Organisatie | Katwijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Nadeelcompensatie Katwijk |
Citeertitel | Verordening Nadeelcompensatie Katwijk 2016 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Verordening Nadeelcompensatie |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-01-2017 | nieuwe regeling | 22-12-2016 | 799821 |
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
een door het college aan te wijzen persoon of organisatie die deskundig is op het gebied van nadeelcompensatie, die geen deel uitmaakt van of werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan waaraan wordt geadviseerd, die niet betrokken is bij de handeling of het besluit waarop de aanvraag betrekking heeft, en die belast is met de advisering over de op aanvraag te nemen beschikking;· college: college van burgemeester en wethouders van Katwijk;
Artikel 2 Recht op nadeelcompensatie
Indien een bestuursorgaan van Katwijk in de rechtmatige uitoefening van zijn publiekrechtelijke bevoegdheid of taak schade veroorzaakt die uitgaat boven het normale maatschappelijke risico en die een benadeelde in vergelijking met anderen onevenredig zwaar treft, kent het college de benadeelde desgevraagd een vergoeding toe.
Het college kan beleidsregels vaststellen over de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het in deze Verordening bepaalde.
Voor het in behandeling nemen van een verzoek om nadeelcompensatie is verzoeker leges verschuldigd, overeenkomstig het bepaalde in de Legesverordening en de hierbij behorende tabel. Indien het bedrag niet binnen twee weken na indiening van de aanvraag is voldaan, zal het college de aanvraag buiten behandeling laten.
Artikel 5 Aanvullende vergoeding
Indien het college nadeelcompensatie toekent, vergoedt het tevens:
Het college kan de aanvraag afwijzen indien op het tijdstip van de aanvraag vijf jaren zijn verstreken na aanvang van de dag na die waarop de benadeelde bekend is geworden zowel met de schade als met het voor de schadeveroorzakende gebeurtenis verantwoordelijke bestuursorgaan, en in ieder geval na verloop van twintig jaren nadat de schade is veroorzaakt.
Artikel 10 Kabels en leidingen
In afwijking van deze verordening wordt een aanvraag die betrekking heeft op schade als gevolg van het verleggen, verplaatsen, beschermen en verwijderen van kabels of leidingen inhoudelijk behandeld conform de in artikel 3.6 van de Algemene verordening ondergrondse infrastructuur 2016 genoemde Schadevergoedingsregeling Kabels en Leidingen 2016.
Bij de uitoefening van een publiekrechtelijke taak of bevoegdheid door Katwijk kan schade ontstaan voor derden, bijvoorbeeld als gevolg van de aanleg of wijziging van wegen. Uit jurisprudentie blijkt dat indien als gevolg van rechtmatig overheidshandelen schade wordt veroorzaakt in bepaalde gevallen een vergoeding dient te worden toegekend: nadeelcompensatie. Momenteel kent de Algemene wet bestuursrecht (Awb) twee samenhangende bepalingen die verband houden met nadeelcompensatie. De artikelen 3:2 en 3:4, eerste lid, van de Awb schrijven voor dat aan overheidsbesluiten en feitelijke handelingen een zorgvuldige belangenafweging voorafgaat. Artikel 3:4, tweede lid, Awb bepaalt dat de nadelige gevolgen van een besluit voor één of meer belanghebbenden niet onevenredig mogen zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. Dit wordt het égalité-beginsel genoemd: ‘égalité devant les charges publiques’ oftewel gelijke verdeling van publieke lasten. Vanwege het égalité-beginsel is in bepaalde gevallen vergoeding van schade geboden. Voor vergoeding komt dat deel van de schade in aanmerking dat buiten het normale maatschappelijke risico (of het normale bedrijfsrisico) valt. Dit wordt aangeduid als de abnormale last. De benadeelde maakt bovendien deel uit van een beperkte groep die nadelen ervaart, terwijl een grote groep baat heeft bij de overheidshandelingen. Dit wordt de speciale last genoemd. Deze verordening voorziet in een algemene regeling voor de vergoeding van schade veroorzaakt door rechtmatig overheidshandelen van raad, college of burgemeester.
