Organisatie | Overijssel |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel 2017 |
Citeertitel | Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel 2017 |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
N.v.t.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
05-09-2020 | 22-09-2020 | par. 2.1.4, 3.1.6, 6.29, 10.6, artt. 4.8.4, 5.6.3, 6.1.7, 7.12.5, 10.5.11 | 01-09-2020 | 2020/0205089 | |
25-07-2020 | 05-09-2020 | Par. 6.2 en 6.19 | 30-06-2020 | 2020/0155035 | |
16-07-2020 | 25-07-2020 | Par. 4.13, artikel 6.31.7 | 07-07-2020 | 2020/0177711 | |
11-07-2020 | 16-07-2020 | Par. 6.37, 7.14, 10.5 | 07-07-2020 | 2020/184297 | |
07-07-2020 | 11-07-2020 | Artt. 2.7.1 - 2.7.6, 2.11.6, 3.1.1, 3.1.3, 3.1.4, 3.1.7 - 3.1.9, 3.3.3, 3.3.6, 3.3.8, 3.8.8, 3.9.1.10, 3.9.2.10, 3.13.8, 4.8.10, 6.1.1, 6.1.3, 6.1.4, 6.1.7, 6.1.8, 6.21.11, 6.33.9, Par. 3.9.1, 3.14, 4.5, 4.10, 4.11, 4.12, 5.7, 6.1 | 30-06-2020 | 2020/0155035 | |
05-06-2020 | 07-07-2020 | par. 6.36 | 02-06-2020 | 2020/0148221 | |
23-05-2020 | 05-06-2020 | par. 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 1.5, 2.10, 2.11, 2.13, 4.2, 4.3, 4.8, 5.1, 6.7.3, 6.21, 6.31, 6.33, 6.34, 6.35, 8.4 | 19-05-2020 | 2020/0121551 | |
28-02-2020 | 23-05-2020 | Par. 6.7, artt. 6.7.1.1, 6.7.2.1, 6.7.2.5 en 6.7.2.6 | 11-02-2020 | ||
14-02-2020 | 28-02-2020 | par. 2.9.2, 3.15, 5.1, 6.18, 6.29, 7.3, 8.3 | 11-02-2020 | 2020/0023013 | |
20-12-2019 | 14-02-2020 | Par. 2.10, 2.11, 3.1, 3.6, 3.12, 3.14, 3.15, 6.32, 8.5 | 17-12-2019 | 2019/0369439 | |
29-11-2019 | 20-12-2019 | artt. 1.4.6, 1.5.3, 2.3.9, 2.3.10, 2.4.9, 2.6.11, 2.8.8, 2.12.3, 2.12.6, 3.3.3, 3.13.8, 4.4.9, 4.8.10, 5.5.9, 6.8.10, 6.9.5, 6.9.13, 6.17.16, 6.24.10, 6.27.10, 6.28.8, 6.28.10, 6.29.11, 6.33.3, 6.33.7, 7.4.1, 7.4.3, 7.4.4, 7.4.6, 7.4.8, 8.4.8, 8.4.9, 9.3.9 par 7.13, 10.4 | 26-11-2019 | 2019/0327673 | |
05-11-2019 | 04-11-2019 | 29-11-2019 | Artt. 4.5.3, 4.8.3, 6.17.1-6.17.16 | 15-10-2019 | 2019/0297211 |
01-10-2019 | 05-11-2019 | Wijziging artt. 2.71-2.7.9, 2.9.1.2, 2.9.1.4, 2.9.1.6, 2.9.1.7, 2.9.1.8, 2.9.2.3, par.3.11, 4.8.1-4.8.10, 4.9.1, 4.9.4, 4.9.10, 5.4.2, 5.4.3, 5.4.4, tabel 1, 6.2.1, 6.2.3, 6.2.4, 6.2.7, 6.2.9, 6.2.10, 6.2.11, 6.2.12, 6.2.13, 6.2.14, 6.33.1-6.33.10, 10.4.1-10.4.10 | 24-09-2019 | 2019/0228086 | |
13-07-2019 | 01-10-2019 | Wijziging artt. 1.1.5, 1.1.8, 1.2.1, 2.3.8, 2.10.6, 2.11.6, 3.1.9, 3.4.4a, 3.5.1, 3.5.3, 3.5.4, 3.6.6, 3.9.1, 3.9.1.10, 3.9.2.1, 4.4.7, 4.5.4, 4.9.1, 4.92, 4.9.3, 4.9.4, 4.9.5, 4.9.6, 4.9.8, 4.9.9, 5.4.7, 6.2.7, 6.31.7, 9.3.6, | 12-07-2019 | 2019/0180173 | |
08-06-2019 | 13-07-2019 | Wijziging artt. 5.1.6, 7.12.1, 7.12.3-7.12.6, par. 2.12, 5.6, 6.32, 7.12, 8.5 | 04-06-2019 | 2019/0152678 | |
20-04-2019 | 08-06-2019 | Wijziging artt. 2.11.2, 3.3.8, 3.10.3, 3.10.5, 3.13.1, 3.13.2, 3.13.3, 3.13.4, 3.13.5, 3.13.6, 3.13.7, 3.13.8, 4.3.1, 4.3.2, 4.3.3, 4.3.4, 4.3.5, 4.3.5a, 4.3.9, 4.5.4, 4.9.1, 4.9.2, 4.9.3, 4.9.4, 4.9.5, 4.9.6, 4.9.7, 4.9.8, 4.9.9, 6.23.2.3, 6.23.4.3, 8.4.1, 8.4.2, 8.4.3, 8.4.4, 8.4.5, 8.4.6, 8.4.7, 8.4.8, 8.4.9, 10.2.1-10.2.5, 10.2.8, 10.2.10 | 16-04-2019 | 2019/0071315 | |
16-03-2019 | 20-04-2019 | Wijziging art. 4.2.6 | 02-03-2019 | 2019/0056014 | |
16-02-2019 | 16-03-2019 | Wijziging artt. 2.4.9, 2.10.1 - 2.10.10, 2.11.1 - 2.11.8, 3.3.1, 3.3.4, 3.3.5, 3.3.8, 3.6.3, 3.6.5, 3.6.10, 3.10.2 - 3.10.5, 3.10.8, 3.11.1, 3.11.4 - 3.11.6, 3.12.1 - 3.12.3, 3.12.6, 3.12.9, 3.12.10, 4.5.1 - 4.5.8, 6.2.3, 6.2.10, 6.7.2.1, 6.7.2.3, 6.7.2.5, 6.7.2.6, 6.7.2.6a, 6.7.3.1, 6.7.3.5, 6.23.2.2 - 6.23.2.5, 6.23.4.2 - 6.23.4.5, 6.29.8, 7.7.5, 8.3.8, Par. 3.10, 3.12, 4.5, 6.7, 6.14, 6.30 | 12-02-2019 | 2019/0025261 | |
02-01-2019 | 16-02-2019 | Wijz. divers. art. | 18-12-2018 | 2018/0522085 | |
23-11-2018 | 02-01-2019 | Wijziging par. 2.9, artt. 1.1.8, 3.1.8, 5.4.7, 6.1.3, 6.1.4, 6.1.5, 6.15.10, 6.19.1, 6.19.3, 6.19.5, 7.1.1, 7.1.3, 7.1.5, 7.1.7, 7.1.8, 7.1.10a, 10.3.3, 10.4.9 | 20-11-2018 | 2018/0467682 | |
29-09-2018 | 23-11-2018 | Wijziging artt. 2.2.3, 2.73, 2.83, 3.3.3, 3.9.1, 3.9.1.2, 3.9.1.3, 3.9.1.11, 3.9.2.2, 3.9.2.3, 3.9.2.8, 5.1.4, 5.1.5, 6.17.3, 6.18.10, 6.21.1-6.21.10, 6.24.3, 6.29.8, 7.9.6, 7.9.9, 7.11.3, 8.2.4, 9.1.7, 9.2.3, par. 10.1, 10.2.3, 10.3.1, 10.3.2, 10.3.3, 10.3.4, 10.3.6, 103.9, 10.4.1-10.4.10 | 25-09-2018 | 2018/0447058 | |
14-09-2018 | 29-09-2018 | Wijziging artt. 6.18.2, 6.18.4, 6.18.5, 6.18.6, 6.18.10 en par. 6.18 | 11-09-2018 | 2018/0442966 | |
26-07-2018 | 14-09-2018 | Wijziging artt. 1.1.1, 1.2.1, 1.1.8, 2.1.2, 2.1.3, 2.1.4, 2.2.4, 2.2.9, 2.3.3, 2.3.4, 2.4.1, 2.4.3, 2.4.4, 2.5.3, 2.5.4, 2.5.8, 2.6.3, 2.6.4, 2.7.4, 2.8.3, 2.8.4, 3.1.1, 3.1.3, 3.1.4, 3.1.5, 3.1.7, 3.2.3, 3.2.4, 3.3.4, 3.4.3, 3.4.4, 3.4.7, 3.5.3, 3.5.4, 3.6.1, 3.6.2, 3.6.3, 3.6.4, 3.6.4a, 3.6.5, 3.6.7, 3.6.8, 3.6.9, 3.8.3, 3.8.4, 3.10.1, 3.10.3, 3.10.4, 3.11.4, 4.3.3, 4.3.4, 4.4.3, 4.4.5, 4.5.2.3, 4.6.3, 4.6.4, 4.6.6, 4.6.10, 4.6.12, 5.1.4, 5.2.3, 5.2.4, 5.3.3, 5.3.5, 5.4.4, 6.1.3, 6.1.4, 6.2.2, 6.2.3, 6.2.5, 6.2.7, 6.7.2.3, 6.7.3.3, 6.8.4, 6.9.4, 6.10.1, 6.10.3, 6.10.4, 6.14.3, 6.14.4, 6.14.7, 6.14.8, 6.15.3, 6.15.4, 6.17.3, 6.17.4, 6.18.3, 6.19.3, 6.19.5, 6.21.3, 6.21.4, 6.24.4, 6.26.3, 6.26.4, 6.27.4, 6.28.3, 6.28.4, 6.29.3, 6.29.4, 6.29.5 - 6.29.11, 6.30.3, 6.30.4, 6.31.3, 6.31.4, 7.1.4, 7.1.5, 7.2.3, 7.2.4, 7.3.3, 7.3.4, 7.4.1, 7.4.3, 7.4.4, 7.4.9, 7.5.1, 7.5.2, 7.5.3, 7.5.4, 7.5.6, 7.5.7, 7.5.10, 7.6.4, 7.7.3, 7.7.4, 7.8.4, 7.9.4, 7.10.4, 7.11.3, 7.11.4, 8.1.4, 8.2.3, 8.2.4, 8.3.3, 8.3.4, 9.1.4, 9.2.3, 9.2.4, 9.3.3, 9.3.4, 9.4.3, 9.4.4, 10.2.3, 10.2.4, 10.3.4, Par. 3.3, 3.12, 6.23, 6.28, 7.5, 7.12, Bijlagen | 30-01-2018 | 2018/0298430 | |
16-06-2018 | 26-07-2018 | Wijziging art. 6.7.3.6 par. 6.30, 6.31 | 12-06-2018 | 2018/0298430 | |
14-04-2018 | 16-06-2018 | Wijziging artt. 3.3.1, 4.3.2, 4.3.3, 4.3.8, par. 4.5, 4.6, 6.10.3, 6.29.3, 7.2.3, 7.2.4, 7.2.6, 7.2.9, par. 7.4, par. 9.3, 9.4 | 10-04-2018 | 2018/0141750 | |
04-04-2018 | 14-04-2018 | Wijzigingsregeling | 22-03-2018 | 2018/0104185 | |
02-02-2018 | 04-04-2018 | Wijziging artt. 2.8.4, 2.8.6, 3.1.1, 3.1.2, 3.1.3, 3.1.5, 3.1.7, 3.1.9, 3.1.11, 3.3.4, 3.5.3, 3.5.5, 6.15.1, 6.15.2, 6.15.3, 6.15.4, 6.24.5, 9.1.5, 6.13.1 – 6.13.9, 6.16.1 – 6.16.8, 6.22.1 – 6.22.9, 6.25.1 – 6.25.8, 6.29.1 – 6.29.11 | 30-01-2018 | 2017/0409273 | |
02-01-2018 | 02-02-2018 | Wijziging artt. 1.1.1, 1.5.1, 2.2.5, 2.2.8, 2.6.1, 2.6.2, 2.6.3, 2.6.4, 2.6.5, 2.6.7, 2.6.8, 2.6.9, 2.6.10, 2.7.1, 2.7.2, 2.7.3, 2.7.4, 2.7.9, 4.4.7, 3.3.3, 3.3.8, 3.8.6, 3.9.2.11, 4.2.6, 5.1.3, 5.1.6, 5.1.5, 5.1.8, 5.3.6, 5.4.4, 5.4.5, 5.4.7, 5.4.9, 6.1.7, 6.2.3, 6.8.7, 6.9.2, 6.9.7, 6.10.1, 6.10.5, 6.10.8, 6.10.10, 6.21.6, 6.27.1, 6.27.2, 6.27.3, 6.27.4, 6.27.5, 6.27.6, 6.27.7, 6.27.8, 6.27.9, 6.28.1, 6.28.2, 6.28.3, 6.28.4, 6.28.5, 6.28.6, 6.28.7, 6.28.8, 6.28.9, 7.3.3, 7.3.4, 7.3.5, 7.3.6, 7.3.8, 7.4.1, 7.4.2, 7.4.3, 7.4.6, 7.4.9, 7.11.3, 7.11.5, 7.11.8, 7.11.10 en parr. 3.7, 6.3, 6.12, | 19-12-2017 | 2017/0409273 | |
29-11-2017 | 02-01-2018 | Wijziging artt. 6.9.7, 6.21.3 | 21-11-2017 | 2017/0408789 | |
16-11-2017 | 29-11-2017 | Wijziging art. 10.3.6 | 09-11-2017 | 2017/0397104 | |
14-10-2017 | 16-11-2017 | Wijziging | 09-10-2017 | 2017/0336499 | |
22-07-2017 | 14-10-2017 | Wijziging | 11-07-2017 | 2017/0216958 | |
09-05-2017 | 22-07-2017 | Nieuwe regeling | 03-04-2017 | 2017/0104095 | |
06-04-2017 | 09-05-2017 | Wijziging | 28-03-2017 | 2017/0063984 | |
25-02-2017 | 06-04-2017 | wijzigingsregeling | 14-02-2017 | 2017/0015620 | |
01-01-2017 | 01-01-2017 | Nieuwe regeling | 20-12-2016 | 2016/0512522 en 2016/0525510 | |
01-01-2017 | 19-02-2017 | Aparte publicatie in provinciaal blad | 20-12-2016 | 2016/0525510 |
Paragraaf 1.1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1.1. Begripsomschrijvingen
Toelichting: In dit artikel wordt de betekenis van een aantal begrippen omschreven, die vaker in dit Uitvoeringsbesluit subsidies worden gehanteerd. Begrippen die in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) al worden omschreven, zijn niet in dit Uitvoeringsbesluit subsidies herhaald.
In dit Uitvoeringsbesluit 2017 wordt verstaan onder:
AGVV: de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (EG) nr. 651/2014, Pb L187/1 van de Europese Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard;
Asv: de Algemene subsidieverordening Overijssel 2005;
Toelichting: Subsidies die niet op basis van een subsidieparagraaf worden verstrekt maar op basis van de Algemene Subsidieverordening Overijssel 2005 (Asv), worden ook wel Asv-subsidies genoemd. De Asv en het Ubs zijn een wettelijke grondslag als bedoeld in artikel 4:23 Awb).
algemene de-minimisverordening: de Verordening (EU) 1407/2013 van de Europese Commissie van 24 december 2013, betreffende de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) op de-minimissteun;
Toelichting: Subsidie kan geoorloofde staatssteun zijn als het valt onder een Europese vrijstellingsverordening. Welke vrijstelling precies van toepassing is, wordt in de betreffende subsidieparagraaf of in de subsidiebeschikking vermeld.
LVV: de Landbouw vrijstellingsverordening (EU) Nr. 702/2014 van de Europese Commissie van 25 juni 2014, Pb L193/1, waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard
medeoverheden: de gemeenten, waterschappen, andere provincies en de rijksoverheid;
Toelichting: Hier wordt een verschil gemaakt tussen gemeenten en waterschappen aan de ene kant en diverse vormen van (semi-)overheden aan de andere kant, zoals overheidsvennootschappen, geprivatiseerde overheidsonderdelen, zelfstandige bestuursorganen e.d. Ook een gemeenschappelijke regeling zoals bedoeld in de wet Gemeenschappelijke Regelingen, al of niet met private partners, valt niet onder het begrip mede-overheden.
Mkb-onderneming : een micro-, kleine of middelgrote onderneming als bedoeld in de Aanbeveling van de Europese Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen, PbL124/36;
Toelichting: Een kleine onderneming is een onderneming waar minder dan 50 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet of het jaarlijkse balanstotaal 10 miljoen EUR niet overschrijdt. Een micro-onderneming is een onderneming waar minder dan 10 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet of het jaarlijkse balanstotaal 2 miljoen EUR niet overschrijdt. Tot de categorie middelgrote ondernemingen behoren ondernemingen waar minder dan 250 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet 50 miljoen EUR en/of het jaarlijkse balanstotaal 43 miljoen EUR niet overschrijdt.
Omgevingsvisie: de op 1 juli 2009 door Provinciale Staten vastgestelde visie en het uitvoeringsprogramma voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel, inclusief de actualisatie zoals door Provinciale Staten vastgesteld op 3 juli 2013.
Toelichting: De Omgevingsvisie is te vinden op www.overijssel.nl/thema's/ruimtelijke/omgevingsvisie/.
onderneming in moeilijkheden: een onderneming als bedoeld in artikel 2 lid 18 van de AGVV dan wel artikel 2 lid 14 van de LVV;
Toelichting: Van een onderneming in moeilijkheden is sprake:
in het geval van een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (niet zijnde een mkb die minder dan drie jaar bestaat) als meer dan de helft van haar geplaatste aandelenkapitaal door de opgebouwde verliezen is verdwenen. Dit is het geval wanneer het in mindering brengen van de opgebouwde verliezen op de reserves (en alle andere elementen die doorgaans worden beschouwd als een onderdeel van het eigen vermogen van de onderneming), een negatieve uitkomst oplevert die groter is dan de helft van het geplaatste aandelenkapitaal;
in het geval van een onderneming als ten minste een aantal van de vennoten onbeperkt aansprakelijk is voor de schulden van de onderneming (niet zijnde een kmo die minder dan drie jaar bestaat) wanneer meer dan de helft van het kapitaal van de onderneming zoals dat in de boeken van de onderneming is vermeld, door de gecumuleerde verliezen is verdwenen;
subsidie: een subsidie als bedoeld in artikel 4:21 Awb, die voor een bepaalde termijn wordt verstrekt.
Toelichting: De provincie verstrekt geen structurele subsidies. Afdeling 4.2.8 Awb ‘Per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen’ is om die reden op provinciale subsidies niet van toepassing. De ‘bepaalde termijn’ wordt opgenomen in de subsidiebeschikking en is afhankelijk van de soort activiteit; dat kan om die reden variëren van een dag tot een aantal jaren voor grotere (infrastructurele) projecten. Als het gaat om jaarlijks min of meer doorlopende activiteiten is de gebruikelijke ‘bepaalde termijn’ maximaal vier jaar. Voor de periode van vier jaar is gekozen, omdat deze termijn én aansluit bij de zittingstermijn van Provinciale Staten (hoewel die termijnen uiteraard niet helemaal gelijk hoeven te lopen), alsmede de looptijd van beleidsnota’s én het een goede termijn is om te bezien of eerder vastgestelde beleidsdoelen nog gelden en, zo ja, die nog steeds met de verstrekte subsidies worden gediend. Een subsidie kan ook in de vorm van een garantstelling of een niet-marktconforme lening worden verstrekt; in dat geval is in de subsidieparagraaf of in de verleningsbeschikking vermeld hoe die garantstelling of gunstiger leningvoorwaarden er uit zien.]
