Organisatie | Maastricht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | BELEIDSLIJN VOOR DE TOEPASSING VAN DE WET BEVORDERING INTEGRITEITSBEOORDELINGEN DOOR HET OPENBAAR BESTUUR |
Citeertitel | |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
deze beleidslijn Bibob is bekend gemaakt in 1Maastricht d.d. 22 december 2016 en vervangt de op 31 augustus 2010 vastgestelde Bibob-beleidslijn
n.v.t.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2017 | nieuwe regeling | 13-12-2016 |
De Burgemeester en het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Maastricht ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;
dat de integriteit van het overheidsorgaan wordt aangetast als bij een verleende of te verlenen beschikking (vergunning, subsidie), overheidsopdracht of vastgoedtransactie, er sprake is van het aanwenden door betrokkene van financieel voordeel uit (reeds gepleegde) criminele activiteiten dan wel het plegen van strafbare feiten;
dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor de tenuitvoerlegging van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) en zelf de bevoegdheid hebben om te bepalen in welke van de door de wet geboden mogelijkheden, zij dit instrument daadwerkelijk zullen toepassen;
dat de vergunningen/ontheffingen voortkomende uit gemeentelijke verordeningen opgenomen in dit beleid zijn gekozen op basis van ervaringen in de achterliggende jaren, waarbij gebleken is dat de bedrijfsmatige activiteiten middels deze beschikkingen gekenmerkt worden door o.a.:
Laagdrempeligheid door de geringe functie-eisen.
Hoge omloop van contant geld, waardoor sprake is van extra kwetsbaarheid voor criminaliteit.
Veel wisselingen in de exploitatie/exploitant, waarbij de financiering in veel gevallen plaatsvindt vanuit privévermogen of onderhandse leningen.
Mindere locatie-/plaatsgebondenheid, waardoor het zogenaamde "waterbedeffect" zich hier nadrukkelijk kan voordoen.
dat de Wet Bibob beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;
dat op 6 januari 2004 op grond van de Wet Bibob beleidsregels zijn vastgesteld inzake de toepassing van de Wet Bibob, welk beleid is aangevuld c.q. gewijzigd bij besluiten van 14 februari 2006, 21 november 2006 en laatstelijk 31 augustus 2010;
dat onderhavig beleid geldt ter vervanging van de eerdere Bibob-beleidslijn(en) van de gemeente Maastricht.
In deze beleidslijn wordt verstaan onder:
betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de houder van een vergunning/ontheffing, de subsidieontvanger, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is aangegaan of zal worden aangegaan, de gegadigde die wil deelnemen aan een aanbestedingsproces, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer.
Eigen onderzoek: het onderzoek door het bestuursorgaan of, en zo ja, in hoeverre sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 3, artikel 4 en/of artikel 9 van de Wet Bibob en de beoordeling of in de resultaten van dit onderzoek grond is gelegen om een negatieve beslissing te nemen dan wel een advies bij het Bureau aan te vragen.
1.2 Uitvoering Bibob-toets in afwijking van beleidslijn
Deze beleidslijn laat onverlet dat al dan niet in afwijking van de hierna volgende bepalingen (gemotiveerd) tot uitvoering van een Bibob-toets kan worden besloten indien de omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven.
1.3 Uitvoering eigen onderzoek
De Bibob-toets bestaat op basis van deze beleidslijn in principe in de eerste plaats uit een Bibob-quickscan. Dit houdt in dat inzichtelijk gemaakt moet worden op welke wijze de financiering plaatsvindt. Om de financiering inzichtelijk te maken dient (voor zover van toepassing) het volgende aangetoond te worden:
Een volledige Bibob-toets zal vervolgens worden toegepast indien na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over met name:
Paragraaf 2 Publiekrechtelijke beschikkingen
2.1 Toepassingsbereik bij openbare inrichtingen, speelautomatenhallen, seksbedrijven en evenementen
Een Bibob-toets vindt plaats bij de volgende aanvragen om een vergunning/ontheffing:
evenementenvergunningen (artikel 3 van Evenementenverordening van de gemeente Maastricht). De toepassing van de Bibob-toets zal daarbij beperkt blijven tot de bij afzonderlijk besluit van de Burgemeester aangewezen evenementen1 .