Artikel 2, eerste lid, en andere bepalingen van deze verordening stemmen materieel overeen met de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten, Stb. 2013, 50 (hierna: Wns) die wordt opgenomen in de Awb. Na inwerkingtreding van het onderdeel nadeelcompensatie van de Wns bevat titel 4.5 van de Awb algemene bepalingen over nadeelcompensatie. Deze verordening sluit grotendeels aan bij de toekomstige inhoud van titel 4.5. Procedureel zijn er enkele verschillen. Zo is de termijn waarbinnen op een aanvraag om schadevergoeding wordt besloten korter dan de termijn die in de Wns is opgenomen. Na inwerkingtreding van de Wns is er voor decentrale overheden beperkte ruimte voor materiële bepalingen in algemeen verbindende voorschriften, zoals deze verordening, die afwijken van de Wns. Na inwerkingtreding van de Wns zal bezien worden in hoeverre de verordening aanpassing behoeft.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Een aanvraag ziet op een verzoek als bedoeld in artikel 4 van deze verordening. Dit verzoek is te duiden als een aanvraag tot het geven van een beschikking als bedoeld in artikel 4:1 van de Awb.
Onder een adviseur kunnen één of meerdere adviseurs worden verstaan. Ook de in het toekomstige artikel 4:130 van de Awb bedoelde adviescommissie valt onder de definitie van adviseur. Onder extern adviseur wordt in deze verordening op de voet van artikel 3:5 Awb verstaan een adviseur die niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan dat op de aanvraag beslist.
Artikel 2 Recht op nadeelcompensatie
Deze bepaling is inhoudelijk identiek aan het toekomstige artikel 4:126 Awb. Indien deze wet op termijn in werking treedt, vormt artikel 4:126 het toekomstige, landelijke kader aan de hand waarvan nadeelcompensatieverzoeken worden beoordeeld.
Lid 1 Uitgangspunt is dat alleen een verplichting tot vergoeding van nadeel bestaat als de schade boven het normale maatschappelijke risico uitgaat (abnormale last) en een bepaalde groep particulieren of ondernemingen in vergelijking met anderen onevenredig zwaar wordt getroffen (speciale last). Beide vereisten zijn terug te vinden in het eerste lid. Hieruit blijkt dat niet alle schade voor vergoeding in aanmerking komt. Bij de beoordeling spelen de hierna aan de orde komende aspecten een rol. Lid 1 wijkt af van artikel 4:126 in die zin dat de aanvraag altijd wordt behandeld door het college, ook indien de schade is veroorzaakt door een ander bestuursorgaan van Katwijk.
Lid 2 bevat uitzonderingen in welke gevallen de schade in ieder geval voor rekening van de aanvrager komt. Het betreffen corrigerende factoren. Het is een codificatie van de heersende jurisprudentie. Deze toets staat dan ook niet los van de toets aan het normale maatschappelijk risico en de evenredigheid, maar kunnen ieder voor zich leiden tot een beperking van de vergoedingsplicht.
Van actieve risicoaanvaarding (onder a) is sprake wanneer de aanvrager zelf handelingen verricht, zoals het bewust nemen van investeringsrisico’s, terwijl deze kon weten dat zich omstandigheden zouden voordoen die een zeker nadeel met zich kunnen brengen. De risico’s hiervan behoren voor rekening van de aanvrager te blijven. Van passieve risicoaanvaarding (onder b) is sprake wanneer de aanvrager geen of onvoldoende maatregelen heeft genomen om het nadeel te beperken vanaf het moment dat redelijkerwijs rekening kon worden houden met de mogelijkheid dat in de toekomst als gevolg van rechtmatige overheidshandelingen nadeel zou kunnen ontstaan. Het verzuim om het nadeel te beperken of te voorkomen wordt aan de aanvrager toegerekend. Ook indien de aanvrager op andere wijze heeft bijgedragen aan het ontstane nadeel (onder c) kan dit de aanvrager worden toegerekend. Op grond van het subsidiariteitvereiste (onder d) kan een aanvrager slechts aanspraak maken op een vergoeding, voor zover hierin niet op andere wijze kan worden voorzien. Als het nadeel bijvoorbeeld al is vergoed door aankoop, onteigening, planschade of een vergoeding in natura, vindt geen vergoeding van dit nadeel plaats op grond van deze verordening.