Artikel 1.1.2. Toepassingsbereik
Toelichting: Omdat het vereiste van een wettelijke en niet wettelijke grondslag niet in alle gevallen kan worden gesteld, maakt het derde lid van artikel 4:23 Awb enkele belangrijke uitzonderingen, de zogenaamde buitenwettelijke subsidies. Om ervoor te zorgen dat naast de Awb ook de bepalingen van de Algemene subsidieverordening of dit Uitvoeringsbesluit subsidies gelden voor het verstrekken van deze subsidies is de reikwijdte hiervan uitdrukkelijk benoemd.
In artikel 6 van de Algemene subsidieverordening zijn afwijkingsmogelijkheden van bepalingen gesteld bij of krachtens deze verordening opgenomen. Wanneer naast de provincie ook andere overheden of derden subsidiëren, kan een subsidieontvanger te maken krijgen met niet op elkaar afgestemde subsidiebepalingen. Elke subsidiënt heeft immers vaak zijn eigen specifieke bepalingen.
In dat geval wordt bij de behandeling van Europese subsidies de Europese regelgeving gevolgd. Voor alle overige subsidies geldt dat Gedeputeerde Staten in de subsidiebeschikking door maatwerk één of meerdere bepalingen van de verordening of het uitvoeringsbesluit buiten toepassing kunnen laten om de toepassing van conflicterende bepalingen te voorkomen.
De van de algemene reikwijdte uitgezonderde wettelijke grondslagen hebben als gemeenschappelijk kenmerk dat zij door hun aard niet aansluiten bij de bepalingen in dit Uitvoeringsbesluit subsidies.
Dit Uitvoeringsbesluit subsidies is van toepassing op alle door Gedeputeerde Staten te verstrekken subsidies met uitzondering van subsidies op basis van de volgende wettelijke grondslagen:
Artikel 1.1.3. Subsidieplafond
Gedeputeerde Staten kunnen een subsidieplafond vaststellen.
Toelichting: Artikel 5 van de Algemene subsidieverordening bepaalt dat Gedeputeerde Staten een subsidieplafond kunnen vaststellen en dat dit kan worden onderverdeeld in deelplafonds per subsidietijdvak of per onderdeel van provinciaal beleid. Genoemd artikel is de wettelijke grondslag als bedoeld in artikel 4:25 Awb. Gedeputeerde Staten zullen voor de in dit uitvoeringsbesluit geregelde subsidieparagrafen een subsidieplafond vaststellen dat voor een heel kalenderjaar geldt. De Awb gaat er van uit dat het subsidieplafond bekend wordt gemaakt, vóór dat de periode waarop het betrekking heeft, ingaat. Zo kunnen potentiële aanvragers weten hoeveel geld er beschikbaar is.
Artikel 1.1.4 Wijze van verlening en vaststelling
Toelichting: Hoofdregel is dat subsidieaanvragen worden beoordeeld op volgorde van ontvangst van de volledige aanvraag. In het aanvraagformulieren worden gegevens gevraagd die nodig zijn om een aanvraag te kunnen beoordelen. In het aanvraagformulier kan ook om mee te sturen bijlagen worden gevraagd. Als daaraan is voldaan, is een aanvraag volledig. Wanneer een aanvraag niet volledig is wordt om aanvulling gevraagd. Als ook na de gevraagde aanvulling sprake is van onvoldoende gegevens om de aanvraag te kunnen beoordelen, wordt de aanvraag op basis van artikel 4:5 Awb buiten behandeling gelaten. De datum waarop de gevraagde gegevens zijn ontvangen, is de datum waarop de aanvraag als volledig wordt beschouwd. Deze datum is van belang om te bepalen welke aanvraag als eerst inhoudelijk beoordeeld wordt en daarmee ook bepalend voor de volgorde waarin de subsidies verleend worden. Bij de inhoudelijk beoordeling kan blijken dat er nog een toelichting op de gegevens nodig is; de aanvrager wordt in dat geval daartoe in de gelegenheid gesteld. Komt die toelichting er niet of is er na ontvangst daarvan nog steeds onduidelijkheid, dan kan de aanvraag gemotiveerd worden afgewezen omdat onvoldoende duidelijk aan de regels uit dit Uitvoeringsbesluit subsidies is voldaan.Omdat de aanvraag al eerder als volledig is beschouwd heeft het vragen van een nadere toelichting geen invloed op de volgorde waarin de subsidies worden verstrekt.
Gedeputeerde Staten kunnen in een bijzondere subsidieparagraaf afwijken van de hoofdwijze van verlening van de subsidie, door bijvoorbeeld te kiezen voor een verlening op basis van een vastgestelde kwaliteitsvolgorde, de zogenoemde tendersystematiek. Bij een tendersystematiek worden alle aanvragen die op de sluitingsdatum van de tender volledig waren met elkaar vergeleken en de hoogst scorenden in de ranking krijgen subsidie totdat het beschikbare subsidieplafond bereikt is. Bij de tendersystematiek kan een onvolledige aanvraag na sluitingsdatum om die reden alleen nog aangevuld worden voor zover het geen inhoudelijke aanvulling of wijziging van de aanvraag betreft. Het gaat dan om bijvoorbeeld een ontbrekende handtekening onder de aanvraag, een bankrekeningbewijs of andere gegevens die geen invloed hebben op de inhoud van de activiteiten of de financiering ervan.
Als bij een tenderregeling blijkt dat door verstrekking van een subsidie, waarbij het te verstrekken subsidiebedrag hoger is dan het resterende bedrag van het subsidieplafond, het subsidieplafond wordt overschreden, dan weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie geheel, overeenkomstig artikel 4.25 lid 2 Awb.
Artikel 1.1.5. Subsidiabele kosten
Loonkosten van medewerkers zijn subsidiabel als deze rechtstreeks aan de subsidiabele activiteit toe te rekenen zijn, doelmatig en aantoonbaar zijn én de berekening ervan gebaseerd is op één van de volgende systematieken:
Volgens de loonkosten plus opslag voor medewerkers in dienst van de aanvrager. Voor de berekening van de loonkosten op deze wijze wordt de volgende formule gehanteerd: directe loonkosten per jaar delen door 1.600 uren per fulltime medewerker, vermeerderd met maximaal 40% als vergoeding voor de indirecte kosten;
Toelichting: Hierbij vormen de loonstaten per medewerker die deelneemt aan het project de basis voor de berekening van de subsidiabele loonkosten. Het aantal productieve uren en percentage indirecte kosten (overhead) opslag waarmee het uurtarief mag worden berekend is maximaal 40%.
Het hanteren van een vast uurtarief van € 35,- voor medewerkers in dienst van de aanvrager of voor natuurlijke personen die een onderneming drijven.
Toelichting: Bij natuurlijke personen die een onderneming drijven kan het bijvoorbeeld gaan om een eenmanszaak, vof, cv of maatschap. Ook het loon van een directeur-grootaandeelhouder kan hier worden ondergebracht voor zover deze niet op de loonlijst staat. De inzet van ingehuurde ondernemers valt hier niet onder, maar kan onder kosten derden worden gebracht.
Kosten voor het gebruik van machines en apparatuur, zijn naar rato van het gebruik subsidiabel indien deze rechtstreeks aan de subsidiabele activiteit toe te rekenen zijn. Dit geldt voor zowel machines en apparatuur die in bezit zijn als voor machines en apparatuur die nog worden aangeschaft ten behoeve van de te subsidiëren activiteit.
Toelichting: Kosten die gemaakt worden voor gebruik van apparatuur ten behoeve van de subsidiabele activiteit zijn subsidiabel . Onder apparatuur vallen apparaten en machines, maar bijvoorbeeld ook bijkomende kosten zoals licenties voor software maar ook de eventuele onderhoudskosten van een machine of apparatuur. De kosten voor het gebruik van de apparatuur zijn naar rato van gebruik subsidiabel. Dit betekent dat de kosten niet volledig opgevoerd mogen worden indien de apparatuur breder ingezet wordt dan alleen voor de subsidiabele activiteit. Ook de eventuele afschrijvingskosten worden naar rato van gebruik opgenomen als kosten.
Kosten van derden zijn subsidiabel indien deze kosten aantoonbaar aan een derde verschuldigd zijn, rechtstreeks aan de subsidiabele activiteit zijn toe te rekenen zijn, doelmatig zijn en betrekking hebben op activiteiten die binnen de subsidieperiode uitgevoerd zijn. Het maximaal subsidiabele uurtarief van derden is € 130,- exclusief btw. Het tweede en derde lid van dit artikel sluiten elkaar uit voor zover het gaat om machines en apparatuur. Dit betekent dat indien kosten voor aanschaf van machines en apparatuur subsidiabel zijn onder dit lid, de afschrijvingskosten voor dezelfde machines en apparatuur niet subsidiabel zijn onder het tweede lid.
Toelichting: Het gaat om kosten die direct voor de subsidiabele activiteit worden gemaakt en doelmatig zijn, bijvoorbeeld door uitbesteding van een deel van de subsidiabele activiteit of in de vorm van kosten van voor de subsidiabele activiteit geleverde materialen, diensten en inhuur personeel. Doelmatig betekent onder andere dat het resultaat geleverd wordt tegen zo min mogelijke kosten. Het aantoonbaar maken van kosten kan bijvoorbeeld door middel van een factuur, kwitantie of ingeval medeoverheden een subsidiebesluit. Het tweede en het derde lid van dit artikel sluiten elkaar uit voor zover het gaat om machines en apparatuur. Het is aan de aanvrager om aan te geven voor welke kosten hij subsidie wenst.
Kosten voor de inzet van vrijwilligers zijn subsidiabel.
Toelichting: Het gaat hier om kosten als verzekeringspremies voor vrijwilligersinzet, lunches en andere kosten die door de aanvrager gemaakt worden om inzet van vrijwilligers te faciliteren. Vergoedingen die vrijwilligers ontvangen voor de inzet van uren zijn conform artikel 1.1.6 eerste lid niet subsidiabel.
De subsidie voor het verkrijgen van een controleverklaring bedraagt 100% van de kosten indien deze door Gedeputeerde Staten verplicht wordt gesteld en de kosten ervan op factuur aantoonbaar aan een onafhankelijke accountant zijn verschuldigd.
Toelichting: Een controleverklaring is een verklaring die afgegeven wordt door een accountant waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt zijn uitgevoerd en de kosten zijn gemaakt. Wanneer Gedeputeerde Staten een controleverklaring verplicht stellen, wordt dit in de verleningsbeschikking opgenomen
Artikel 1.1.6 Niet subsidiabele kosten
Toelichting: Deze kosten worden niet meegenomen bij de berekening van de subsidie omdat ze niet aangemerkt zijn als kosten die direct aan de subsidiabele activiteiten toe te rekenen zijn.
De in de begroting bij de subsidiabele activiteiten opgenomen kostenpost Onvoorzien, kosten die niet rechtstreeks aan de subsidiabele activiteit toe te rekenen zijn, boetes, gerechtskosten, kosten voor financieringen, debetrente, leges, kosten voor het inhuren van een subsidieadviesbureau of andere subsidiebemiddelaar en vergoedingen voor de inzet van uren van vrijwilligers zijn niet subsidiabel;
Kosten van activiteiten die buiten de subsidieperiode zijn uitgevoerd, zijn niet subsidiabel, met uitzondering van de kosten als bedoeld in artikel 1.1.5 vijfde lid.
Toelichting: Het begrip subsidieperiode is omschreven in artikel 1.1.1. Als bijvoorbeeld de activiteit is gestart voordat de aanvraag voor subsidie is ontvangen, dan kunnen alleen de kosten van het deel van de activiteit dat nog niet is uitgevoerd voor subsidie in aanmerking komen. In dat geval kan worden gevraagd om een specificatie van de kosten van de activiteiten die al zijn uitgevoerd.
Toelichting: In dit artikel is geregeld dat gangbare apparaatskosten van medeoverheden niet subsidiabel zijn. Conform artikel 1.1.1 worden onder medeoverheden gemeenten, waterschappen en provincies verstaan.
Gangbare apparaatskosten zijn over het algemeen de overheadkosten. Ook inzet van ambtelijke capaciteit is hiermee beperkt subsidiabel. Indien sprake is van inzet van vast personeel wat gedekt is in de gemeentelijke begroting en tot de reguliere formatie behoort, is dit niet subsidiabel. Ook worden geen capaciteitstekorten bij de gemeenten gesubsidieerd, omdat de gemeenten hier zelf verantwoordelijk voor zijn.
Dat betekent dus dat inzet van ambtelijke capaciteit alleen subsidiabel is als:
Uit de aanvraag moet blijken dat van een of meer van deze uitzonderingen sprake is.]
Artikel 1.1.7 Algemene weigeringsgronden
Toelichting: Met dit artikel worden de weigeringsgronden uit artikel 4:35 Awb aangevuld. Dat wetsartikel maakt het bijvoorbeeld mogelijk een subsidie te weigeren als naar verwachting het gesubsidieerde project niet wordt uitgevoerd of als de aanvrager failliet is verklaard. In een subsidieparagraaf kunnen aanvullend of afwijkend bijzondere weigeringsgronden worden genoemd.
Gedeputeerde Staten kunnen besluiten de subsidie geheel of gedeeltelijk te weigeren indien de kosten van de subsidiabele activiteit naar haar oordeel als niet doelmatig kunnen worden aangemerkt of redelijkerwijs anders kunnen worden gedekt.
Toelichting: Omdat subsidies met gemeenschapsgelden worden gefinancierd, is een doelmatige uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten van belang. Een activiteit doelmatig uitvoeren betekent dat naar mening van Gedeputeerde Staten de betreffende inspanningen en uitgaven voor de te subsidiëren activiteiten daadwerkelijk bijdragen aan de realisatie van het beoogde doel en de hiervoor ingezette middelen en kosten daarmee in verhouding staan.Uit het gebruik van het woord ’kunnen’ blijkt dat het een facultatieve weigeringsgrond is. Gedeputeerde Staten zullen hierbij een belangenafweging maken en kunnen de subsidie weigeren als de activiteit ook zonder de gevraagde subsidie gerealiseerd kan worden.
Gedeputeerde Staten weigeren de subsidie indien sprake is van stapeling van subsidie. Er is sprake van stapeling van subsidie als voor dezelfde activiteit of dezelfde kosten al subsidie is verstrekt op grond van het Ubs of de Asv. Dit geldt niet indien sprake is van subsidie die verstrekt is uit Europese Fondsen of een subsidie in die verstrekt is in de vorm van een geldlening.
Toelichting: Voor veel activiteiten geldt dat een combinatie van financiële bronnen bij elkaar wordt gebracht om realisering van die activiteiten mogelijk te maken. Een provinciale subsidie is daar vaak één van. Andere bronnen zijn onder andere subsidies van andere (semi-)overheden en/of Europese subsidies (vaak ook cofinanciering genoemd), private fondsen als het Oranjefonds of VSB-fonds, leningen van banken of revolverende overheidsfondsen, sponsoring, eigen middelen aanvrager of deelnemersbijdragen. Voor een provinciale subsidie geldt dat wanneer, zoals gebruikelijk, deze geen 100% van de subsidiabele kosten bedraagt, de aanvrager zelf het resterende deel gefinancierd moet krijgen uit andere bronnen dan provinciale subsidies. Gedeputeerde Staten vinden een dergelijke financiële betrokkenheid van de aanvrager van belang voor de realisatie van de activiteiten. Toelichting: Uitgangspunt is dat voor een activiteit één subsidieparagraaf is opgenomen in het Ubs. Toch kan het soms voorkomen dat meerder subsidieparagrafen of subsidiebronnen van de provincie ingezet kunnen worden. In dat geval kiest de aanvrager de meest passende of voor de aanvrager meest gunstige subsidieparagraaf of subsidiebron. Het is niet mogelijk om voor dezelfde activiteit of dezelfde kosten meerdere provinciale subsidies te ontvangen.
Indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107 eerste lid van het VWEU, dan kunnen Gedeputeerde Staten de subsidie alleen verstrekken indien voldaan wordt aan een Europese verordening op basis waarvan de subsidie toelaatbaar is verklaard.
Toelichting: Overheden die steun willen verlenen, moeten zich houden aan de regels voor staatssteun. De staatssteunregels zijn neergelegd in de artikelen 107, 108 en 109 Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU). Staatssteun is in principe verboden. Er gelden echter vele uitzonderingen (vrijstellingsmogelijkheden) op het staatssteunverbod. Een maatregel levert pas staatssteun op als er aan alle voorwaarden van de cumulatieve criteria van het staatssteunverbod wordt voldaan. De Europese Commissie beoordeelt staatssteun op basis van vijf criteria:
Bij subsidieverlening is bijna altijd wel sprake van het tweede t/m het vierde criterium. Of voldaan wordt aan het eerste en vijfde criterium wordt nader getoetst op basis van vragen in het betreffende aanvraagformulier. Meer informatie over staatssteun is o.a. te vinden op www.europadecentraal.nl.
Indien sprake kan zijn van staatssteun dan is in de betreffende subsidieparagraaf vermeld welke Europese vrijstellingsverordening van toepassing is. Dit kan bijvoorbeeld de algemene de-minimisverordening, de Algemene Vrijstellingsverordening (AGVV) of de Landbouwvrijstellingsverordening (LVV) zijn.
Subsidies op basis van de AGVV en de LVV kunnen alleen verstrekt worden als voldaan wordt aan de algemene en procedurele bepalingen zoals opgenomen in hoofdstuk 1 van de AGVV dan wel LVV en de betreffende van toepassing zijnde artikelen.
Dit betekent in ieder geval dat de subsidie een stimulerend effect moet hebben (artikel 6 van de AGVV en de LVV). Dit betekent dat de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd nog niet zijn gestart op het moment van de aanvraag. Ook mag de subsidieontvanger niet in moeilijkheden verkeren (artikel 1.1.1) en er mag geen terugvorderingsbesluit genomen zijn ten aanzien van eerder verleende staatssteun (de zogenoemde Deggendorfclausule) (artikel 1.1.4).
Ook kan de subsidie lager worden verleend of vastgesteld indien de subsidie leidt tot overschrijding van de steunpercentages en steundrempels zoals opgenomen in hoofdstuk 1 dan wel het betreffende artikel van de AGVV of LVV. Alle financiële bijdragen van overheden voor de betreffende activiteit, worden bij elkaar opgeteld om het totale subsidiebedrag te bepalen (cumulatie) (artikel 8 van de AGVV en LVV).
Op grond van de algemene de-minimisverordening kunnen overheden aan ondernemingen de-minimissubsidie tot € 200.000,- verstrekken over een periode van drie belastingjaren zonder dat dit staatssteun oplevert. Deze steun is zo minimaal (de-minimis) dat het weinig tot geen impact heeft op de interne markt. Voor een onderneming uit de visserij bedraagt de maximale de-minimissubsidie € 30.000,- en voor een landbouwonderneming maximaal € 20.000,- over een periode van drie belastingjaren.
Artikel 1.2.1. Bij aanvraag in te dienen gegevens
De aanvraag om een subsidie wordt schriftelijk bij Gedeputeerde Staten ingediend door gebruik te maken van het beschikbaar gestelde digitale aanvraagformulier.