2.2 Toepassingsbereik bij omgevingsvergunningen
Een Bibob-toets vindt plaats bij de volgende aanvragen om een omgevingsvergunning:
vergunningen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning bouwactiviteit) bij:
bouwactiviteiten met bouwkosten2 van € 500.000,- of meer.
vergunningen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van die wet (omgevingsvergunning inrichtingen Wet Milieubeheer) betreffende het oprichten of het veranderen van de werking van een (afvalstoffen)inrichting als bedoeld in categorie 28, onder 28.4 t/m 28.6 van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht, met uitzondering van inrichtingen als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid van voornoemd Besluit alwaar Gedeputeerde Staten bevoegd gezag is.
2.3 Toepassingsbereik bij publiekrechtelijke beschikkingen in overige gevallen (aanleiding)
Een Bibob-toets vindt plaats bij de hierna onder a t/m e genoemde aanvragen indien sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of vanuit het OM als bedoeld in artikel 11 juncto artikel 26 van de Wet Bibob en/of het Bureau zoals bedoeld in artikel 11a van de Wet Bibob, die aanleiding vormt om te vermoeden dat bij de aanvraag sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob:
de aanvraag als bedoeld in artikel 2.1., eerste lid, aanhef en onder i van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op de activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van die wet is bepaald, dat de beschikking in geval en onder voorwaarden, bedoeld in artikel 3 Wet Bibob kan worden geweigerd (omgevingsvergunning beperkte milieu toets). De toepassing blijft beperkt tot de bedrijven als benoemd in artikel 2.2a, eerste lid, onder b en tweede lid, onder c tot en met f van het Besluit omgevingsrecht.
De Wet Bibob wordt niet toegepast, ingeval de aanvraag afkomstig is van:
Semi-overheidsinstanties3 ;
2.5 Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen
Een Bibob-toets vindt plaats met betrekking tot reeds verleende beschikkingen indien:
2.6 Toepassingsbereik bij subsidies
Het bestuursorgaan voert een Bibob-toets uit met betrekking tot een aanvraag voor dan wel de intrekking van een reeds verleende subsidie als bedoeld in de gemeentelijke subsidieregeling, indien sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of vanuit het OM als bedoeld in artikel 11 juncto artikel 26 van de Wet Bibob en/of het Bureau zoals bedoeld in artikel 11a van de Wet Bibob, die aanleiding vormt om te vermoeden dat sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.
Paragraaf 3 : Privaatrechtelijke transacties
3.1 Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties
De gemeente kan de Wet Bibob toepassen met betrekking tot vastgoedtransacties zoals bedoeld in artikel 1 onder o van de Wet Bibob, waarbij de gemeente partij is. Bij de start van onderhandelingen daartoe, zal de gemeente de wederpartij ervan in kennis stellen dat een Bibob-toets deel kan uitmaken van de procedure.
In de overeenkomst wordt een integriteitsclausule opgenomen, op basis waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst bij een ernstige mate van gevaar, dan wel een mindere mate van gevaar. De integriteitsclausule houdt tevens in dat het niet beantwoorden van vragen op grond van artikel 30 en artikel 12 van de Wet kan leiden tot ontbinding van de overeenkomst.
Bij vastgoedtransacties waarbij de gemeente onroerend goed (met uitzondering van zogenaamd “snippergroen” en groenstroken tot 150m2) verkoopt zal in beginsel altijd een Bibob-toets (conform artikel 1.3 van deze beleidslijn) plaatsvinden.
Bij de navolgende vastgoedtransacties kan een Bibob-toets toegepast worden, indien er aanleiding bestaat om te vermoeden dat bij een vastgoedtransactie sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 9, derde lid, van de Wet Bibob. Het gaat om vastgoedtransacties waarbij:
Dit vermoeden wordt gebaseerd op:
Indien de Bibob-procedure niet is afgerond voor het sluiten van de overeenkomst, wordt hieromtrent een ontbindende voorwaarde opgenomen.
Naast de in artikel 3.1 genoemde gevallen zal een Bibob-toets plaatsvinden bij ver- en aankoop van onroerend goed, dat gelegen is in een concreet bepaald gebied, dat op basis van een daartoe genomen besluit van het bestuursorgaan is aangewezen.