Lid 3 Indien de aanvrager (ook) gebaat is bij de overheidshandeling die de schade veroorzaakt, wordt dit voordeel met het nadeel verrekend. Voordeeltoerekening kan zich ook voordoen bij verwevenheid van besluiten, waarbij het door het ene besluit veroorzaakte voordeel wordt betrokken bij de beoordeling van de door het andere besluit veroorzaakte schade.
Lid 4 In deze bepaling wordt tot uitdrukking gebracht dat het college de vergoeding ook in een andere vorm dan geld kan voldoen. Het nemen van een feitelijke maatregel kan adequater zijn dan het verlenen van een schadevergoeding in geld.
Over hetgeen verstaan kan worden onder het ‘normale maatschappelijk risico’ en in welke gevallen sprake is van onevenredigheid wordt door bestuursorganen verschillend omgegaan. Teneinde daarover een eenduidig standpunt in te nemen, kunnen bestuursorganen, indien daar behoefte aan bestaat door middel van bijvoorbeeld drempels of kortingen duidelijkheid verschaffen over de vraag of en in hoeverre schade het normale maatschappelijke risico of de evenredigheid overstijgt en voor vergoeding in aanmerking komt. Dit artikel voorziet in de mogelijkheid dat het college hierover beleidsregels opstelt. Dit kan richting aanvragers duidelijkheid scheppen over de vraag in hoeverre schade voor vergoeding in aanmerking komt. Zo kan gedacht worden aan het bij beleidsregels bepalen van de afstand tot een bepaalde wegafsluiting, waarbinnen nog sprake is van een speciale last. Beleidsregels kunnen eveneens worden gebruikt om voor bijzondere of grotere projecten een eenduidige invulling aan het recht op nadeelcompensatie te geven. In de beleidsregels wordt alsdan in beginsel een hardheidsclausule opgenomen.
Dit artikel stemt overeen met het toekomstige artikel 4:127 van de Awb. De eisen die worden gesteld aan de inhoud van een aanvraag vormen een aanvulling op hetgeen thans in de artikelen 4:1 en 4:2 van de Awb is opgenomen ten aanzien van de inhoudsvereisten van een aanvraag. Dit betekent dat de aanvraag wordt ondertekend en ten minste de naam en het adres van de aanvrager, de dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd, bevat. Daarnaast verschaft de aanvrager de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. In de aanvraag wordt aangegeven wat de aard en omvang is van het geleden nadeel. Indien mogelijk wordt een gespecificeerde opgave van de schade overgelegd. Dat bedrag behoeft niet hetzelfde te zijn als de totale geleden schade, alleen al omdat de omvang van de schade op voorhand niet exact bekend hoeft te zijn en in de vergoeding daarvan deels voorzien kan zijn door een andere compensatieregeling.
Het college kan een formulier vaststellen dat gebruikt moet worden voor het indienen van de aanvraag. Op die manier kan worden voorkomen dat misverstanden ontstaan over de vraag of al dan niet een aanvraag om nadeelcompensatie is ingediend. Aangezien de schadeoorzaken divers kunnen zijn, kan, indien niet wordt gewerkt met een formulier, een aanvraag om nadeelcompensatie bewust of onbewust verpakt worden in een brief of klacht.
In dit artikel is tevens het verschuldigde recht opgenomen waarbij wordt aangesloten bij de tarieventabel uit de Legesverordening. Dit recht wordt, bij toekenning van de nadeelcompensatie, terugbetaald, maar is bedoeld om te voorkomen dat het college wordt geconfronteerd met een overvloed aan lichtvaardig ingediende aanvragen.
Artikel 5 Aanvullende vergoeding
Dit artikel stemt overeen met het toekomstige artikel 4:129 van de Awb. De aanvullende vergoeding zal pas plaatsvinden indien nadeelcompensatie wordt toegekend. Aangezien het redelijk is om van de aanvrager te verwachten dat hij zijn schade zoveel mogelijk voorkomt of beperkt, komen in redelijkheid de kosten daarvan voor vergoeding in aanmerking (onder a).