Toelichting: Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend door het invullen van een door of namens Gedeputeerde Staten beschikbaar gestelde digitaal aanvraagformulier op www.overijssel.nl/subsidie. Er zijn digitale formulieren voor subsidies op basis van subsidieparagrafen in dit Uitvoeringsbesluit, maar ook voor zogeheten ASV-subsidies die niet binnen het bereik van een subsidieparagraaf vallen. Doel van het aanvraagformulier is om aan de aanvrager te verduidelijken welke informatie hij bij de aanvraag moet geven zodat de behandeling van de aanvraag vlotter kan plaatsvinden. De volgende gegevens worden in ieder geval gevraagd in het aanvraagformulier:
Een aanvraag om subsidie bevat in ieder geval de volgende gegevens:
Toelichting: Volgens artikel 4:29 Awb begint het subsidieproces met een aanvraag. Wat een aanvraag is en aan welke eisen deze moet voldoen staat in Afdeling 4.1.1. van de Awb. In het tweede lid is bepaald welke gegevens de aanvrager dient te overleggen bij zijn aanvraag voor subsidie. In dit artikellid is geregeld welke stukken en gegevens ingediend moeten worden bij een aanvraag voor subsidie. Het kan voorkomen dat voor bepaalde subsidies ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag aanvullende gegevens worden gevraagd. Dan zal dan blijken uit de betreffende subsidieparagraaf.
Indien toepassing is gegeven aan het vijfde lid, maakt bij wijziging van de subsidieontvanger een in te vullen Bibob-formulier een verplicht onderdeel uit van de aanvraag tot wijziging.
Toelichting: De Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (wet Bibob) is een (preventief) bestuursrechtelijk instrument om de integriteit van de overheid te beschermen. Bestuursorganen kunnen in het kader van een subsidie de achtergrond van de subsidieaanvrager – of ontvanger en diens zakelijke omgeving onderzoeken. Door het toepassen van de Wet Bibob wordt voorkomen dat bestuursorganen ongewild criminele activiteiten faciliteren.
De leden 5 en 6 van dit artikel geven hier voor de provinciale subsidies uitvoering aan. In de provinciale ‘Beleidsregel voor de toepassing van de wet Bibob 2019’ (Provinciaal blad 2019, 4150) is opgenomen hoe Gedeputeerde Staten met deze bevoegdheid omgaan. Indien het invullen van een Bibob-formulier voor subsidies verplicht is, is dat in de betreffende paragraaf van dit Uitvoeringsbesluit opgenomen. Als uit het Bibob-onderzoek geen bijzonderheden naar voren komen, is er geen beletsel vanuit de Wet Bibob om de subsidie te verstrekken. Gedeputeerde Staten ronden de procedure van verlening of directe vaststelling van de subsidie dan verder af. Indien het Bibob-formulier voor subsidies niet volledig is ingevuld, laten Gedeputeerde Staten de aanvraag, na het bieden van een aanvullingstermijn, buiten behandeling. Als sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 3 Wet Bibob, dan wordt de subsidie geweigerd.
De bepalingen in het vijfde en zesde lid geldt zowel voor aanvragen op basis van dit Uitvoeringsbesluit als op basis van de ASV.
Artikel 1.2.2. Indieningstermijn aanvraag
Een aanvraag voor subsidie kan het hele kalenderjaar worden ingediend.
Toelichting: De in dit artikel genoemde termijnen zijn maximale beslistermijnen. Indien mogelijk zullen Gedeputeerde Staten eerder beslissen. Indien in een subsidieparagraaf een uiterste indieningstermijn is bepaald, dan wordt een aanvraag die na die datum is ontvangen afgewezen.Gedurende de termijn dat de aanvrager in de gelegenheid is gesteld de aanvraag aan te vullen, wordt de beslistermijn opgeschort (artikel 4:15 Awb).
Paragraaf 1.3 Verlening en vaststelling van de subsidie
Toelichting: Het subsidiesysteem gaat uit van een drietal arrangementen:
Bij deze arrangementen hangt de zwaarte van de verantwoordingseisen af van het subsidiebedrag. Gedeputeerde Staten bepalen op basis van het geldende arrangement of er verantwoording moet plaatsvinden en de zwaarte van de verantwoording. Uitgangspunt is de hoogte van het subsidiebedrag. Ook hogere regelgeving, aanvullende verplichtingen of extra beheersmaatregelen kunnen tot een zwaardere verantwoording leiden. Doordat in de subsidiebeschikking wordt aangegeven welke verantwoordingseisen van toepassing zijn, weet de subsidieontvanger tijdig wat van hem wordt verwacht.
Artikel 1.3.2. Betaling en bevoorschotting
Indien een beschikking tot subsidievaststelling als bedoeld in artikel 1.5.1. wordt gegeven, vindt de betaling van de gehele subsidie in één bedrag plaats.
Toelichting: Als subsidie wordt verstrekt zonder dat daar een subsidieverlening aan vooraf is gegaan, dan vindt na vaststelling van de subsidie betaling van de subsidie in één bedrag plaats. Hierdoor is bevoorschotting niet aan de orde. Indien in de subsidiebeschikking het voorbehoud is gemaakt dat eerst een benodigde vergunning moet worden gekregen, kan betaling na ontvangst daarvan plaatsvinden omdat eerst aan het voorbehoud moet worden voldaan.
Als een beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in artikel 1.5.2. of artikel 1.5.3. wordt gegeven, kunnen Gedeputeerde Staten aan de subsidieontvanger voorschotten tot maximaal 100% van het verleende subsidiebedrag verstrekken.
Toelichting: Gebruikelijk is dat Gedeputeerde Staten niet meer dan 90% bevoorschotten en de voorschotten in één of meer termijnen beschikbaar stellen, waarbij het aantal termijnen vaak zal afhangen van de looptijd en/of het te verwachten bestedingsritme van de gesubsidieerde activiteiten. In de verleningsbeschikking wordt de omvang en wijze van bevoorschotting opgenomen. Het woord ‘maximaal’ geeft aan dat het ook voor kan komen dat er geen voorschot wordt verstrekt. Dat kan het geval zijn als bijvoorbeeld de te subsidiëren activiteit nog afhankelijk is van een nog te krijgen vergunning. Voor het moment waarop de vergunning is ontvangen kan immers nog niet worden begonnen met de realisering van de activiteiten.
Paragraaf 1.4 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Toelichting: De meldingsplicht is bedoeld als tegenhanger van het geven van meer vertrouwen in de vorm van onder andere het niet standaard verantwoording afleggen bij subsidies tot € 25.000,– het vragen van minder tussenrapportages en automatische bevoorschotting.
De subsidieontvanger is verplicht tijdig te melden als het aannemelijk is dat de gesubsidieerde activiteit niet, niet tijdig, niet geheel of niet volgens alle daaraan verbonden verplichtingen zal worden verricht. In dat geval zal de subsidie lager of op nihil worden vastgesteld of zullen nadere afspraken worden gemaakt over het aanpassen van de verplichtingen, bijvoorbeeld het geven van meer tijd voor de uitvoering van de activiteiten. Bij het niet voldoen aan deze informatieplicht kan de subsidieverlening of subsidievaststelling worden gewijzigd of ingetrokken. Terugvordering van de subsidie, inclusief wettelijke rente van het hele subsidiebedrag, kan in zo'n geval passend worden geacht, omdat de ontvanger dan misbruik maakte van het gegeven vertrouwen, dat ten grondslag ligt aan dit Ubs.
De subsidieontvanger doet binnen vier weken via een digitaal formulier melding aan Gedeputeerde Staten, zodra:
Artikel 1.4.2. Digitale financiële verantwoording
Indien de subsidie meer dan € 125.000,– bedraagt is de subsidieontvanger verplicht een digitale financiële verantwoording in te vullen en deze te overleggen bij de aanvraag tot vaststelling. In de aanvraag tot subsidievaststelling geeft de subsidieontvanger aan of de subsidiabele activiteiten zijn verricht en welke subsidiabele kosten werkelijk zijn gemaakt. De subsidieontvanger maakt hierbij gebruik van het beschikbaar gestelde format.
Toelichting: Het aanvraagformulier tot vaststelling is te vinden op www.overijssel.nl/subsidie. De financiële verantwoording dient ingevuld te worden in de daarvoor bestemde velden die onderdeel uitmaken van het digitale aanvraagformulier.
Artikel 1.4.3. Tussenrapportage
Indien het verleende subsidiebedrag € 25.000 of meer bedraagt en de verlening betrekking heeft op activiteiten met een looptijd langer dan een jaar, kunnen Gedeputeerde Staten de verplichting opleggen tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. Een dergelijke tussentijdse verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar gevraagd.
Artikel 1.4.4. Instandhouding activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen de verplichting opleggen dat de resultaten van de activiteiten in stand worden gehouden voor een periode van maximaal vijf jaar.
Toelichting: Bij veel subsidies gaat het effect ervan zich pas voordoen als de gesubsidieerde activiteiten zijn gerealiseerd. Het kan daarom van belang zijn expliciet in de verleningsbeschikking of bij de directe vaststellingsbeschikking vast te leggen dat voor een bepaalde periode de de resultaten van de activiteiten in stand moet worden gehouden. Dat kan bijvoorbeeld het actief houden van een gesubsidieerde website zijn of het gebruiken van een met provinciale subsidie aangeschaft apparaat of voertuig.
Omdat de variëteit aan te subsidiëren activiteiten groot is, is één uniforme termijn niet goed uitvoerbaar. Daarom wordt in de betreffende subsidieparagraaf dan wel, bij ASV-subsidies, in het betreffende besluit bepaald of er sprake is van zo’n termijn en zo ja, voor hoe lang. Daarbij geldt vijf jaar instandhouding als maximale termijn.
Als de aard van de activiteiten zich daartegen verzet, wordt een dergelijke instandhoudingsverplichting niet opgenomen.
Toelichting: De subsidieperiode is de periode vanaf datum van de ontvangst van de aanvraag tot en met de in de verleningsbeschikking of vaststellingsbeschikking opgenomen datum waarop de subsidiabele prestatie moet zijn afgerond. Omdat de subsidiabele kosten op die periode betrekking hebben (met uitzondering van de accountantsverklaring) is het van belang die termijn die voor het realiseren van de activiteiten nodig is, realistisch te schatten
Artikel 1.4.6. Deugdelijke administratie
Toelichting: De subsidieontvanger voert een deugdelijke administratie, zodat bij vaststelling of een eventuele controle van de subsidie kan worden aangetoond dat de activiteit is uitgevoerd en wat aantoonbaar de daarmee samenhangende kosten en (eventuele) baten zijn. Dat kan bijvoorbeeld blijken uit een urenadministratie of andere gangbare manieren van inzichtelijk maken.
De administratie van de gemaakte subsidiabele kosten dienen te worden bewaard gedurende 12 maanden na subsidievaststelling of bij een directe vaststelling, gedurende 12 maanden na afloop van de subsidieperiode.
Toelichting: Het gaat hierbij om de gehele administratie, zowel de urenadministratie als de financiële administratie. Financiële administratie bestaat uit bijvoorbeeld facturen, kwitanties en afgegeven subsidiebeschikkingen.
Paragraaf 1.5 Vaststelling van de subsidie
Artikel 1.5.1. Subsidies tot € 25.000
Indien de te verstrekken subsidie minder bedraagt dan € 25.000 wordt de subsidie door Gedeputeerde Staten direct vastgesteld.
Artikel 1.5.2. Subsidies vanaf € 25.000 tot € 125.000
Indien de subsidieverlening € 25.000,– of meer bedraagt, maar minder dan € 125.000,–, dient de subsidieontvanger uiterlijk 13 weken na het realiseren van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, of binnen een in de regeling of verleningsbeschikking op te nemen afwijkende termijn, een aanvraag tot vaststelling in bij Gedeputeerde Staten via het daarvoor beschikbaar gestelde digitale formulier.
Indien de activiteiten zijn gerealiseerd en aan de subsidieverplichtingen is voldaan, wordt de subsidie vastgesteld op het verleende bedrag, tenzij bij de verlening is bepaald dat een digitale financiële verantwoording als bedoeld in artikel 1.4.2 moet worden overlegd. In dat geval wordt de subsidie vastgesteld overeenkomstig de in de subsidiebeschikking genoemde wijze, met als maximum het verleende bedrag.
Toelichting: Uit het derde lid volgt dat wanneer de activiteiten niet of niet geheel of niet volgens de voorschriften zijn gerealiseerd, de subsidie naar redelijkheid lager of op nihil wordt vastgesteld. Daarbij wordt rekening gehouden met eventuele bijzondere omstandigheden. Redelijk kan ook zijn het naar rato lager vaststellen van de subsidie overeenkomstig de verhouding tussen de niet of niet helemaal gerealiseerde activiteiten en het daarmee samenhangende begrote bedrag. Het kan ook zijn dat staatssteunbepalingen ertoe leiden dat de subsidie lager dan de maximale verlening wordt vastgesteld, bijvoorbeeld omdat onder een maximaal staatssteunpercentage moet worden gebleven om binnen een vrijstelling te kunnen blijven vallen.
Artikel 1.5.3. Subsidies vanaf € 125.000
Indien de subsidieverlening € 125.000,- of meer bedraagt, dient de subsidieontvanger uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, of binnen een in de regeling of verleningsbeschikking op te nemen afwijkende termijn, een aanvraag tot vaststelling in bij Gedeputeerde Staten.
Uit het inhoudelijk verslag als bedoeld in het tweede lid blijkt in welke mate de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn gerealiseerd.
Toelichting:Het inhoudelijk verslag is vormvrij en mag daarmee een al voor andere doeleinden opgesteld verslag zijn, zolang het maar voldoende informatie geeft om vast te kunnen stellen in welke mate de activiteiten zijn gerealiseerd. Wanneer de activiteiten niet of niet geheel of niet volgens de voorschriften zijn gerealiseerd, wordt de subsidie naar redelijkheid lager of op nihil vastgesteld. Daarbij wordt rekening gehouden met eventuele bijzondere omstandigheden.
Indien de activiteiten zijn gerealiseerd, wordt de subsidie vastgesteld op basis van de werkelijke subsidiabele kosten. Daarbij wordt uitgegaan van het in de subsidieparagraaf of de verleningsbeschikking genoemde subsidiepercentage, met als maximum het verleende bedrag.
Toelichting: Indien de subsidiabele kosten lager uitvallen, dan zal de subsidie lager worden vastgesteld. De subsidie is een maximale bijdrage waarbij de provincie optreedt als (mede)financier. Meer subsidie ontvangen dan nodig is, is om die reden niet aan de orde. Is in de verleningsbeschikking bijvoorbeeld opgenomen dat de subsidie 40% van de begrote subsidiabele kosten bedraagt, dan geldt dat percentage ook voor de werkelijke subsidiabele kosten bij de vaststelling van de subsidie. Vanuit financiële beheersbaarheid is de subsidie uiteindelijk nooit meer dan het maximaal verleende bedrag.
Hoofdstuk 2 Ruimtelijke ontwikkeling en waterbeheer
Paragraaf 2.1 Effectuering Ruimtelijk beleid
Artikel 2.1.1 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor onderzoek, visie- en planontwikkeling van ruimtelijke projecten die van provinciaal belang zijn op het gebied van ruimtelijke ordening en wonen.
Artikel 2.1.3 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten.
Toelichting: Als sprake is van staatssteun en de subsidieontvanger heeft al steun op basis van de algemene de-minimisverordening ontvangen dan kan dit gevolgen hebben op de hoogte van de subsidieverlening.
Artikel 2.1.4 Subsidiabele kosten
In afwijking van artikel 1.1.6 derde lid zijn kosten die voortvloeien uit financiële verplichtingen, aangegaan voordat de aanvraag is ontvangen wel subsidiabel.
Toelichting: De start van het project kan eerder hebben plaatsgevonden dan de indiening van de subsidieaanvraag. Dit betekent dat de kosten die voortvloeien uit financiële verplichtingen, aangegaan voordat de aanvraag is ontvangen wel subsidiabel zijn.
Paragraaf 2.7 Flexibele Huisvesting
De huisvestingstaakstelling legt een grote druk op de sociale huurwoningmarkt. Met deze regeling draagt de provincie bij aan het realiseren van tijdelijke en flexibele woonvormen voor spoedzoekers.
Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 2.7.2 voldoet aan de volgende criteria:
de gevraagde maximale huurprijs per woning bedraagt niet meer dan de actuele aftoppingsgrens. De maximale huurprijs geldt niet voor huishoudens of gezinnen die bestaan uit zes of meer personen;
Toelichting: De aftoppingsgrens is een begrip uit de huurtoeslag. Als je huurprijs hoger is dan deze grens wordt de huurtoeslag verlaagd.
Artikel 2.7.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening
In aanvulling op het eerste en tweede lid overlegt de aanvrager, indien het eigen onderzoek van Gedeputeerde Staten daartoe aanleiding geeft, een volledig ingevuld Bibob-formulier als bedoeld in artikel 1.2.1, vijfde lid.
Toelichting: Indien na ontvangst van de aanvraag uit het eigen onderzoek van Gedeputeerde Staten blijkt dat sprake is van een mogelijke situatie als bedoeld in artikel 3 Wet Bibob, moet de aanvrager aanvullend het Bibob-formulier voor subsidies volledig invullen. Als sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 3 Wet Bibob, dan wordt de subsidie geweigerd. Indien het Bibob-formulier voor subsidies niet volledig is ingevuld, laten Gedeputeerde Staten de aanvraag, na het bieden van een aanvullingstermijn, buiten behandeling.
Paragraaf 2.8 Vitaliteit van binnensteden (stadsarrangementen)
Gemeenten en de provincie selecteren gezamenlijk projecten die bijdragen aan het vitaler maken van de binnensteden. Een overzicht van die projecten wordt een stadsarrangement genoemd. Het kan gaan om projecten op het gebied van visievorming, uitwerking van concepten, maar ook om fysieke maatregelen om de binnenstad te veranderen.
Artikel 2.8.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
stadsarrangement: een door de provincie en gemeente opgesteld overzicht van activiteiten die bijdragen aan de vitaliteit, leefbaarheid en kwaliteit van de binnenstad van de betreffende gemeente. In het stadsarrangement is opgenomen wat de maximale provinciale bijdrage is, wie de subsidieaanvrager is en waar het project uitgevoerd wordt.
Artikel 2.8.2 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen een subsidie verlenen voor activiteiten die de vitaliteit, leefbaarheid en kwaliteit van de binnenstad vergroten.
Artikel 2.8.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt een forfaitair vastgesteld tarief zoals opgenomen in het stadsarrangement van de betreffende gemeente.
Toelichting: Als sprake is van staatssteun en de subsidieontvanger heeft al steun op basis van algemene de-minimisverordening ontvangen dan kan dit gevolgen hebben op de hoogte van de subsidieverlening.
Artikel 2.8.4a Subsidiabele kosten
Artikel 1.1.5 en artikel 1.1.6 zijn niet van toepassing.
Toelichting: De subsidie bedraagt een forfaitair vastgesteld tarief welke bij het opstellen van het betreffende stadsarrangement is vastgesteld (lumpsum bedrag).
Deze subsidieregeling is een uitwerking van artikel 3 van de door de Provincie Overijssel, LTO Noord, Waterschap Drents Overijsselse Delta, Waterschap Vechtstromen en Waterschap Rijn en IJssel op 7 februari 2018 afgesloten bestuursovereenkomst “Cofinanciering overhevelingsgelden binnen het Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) en het aanbrengen van DAW-projecten”. Het is tevens een uitwerking van de bestuursovereenkomst Zoetwatervoorziening Oost-Nederland.
