overleg met de klager worden opgelost. Als dat niet mogelijk is wordt de klachtadviesprocedure van afdeling 9.1.3 van de wet gevolgd en is de commissie belast met de behandeling van en de advisering over klachten.
De leden 1 en 2 van artikel 3 betreffen de instelling van de commissie. De commissie rechtsbescherming is een onafhankelijke commissie die bezwaarschriften, beroepschriften en klaagschriften behandelt en de provinciale bestuursorganen daarover adviseert.
In het derde lid van artikel 3 is geregeld dat de behandeling van bezwaarschriften in bijzondere gevallen kan worden opgedragen aan een in afwijking van de verordening samengestelde commissie. Deze bepaling is opgenomen voor gevallen waarin het wenselijk is om de behandeling van bezwaren te coördineren met bestuursorganen van een andere overheid, bijvoorbeeld bij gezamenlijke concessieverleningen in het kader van openbaar vervoer.
In het vierde lid worden een aantal gevallen genoemd waarin de commissie niet bevoegd is tot het behandelen daarvan. Bij de bezwaarschriften genoemd onder b, c, d en e gaat het om de gemandateerde afhandeling van bezwaarschriften door andere instanties voor specifieke regelingen.
Artikel 4 geeft aan dat de commissie met inbegrip van de voorzitter bestaat uit ten minste zes leden. Dit is het minimum aantal leden voor het goed functioneren van de commissie als geheel. Dit wil niet zeggen dat de behandeling van individuele zaken door zes leden moet geschieden. De samenstelling van de commissie bij de behandeling van concrete zaken is geregeld in artikel 7.
Ter versterking van de onafhankelijkheid van de commissie en het voorkomen van de schijn van partijdigheid is in het tweede lid van artikel 4 bepaald dat de voorzitter en de leden geen deel uitmaken van of werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van een provinciaal bestuursorgaan en dat zij dat ook niet voorafgaand aan hun benoeming zijn geweest, tenzij het incidentele werkzaamheden betrof. Hierbij moet worden gedacht aan kortdurende, eenmalige werkzaamheden die niet van invloed zijn op de onafhankelijkheid. Deze bepaling geldt voor zowel de voorzitter en de leden die de externe zaken behandelen als voor de voorzitter en de leden die de personeelszaken behandelen. Hiermee wordt de bestaande praktijk zoals die ten aanzien van de voorzitter en de leden die de externe geschillen behandelen altijd al is gevolgd vastgelegd in de regeling en ook voor de personeelsgeleding binnen de commissie van toepassing.
Waar in artikel 4 gesproken wordt van “een provinciaal bestuursorgaan” worden daarmee de Gelderse bestuursorganen, zijnde Provinciale Staten, Gedeputeerde Staten, de Commissaris van de Koning en de provinciale belastingambtenaren bedoeld. De bepaling sluit dus niet uit dat personen, werkzaam onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan van een andere provincie als voorzitter of lid worden benoemd.
Artikel 4 geldt voor de gehele commissie, inclusief de bijzondere samenstelling voor personeelszaken zoals genoemd in artikel 7, tweede lid, en de daar genoemde (plaatsvervangende) leden.
De in artikel 5, eerste lid, genoemde (her)benoemingstermijnen van vier jaar zijn maximale termijnen. Dit betekent dat een lid die na vier jaar is herbenoemd en halverwege de herbenoemingstermijn ontslag neemt, niet opnieuw kan worden benoemd.
Ter voorkoming van de schijn van belangenverstrengeling waakt de organisatie er bij de praktische invulling van eventuele overige werkzaamheden die de als secretaris aangestelde functionaris verricht voor dat deze werkzaamheden geen afbreuk doen aan de onafhankelijkheid van de secretaris.
Artikel 7 stelt algemene eisen aan de samenstelling van de commissie bij de behandeling van individuele zaken. Het eerste lid van artikel 7 betreft de behandeling van bezwaar-, beroep- en klaagschriften in het algemeen. De behandeling geschiedt door een voorzitter, twee leden en een secretaris. In het tweede lid van dit artikel wordt ingegaan op de bijzondere samenstelling van de commissie bij de behandeling van bezwaarschriften en klachten van personeelsleden betreffende de arbeidsverhouding en de rechtspositieregelingen. In dat geval geschiedt de behandeling door een lid aangewezen door Gedeputeerde Staten, een lid aangewezen door de vakorganisaties en een door Gedeputeerde Staten en de vakorganisaties gezamenlijk aangewezen lid die tevens als voorzitter fungeert. Het artikel sluit niet uit dat de commissie verdere interne werkafspraken maakt over de behandeling van bezwaar-, beroep- en klaagschriften. Zo kan de commissie er voor kiezen te werken met bepaalde vaste samenstellingen. Omdat het dan om de interne werkwijze binnen de commissie gaat is dit in de verordening niet geregeld.
Artikel 11, vierde lid, betreft het afzien van het horen van belanghebbenden. Artikel 7:3 van de wet (het afzien van horen bij bezwaarschriften) wordt hier niet genoemd omdat de toepassing van dat artikel in artikel 7:13, lid 4, van de wet is geattribueerd aan de commissie. Het is aan de commissie zelf om deze bevoegdheid eventueel neer te leggen bij de voorzitter of de secretaris. Om dezelfde reden wordt in het vierde lid artikel 9:10 van de wet niet genoemd. Bij klachten beslist de klachtadviesinstantie op grond van artikel 9:15, lid 3, van de wet, over het afzien van horen. Artikel 11, vierde lid, bevat daarom alleen een mandaat aan de voorzitter om te beslissen over het afzien van horen bij beroepschriften. Bij beroepschriften is de beslissing over het afzien van horen niet geattribueerd aan de commissie.
In het eerste lid van artikel 12 is bepaald dat het horen in eenvoudige zaken kan geschieden door de voorzitter of door een lid van de commissie. Daarnaast is ook uitdrukkelijk aangegeven dat het horen kan geschieden door de voorzitter en een lid van de commissie. In de praktijk gebeurt het soms dat een lid vlak voor de hoorzitting moet afzeggen bijvoorbeeld wegens ziekte. In dergelijke gevallen is het doelmatig het horen op te dragen aan de voorzitter en het resterende lid. Bij de advisering worden dan wel beide leden betrokken.
In het derde lid van artikel 18 is uitdrukkelijk opgenomen dat de commissie een tussenadvies kan uitbrengen in gevallen waarin een definitief oordeel over de te nemen beslissing op bezwaar nog niet mogelijk is en de commissie de hoorzitting op een later moment wil vervolgen.