Ook de kosten van deskundigenbijstand (onder b) kunnen voor vergoeding in aanmerking komen. Beoordeeld wordt of het redelijk is dat de aanvrager deskundigenbijstand heeft ingeroepen en of de daarmee gepaard gaande kosten redelijk zijn. Hierbij wordt getoetst of het bijzondere karakter van het onderzoek naar de vraag of recht bestaat op nadeelcompensatie een actieve inbreng vergt van degene die om vergoeding vraagt. Tevens kan een rol spelen in welke mate de deskundigenbijstand bijdraagt aan de vaststelling van een geobjectiveerde schadevergoeding. De vergoeding op basis van het bepaalde onder b is beperkt tot die kosten die verband houden met het vaststellen van (de omvang van) de schade. Het artikel ziet niet op de kosten van deskundige bijstand in bezwaar en beroep. Hierop zijn de artikelen 7:15 en 8:75 van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht van toepassing.
Ook de wettelijke rente over het schadebedrag wordt vergoed (onder c). Het tijdstip waarop de rente ingaat wordt gesteld op de datum van ontvangst van het verzoek door het college, maar niet eerder dan na het tijdstip waarop de schade zich daadwerkelijk heeft geopenbaard.
Ten slotte wordt tevens het bij de aanvraag verschuldigde recht vergoed (d). Het gaat daarbij om het verschuldigde recht dat is betaald op grond van artikel 4 lid 4 van deze verordening.
Artikel 6 Termijn beslissing op de aanvraag
De termijn van acht weken sluit aan bij de in artikel 4:13 van de Awb opgenomen termijn van acht weken en sluit tevens aan bij het toekomstige artikel 4:130 van de Awb. De termijn van zes maanden bij inschakeling van een adviseur is gelijk aan de zes maanden waarover artikel 4:130 van de Awb spreekt.
De beslissing op het schadeverzoek kan eenmaal verdaagd worden (lid 2). Het derde lid biedt de mogelijkheid de beslissing aan te houden zolang het schadeveroorzakende besluit nog kan worden aangevochten bij de bestuursrechter.
De inhoud van dit artikel stemt overeen met het toekomstige artikel 4:131 van de Awb. Deze bepalingen zijn weer ontleend aan de verjaringsregeling zoals opgenomen in artikel 310 van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek. In zijn algemeenheid zal de aanvrager die schade lijdt daarvan betrekkelijk snel op de hoogte zijn. Er kunnen echter gevallen zijn waarbij pas later bekend wordt dat er schade is geleden. Voor die gevallen regelt dit artikel dat de termijn voor het indienen van een aanvraag ingaat nadat bekendheid met de schade is ontstaan. Omdat het lang kan duren voordat de vijfjarentermijn gaat lopen, bijvoorbeeld in het geval van zettingschade, is eveneens bepaald dat de aanvraag om nadeelcompensatie kan worden afgewezen indien er twintig jaren zijn verstreken nadat de schade is veroorzaakt.
Voor het geval de schade is veroorzaakt door een appellabel besluit is in het tweede lid bepaald dat de verjaringstermijn voor het indienen van een aanvraag om nadeelcompensatie niet aanvangt voordat het schadeveroorzakende besluit onherroepelijk is geworden.
Het inwinnen van advies van een onafhankelijke deskundige op het gebied van nadeelcompensatie, een taxateur, een accountant of een andere deskundige kan gewenst zijn teneinde een gedegen beslissing op een nadeelcompensatieverzoek te kunnen nemen. Of sprake is van een aanvraag om nadeelcompensatie die de inschakeling van een adviseur vergt, valt onder de beleidsvrijheid van het college. Het college vormt zich een oordeel over de vraag of een aanvraag en de daaraan ten grondslag liggende motivering de bijzondere expertise van een adviseur vereist. Met name, maar niet uitsluitend, bij grote projecten zoals de aanleg van de Rijnlandroute of het Hoogwaardig Openbaar Vervoer of de aanleg van een nieuwe ondergrondse parkeergarage kan de inschakeling van een adviseur gewenst zijn, omdat de omgeving geconfronteerd kan worden met veel hinder en schade. De adviseur stelt vast in hoeverre er recht bestaat op nadeelcompensatie en brengt hierover advies uit aan het college.