3.2 Toepassingsbereik bij aanbestedingen
De gemeente voert ten aanzien van een gegadigde of onderaannemer in de zin van de wet, een Bibob-toets uit bij overheidsopdrachten, indien sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of vanuit het OM als bedoeld in artikel 11 juncto artikel 26 van de Wet Bibob en/of het Bureau zoals bedoeld in artikel 11a van de Wet, die aanleiding vormt om te vermoeden dat sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.
De gemeente past de Bibob-toets conform het bovenstaande alleen toe binnen de sectoren milieu, informatiecommunicatietechnologie (ICT) of bouw en die, conform de geldende richtlijnen van de gemeente Maastricht, voor aanbesteden van werken respectievelijk van diensten en leveringen moeten worden aanbesteed.
De Wet Bibob wordt niet toegepast, ingeval de wederpartij bij een vastgoedtransactie of de gegadigde of onderaannemer bij een overheidsopdracht een van de onderstaande partijen betreft:
Semi-overheidsinstanties4 ;
Het niet of niet volledig aanleveren van de in het kader van de Wet Bibob gevraagde gegevens leidt op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht tot het niet in behandeling nemen van de aanvraag, dan wel op grond van artikel 4 eerste lid juncto artikel 30 Wet Bibob tot het intrekken van de reeds verstrekte vergunning, dan wel de ontbinding van een overeenkomst inzake een overheidsopdracht, dan wel de opschorting of ontbinding van een overeenkomst inzake een vastgoedtransactie.
Het Bibob-vragenformulier en documenten stellen het bestuursorgaan in staat om het eigen onderzoek te verrichten. Het onderzoek behelst in ieder geval de controle en analyse van het door de aanvrager/houder van de vergunning ingevulde Bibob-vragenformulier (incl. bijlagen), justitiële en politiële gegevens, extra aangeleverde informatie en een open bronnen onderzoek.
Als het bestuursorgaan op basis van het eigen onderzoek in het kader van de Wet Bibob genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat sprake is van een 'ernstig gevaar' als bedoeld in de Wet Bibob, kan het overgaan tot:
Aanvullend op de controle en analyse van de (extra) verstrekte informatie als hiervoor genoemd, kan een advies bij het Landelijk Bureau Bibob worden gevraagd indien:
na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager en/of daarmee in verband te brengen betrokkenen, de financier van de betreffende activiteiten en/of onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd dan wel waar de vastgoedtransactie betrekking op heeft.
De adviesaanvraag bij het Bureau is geen beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hiertegen staat derhalve geen bezwaar of beroep open. Wel is de aanvrager van een vergunning te allen tijde toegestaan de aanvraag in te trekken. De betrokkene wordt door het bestuursorgaan geïnformeerd over het feit dat een advies is gevraagd.
Indien uit het afgegeven advies van het Bureau blijkt, dat sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob kan het bestuursorgaan overgaan tot:
afwijzing van een inschrijving op een overheidsopdracht, dan wel ontbinding van de overeenkomst inzake een overheidsopdracht. Daarbij kan in geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, de geconstateerde ernstige mate van gevaar dienen als versterking van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2013.
Indien uit het afgegeven advies van het Bureau blijkt, dat sprake is van een 'mindere mate van gevaar' als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob kan het bestuursorgaan overgaan tot:
afwijzing van een inschrijving op een overheidsopdracht dan wel ontbinding van de overeenkomst inzake een overheidsopdracht. Daarbij kan in geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, de geconstateerde mindere mate van gevaar dienen als versterking van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2013.
Het advies van het Bureau zal worden gebruikt ter onderbouwing van de uiteindelijke beslissing omtrent de vergunning, subsidie, aanbesteding of vastgoedtransactie. In geval aan betrokkene op grond van de Wet Bibob een kopie van het adviesrapport van het Bureau ter hand wordt gesteld, is betrokkene gebonden aan de geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de Wet Bibob.
Een ieder die krachtens de Wet Bibob de beschikking krijgt over gegevens met betrekking tot een derde, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover een bij deze wet gegeven voorschrift mededeling toelaat.