De doelstelling van de subsidieregeling is om een positief effect op de kwaliteit van water en bodem te bereiken en om een robuuster watersysteem met minder wateroverlast en grotere beschikbaarheid van water te realiseren. Het ondersteunt daarmee het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer in de provincie Overijssel.
De subsidie kan een bijdrage leveren aan de internationale doelstellingen zoals beoogd in de Kaderrichtlijn Water (KRW) en/of de Nitraatrichtlijn. Deze zijn voor het oppervlaktewater uitgewerkt in de Omgevingsvisie en de bijbehorende factsheets van de KRW-waterlichamen in Overijssel en de waterbeheerplannen van de waterschappen.
Ook kan de subsidie een bijdrage leveren aan de regionale klimaatdoelen door het vergroten van de beschikbare regionale (grond)watervoorraad en de vermindering van schade door vochttekorten. Voor Oost Nederland zijn de hierbij behorende doelen voor het thema Zoetwatervoorziening Oost Nederland opgenomen in "Wel goed water geven", het Werkprogramma Zoetwatervoorziening Hoge Zandgronden 2016-2021.
In subparagraaf 2.9.1 zijn de algemene bepalingen opgenomen die voor alle werkgebieden en waterschappen gelden. Subparagrafen 2.9.2 t/m 2.9.4 bevatten een overzicht van de maatregelen (subsidiabele activiteiten), de maximale subsidiebedragen en aanvullende en afwijkende voorwaarden die voor het betreffende werkgebied gelden.
Bijlage 1 bevat het overzicht van alle maatregelen. Het overzicht is gebaseerd op:
In bijlage 2 is een overzicht van maatregelen opgenomen die voor het werkgebied Waterschap Drents Overijsselse Delta van toepassing zijn.
Artikel 2.9.1.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
samenwerkingsverband: een geen rechtspersoonlijkheid bezittend verband, bestaande uit niet in een groep verbonden deelnemers, waarvan ten minste één landbouwer of een organisatie die landbouwers vertegenwoordigt, niet zijnde een vennootschap.
Toelichting: Indien sprake is van een aanvraag van een samenwerkingsverband dan zijn de deelnemers, overeenkomstig artikel 2.9.1.7 tweede lid sub a verplicht een samenwerkingsovereenkomst af te sluiten.
Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 2.9.2.1, 2.9.3.1 en 2.9.4.1 voldoet aan de volgende criteria:
de maatregelen zijn economisch doelmatig, marktconform en milieuefficiënt;
Toelichting: Economisch doelmatig betekent hier efficiënt: Maatregelen worden uitgevoerd op de plaats en op de wijze waarop ze maximaal renderen.
Marktconform betekent dat de kosten in overeenstemming zijn met de markt of het marktmechanisme conform het marktprijzensysteem.
Milieuefficiënt is het streven om de maatregel zo milieuvriendelijk mogelijk te maken.
Artikel 2.9.1.3 Hoogte van de subsidie
De subsidie voor maatregelen zoals opgenomen in bijlage 1 voor maatregelcategorie 3 en 4, bedraagt maximaal 80% van de subsidiabele kosten met een maximum subsidie van € 10.000,- per landbouwbedrijf en een maximum van € 1.500,- per landbouwbedrijf voor de maatregel zoals opgenomen onder maatregelcategorie 4 onder sub a.
Toelichting: De subsidie van € 1.500,- (maatregelcategorie 4 sub a) heeft betrekking op het opstellen (gebiedsgericht) bedrijfswaterplan of bedrijfs(afval)waterscan: waterkwantiteit (droog, nat) en waterkwaliteit mogelijk in combinatie milieupuntensysteem.
De subsidie voor voorbereiding bedraagt maximaal 20% van de totale subsidie.
Toelichting: Onder voorbereiding wordt verstaan de voorbereiding en coördinatie van het project, het penvoerderschap, de administratieve handelingen betreffende de subsidieaanvraag, opstellen van tussen- en eindrapportages alsmede opstellen van financiële verantwoordingen.
Artikel 2.9.1.4 Subsidiabele kosten
In afwijking van artikel 1.1.6 derde lid, zijn voorbereidingskosten die gemaakt zijn voordat de aanvraag voor subsidie is ontvangen wel subsidiabel, mits deze gemaakt zijn tot uiterlijk één jaar voorafgaand aan de indiening van de aanvraag.
Toelichting: In artikel 1.1.6 zijn de overige niet subsidiabele kosten opgenomen.
Artikel 2.9.1.5 Subsidieplafond
Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.
Toelichting: Gedeputeerde Staten stellen deelplafonds vast voor bepaalde werkgebieden en maatregelen.
Artikel 2.9.1.6 Indieningstermijn aanvraag tot subsidieverlening
Een onvolledige aanvraag voor subsidie kan na sluitingsdatum alleen aangevuld worden voor zover het geen inhoudelijke aanvulling of wijziging van de aanvraag betreft.
Toelichting: Bij onvolledigheid van de aanvraag na de sluitingsdatum is er alleen ruimte voor het herstel van kleinigheden zoals een handtekening, een bankrekeningnummer, kamer van koophandel gegevens e.d., het moet gaan om informatie die niet inhoudelijk betrekking heeft op de beoordelingscriteria zoals opgenomen in deze subsidieparagraaf. De tijdige volledigheid/juistheid van de aanvraag is de verantwoordelijkheid van de aanvrager. Het in de beoordeling van de aanvraag meenemen van informatie die dateert van na de sluiting van de aanvraagtermijn verdraagt zich niet met de gelijktijdige onderlinge beoordeling en rangschikking van de ingediende aanvragen die in het tendersysteem centraal staat. Uit de aard van het tendersysteem volgt dat vóór de sluiting van de aanvraagtermijn alle voor die beoordeling en rangschikking relevante gegevens moeten zijn overlegd en dat daarna geen rekening kan worden gehouden met informatie die leidt tot een wijziging of aanvulling van de aanvraag.
Artikel 2.9.1.7 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening
De aanvrager maakt gebruik van het door de provincie beschikbaar gesteld Model Samenwerkingovereenkomst, het Model Projectplan en het model Begroting en dekkingsplan.
Toelichting: In dit lid genoemde modellen zijn te downloaden via http://www.overijssel.nl/loket/subsidies/@NB(/deltaplan-agrarisch/
Artikel 2.9.1.8 Volgorde van behandeling
In afwijking van artikel 1.1.4 plaatsen Gedeputeerde Staten de subsidieaanvragen, die voldoen aan de in artikel 2.9.1.2 gestelde criteria en de criteria in de betreffende subparagraaf, in een prioriteitsvolgorde. Aanvragen die worden ingediend voor subparagraaf 2.9.2, 2.9.3 en 2.9.4 worden afzonderlijk geprioriteerd op basis van Scoretabel 1. Gedeputeerde Staten verstrekken de subsidie in de volgorde van de vastgestelde prioriteit, voor zover het subsidieplafond en de vastgestelde deelplafonds dit toelaat. Uitsluitend subsidieaanvragen die zeven of meer punten scoren worden meegenomen in de prioriteitsvolgorde.
Indien sprake is van gelijke score dan wordt de volgorde bepaald door loting.
Paragraaf 2.9.2 Werkgebied Waterschap Drents Overijsselse Delta
Artikel 2.9.2.1 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de maatregelen zoals opgenomen in bijlage 2, Thema waterplannen uitsluitend voor maatregelen die betrekking hebben op het gebied dat begrensd is in kaart 4.
Toelichting: de in dit artikel genoemde kaarten zijn te vinden op: http://www.overijssel.nl/loket/subsidies/@NB(/deltaplan-agrarisch/
Als sprake is van een maatregel als bedoeld in bijlage 2 Thema waterkwaliteit onder sub a dan wordt een aanvraag ingediend door een samenwerkingsverband overeenkomstig artikel 2.9.1.2 sub a onder i, bestaande uit ten minste tien deelnemers.
Toelichting: Lid 1 heeft betrekking op realiseren van een wasplaats en een zuiveringsvoorziening gewasbeschermingsmiddelen zodat geen restlozing plaatsvindt of het realiseren van een zuiveringsvoorziening voor de restanten van de aangemaakte gewasbeschermingsmiddelen (bijvoorbeeld voor reiniging van spuit-apparatuur).
Als sprake is van een maatregel als bedoeld in bijlage 2 Thema waterkwaliteit onder sub c, d en e dan wordt een aanvraag ingediend door een samenwerkingsverband overeenkomstig artikel 2.9.1.2 sub a onder ii, bestaande uit ten minste drie deelnemers.
Toelichting: Lid 2 heeft betrekking op de volgende maatregelen:
Als sprake is van een aanvraag voor subsidie voor maatregelen onder Thema Waterplannen dan wordt een aanvraag ingediend door een samenwerkingsverband overeenkomstig artikel 2.9.1.2 sub a onder ii, bestaande uit ten minste ten minste vijf van de volgende partijen: landbouwbedrijf, eigenaren van gronden met bestemming landbouw of grondgebruikers.
Toelichting: Lid 3 heeft betrekking op de volgende maatregelen:
Artikel 2.9.2.3 Hoogte van de subsidie
De subsidie voor voorbereiding bedraagt maximaal 20% van de totale subsidie.
Toelichting: Onder voorbereiding wordt verstaan de voorbereiding en coördinatie van het project, het penvoerderschap, de administratieve handelingen betreffende de subsidieaanvraag, opstellen van tussen- en eindrapportages alsmede opstellen van financiële verantwoordingen.
Paragraaf 2.9.3 werkgebied Waterschap Vechtstromen
Artikel 2.9.3.1 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de maatregelen die opgenomen zijn in bijlage 1 voor zover die betrekking hebben op het gebied dat begrensd is in kaart 5.
Toelichting: de in dit artikel genoemde kaart is te vinden op: http://www.overijssel.nl/loket/subsidies/@NB(/deltaplan-agrarisch/
Paragraaf 2.9.4 werkgebied Waterschap Rijn en IJssel
Artikel 2.9.4.1 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de maatregelen die opgenomen zijn in bijlage 1 en die betrekking hebben op het gebied dat begrensd is in kaart 6, met uitzondering van de maatregel onder sub h van maatregelcategorie 3 en de maatregel onder sub f van maatregelcategorie 4.
Toelichting: De in dit artikel genoemde kaart is te vinden op: http://www.overijssel.nl/loket/subsidies/@NB(/deltaplan-agrarisch/
Bijlage 1 Totaal overzicht maatregelen Waterkwaliteit en Zoetwatervoorziening
Bijlage 2 Maatregelen Werkgebied Waterschap Drents Overijsselse Delta
Paragraaf 2.10 Stimuleren wooninitiatieven
Artikel 2.10.2 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor activiteiten die bijdragen aan het realiseren van wooneenheden in leegstaand vastgoed of op braakliggend terrein in Overijssel.
Toelichting: Het gaat hierbij om zowel activiteiten als onderzoek en procesondersteuning als het realiseren van de bouw of verbouw met als doel het realiseren van een wooneenheid of wooneenheden.
Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 2.10.2 voldoet aan de volgende criteria:
Artikel 2.10.4 Grondslag subsidie
De subsidie bedraagt 100% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 200.000,- per aanvraag.
Artikel 2.10.5 Niet subsidiabele kosten
In aanvulling op artikel 1.1.6 is de aankoop van gronden niet subsidiabel.
Artikel 2.10.8 Weigeringsgronden
In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:
Paragraaf 2.11 Impuls circulair bouwen
Artikel 2.11.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
circulair bouwen: het ontwikkelen, gebruiken en hergebruiken van gebouwen, gebieden en infrastructuur, zonder natuurlijke hulpbronnen onnodig uit te putten, de leefomgeving te vervuilen en ecosystemen aan te tasten. Bouwen op een wijze die economisch verantwoord is en bijdraagt aan het welzijn van mens en dier.
Artikel 2.11.2 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de volgende activiteiten op het gebied van circulair bouwen in Overijssel:
Artikel 2.11.4 Hoogte van de subsidie
Toelichting: Als er sprake is van staatssteun dan kan dit gevolgen hebben op de hoogte van de subsidieverlening of vaststelling.
Paragraaf 2.12 Advies bij Vrijkomende Agrarische Bebouwing (VAB)
De provincie wil eigenaren van een erf met gebouwen in het buitengebied, waaronder (voormalige) agrariërs, ondersteunen bij het voorbereiden op de toekomst. Deze ondersteuning vindt ten eerste plaats door de inzet van provinciale en gemeentelijke erfcoaches die eerstelijnsadvies geven. De erfcoach bespreekt passende realistische wensen, ideeën en mogelijkheden met de betreffende erfeigenaar.
Voor beantwoording van een complexe hulpvraag van de eigenaar kan advies van een of meerdere specialist(en) nodig zijn. Erfeigenaren, pachters of huurders kunnen op basis van deze subsidieparagraaf subsidie aanvragen voor advies en ondersteuning van specialisten voor de uitwerking van een realistisch, actiegericht en haalbaar toekomstplan voor het erf.
Artikel 2.12.2 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor advies en ondersteuning bij het uitwerken van een haalbaar toekomstplan voor een erf in het landelijk gebied.
Toelichting: Onderdeel van een toekomstplan kan ook loopbaanadvies zijn.
Artikel 2.12.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt maximaal 75% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 2.500,- per aanvraag.
Artikel 2.12.5 Subsidiabele kosten
Uitsluitend kosten van derden zoals bedoeld in artikel 1.1.5 derde lid zijn subsidiabel.
Artikel 2.12.8 Weigeringsgronden
In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie als:
Paragraaf 2.13 Zoetwatervoorziening Overijssel 2020 t/m 2021
Op 7 september 2015 is de bestuursovereenkomst Zoetwatervoorziening Hoge Zandgronden 2016-2021 regio Oost getekend door de minister van I&M. De regionale partijen hebben de bestuursovereenkomst individueel ondertekend in de periode juni – november 2015. Het doel van deze bestuursovereenkomst is om over voldoende zoetwater te beschikken en nadelige effecten van droogte tegen te gaan in de regio Oost -Nederland . Gedeputeerde Staten van Overijssel is één van de vele ondertekenaars.
Ter uitwerking van de bestuursovereenkomst is het werkprogramma Zoetwatervoorziening Hoge Zandgronden 2016-2021 met als titel “Wel goed water geven!” op 27 mei 2015 vastgesteld door het Regionaal bestuurlijk Overleg Rijn-Oost (RBO). De regionale partijen hebben daarna individueel met het werkprogramma ingestemd. De maatregelen en projecten, waarvan verwacht wordt dat ze bijdragen aan het doel van de bestuursovereenkomst, zijn vooraf aangedragen door de regionale partners en opgenomen in het werkprogramma. In dit werkprogramma is op hoofdlijnen beschreven welke maatregelen een initiatiefnemer of groep van initiatiefnemers gaat uitvoeren, waar de uitvoering(globaal) plaatsvindt en welke investeringen het betreft. Het Rijk heeft via deelname aan de bestuursovereenkomst aangegeven te zullen bijdragen aan de uitvoering van het werkprogramma. De provincie geeft deze gelden via een subsidieregeling door aan initiatiefnemers, die maatregelen en projecten uitvoeren.
In 2019 is extra geld van het Rijk beschikbaar gekomen voor zoetwatermaatregelen in Oost-Nederland voor die gebieden waar in 2018 de gevolgen van de droogte het grootst waren. Voor Overijssel gaat het over de regio Twente. In het Regionaal Bestuurlijk Overleg Rijn-Oost van december 2019 zijn bestuurlijke afspraken gemaakt over de verdeling van dit extra Rijksgeld. Op basis van deze afspraken verstrekken Gedeputeerde Staten subsidie aan 1 waterschap en 8 gemeenten voor activiteiten of projecten die bijdragen aan het behouden van voldoende zoetwater en die zijn gericht op het tegengaan van effecten van droogte in de provincie Overijssel.
Artikel 2.13.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
werkprogramma: het door het RBO op 27 mei 2015 vastgestelde werkprogramma Zoetwatervoorziening Hoge zandgronden 2016-2021 “Wel goed water geven!”, waarin beschreven is welke maatregelen een initiatiefnemer of groep van initiatiefnemers gaat uitvoeren, waar de uitvoering globaal plaatsvindt en welke investeringen het betreft.
Artikel 2.13.2 Subsidiabele activiteit
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor activiteiten die bijdragen aan het behouden van voldoende zoetwater en die zijn gericht op het tegengaan van effecten van droogte én die opgenomen zijn in bijlage 2 van het werkprogramma.
Toelichting: Het werkprogramma is te vinden op www.overijssel.nl/subsidie
Artikel 2.13.5 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 115.925,- per gemeente en een maximum van € 119.750,- voor Waterschap Vechtstromen.
Artikel 2.13.6 Subsidieplafond
Gedeputeerde Staten stellen een meerjarensubsidieplafond vast voor 2020 en 2021, onder voorbehoud van vaststelling van de begroting 2021 door Provinciale Staten.
Paragraaf 2.14 Leefbaar Platteland
Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan een toekomstbestendig en leefbaar Overijssels platteland inclusief haar kleine kernen en dorpen. De Provincie Overijssel doet dit door bestaande of startende lokale initiatieven en plannen met een extra steuntje in de rug om te zetten naar zichtbaar resultaat voor een leefbaar platteland. Om het platteland te helpen positie te bepalen (wat voor dorp willen we zijn en wat hebben we daarvoor nodig?) biedt de Provincie Overijssel ondersteuning bij het opstellen van integrale toekomstplannen of de uitvoering daarvan. Initiatieven en projecten die de leefbaarheid van het platteland versterken, zowel fysiek als sociaal, als ook het versterken van de lokale (bestuurs)kracht kunnen voor de subsidie in aanmerking komen.
Artikel 2.14.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
businesscase: de afweging om een project te beginnen. In de businesscase worden de kosten tegen de baten afgewogen. Aan de hand van de businesscase wordt besloten om wel of niet te starten of verder te gaan met een project. Met een businesscase wordt de haalbaarheid en toekomstbestendigheid van het project aangetoond;
In aanvulling op het eerste lid voldoet een aanvraag voor de subsidie als bedoeld in artikel 2.14.2 sub b aan de volgende criteria:
de activiteiten scoren ten minste 65 punten op basis van scoretabel 1, waarbij voor het eerste wegingscriterium, mate van integraliteit, minimaal 15 punten moeten worden behaald.
Het project draagt bij aan minimaal twee aspecten die van invloed zijn op de leefbaarheid van het platteland: 1. Verbinding tussen stad & platteland; 2. Kwaliteit van de ruimte om je heen, incl. versterken biodiversiteit; 3. Versterken lokale identiteit: waar we trots op zijn, bijvoorbeeld immaterieel erfgoed; 4. Voldoende voorziening in de buurt; 5. Hoe verdienen we ons geld?; 8. Lokale kracht: samen dingen regelen en doen. Een verdere toelichting op deze thema’s kan worden verkregen via de contactpersoon, zoals vermeld op www.overijssel.nl/subsidie. | |
De haalbaarheid van het project kan worden aangetoond met een businesscase: Haalbaarheid is matig aangetoond: 5 punten | |
De aanvraag is door initiatiefnemer vooraf afgestemd met de provinciale beleidsmedewerkers leefbaar platteland: 5 punten. De aanvraag draagt bij aan de beleidsdoelen van de provincie: 5 punten. | |
Inwoners zijn actief betrokken bij de ideeënvorming en voorbereiding of inwoners zijn initiatiefnemer van het plan: 10 punten. Inwoners of betrokken organisaties, bedrijven, dragen bij in eigen tijd of middelen: 5 punten. De gemeente heeft schriftelijk ingestemd met de uitvoering het projectplan: 5 punten. | |
Buurtschap, dorp of kleine kern met minder dan 5000 inwoners: 10 punten Buurtschap of kleine kern met 5000 of meer inwoners: 0 punten |
Artikel 2.14.5 Subsidiabele kosten
Uitsluitend kosten van derden zoals bedoeld in artikel 1.1.5 derde lid zijn subsidiabel.