Lid 2 regelt dat in ieder geval een adviseur wordt ingeschakeld wanneer de gevraagde vergoeding meer bedraagt dan € 25.000. Op de inschakeling van een adviseur zijn op grond van lid 2 uitzonderingen mogelijk indien op voorhand duidelijk is dat de aanvraag op vereenvoudigde wijze kan worden afgedaan. Een aanvraag is onder meer kennelijk ongegrond wanneer de schade is veroorzaakt door een onrechtmatige daad of de geleden schade niet is veroorzaakt door Katwijk of een van de bestuursorganen van Katwijk. Indien een aanvraag kennelijk gegrond is, dient onweerlegbaar sprake te zijn van nadeel dat zonder nader onderzoek gecompenseerd dient te worden.
Artikel 9 Procedure bij inwinning advies
De aanvrager wordt op de hoogte gesteld van het feit dat voor de beoordeling van zijn aanvraag advies van een adviseur wordt ingewonnen. Het bepaalde in lid 2 stemt overeen met de artikelen 3:7, eerste lid, en 4:2, tweede lid, van de Awb. Zowel de aanvrager als het college verstrekken de adviseur gegevens die nodig zijn voor het kunnen uitbrengen van een advies.
De aanvrager wordt op de hoogte gesteld van de te volgen procedure. Indien de op grond van artikel 8 ingeschakelde adviseur op zijn beurt deskundigen wenst in te schakelen en hiermee kosten zijn gemoeid, dient hier namens het college mee ingestemd te worden. Het college bepaalt de termijn waarbinnen een advies wordt uitgebracht. Hierbij houdt het college rekening met de in artikel 6 opgenomen beslistermijn. In het advies wordt op hoofdlijnen weergegeven wat de aanvrager en het college naar voren hebben gebracht. Indien dit nodig wordt geacht, kan het college bepalen dat voorafgaand aan een advies eerst een conceptadvies wordt uitgebracht. Nadat de aanvrager en het college inhoudelijk hebben kunnen reageren op het conceptadvies, kan de adviseur een definitief advies uitbrengen.
Artikel 10 Kabels en leidingen
De Schadevergoedingsregeling Kabels en Leidingen 2016 kent een eigen, gesloten afwegingskader voor schade als gevolg van het verleggen, verplaatsen, beschermen en verwijderen van kabels of leidingen. Dit afwegingskader kan afwijken van het in artikel 2 van deze verordening opgenomen afwegingskader. Procedurele bepalingen uit de Schadevergoedingsregeling Kabels en Leidingen 2016 worden niet van toepassing verklaard.
Artikel 11 Inwerkingtreding, citeertitel, overgangsrecht
Na bekendmaking treedt deze verordening in werking.
De verordening is eveneens van toepassing op aanvragen die worden ingediend na de inwerkingtreding van de verordening en die zien op schade die al is ontstaan voordat de verordening in werking trad of die het gevolg is van een gebeurtenis die al plaatsvond voordat de verordening in werking trad.
In lid 3 is bepaald dat op een aanvraag tot vergoeding van schade met betrekking tot de rechtmatige uitoefening van publiekrechtelijke bevoegdheden of taken in het kader van het project Kustwerk Katwijk, de ‘Beleidsregels nadeelcompensatie Kustwerk gemeente Katwijk’ van toepassing blijven. Deze regeling vervalt 10 jaar nadat Kustwerk Katwijk in zijn geheel gereed is (1 september 2026). Verwacht wordt dat verzoeken om schadevergoeding die na deze datum worden ingediend gering in aantal zijn. Verzoeken die na die tijd worden ingediend kunnen volgens de dan geldende Verordening Nadeelcompensatie Katwijk worden afgehandeld.