Toelichting: Eigen uren van de aanvrager en betrokkenen zijn niet subsidiabel. Dit is het eigen aandeel van de aanvrager.
Artikel 2.14.8 Weigeringsgronden
In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:
Toelichting: Om een aanvraag voor de subsidie als bedoeld in artikel 2.14.2 sub b in te kunnen dienen moet een toekomstplan of een businesscase overlegd kunnen worden. Daarom is het niet mogelijk om gelijktijdig een aanvraag voor de subsidie als bedoeld in artikel 2.14.2 sub a en sub b in te dienen.
Paragraaf 3.1 Hernieuwbare energie en energiebesparing
Het doel van deze subsidieregeling is het ondersteunen en versnellen van investeringen in technische voorzieningen gericht op energiebesparing, en de opwekking van hernieuwbare energie. Ondernemers en andere organisaties kunnen in aanmerking komen voor de subsidie. Woningen komen niet in aanmerking voor de subsidie.
De subsidieregeling is een tenderregeling. Dit betekent dat de provincie het beschikbare subsidiebudget verdeelt op basis van een behaalde score en voor zover het subsidieplafond het toelaat. Het totale vermeden primaire energieverbruik is het belangrijkste beoordelingscriterium op basis waarvan de score wordt bepaald. De subsidie bedraagt maximaal 30% van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 200.000,– per aanvraag.
Artikel 3.1.1 Begripsbepalingen
BENG: de maat voor de energiezuinigheid van bijna energiezuinige gebouwen.
De bepaling van de BENG ligt vast in de norm NTA 8800 Energieprestatie van Gebouwen
Toelichting: Vanaf 1 januari 2021 komt de EPC te vervallen. Deze wordt vervangen door de BENG-eisen. BENG staat voor Bijna EnergieNeutrale Gebouwen. De energiezuinigheid bij gebouwen wordt getoetst aan de volgende drie indicatoren:
biobrandstof: verzamelnaam voor brandstoffen die zijn gemaakt uit biomassa. Er zijn verschillende soorten. Bijvoorbeeld biodiesel, bio-ethanol, biogas of bio-butanol.
Toelichting: Biobrandstoffen zijn vloeibare of gasvormige producten die gewonnen worden uit plantaardig of dierlijk materiaal (biomassa) en worden gebruikt om energie op te wekken of als brandstof te dienen.
biomassa: de biologisch afbreekbare fractie van producten, afvalstoffen en residuen van de landbouw met inbegrip van plantaardige en dierlijke stoffen, de bosbouw en aanverwante bedrijfstakken, alsmede de biologisch afbreekbare fractie van industrieel en huishoudelijk afval, conform Richtlijn2009/28/EG.
Biomassa voor energieopwekking mag per kalenderjaar voor maximaal 20% bestaan uit eerste generatie biomassa, mits deze biomassa geheel afkomstig is uit een gebied binnen een straal van 150 kilometer rondom de locatie waar de bio-energie-installatie is gevestigd. De overige invoer dient te bestaan uit tweede of derde generatie biomassa, waarbij ten aanzien van de tweede generatie geldt dat deze per kalenderjaar voor minimaal 50% afkomstig moet zijn uit een gebied binnen een straal van 150 kilometer rondom de locatie waar de bio-energie-installatie is gevestigd. De biomassa (zowel eerste, tweede als derde generatie) dient te allen tijde te voldoen aan de eisen die voortvloeien uit de NTA 8080-1: 2015.nl en NTA 8080-2: 2015.nl (Nederlandse Technische Afspraak). Voor houtige biomassa geldt dat deze voor 100% afkomstig moet zijn uit een van de lidstaten van de Europese Unie, waar bosbouw wordt geacht duurzaam plaats te vinden;
Toelichting: Er bestaan al drie generaties biomassa. Tot biomassa van de eerste generatie worden voedselgewassen gerekend, zoals maïs, koolzaad, oliepalm, soja, suikerbiet, suikerriet en ook graan. Biomassa die niet aan voedsel zijn gerelateerd worden meestal de tweede generatie genoemd. Voorbeelden hiervan zijn houtsnippers, stro, de oneetbare gedeelten van voedselgewassen, dierlijk vet, gebruikt frituurvet en afval. Onder de derde generatie biomassa wordt in Nederland vooral algen verstaan. Het is overigens niet te verwachten dat algen de komende jaren als bron voor biobrandstof zullen dienen.
bodemenergie: technische voorziening waarmee, zonder per saldo grondwater te onttrekken, gebruik wordt gemaakt van de bodem voor de levering van warmte of koude ten behoeve van de verwarming of koeling van ruimten in bouwwerken, door middel van een gesloten circuit van leidingen, met inbegrip van een bijbehorende warmtepomp, circulatiepomp en regeneratievoorziening, voor zover aanwezig.
energielijst: energie- en milieulijst van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) met bedrijfsmiddelen die voor de fiscale EnergieInvesteringsaftrek regeling (EIA) in aanmerking komen. Deze lijst wordt elk jaar geactualiseerd. De energielijst is te vinden op de website http://www.rvo.nl/.
EPC: Het vigerend bouwbesluit stelt eisen aan energiezuinigheid van nieuwe gebouwen. De maat die hierin wordt gebruikt voor energiezuinigheid is de Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC). De bepaling van de EPC ligt vast in de norm NEN 7120 Energieprestatie van Gebouwen (EPG).
Toelichting: Het vigerend bouwbesluit is te vinden op https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2011-416.html Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 5 juli 2011, nr. 2011- 20112000271178, CZW).
primaire energie: de energie-inhoud van fossiele grondstoffen zoals olie, kolen en gas vóór technische omzetting naar elektriciteit. Het rendement op primaire fossiele grondstoffen is gebaseerd op het meest recente cijfer van het CBS, conform de integrale methode. Hierin wordt rekening gehouden met de groei van hernieuwbare elektriciteit in de elektriciteitsmix.
Toelichting: Dit betekent dat voor 1 kWh van de Nederlandse elektriciteitsmix 1,77 kWh primaire energie nodig is geweest. Er gaat immers energie verloren tijdens de omzetting van fossiele grondstoffen naar elektriciteit. Het meest recente cijfer is te vinden op http://www.cbs.nl/
totale vermeden primaire energieverbruik: het vermeden primaire energieverbruik over een periode van 15 jaar door energiebesparing + het vermeden primaire energieverbruik over een periode van 15 jaar door hernieuwbare energie– het eigen primaire energieverbruik van de aanvullende technische voorzieningen over een periode van 15 jaar;
waterenergie: is energie die gewonnen wordt met behulp van een technische voorziening door het gebruik van stroomsnelheid of hoogteverschil in oppervlaktewaterwater, is thermische energie in de vorm van (rest)warmte- of koude gewonnen uit water, of is energiebenutting waar water als opslagmedium dient om hernieuwbare energie toe te passen. Energie uit water omvat alle vormen van energiewinning en energieopslag met water als hernieuwbare energiebron.
Artikel 3.1.2 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor investeringen in:
Een aanvraag voor subsidie voldoet aan de volgende criteria:
indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107 eerste lid van het VWEU, dan voldoet:
de subsidie als bedoeld in artikel 3.1.2 sub a en b aan artikel 38 van de AGVV;
de subsidie als bedoeld in artikel 3.1.2 sub c aan artikel 41 van de AGVV.
In aanvulling op het eerste lid voldoet een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 3.1.2 sub a aan de volgende criteria:
voor technische voorzieningen bij nieuwbouw geldt:
indien sprake is van kantoorgebouwen wordt aan minimaal de BENG-eisen, zoals die gelden voor overheidsgebouwen voldaan. Aanvullend daarop geldt dat bij kantoorgebouwen de maximale energiebehoefte en het maximale primaire fossiele energiegebruik in kWh per m2 gebruiksoppervlak per jaar, 20% minder bedraagt dan toegestaan is op basis van de BENG en dat het minimale aandeel hernieuwbare energie 25% meer bedraagt dan vereist is op basis van de BENG;
indien sprake is van overige utiliteitsgebouwen waarbij een EPC-eis geldt, wordt tenminste een 40% lagere EPC bereikt dan wettelijk voorgeschreven op moment van aanvraag of wordt er, indien er geen EPC-eis geldt, een reductie van ten minste 40% gehaald ten opzichte van wat gangbaar is;
Toelichting: De BENG- en EPC-eisen zijn te vinden op de website http://www.rvo.nl/.
met de technische voorzieningen bij bestaande utiliteitsgebouwen wordt tenminste een energieprestatie van label A++ bereikt of wordt een energielabel bereikt dat minimaal 4 stappen beter is dan dat het was en waarbij minimaal label A wordt bereikt of wordt minimaal de energieprestatie-eis uit het vigerend bouwbesluit voor nieuwbouw bereikt.
Artikel 3.1.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt maximaal 30% van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 200.000,– per aanvraag.
Toelichting: Als er sprake is van staatssteun dan kan dit gevolgen hebben op de hoogte van de subsidieverlening of vaststelling. Wanneer voor dezelfde activiteit al steun is verleend dan kan dit betekenen dat onder toepassing van artikel 8 van de AGVV afgeweken wordt van de in dit artikel genoemde maximum percentages. Dit betekent onder andere dat de totale overheidsbijdrage voor de betreffende activiteit in totaal niet meer bedraagt dan:
Artikel 3.1.5 Subsidiabele kosten
Uitsluitend de volgende kosten die nodig zijn om het hogere niveau aan energiebesparing te behalen zijn subsidiabel:
loonkosten ten behoeve van de installatie van de technische voorziening overeenkomstig artikel 1.1.5 derde lid of eerste lid sub b;
Toelichting: Indien sprake is van eigen loonkosten van de aanvrager ten behoeve van de installatie van de technische voorziening dan zijn deze overeenkomstig artikel 1.1.5 eerste lid sub b, subsidiabel voor een vast tarief van € 35,- per uur. Voor loonkosten van derden geldt artikel 1.1.5 derde lid.
Artikel 3.1.6 Niet subsidiabele kosten
In aanvulling op artikel 1.1.6 zijn de volgende kosten niet subsidiabel:
Artikel 3.1.7 Weigeringsgronden
In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:
Artikel 3.1.8 Indieningstermijn aanvraag tot subsidieverlening
Een onvolledige aanvraag voor subsidie kan na sluitingsdatum alleen volledig worden gemaakt voor zover het geen inhoudelijke aanvulling of wijziging van de aanvraag betreft, met uitzondering van het Bibob-formulier zoals genoemd in artikel 3.1.9 lid g. Het Bibob-formulier kan na sluitingsdatum alsnog volledig worden gemaakt.
Toelichting: Doordat het een tenderregeling is, is het voor de gelijktijdige beoordeling nodig dat alle stukken voor de sluiting van de aanvraagtermijn ingediend zijn. Na de sluitingsdatum is er alleen ruimte voor het herstel van kleinigheden die niet inhoudelijk van aard zijn, zoals een handtekening of een bankrekeningnummer.
Artikel 3.1.9 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening
In afwijking van artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie
een ingevulde door de provincie beschikbaar gestelde rekentool “Berekening vermeden primaire energie”, waaruit het vermeden primaire energieverbruik over een periode van 15 jaar in Gigajoule, Kwh of Nm3 blijkt;
Toelichting: De rekentool is te vinden op www.overijssel.nl/subsidie.
indien sprake is van technische voorzieningen als bedoeld in artikel 3.1.2 sub a:
bij nieuwbouw: Voor kantoren: De EPC-waarde zoals wettelijk vereist volgens het vigerend bouwbesluit en een BENG-berekening inclusief aanvullende subsidiabele technische voorzieningen die inzichtelijk maakt hoe deze gezamenlijk bijdragen aan de verbetering van de BENG.
Voor overige utiliteitsgebouwen: De EPC-waarde zoals wettelijk vereist volgens het vigerend bouwbesluit en een EPC-berekening inclusief aanvullende subsidiabele technische voorzieningen die inzichtelijk maakt hoe deze gezamenlijk bijdragen aan de verbetering van de EPC of, indien geen EPC-eis geldt, een energiebalans berekening uitgedrukt in MJ/m2;
bij bestaande bouw: energielabel van de oude situatie en de nieuwe situatie die inzichtelijk maakt hoe de aanvullende subsidiabele technische voorzieningen gezamenlijk bijdragen aan de verbetering van het energielabel of een berekening waaruit blijkt dat in de nieuwe situatie wordt voldaan aan de energieprestatie-eis uit het vigerend bouwbesluit.
Artikel 3.1.11 Volgorde van behandeling
In afwijking van artikel 1.1.4 plaatsen Gedeputeerde Staten de subsidieaanvragen, die voldoen aan de in artikel 3.1.3 gestelde criteria, in een volgorde op basis van behaalde score. Gedeputeerde Staten verstrekken de subsidie in de volgorde van behaalde score, voor zover het subsidieplafond dit toelaat.
De score wordt bepaald op basis van de in Scoretabel 1 genoemde wegingscriteria.
Bij een gelijke score bepaalt het totale vermeden primaire energieverbruik de volgorde.
Artikel 3.1.12 Verplichtingen subsidieontvanger
In aanvulling op de artikelen 1.4.1, 1.4.5 en 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht de technische voorziening te hebben aangeschaft en geïnstalleerd en in gebruik te hebben genomen uiterlijk drie jaar na datum van subsidieverlening.
Artikel 3.1.13 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidievaststelling
In aanvulling op artikel 1.5.2 tweede lid of artikel 1.5.3 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag tot vaststelling (dus na afloop) tevens een ingevuld factsheet Subsidieregeling Hernieuwbare energie en energiebesparing.
Toelichting: Het factsheet is te vinden op www.overijssel.nl/subsidie.
Paragraaf 3.2 Haalbaarheidsstudies nieuwe energie en energiescans
Artikel 3.2.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
energiebesparing: technische, logistieke of organisatorische voorzieningen die leiden tot verminderd verbruik van energie, zoals gedefinieerd in het protocol Monitoring energiebesparing 2001;
toelichting: Het protocol Monitoring energiebesparing 2001 is de vinden op de website http://www.ecn.nl/ (publicatienummer: ECN-C-01-129).
energieopwekking: duurzame energie opwekkingsvoorzieningen die het geheel of gedeeltelijk gebruikmaken van energie uit hernieuwbare energiebronnen mogelijk maken, zoals gedefinieerd in het Protocol Monitoring Hernieuwbare Energie;
toelichting: Het protocol Monitoring Hernieuwbare Energie 2010 is te vinden op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, www.rvo.nl.
energiescan: een energieonderzoek dat inzicht geeft in het energieverbruik van een onderneming;
toelichting: Informatie over de energiescan is te vinden op http://www.energiescanoverijssel.nl/.]
haalbaarheidsstudie: een studie naar de toepassing van innovatieve technieken gericht op één of meerdere energiebesparende maatregelen of duurzame energie opwekkingsvoorzieningen waarvan het onduidelijk is, of deze toepassing technisch inpasbaar of economisch rendabel is. De studie richt zich zowel op bouwkundige, technische, logistieke en organisatorische aspecten als het industriële verbruik;
Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 3.2.2 onder sub a voldoet aan de volgende criteria:
indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107 eerste lid van het VWEU dan voldoet de subsidie aan de algemene de-minimisverordening, de de-minimisverordening landbouw of de de-minimisverordening visserij.
Toelichting: In artikel 1.1.8 is nader toegelicht wanneer sprake kan zijn van staatssteun.
Artikel 3.2.4. Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 15.000,– per aanvraag.
Toelichting: Als sprake is van staatssteun en de subsidieontvanger heeft al steun op basis van de algemene de-minimisverordening, de de-minimisverordening landbouw of de de-minimisverordening visserij ontvangen dan kan dit gevolgen hebben op de hoogte van de subsidieverlening.
Paragraaf 3.3 Energiebesparende maatregelen (geld terug actie)
Toelichting: Het programma Nieuwe Energie is gericht op duurzame energie en energiebesparing met als doel het fossiele energiegebruik te verminderen. Met deze subsidieregeling wordt uitvoering gegeven aan het deelprogramma ‘Energiebesparing bij bedrijven en -terreinen'. Ondernemingen die een energieonderzoek hebben laten uitvoeren, kunnen een subsidieaanvraag indienen voor het uitvoeren van de maatregelen die voorgesteld worden in het energieonderzoek. Voor aanvragers die jaarlijks meer dan 50.000kWh of meer dan 25.000m3 gas verbruiken geldt dat deze alleen een aanvraag kunnen indienen voor energiebesparende maatregelen die niet verplicht zijn onder de wet Milieubeheer. Deze maatregelen zijn opgenomen in de lijst erkende maatregelen van Infomil en hebben een terugverdientijd van minder dan 5 jaar.
Voor aanvragers met een lager jaarverbruik geldt deze beperking niet.
Artikel 3.3.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
energiebesparende maatregelen: technische, logistieke of organisatorische voorzieningen die leiden tot verminderd verbruik van energie, zoals deze naar voren komen in het energieonderzoek en gedefinieerd is in het protocol Monitoring energiebesparing. De energiebesparende maatregelen zijn gebaseerd op de erkende maatregelen voor energiebesparing en de aanvullingen daarop van Infomil;
toelichting: Zonnepanelen worden aangemerkt als energieopwekking en komen daarom niet in aanmerking voor subsidie.
energieonderzoek: een onderzoek naar energiebesparingsmogelijkheden in gebouwen en industriële processen. Het onderzoek richt zich zowel op bouwkundige, technische en organisatorische aspecten, cultuurhistorische waarden als het industriële gebruik;
toelichting: Een eenvoudige energiescan, zoals de digitale NZOscan, geeft niet alle mogelijke maatregelen weer. Voor een volledig overzicht wordt verwezen naar een energieonderzoek door een energieadviseur.
Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 3.3.2 voldoet aan de volgende criteria:
het energieonderzoek is uitgevoerd:
door een gecertificeerd energie-adviseur met aantoonbare ervaring in het Mkb;
Toelichting: De ervaring van de energie-adviseur kan aangetoond worden door verwijzing naar referentieprojecten. Voorbeelden van certificatie zijn EPA, EPA-U of ander certificaat. Voorbeeld van een certificerende instantie is FeDec.
de minimale investering in een gerealiseerde energiebesparende maatregel per aanvraag bedraagt € 4.000. Bij een gezamenlijke aanvraag kan één van de Mkb-ondernemingen of een onafhankelijke energieadviseur, als aanvrager aangewezen worden. Deze aanvrager is de subsidieontvanger en draagt zorg voor de verdeling van de subsidie.
Toelichting: Gedeputeerde Staten willen het mogelijk maken dat partijen een gezamenlijke aanvraag kunnen indienen. De totale investering per aanvraag moet dan € 4.000 of meer bedragen.
Artikel 3.3.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie als bedoeld in artikel 3.3.2 sub a bedraagt maximaal 25% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 2.500 per aanvraag, waarbij de subsidie voor advieskosten maximaal 5% van het totale investeringsbedrag bedraagt.
Toelichting: Overeenkomstig artikel 3.3.8 lid 1 sub c kan een aanvrager maximaal 1 keer subsidie per vestigingsadres ontvangen in drie jaar.
In aanvulling op de eerste lid weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie voor een energieonderzoek als bedoeld in artikel 3.3.2 sub b indien:
het energieonderzoek ten behoeve van een sportvereniging is die deelneemt aan De groene club van de KNVB;
Toelichting: De Groene club is opgericht door de KNVB, in samenwerking met de KNLTB en de KNHB, om sportverenigingen te verduurzamen. De deelnemende sportverenigingen krijgen een uitgebreid energieonderzoek en worden geholpen om de maatregelen uit te voeren.
Paragraaf 3.4 Logistieke biomassaprojecten
Artikel 3.4.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
biomassa: de biologisch afbreekbare fractie van producten, afvalstoffen en residuen van de landbouw (met inbegrip van plantaardige en dierlijke stoffen), de bosbouw en aanverwante bedrijfstakken, alsmede de biologisch afbreekbare fractie van industrieel en huishoudelijk afval (conform Richtlijn2009/28/EG);
logistiek biomassaproject: een project voor het realiseren van een nieuwe biomassaketen met de activiteiten organiseren, plannen, besturen en uitvoeren van de goederenstroom biomassa. Onderdelen van een logistiek project zijn stappen als inzameling van biomassa, voorbewerking, tussenopslag, transport, bewerking van biomassa (transitie) en distributie van warmte, elektriciteit of biobrandstoffen naar de eindafnemer. Doel van deze projecten is om tegen optimale kosten en kapitaalgebruik de biomassawaardeketen te sluiten en nieuwe energie uit biomassa te produceren;
toelichting: Van oudsher zijn er twee omvangrijke afzetmarkten voor biomassa: de voedselmarkt en de bestaande markt voor onder meer hout, olie, vezels, veevoer en compost. Hier komt een groeiende waardeketen bij, namelijk voor het gebruik van biomassa als groene materialen, als groene grondstof voor specifieke toepassingen in de chemie, als transportbrandstof en voor opwekking van duurzame energie. Biomassa inzetten voor duurzame energie is economisch gezien de meest laagwaardige toepassing, maar vanuit het oogpunt van benutting van de energie-inhoud is energieopwekking thans de meest toegepaste verwerking van biomassa. Voor energieopwekking zijn de meeste productiehoeveelheden biomassa beschikbaar.De biomassaketen is een productketen en bestaat uit een aantal schakels die optimaal op elkaar afgestemd moeten worden.
Biomassa kan tot waarde worden gebracht door het opzetten van een biomassaketen. Daarom spreek je ook van een biomassawaardeketen.De economische waarde binnen de keten neemt met elke schakel toe. Bijvoorbeeld gestapelde en gedroogde biomassa, en op maat verkleinde biomassa, heeft toenemend meer waarde voor de handel of de verwerker, dan verspreid liggende biomassa die nog ingezameld en voorbewerkt moet worden. Projecten worden opgezet met het doel om samenwerking in de biomassaketen te bevorderen. Er is nu nog weinig of geen samenwerking in de waardeketen en biomassa wordt daarom niet geoogst, verhandeld en ingezet. Er is dringend behoefte aan het verbindingen maken tussen de schakels van de biomassaketen, opdat er een volwaardige markt voor biomassa tot stand komt. Het sluiten van ketens vergt een nauwe samenwerking tussen partijen, een sterke logistieke organisatie, en een rendabele manier van (her)gebruik van reststromen.
Artikel 3.4.2 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor logistieke biomassaprojecten.
toelichting: Deze regeling is bedoeld om ketenprocessen bij nieuwe biomassaprojecten te sluiten en te optimaliseren. Onderdelen van een biomassaproject zijn stappen als inzameling, voorbewerking, tussenopslag, transport en bewerking van biomassa (transitie) en distributie van warmte, elektriciteit of brandstoffen naar een eindafnemer. Daar hoort ook bij het oogsten, eventueel voorbewerken (om kwaliteit te leveren) en tussenopslag (massa, continuïteit).
De aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4.2 voldoet aan de volgende criteria:
indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107 eerste lid van het VWEU, dan voldoet de subsidie aan de algemene de-minimisverordening, de de-minimisverordening landbouw of de de-minimisverordening visserij.
Toelichting: In artikel 1.1.8 is nader toegelicht wanneer sprake kan zijn van staatssteun.
Artikel 3.4.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 20.000,– per aanvraag.
Toelichting: Als sprake is van staatssteun en de subsidieontvanger heeft al steun op basis van de algemene de-minimisverordening, de de-minimisverordening landbouw of de de-minimisverordening visserij ontvangen dan kan dit gevolgen hebben op de hoogte van de subsidieverlening.
Toelichting: Indien na ontvangst van de aanvraag uit het eigen onderzoek van Gedeputeerde Staten blijkt dat sprake is van een mogelijke situatie als bedoeld in artikel 3 Wet Bibob, moet de aanvrager aanvullend het Bibob-formulier voor subsidies volledig invullen. Als sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 3 Wet Bibob, dan wordt de subsidie geweigerd. Indien het Bibob-formulier voor subsidies niet volledig is ingevuld, laten Gedeputeerde Staten de aanvraag, na het bieden van een aanvullingstermijn, buiten behandeling.
Paragraaf 3.5 Energielening Overijssel
Artikel 3.5.1. Begripsbepalingen
energielijst: lijst met de investeringen in bedrijfsmiddelen of in onderdelen daarvan, als bedoeld in de actuele energielijst, van de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO), met uitzondering van windturbines en ongeacht of de betreffende energiemaatregel met of zonder SDE is.
toelichting: De geldende Energielijst is te vinden op rvo.nl. De energielijst is een overzicht van RVO van energie-investeringen die voor de fiscale Energie Investeringsaftrek regeling (EIA)in aanmerking komen. Deze lijst wordt elk jaar opnieuw opgesteld. Het overzicht van de energie-investeringen is opgedeeld in 5 categorieën. Deze subsidieparagraaf richt zich op categorie A bedrijfsgebouwen, B processen en D duurzame energie. Dit betekent dat een onderneming een energielening kan aanvragen bij de provincie voor investeringen die genoemd worden onder categorie A, B en D van de energielijst, met uitzondering van windturbines.
Artikel 3.5.2 Subsidiabele activiteit
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie in de vorm van rentekorting verstrekken voor een bij het SVn afgesloten, energielening ten behoeve van energiemaatregelen uit de energielijst.
Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 3.5.2 voldoet aan de volgende criteria:
de aanvraag wordt gedaan voor een energiemaatregel ten behoeve van een vestiging in de provincie Overijssel, niet zijnde een vestigingsadres met bestemming wonen; indien de aanvraag betrekking heeft op een mest- of mestcovergister, met een maximale capaciteit tot 25.000 m3 mest per jaar, die op een boerenerf wordt geplaatst, vervalt het criterium ‘niet zijnde een vestigingsadres met bestemming wonen;
Artikel 3.5.4 Hoogte van de subsidie
De rentekorting bedraagt in beginsel 3% en is gebaseerd op de geldende 5 jaars marktrente of 10 jaars marktrente die geldt op het moment dat de aanvraag voor de energielening is ontvangen door SvN. De in rekening gebrachte rente bedraagt minimaal 1,0%.
Toelichting: In deze subsidieparagraaf is de rentekorting de subsidie. Bij een lening van € 100.000,- bedraagt de rentekorting maximaal 3%. De rentekorting (= de steun=subsidie) per jaar is maximaal € 3.000,-. Bij een lening met een looptijd van 10 jaar bedraagt de subsidie maximaal € 30.000,-. Bij een lening met een looptijd van 5 jaar bedraagt de maximale subsidie € 15.000,-. Als sprake is van staatssteun en de subsidieontvanger heeft al steun op basis van de algemene de-minimisverordening, de de-minimisverordening landbouw of de de-minimisverordening visserij ontvangen dan kan dit gevolgen hebben op de hoogte van de subsidie.
Artikel 3.5.5 Subsidiabele kosten
Uitsluitend de aanschafkosten, inclusief de kosten die betaald worden aan derden om de energiemaatregel bedrijfsklaar te krijgen en de afsluitkosten van de energielening van € 1.500,- zijn subsidiabel, conform artikel 1.1.5 derde lid.
Artikel 3.5.6 Niet subsidiabele kosten
In aanvulling op artikel 1.1.6 zijn de volgende kosten niet subsidiabel:
In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien de benodigde vergunningen voor de energiemaatregel niet zijn verkregen.
Paragraaf 3.6 Lokale energie-initiatieven 2.0
Artikel 3.6.1 Begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
energiebesparing: technische, logistieke of organisatorische voorzieningen die leiden tot verminderd verbruik van energie, zoals gedefinieerd in het Protocol Monitoring Energiebesparing 2001;
Toelichting: Het protocol Monitoring energiebesparing 2001 is te vinden op de website http://www.ecn.nl/ (publicatienummer: ECN-C-01-129).
https://repository.tudelft.nl/view/tno/uuid%3A92effc75-707f-4641-a037-e1cf0858915a
energieopwekking: duurzame energie opwekkingsvoorzieningen die het geheel of gedeeltelijk gebruikmaken van energie uit hernieuwbare energiebronnen mogelijk maken, zoals gedefinieerd in het Protocol Monitoring Hernieuwbare Energie;
Toelichting: Het protocol Monitoring Hernieuwbare Energie is te vinden op de website http://www.rvo.nl.
lokaal energie-initiatief: een initiatief met als doel om een energieproject te realiseren, waarbij:
de initiatiefnemers binding hebben met de lokale gemeenschap;
Toelichting: Een lokaal energie-initiatief start vaak, maar niet uitsluitend, met vrijwilligers. Het initiatief kan verschillende rechtsvormen hebben. Sommige lokale energie-initiatieven groeien uit tot een lokale duurzame energie onderneming.
Artikel 3.6.2 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de volgende activiteiten in de idee- en ontwerpfase van een lokaal energie-initiatief:
Artikel 3.6.5 Niet subsidiabele kosten
In aanvulling op artikel 1.1.6 zijn aanschaf- en installatiekosten voor technische voorzieningen die leiden tot energieopwekking of energiebesparing niet subsidiabel.
Toelichting: Te denken valt aan de kosten voor het aanschaffen en installeren van zonnepanelen, een windturbine en isolatiemateriaal.
Artikel 3.6.6 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 20.000,- per energieproject van een lokaal energie-initiatief.
Toelichting: Een lokale energie-initiatief kan een aanvraag indienen voor één of meerdere subsidiabele activiteiten als bedoeld in artikel 3.6.2. Per lokale energie-initiatief bedraagt de subsidie maximaal € 20.000,-. Dit betekent dat een lokale energie-initiatief per subsidiabele activiteit € 20.000,- kan aanvragen of een aanvraag kan indienen voor een combinatie van meerdere subsidiabele activiteiten tot maximaal € 20.000,-.
Artikel 3.6.7 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening
Toelichting: Indien na ontvangst van de aanvraag uit het eigen onderzoek van Gedeputeerde Staten blijkt dat sprake is van een mogelijke situatie als bedoeld in artikel 3 Wet Bibob, moet de aanvrager aanvullend het Bibob-formulier voor subsidies volledig invullen. Als sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 3 Wet Bibob, dan wordt de subsidie geweigerd. Indien het Bibob-formulier voor subsidies niet volledig is ingevuld, laten Gedeputeerde Staten de aanvraag, na het bieden van een aanvullingstermijn, buiten behandeling.
Paragraaf 3.8 Stimulering actieve marktaanpak verduurzaming woningen
Artikel 3.8.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder particuliere woningeigenaar: een meerderjarig natuurlijk persoon die volgens het kadaster de bestaande woning waarvoor een aanvraag wordt ingediend in eigendom heeft.
Artikel 3.8.2 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor activiteiten waarbij particuliere woningeigenaren geactiveerd worden om hun eigen woning in Overijssel te verduurzamen en daarbij het energielabel van hun woning op ten minste label B te brengen.
Toelichting: Het activeren van woningeigenaren kan door bijvoorbeeld in contact te komen met woningeigenaren, ze actief op te zoeken dan wel via een andere benadering, en ze te stimuleren om energiemaatregelen te treffen. De subsidie is niet bedoeld voor de investeringen in de energiemaatregelen.
Artikel 3.8.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt 70% van de subsidiabele kosten indien de aanvraag betrekking heeft op een innovatieve aanpak. Er worden maximaal twee subsidies per jaar verstrekt voor een innovatieve aanpak.
Toelichting: Indien sprake is van een innovatieve aanpak dan dient de aanvrager in het aanvraagformulier te onderbouwen waarom sprake is van een innovatieve aanpak.
Artikel 3.8.5 Niet subsidiabele kosten
In afwijking van artikel 1.1.6 sub d zijn gemeentelijke apparaatskosten in welke vorm dan ook, niet subsidiabel.
Artikel 3.8.9 Indieningstermijn aanvraag
In aanvulling op artikel 1.2.2 geldt dat een aanvraag om subsidie uiterlijk op 1 oktober 2019 ontvangen moet zijn.
Artikel 3.8.10 Weigeringsgronden
In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:
Subparagraaf 3.9.1 Hernieuwbare energie door ondernemingen
Deze subsidieparagraaf ziet op subsidies in de vorm van een geldlening of garantie voor de in aanmerking komende kosten van een energieproject voor de opwekking van hernieuwbare energie aan ondernemingen. De Provincie Overijssel beoogt daarmee ondernemingen te stimuleren om een energieproject voor de opwekking van hernieuwbare energie te ontwikkelen.
Alleen de in aanmerking komende kosten kunnen worden gesubsidieerd. Dit is een eis die voortvloeit uit de staatssteunregels. In de begripsbepalingen is gedefinieerd wat onder ‘in aanmerking komende kosten' moet worden verstaan.
Artikel Begripsbepalingen en uitsluitingsgronden
Toelichting: In dit artikel wordt in het eerste lid een aantal begrippen verduidelijkt die in deze paragraaf van het Uitvoeringsbesluit worden gehanteerd.
Onder andere biomassa wordt in het kader van deze subsidie-paragraaf als hernieuwbare energiebron aangemerkt.
De AGVV stelt geen eisen aan energie-installaties die biomassa gebruiken als brandstof om energie op te wekken. Om die reden is er in deze subsidie-paragraaf voor gekozen om alleen steun te verlenen aan het gebruik van energie-installaties die biomassa gebruiken als brandstof om energie op te wekken. Steun voor de productie van biobrandstoffen valt niet onder de onderhavige subsidie-paragraaf.
Biobrandstoffen zijn vloeibare of gasvormige producten die gewonnen worden uit plantaardig of dierlijk materiaal (biomassa) en worden gebruikt om energie op te wekken of als brandstof te dienen. Er bestaan al drie generaties biomassa. Tot biomassa van de eerste generatie worden voedselgewassen gerekend, zoals maïs, koolzaad, oliepalm, soja, suikerbiet, suikerriet en ook graan. Biomassa die niet aan voedsel zijn gerelateerd worden meestal de tweede generatie genoemd. Voorbeelden hiervan zijn houtsnippers, stro, de oneetbare gedeelten van voedselgewassen, dierlijk vet, gebruikt frituurvet en afval. Onder de derde generatie biomassa wordt in Nederland vooral algen verstaan. Algen worden overigens als bron voor biomassa niet op de markt verwacht voor het jaar 2020.
Naar verwachting levert de realisatie van een energieproject een aantal nieuwe arbeidsplaatsen op of kunnen als gevolg van het energieproject nieuwe arbeidsplaatsen worden behouden. De provincie wil daarin inzicht hebben.
De subsidie-aanvrager moet in het projectplan aangeven wat de effecten zijn ten aanzien van energie-efficiëntie dan wel toename van hernieuwbare energie. Indien de subsidie-aanvrager een grote onderneming is, moet zij, naast het voorgaande, aantonen dat de subsidie een stimulerend effect op het energieproject heeft. Hierbij moet aan één of meer van de volgende criteria worden/zijn voldaan:
Een eenvoudige verklaring van grote ondernemingen dat de subsidie de reikwijdte en omvang van het project vergroot volstaat niet om een stimulerend effect aan te tonen. Grote ondernemingen moeten de levensvatbaarheid van het project aan de hand van een vergelijking tussen scenario's met en zonder subsidie aantonen en daaruit moet blijken dat aan één of meer van de voorgaande criteria is voldaan.
Gedeputeerde Staten zullen de analyse van de grote onderneming en de door haar verstrekte bewijsstukken op hun geloofwaardigheid toetsen.
bank: een bank zoals gedefinieerd in de Wet op het financieel toezicht of een aan een bank gelieerd beleggingsfonds, al dan niet via een beheerder, zoals gedefinieerd in de Wet op het financieel toezicht waarbij de bank of het beleggingsfonds handelt op grond van een vergunning van de Autoriteit Financiële Markten;
biomassa: de energie-installatie die biomassa gebruikt als brandstof om energie op te wekken, waarbij de invoer voor de energie-installatie per kalenderjaar voor maximaal 20% mag bestaan uit eerste generatie biomassa, mits deze biomassa geheel afkomstig is uit een gebied binnen een straal van 150 kilometer rondom de locatie waar de bio-energie-installate is gevestigd. De overige invoer dient te bestaan uit tweede of derde generatie biomassa, waarbij ten aanzien van de tweede generatie geldt dat deze per kalenderjaar voor minimaal 50% afkomstig moet zijn uit een gebied binnen een straal van 150 kilometer rondom de locatie waar de bio-energie-installatie is gevestigd. De biomassa (zowel eerste, tweede als derde generatie) dient te allen tijde te voldoen aan de eisen die voortvloeien uit de NTA 8080-1: 2015.nl en NTA 8080-2: 2015.nl (Nederlandse Technische Afspraak). Voor houtige biomassa geldt dat deze voor 100% afkomstig moet zijn uit een van de lidstaten van de Europese Unie, waar bosbouw wordt geacht duurzaam plaats te vinden;
de verplichting op grond van Richtlijn 2010/75/EU om de beste beschikbare technieken (BAT's) te gebruiken en ervoor te zorgen dat de emissieniveaus van verontreinigende stoffen niet hoger zijn dan bij de toepassing van de BAT's. Voor de gevallen waarin de met de BAT's geassocieerde emissieniveaus zijn bepaald in uitvoeringshandelingen die op grond van Richtlijn 2010/75/EU zijn vastgesteld, zullen die niveaus gelden. Wanneer die niveaus als een bandbreedte zijn geformuleerd, zal de grens waar de BAT het eerst wordt bereikt, van toepassing zijn;
energie-efficiëntiemaatregelen: maatregelen die een subsidie-aanvrager in staat stellen zijn energieverbruik, met name in zijn productiecyclus, - of in geval van woningcorporaties van hun huurders - te verminderen, waaronder in het geval van woningcorporaties mede wordt begrepen de bouwkundige aanpassingen aan woningen die nodig zijn om de energiemaatregelen te realiseren of andere onderhoud- of verbetermaatregelen die fysieke samenhang hebben met de te realiseren energie-efficiëntiemaatregelen;
hernieuwbare energie: energie opgewekt met installaties waarbij uitsluitend van hernieuwbare energiebronnen wordt gebruikgemaakt, alsmede het aandeel in calorische waarde van de met hernieuwbare energiebronnen in hybride installaties opgewekte energie die ook met conventionele energiebronnen werken;
hernieuwbare energiebronnen: de volgende hernieuwbare, niet-fossiele energiebronnen: zonne-energie, geothermische energie, hydrothermische energie, aerothermische energie, waterkracht, biomassa, stortgas, rioolwaterzuiveringsgas, biogas. Voor windenergie zijn uitsluitend bijdragen aan innovatieve windmolens toegestaan, zoals stedelijke windmolentjes en kleine windmolens die nu in veel bestemmingsplannen zijn toegestaan, beide kleiner dan 25 meter;
innovatieve projecten: projecten van ondernemingen waarbij het doel is om een nieuwe technologie voor het opwekken van Energie uit Hernieuwbare Energiebronnen of Energie-efficiëntiemaatregelen. Het doel van dit type projecten is nadrukkelijk (nog) niet het ontwikkelen of vermarkten van nieuwe producten en diensten, maar is volledig gericht op een eerste toepassing (pilot project), van innovatieve technologieën. Dit type projecten is locatiegebonden en dient binnen de provinciegrenzen plaats te vinden;
Innovatieve projecten voor hernieuwbare energieproductie of energiebesparing: innovatieve projecten waarbij het doel is om hernieuwbare energie op te wekken of energie te besparen. Het doel van dit type projecten is nadrukkelijk niet het ontwikkelen of vermarkten van nieuwe producten en diensten, maar is volledig gericht op energieopwekking of -besparing. Dit type projecten is locatie gebonden en dienen binnen de provinciegrenzen plaats te vinden;
kleine onderneming: een onderneming in de zin van Bijlage I van de AGVV, met minder dan 50 werknemers, met een jaaromzet of een jaarlijks balanstotaal van maximaal € 10 miljoen. Een onderneming wordt niet als een kleine onderneming aangemerkt indien één of meer overheidsinstanties of openbare lichamen gezamenlijk direct of indirect zeggenschap heeft of hebben over 25% of meer van het kapitaal of de stemrechten, behoudens de in artikel 3, tweede lid, tweede alinea van Bijlage I van de AGVV bedoelde gevallen;
middelgrote onderneming: een onderneming in de zin van Bijlage I van de AGVV, met minder dan 250 werknemers, met een jaaromzet van maximaal € 50 miljoen, of een balanstotaal van maximaal € 43 miljoen. Een onderneming wordt niet als een middelgrote onderneming aangemerkt indien één of meer overheidsinstanties of openbare lichamen gezamenlijk direct of indirect zeggenschap heeft of hebben over 25% of meer van het kapitaal of de stemrechten, behoudens de in artikel 3, tweede lid, tweede alinea van Bijlage I van de AGVV bedoelde gevallen;
projectplan: een inhoudelijk werkplan waarin onder andere een beschrijving c.q. gemotiveerde inschatting van de door de ontvangen subsidie te verwachten energie-efficiëntie c.q. toename van hernieuwbare energie is opgenomen. Grote ondernemingen tonen in dit projectplan aan dat de subsidie een stimulerend effect, zoals bedoeld in artikel 6, derde lid, van de AGVV, op het energieproject heeft;
ratingverklaring: een door GS geaccepteerde verklaring waaruit de rating van de aanvrager van een subsidie blijkt conform de Mededeling-rentepercentages en Mededeling-garanties, dan wel van diens moedermaatschappij, indien de aanvrager geen rating heeft of kan verkrijgen vanwege het ontbreken van een kredietverleden;
bij energie-efficiëntiemaatregelen: een technisch vergelijkbare investering aan het energieproject die een lager niveau van milieubescherming biedt die overeenstemt met de verplichte EU-normen (voor zover die bestaan) en waarvan aannemelijk is dat zij zonder steun zou worden uitgevoerd. Een technisch vergelijkbare investering is een investering met dezelfde productiecapaciteit en alle andere technische eigenschappen (met uitzondering van die welke rechtstreeks op de extra investering voor milieubescherming betrekking hebben) die uit zakelijk oogpunt een geloofwaardig alternatief is voor het energieproject.
bij hernieuwbare energie: wanneer de kosten van investeringen in de productie van energie uit hernieuwbare energiebronnen kunnen worden vastgesteld ten opzichte van een vergelijkbare, minder milieuvriendelijke investering die zonder de steun op geloofwaardige wijze zou zijn verricht, levert dit verschil tussen de kosten van beide investeringen de met hernieuwbare energie verband houdende kosten op en geldt dit als de in aanmerking komende kosten;
website: http://www.energiefondsoverijssel.nl/;
Van subsidie zijn expliciet uitgesloten:
Toelichting: In het tweede lid is aangegeven dat het verstrekken van subsidie voor bepaalde vormen van activiteiten dan wel bepaalde sectoren niet toegestaan is. Deze uitsluitingsgronden, met uitzondering van sub c (kolenindustrie) en e (wind- en kernenergie), vloeien voort uit artikel 1, lid 2, sub c, lid 3, sub a, en lid 4, sub c, van de AGVV. Om te bepalen of er sprake is van één van deze vormen van steun, dient dan ook acht te worden geslagen op het bepaalde in de AGVV, waarbij ook de definities van bepaalde begrippen in dat artikel in de AGVV zijn opgenomen. Subsidiëring voor wind-en kernenergie acht de provincie Overijssel niet wenselijk in het kader van de uitvoering van het Ubs.
De uitvoering van deze paragraaf is door Gedeputeerde Staten gemandateerd aan de besloten vennootschap Energiefonds Overijssel II B.V.
Toelichting: In het derde lid is bepaald dat Gedeputeerde Staten de uitvoering van deze paragraaf hebben gemandateerd aan de besloten vennootschap Energiefonds Overijssel II B.V. Provinciale Staten van de Provincie Overijssel hebben op 21 september 2011 (PS 2011/461) besloten tot uitwerking van een fonds genaamd "Energiefonds Overijssel". Het Energiefonds Overijssel biedt ondernemers en woningcorporaties de mogelijkheid om hun projecten op het gebied van energie-efficiëntie en het produceren van nieuwe energie te financieren. Niet op de traditionele manier met subsidies maar door participaties, leningen en garanties. Het Energiefonds Overijssel kent een totale omvang van maximaal door de Provincie Overijssel ter beschikking gestelde financiële middelen van € 200.000.000,–; Voor de uitvoering van de activiteiten van het Energiefonds Overijssel heeft de provincie Overijssel de besloten vennootschap Energiefonds Overijssel I B.V. opgericht, welke vennootschap op haar beurt Energiefonds Overijssel II B.V. heeft opgericht. De besloten vennootschap Energiefonds Overijssel II B.V. is namens het college van Gedeputeerde Staten van de Provincie Overijssel op basis van het GS-mandaat verantwoordelijk voor het uitvoeren van deze paragraaf. Energiefonds Overijssel I B.V. houdt zich bezig met risicokapitaal.
Artikel 3.9.1.1 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen aan een onderneming op aanvraag subsidie verlenen in de vorm van
Ingeval van een geldlening wordt de subsidie conform artikel 3.9.1.15, eerste, derde en vierde lid terugbetaald.
Ingeval een garantie door de bank wordt ingeroepen, wordt hetgeen de provincie aan de bank moet betalen door de onderneming aan de provincie conform artikel 3.9.1.15, eerste, tweede en vijfde lid terugbetaald.
Toelichting: Gedeputeerde Staten zullen beleidsregels opstellen over de vraag in welke gevallen tot melding bij de Europese Commissie dient te worden overgegaan. Gedurende de meldingsprocedure kan de subsidie onder de opschortende voorwaarde van goedkeuring door de Europese Commissie worden verleend. De subsidie mag echter, voorafgaande aan de goedkeuring, niet worden uitgekeerd.
Een aanvraag voor een geldlening of garantie als bedoeld in artikel 3.9.1.1 eerste lid voldoet aan de volgende criteria:
de aanvraag voldoet, naar het oordeel van Gedeputeerde Staten, aan de voorwaarden van de de-minimisverordening of de AGVV. Gedeputeerde Staten kunnen, in voorkomend geval, het voornemen tot verlening van een subsidie voor een aanvraag die niet voldoet aan de de-minimisverordening of de AGVV aanmelden bij de Europese Commissie indien de aanvraag naar het oordeel van Gedeputeerde Staten een aanzienlijke bijdrage levert aan de beleidsdoelstellingen van de Provincie Overijssel op het gebied van hernieuwbare energie en de kans op goedkeuring door de Europese Commissie naar het oordeel van Gedeputeerde Staten hoog is. Gedeputeerde Staten kunnen de subsidie onder de opschortende voorwaarde van goedkeuring door de Europese Commissie verlenen.
De subsidie wordt verstrekt onder de opschortende voorwaarde dat ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening een uitvoeringsovereenkomst is gesloten. Gedeputeerde Staten kunnen aan het verstrekken van de subsidie de voorwaarde verbinden dat de aanvrager zekerheden aan Gedeputeerde Staten verschaft ter zekerheid van de subsidie.
[Toelichting: Artikel 4:36 van de Awb maakt het sluiten van een zogenaamde uitvoeringsovereenkomst mogelijk met name met het oog op subsidies die worden verleend in de vorm van een garantie of een lening. In sub d van dit artikel is in overeenstemming met artikel 4:33 sub a van de Awb het sluiten van de uitvoeringsovereenkomst als voorwaarde voor subsidieverlening opgenomen. In artikel 3.9.1.15, eerste lid, is opgenomen dat de uitvoeringsovereenkomst uiterlijk acht weken na het verlenen van de subsidie wordt aangegaan. In artikel 3.9.1.11 zijn de belangrijkste uitgangspunten van de uitvoeringsovereenkomst opgenomen.]
De subsidie wordt slechts verleend voor zover, in geval van een geldlening, door de rentekorting, en, in geval van een garantie, door de premiekorting, de totale steun die de aanvrager met betrekking tot dezelfde - elkaar geheel of gedeeltelijk overlappende - in aanmerking komende kosten geniet, ongeacht of deze steun door het Rijk, andere publiekrechtelijke rechtspersonen of openbare lichamen dan wel de daaraan gelieerde instellingen is verstrekt, niet hoger is dan:
[Toelichting: Bij de verlening van de rentekorting en de premiekorting verlenen Gedeputeerde Staten staatssteun aan de aanvrager. De steun die de aanvrager per project geniet mag niet hoger uitkomen dan de genoemde steunpercentages en het steunplafond van € 15 miljoen. Daarbij is het van belang dat bij de beoordeling of de steunpercentages en het steunplafond zijn overschreden, alle steun, ongeacht uit welke bron (lokaal, regionaal, nationaal) de steun afkomstig is, die de aanvrager voor het project heeft ontvangen, meegeteld wordt. Als de aanvrager financiering van de EU heeft ontvangen wordt deze niet meegeteld voor de berekening van de steunpercentages en het steunplafond, mits die financiering niet direct of indirect onder de controle van de overheid staat of stond (bijvoorbeeld: EFRO-gelden staan onder controle van de overheid ook al is dit EU-financiering, en om die reden moeten zij meegeteld worden bij genoemde berekening als de aanvrager EFRO-subsidie heeft ontvangen voor dezelfde kosten). Gedeputeerde Staten zullen vóór de subsidieverlening toetsen of de subsidieverlening door Gedeputeerde Staten tot overschrijding van genoemde steunpercentages en/of steunplafond leidt. De steunpercentages zijn gebaseerd op artikel 41, lid 7, van de AGVV. Het steunplafond van € 15 miljoen vloeit voort uit artikel 4, lid 1, sub s, van de AGVV.
Om te kunnen bepalen of het maximum steunpercentage en het steunplafond niet worden overschreden, dient per te verlenen subsidie te worden bepaald wat het steunbedrag is. In het geval de subsidie uit een lening bestaat, dient het steunbedrag als volgt te worden bepaald. Om te bepalen wat het steunbedrag is dat wordt verleend aan een aanvrager dient het verschil te worden vastgesteld tussen de rente die conform de Mededeling-rentepercentages is vastgesteld (dit is in de definities in deze paragraaf gedefinieerd als "marktconforme rente") en de rente die daadwerkelijk wordt betaald door de aanvrager, waarbij van dit verschil de contante waarde moet worden berekend. Bij het vaststellen van de rente die op grond van de Mededinging-rentepercentages geldt, moet het rentepercentage worden vastgesteld dat van toepassing is op het moment van het verstrekken van de lening. Concreet wil dat zeggen dat steeds moet worden nagegaan welk basisrentepercentage van toepassing is op het moment van het verstrekken van de lening (zie http://ec.europa.eu/competition/state_aid/legislation/reference_rates.html) waarna vervolgens het basisrentepercentage met een opslag moet worden verhoogd. De hoogte van de opslag is afhankelijk van de rating van de aanvrager en de door de aanvrager verschafte zekerheden. De opslag varieert tussen 60 basispunten (0,6%) en 1000 basispunten (10%). Voor startende ondernemingen zonder kredietverleden, zoals special-purpose vehicles, geldt dat het basisrentepercentage met minstens 4% moet worden verhoogd, maar de opslag kan nooit lager zijn dan de opslag die geldt voor de moedermaatschappij als deze aanwezig is. Deze methode die in de Mededeling-rentepercentages is vastgesteld dient verplicht te worden toegepast op grond van de AGVV. Wanneer de rente die op grond van de Mededeling-rentepercentages geldt, is vastgesteld, kan deze worden afgezet tegen de daadwerkelijk te betalen rente. Van het verschil tussen de daadwerkelijk te betalen rente over de lening en de rente die betaald zou moeten worden als het rentepercentage zou worden toegepast dat op grond van de Mededeling-rentepercentages is vastgesteld, moet de contante waarde worden berekend. Voor de berekening van de contante waarde dient te worden uitgegaan van een percentage dat bestaat uit het basisrentepercentage dat de Europese Commissie publiceert op de website waarvan hiervoor een link is gegeven, vermeerderd met een opslag van 100 basispunten. Het is niet geoorloofd om een basisrente te gebruiken die op een andere manier is vastgesteld.
Het steunbedrag dat op bovengenoemde wijze is berekend moet worden afgezet tegen de in aanmerking komende kosten om vast te stellen of het betreffende maximum steunpercentage niet wordt overschreden. Het steunbedrag mag voorts ook niet hoger zijn dan € 15 miljoen.
In het geval de subsidie uit een garantie bestaat, dient het steunbedrag als volgt te worden bepaald. Om het steunbedrag te kunnen berekenen dat voortvloeit uit een garantie, dient het verschil te worden berekend tussen de marktconforme premie die wordt bepaald op grond van de Mededeling-garanties (dit is in de definities in deze paragraaf gedefinieerd als "marktconforme premie")en de daadwerkelijk door de begunstigde te betalen premie, waarbij de netto contante waarde van het premievoordeel moet worden berekend. De hoogte van de marktconforme premie is afhankelijk van de rating van de aanvrager. Voor startende ondernemingen zonder kredietverleden, zoals special-purpose vehicles, geldt dat de marktconforme premie minstens 3,8% is, en nooit lager kan zijn dan de premie die geldt voor de moedermaatschappij als deze aanwezig is.
Om de marktconforme premie te bepalen dient op grond van de AGVV verplicht te worden uitgegaan van de Mededeling-garantie. Wanneer de marktconforme premie die op grond van de Mededeling-garantie geldt, is vastgesteld, kan deze worden afgezet tegen de daadwerkelijk te betalen premie. Van het verschil tussen de daadwerkelijk te betalen premie over de garantie en de marktconforme premie die is vastgesteld conform de Mededeling-garanties, moet de contante waarde worden berekend. Voor de berekening van de contante waarde dient te worden uitgegaan van een percentage dat bestaat uit het basisrentepercentage dat de Europese Commissie publiceert op de website waarvan hiervoor een link is gegeven, vermeerderd met een opslag van 100 basispunten. Het is niet geoorloofd om een basisrente te gebruiken die op een andere manier is vastgesteld.
Het steunbedrag dat op bovengenoemde wijze is berekend moet worden afgezet tegen de in aanmerking komende kosten om vast te stellen of het betreffende maximum steunpercentage niet wordt overschreden. Het steunbedrag mag voorts ook niet hoger zijn dan € 15 miljoen.]
De subsidie wordt slechts verleend voor zover, in geval van een geldlening, door de rentekorting, en, in geval van een garantie, door de premiekorting, de totale steun die de aanvrager met betrekking tot dezelfde – elkaar geheel of gedeeltelijk overlappende – in aanmerking komende kosten geniet, ongeacht of deze steun door het Rijk, andere publiekrechtelijke rechtspersonen of openbare lichamen dan wel de daaraan gelieerde instellingen is verstrekt, niet hoger is dan € 15 miljoen.
[Toelichting: Bij de verlening van de rentekorting en de premiekorting verlenen Gedeputeerde Staten staatssteun aan de aanvrager. De steun die de aanvrager per project geniet mag niet hoger uitkomen dan de genoemde steunpercentages en het steunplafond van € 15 miljoen. Daarbij is het van belang dat bij de beoordeling of de steunpercentages en het steunplafond zijn overschreden, alle steun, ongeacht uit welke bron (lokaal, regionaal, nationaal) de steun afkomstig is, die de aanvrager voor het project heeft ontvangen, meegeteld wordt. Als de aanvrager financiering van de EU heeft ontvangen wordt deze niet meegeteld voor de berekening van de steunpercentages en het steunplafond, mits die financiering niet direct of indirect onder de controle van de overheid staat of stond (bijvoorbeeld: EFRO-gelden staan onder controle van de overheid ook al is dit EU-financiering, en om die reden moeten zij meegeteld worden bij genoemde berekening als de aanvrager EFRO-subsidie heeft ontvangen voor dezelfde kosten). Gedeputeerde Staten zullen vóór de subsidieverlening toetsen of de subsidieverlening door Gedeputeerde Staten tot overschrijding van genoemde steunpercentages en/of steunplafond leidt. De steunpercentages zijn gebaseerd op artikel 41, lid 7, van de AGVV. Het steunplafond van € 15 miljoen vloeit voort uit artikel 4, lid 1, sub s, van de AGVV.
Om te kunnen bepalen of het maximum steunpercentage en het steunplafond niet worden overschreden, dient per te verlenen subsidie te worden bepaald wat het steunbedrag is.In het geval de subsidie uit een lening bestaat, dient het steunbedrag als volgt te worden bepaald. Om te bepalen wat het steunbedrag is dat wordt verleend aan een aanvrager dient het verschil te worden vastgesteld tussen de rente die conform de Mededeling-rentepercentages is vastgesteld (dit is in de definities in deze paragraaf gedefinieerd als "marktconforme rente") en de rente die daadwerkelijk wordt betaald door de aanvrager, waarbij van dit verschil de contante waarde moet worden berekend. Bij het vaststellen van de rente die op grond van de Mededinging-rentepercentages geldt, moet het rentepercentage worden vastgesteld dat van toepassing is op het moment van het verstrekken van de lening. Concreet wil dat zeggen dat steeds moet worden nagegaan welk basisrentepercentage van toepassing is op het moment van het verstrekken van de lening (zie http://ec.europa.eu/competition/state_aid/legislation/reference_rates.html), waarna vervolgens het basisrentepercentage met een opslag moet worden verhoogd. De hoogte van de opslag is afhankelijk van de rating van de aanvrager en de door de aanvrager verschafte zekerheden. De opslag varieert tussen 60 basispunten (0,6%) en 1000 basispunten (10%). Voor startende ondernemingen zonder kredietverleden, zoals special-purpose vehicles, geldt dat het basisrentepercentage met minstens 4% moet worden verhoogd, maar de opslag kan nooit lager zijn dan de opslag die geldt voor de moedermaatschappij als deze aanwezig is.
Deze methode die in de Mededeling-rentepercentages is vastgesteld dient verplicht te worden toegepast op grond van de AGVV. Wanneer de rente die op grond van de Mededeling-rentepercentages geldt, is vastgesteld, kan deze worden afgezet tegen de daadwerkelijk te betalen rente. Van het verschil tussen de daadwerkelijk te betalen rente over de lening en de rente die betaald zou moeten worden als het rentepercentage zou worden toegepast dat op grond van de Mededeling-rentepercentages is vastgesteld, moet de contante waarde worden berekend. Voor de berekening van de contante waarde dient te worden uitgegaan van een percentage dat bestaat uit het basisrentepercentage dat de Europese Commissie publiceert op de website waarvan hiervoor een link is gegeven, vermeerderd met een opslag van 100 basispunten. Het is niet geoorloofd om een basisrente te gebruiken die op een andere manier is vastgesteld.
Het steunbedrag dat op bovengenoemde wijze is berekend moet worden afgezet tegen de in aanmerking komende kosten om vast te stellen of het betreffende maximum steunpercentage niet wordt overschreden. Het steunbedrag mag voorts ook niet hoger zijn dan € 15 miljoen.
In het geval de subsidie uit een garantie bestaat, dient het steunbedrag als volgt te worden bepaald. Om het steunbedrag te kunnen berekenen dat voortvloeit uit een garantie, dient het verschil te worden berekend tussen de marktconforme premie die wordt bepaald op grond van de Mededeling-garanties (dit is in de definities in deze paragraaf gedefinieerd als "marktconforme premie") en de daadwerkelijk door de begunstigde te betalen premie, waarbij de netto contante waarde van het premievoordeel moet worden berekend. De hoogte van de marktconforme premie is afhankelijk van de rating van de aanvrager. Voor startende ondernemingen zonder kredietverleden, zoals special-purpose vehicles, geldt dat de marktconforme premie minstens 3,8% is, en nooit lager kan zijn dan de premie die geldt voor de moedermaatschappij als deze aanwezig is.
Om de marktconforme premie te bepalen dient op grond van de AGVV verplicht te worden uitgegaan van de Mededeling-garantie. Wanneer de marktconforme premie die op grond van de Mededeling-garantie geldt, is vastgesteld, kan deze worden afgezet tegen de daadwerkelijk te betalen premie. Van het verschil tussen de daadwerkelijk te betalen premie over de garantie en de marktconforme premie die is vastgesteld conform de Mededeling-garanties, moet de contante waarde worden berekend. Voor de berekening van de contante waarde dient te worden uitgegaan van een percentage dat bestaat uit het basisrentepercentage dat de Europese Commissie publiceert op de website waarvan hiervoor een link is gegeven, vermeerderd met een opslag van 100 basispunten. Het is niet geoorloofd om een basisrente te gebruiken die op een andere manier is vastgesteld.
Artikel 3.9.1.3 Hoogte van de subsidie
Toelichting: De provincie Overijssel streeft ernaar dat de aanvrager ook zelf bijdraagt aan de financiering van het energieproject. De 80% genoemd in lid 3 is gebaseerd op de Mededeling-garanties.
Artikel 3.9.1.4 Subsidiabele kosten
Toelichting: Bij de berekening van de steunintensiteit zijn alle gebruikte cijfers de cijfers vóór aftrek van belastingen en andere heffingen.
Artikel 3.9.1.5 Indieningstermijn aanvraag
Toelichting: Op grond van artikel 1.2.2 kan gedurende het gehele kalenderjaar een subsidieaanvraag worden ingediend. Afwijking van artikel 1.2.2 is wenselijk omdat in de onderhavige regeling met subsidieplafonds wordt gewerkt voor een bepaald subsidietijdvak. De verwachting is dat er in de praktijk behoefte zal zijn om gedurende het gehele subsidietijdvak aanvragen om subsidie in te kunnen dienen. Om aanvragen toch zoveel mogelijk binnen het subsidietijdvak af te kunnen handelen, is in het eerste lid van dit artikel bepaald dat de subsidieaanvraag tot dertien weken voor het einde van het subsidietijdvak waarop de aanvraag betrekking heeft kan worden ingediend. In het tweede lid is bepaald dat de aanvraag vier weken voor het einde van het subsidietijdvak waarop de aanvraag betrekking heeft volledig moet zijn.
Artikel 3.9.1.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening
Toelichting: Dit artikel geeft voorschriften voor een aanvraag voor subsidie. Dit artikel dient in samenhang te worden gelezen met artikel 1.2.1. In aanvulling op de gegevens die een aanvrager op grond van artikel 1.2.1 bij de aanvraag moet indienen, dient de aanvrager aanvullende gegevens te overleggen ten behoeve van de beoordeling van de aanvraag.
Indien de aanvrager voor dezelfde - elkaar geheel of gedeeltelijk overlappende- in aanmerking komende kosten waarvoor zij subsidie aanvraagt reeds van het Rijk, andere publiekrechtelijke rechtspersonen of openbare lichamen dan wel de daaraan gelieerde instellingen of de Europese Commissie een vergoeding c.q. subsidie heeft ontvangen, overlegt zij de bewijsstukken waaruit deze vergoeding c.q. subsidie blijkt.
In aanvulling op artikel 1.2.1, tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag tevens een bedrijfsplan.
Toelichting: Het bedrijfsplan moet in ieder geval de volgende gegevens bevatten:
Ten slotte wordt in het bedrijfsplan verwacht dat de subsidieaanvrager zal aangeven welke werkgelegenheidseffecten door realisering van het energieproject te realiseren dan wel te verwachten zijn. Om die reden wordt van de subsidieaanvrager verwacht dat hij inzicht geeft in het aantal gecreëerde arbeidsplaatsen. Dit begrip is toegelicht in de definities. Daarbij moet tevens inzicht worden gegeven in het aantal gecreëerde arbeidsplaatsen dat na uitvoering van het energieproject waarvoor subsidie wordt aangevraagd zal blijven bestaan.
In aanvulling op artikel 1.2.1, tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag documentatie ten behoeve van het uitvoeren van een financiële due diligence, een technische due diligence, een duurzaamheidstoets en een fiscale en juridische due diligence.
Toelichting: Bij documentatie ten behoeve van het uitvoeren van een financiële due diligence, een technische due diligence, een duurzaamheidstoets en een fiscale en juridische due diligence moet, afhankelijk van de aard van het energieproject waarvoor subsidie wordt aangevraagd, worden gedacht aan een zonurenanalyse, een technische analyse van de gebruikte technologie, taxatierapporten, identificatiebewijzen van bestuurders en aandeelhouders, een organisatieschema, projectcontracten, zoals afnamecontracten, inkoopcontracten en onderhoudscontracten.
Artikel 3.9.1.7 Subsidieplafond
Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.
Toelichting: Ingevolge artikel 4:22 van de Awb wordt onder subsidieplafond verstaan: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift. Artikel 4:25 van de Awb schrijft voor dat voor de vaststelling van een subsidieplafond een wettelijke grondslag is vereist. Artikel 3.9.1.7 geeft deze wettelijke grondslag.
De Awb eist dat het subsidieplafond bekend wordt gemaakt voordat de periode waarop het betrekking heeft ingaat. Zo kunnen potentiële aanvragers weten hoeveel geld er beschikbaar is. Op grond van artikel 4:25, tweede lid, Awb moet een aanvraag om subsidie worden geweigerd, als door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.
Artikel 3.9.1.8 Volgorde van behandeling
Toelichting: In artikel 4:26 van de Awb is voorgeschreven dat bij of krachtens wettelijk voorschrift wordt bepaald hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld. Artikel 3.9.1.8 geeft deze wettelijke grondslag.
Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van prioritering op basis van de hoogst verwachte energie-efficiëntie dan wel toename van hernieuwbare energie per aangevraagde Euro aan subsidie.
Artikel 3.9.1.9 Adviescommissie
Gedeputeerde Staten leggen een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 3.9.1.1, nadat de aanvraag volledig is, ter advies voor aan de adviescommissie, die binnen zes weken een advies aan Gedeputeerde Staten uitbrengt. Deze termijn kan met een termijn van maximaal twee weken worden verlengd.
Toelichting: Gedeputeerde Staten hebben bij besluit van 13 november 2012 een adviescommissie ingesteld die advies uitbrengt over elke aanvraag die is ingediend op grond van deze paragraaf.
Indien door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt op grond van artikel 3.9.1.8, derde lid, de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van prioritering op basis van de hoogst verwachte energie-efficiëntie dan wel toename van hernieuwbare energie per aangevraagde Euro aan subsidie. Ook over deze prioritering brengt de adviescommissie advies uit.]
Artikel 3.9.1.10 Weigeringsgronden
Toelichting: Deze weigeringsgronden gelden in aanvulling op artikel 1.1.7. De weigeringsgronden in artikel 1.1.7 zijn facultatief. Gedeputeerde Staten kunnen de subsidie geheel of gedeeltelijk weigeren als die weigeringsgronden zich voordoen. In dit artikel 3.9.1.10 zijn de weigeringsgronden imperatief geformuleerd. Als een van deze afwijzingsgronden zich voordoen, dan moeten Gedeputeerde Staten de aanvraag afwijzen. De afwijzingsgronden in sub c-h, k-l, vloeien voort uit de staatssteunregels. Deze afwijzingsgronden zijn gebaseerd op de AGVV: sub c is gebaseerd op artikel 41 van de AGVV; sub d is gebaseerd op artikel 5, tweede lid, sub b, van de AGVV jo. de Mededeling-rentepercentages die, zoals hiervoor is toegelicht, op grond van de AGVV verplicht toegepast moet worden om het steunbedrag te kunnen berekenen in geval van leningen; sub e is gebaseerd op artikel 5, tweede lid, sub c, onder i), van de AGVV jo. de Mededeling-garanties die, zoals hiervoor is toegelicht, op grond van de AGVV verplicht toegepast moet worden om het steunbedrag te kunnen berekenen in geval van garanties; sub f is gebaseerd op paragraaf 3.3. van de Mededeling-garanties die, zoals hiervoor is toegelicht, op grond van de AGVV verplicht toegepast moet worden om het steunbedrag te kunnen berekenen in geval van garanties; sub g is gebaseerd op artikel 1, vierde lid, sub a, van de AGVV; sub h is gebaseerd op 1, tweede lid, sub c, van de AGVV; sub k is gebaseerd op artikel 6, tweede lid, van de AGVV; sub l is gebaseerd op artikel 6, tweede en derde lid, van de AGVV. In de overige gevallen heeft een subsidie van de provincie Overijssel naar de mening van de provincie Overijssel geen toegevoegde waarde. Deze gevallen zijn in lid 2 sub a-b en i-j opgesomd. Voor deze gevallen wordt ook geen subsidie verleend door de provincie Overijssel.
Provinciale Staten hebben besloten (PS/2010/1178) dat investeringen door Energiefonds Overijssel niet meer mogen bedragen dan € 20 miljoen in één project. Gedeputeerde Staten kunnen toestemming vragen aan Provinciale Staten om hiervan af te wijken. Op basis van deze subparagraaf kan subsidie worden verleend in de vorm van leningen en garanties. Het Investeringsreglement van Energiefonds Overijssel I B.V. verstrekt risicokapitaal in de vorm van participaties, quasi-eigen vermogen of een mix daarvan. Voor de bepaling van de totale waarde van de investering in een project geldt de feitelijke waarde van alle investeringen door zowel Energiefonds Overijssel I B.V. en Energiefonds Overijssel II B.V. in een project. Deze waarde kan een andere waarde zijn dan de waarde van de staatssteun. Zo gaat het bij staatssteun in het geval van leningen en garanties bijvoorbeeld om de waarde van de rente- en premiekorting. Bij de bepaling van de totaalwaarde van de investering worden zowel de omvang van de gevraagde geldlening als de omvang van de gevraagde garantie bedoeld.
Gedeputeerde Staten weigeren de subsidie indien:
op basis van de aanvraag wordt beoordeeld dat het te verlenen subsidiebedrag lager is dan € 1.000.000,- per energieproject. Indien de aanvrager op dezelfde dag subsidie aanvraagt op grond van paragraaf 3.9.1, wordt voor het bepalen van het minimum tevens het te verlenen subsidiebedrag van die aanvraag betrokken;
op basis van de aanvraag wordt beoordeeld dat de totale investering in een energieproject bestaande uit het op basis van deze regeling te verlenen subsidiebedrag en de investering op basis van het Investeringsreglement Energiefonds Overijssel I B.V., hoger is dan € 20.000.000,- Gedeputeerde Staten kunnen Provinciale Staten toestemming vragen om hier van af te wijken.
Gedeputeerde Staten weigeren de subsidie geheel of gedeeltelijk indien:
het bedrijfsplan en/of projectplan naar het oordeel van Gedeputeerde Staten niet haalbaar of uitvoerbaar is.
Toelichting: Voor deze weigeringsgrond geldt dat daar in ieder geval wordt verstaan de situatie waarin de uitkomst van een door een expert uitgevoerde financiële, technische, juridische of fiscale due diligence negatief is.
de aanvrager over onvoldoende financiële middelen beschikt om het energieproject uit te voeren;
Toelichting: De aanvrager beschikt niet over voldoende financiële middelen om het energieproject uit te voeren als er geen bankfinanciering voor de dekking van de kosten van het energieproject die niet voor subsidiëring op grond van deze regeling in aanmerking komen.
Artikel 3.9.1.11 Kenmerken van uitvoeringsovereenkomst, kredietovereenkomst en garantie
Toelichting: Zie toelichting artikel 3.9.1.2 over de achtergronden van de uitvoeringsovereenkomst.
Afgezien van de staatssteunrechtelijke beperkingen aan het geboden rentevoordeel, is de provincie Overijssel van mening dat het geboden rentevoordeel niet te groot mag zijn, omdat dan de afstand naar de markt te groot wordt en daarmee minder goede projecten worden gefaciliteerd. Dat geeft overstimulering en bemoeilijkt de transitie naar hernieuwbare energie en een normale markt zonder stimulering van de overheid.
Artikel 3.9.1.12 Indieningstermijn aanvraag tot subsidievaststelling
In afwijking van artikel 1.5.2 eerste lid dan wel artikel 1.5.3 eerste lid wordt een aanvraag tot vaststelling ingediend uiterlijk 13 weken voor aflossing van de lening of het einde van de garantie.
Toelichting: In dit artikel is aangegeven dat en wanneer de subsidieontvanger een aanvraag tot subsidievaststelling moet indienen.
Artikel 3.9.1.13 Ambtshalve vaststellen subsidie
Ingeval van een garantie kan deze ambtshalve worden vastgesteld zodra:
ingeval de bank de garantie heeft ingeroepen: de vordering van de provincie op de ontvanger van de garantie is voldaan dan wel de provincie heeft besloten af te zien van verdere invordering.
Toelichting: Onderdeel a van dit artikel geeft aan dat de garantie wordt vastgesteld op het moment dat de lening is afgelost. Dit geldt ook als de lening voortijdig is afgelost. Verder geeft dit artikel aan dat de garantie tevens zal worden vastgesteld als de bank de garantie heeft ingeroepen. Verder is opgenomen dat de garantie wordt vastgesteld als er geen vorderingen meer zijn ten aanzien van de aanvrager. Dit zou bijvoorbeeld kunnen gelden als de provincie Overijssel de restschuld van de bank overneemt nadat de bank de garantie heeft ingeroepen. In de beschikking tot verlening van de garantie kunnen Gedeputeerde Staten voorwaarden vastleggen over de vaststelling.
Artikel 3.9.1.14 Terugvordering
Als de ontvanger van de subsidie het energieproject niet uitvoert zoals is vastgelegd bij de beschikking tot het verlenen van de subsidie en niet heeft voldaan aan artikel 3.9.1.15 kunnen Gedeputeerde Staten besluiten eenmalig een premie van maximaal 5% van de hoogte van de afgegeven garantie bij de ontvanger van de garantie terugvorderen.
Toelichting: In dit artikel is opgenomen dat de provincie Overijssel een premie zal terugvorderen als blijkt dat de ontvanger van de subsidie zijn energieproject niet of op een ander manier gaat uitvoeren. Deze subsidieparagraaf is uiteindelijk bedoeld ter stimulering van hernieuwbare energie. Als gedurende de looptijd van het energieproject de activiteiten dusdanig wijzigen dat er geen sprake meer is van de opwekking van hernieuwbare energie, dan bereikt de provincie haar beleidsdoel niet. De provincie Overijssel had dan ook geen garantie af willen geven voor het project. De provincie Overijssel kan de garantie niet intrekken, omdat dan de bank met een risico wordt opgezadeld. Om deze reden wil de provincie Overijssel een deel van het premievoordeel dat een ontvanger van de garantie heeft terugvorderen.
Artikel 3.9.1.15 Verplichtingen subsidieontvanger
Toelichting: Dit artikel bevat de belangrijkste subsidieverplichtingen die aan de subsidieontvanger zullen worden opgelegd. Op grond van artikel 4:37 van de Awb kunnen de in dat artikel genoemde verplichtingen aan subsidieontvangers worden opgelegd zonder wettelijk voorschrift. Een aantal subsidieverplichtingen kunnen vanwege het bepaalde in artikel 4:38 en 4:39 van de Awb slechts worden opgelegd als dat in een wettelijke regeling, zoals dit Uitvoeringsbesluit, is bepaald. Om die reden zijn in dit artikel 3.9.1.15 een aantal subsidieverplichtingen geformuleerd.
De subsidie-ontvanger doet onverwijld mededeling aan Gedeputeerde Staten van de omstandigheid dat hij verwacht niet binnen de in de beschikking tot subsidieverlening opgenomen termijn te beschikken over de vereiste vergunningen, ontheffingen of andere (rechtens benodigde) toestemmingen in verband met het energieproject. De subsidie-ontvanger doet onverwijld mededeling aan Gedeputeerde Staten indien de bank de garantie zal inroepen, dan wel in het geval verwacht kan worden dat de bank de garantie in zal roepen.
De subsidie-ontvanger dient uiterlijk na verloop van de duur van de geldlening c.q het krediet aan te tonen dat het energieproject conform de aanvraag is uitgevoerd en voltooid. Daarbij rapporteert de aanvrager ook over het maatschappelijk rendement van het energieproject. Indien de looptijd van de geldlening c.q. krediet langer duurt dan één jaar rapporteert de subsidie-ontvanger jaarlijks aan Gedeputeerde Staten over de voortgang van het project en overlegt daarbij in ieder geval de jaarrekening.
Artikel 3.9.1.16 Uitstel of ontheffing betalingsverplichting
Ingeval van een geldlening kan de subsidie-ontvanger Gedeputeerde Staten deugdelijk gemotiveerd verzoeken om ontheffing te verlenen van de verplichting genoemd in artikel 3.9.1.15 vierde lid. Ingeval van een door de bank ingeroepen garantie kan de subsidie-ontvanger Gedeputeerde Staten deugdelijk gemotiveerd verzoeken om ontheffing te verlenen van de verplichting genoemd in artikel 3.9.1.15 vijfde lid.
Artikel 3.9.1.17 Europese regelgeving
Toelichting: Aangezien het verlenen van de subsidie conform deze subsidieparagraaf staatssteun oplevert, is deze subsidieparagraaf gebaseerd op de AGVV en de de-minimisverordening en is zodanig ingericht dat de subsidieverlening moet voldoen aan de regels van de AGVV en de-minimisverordening. De genoemde Europese regelgeving stelt een groot aantal eisen aan het verstrekken van subsidies door Gedeputeerde Staten in de vorm van leningen en garanties. In deze paragraaf zijn niet alle in de Europese regelgeving gestelde eisen overgenomen. Bij de beoordeling van de aanvraag zal echter worden getoetst of de subsidie in overeenstemming met die eisen kan worden verstrekt. Zo niet, dan zal de subsidie worden geweigerd, tenzij het in artikel 3.9.1.2, sub a, tweede zin, genoemde geval zich voordoet. In artikel 3.9.1.2 sub c, tweede zin, is aangegeven dat Gedeputeerde Staten in voorkomend geval, het voornemen tot verlening van een subsidie voor een aanvraag die niet voldoet aan de de-minimisverordening of de AGVV kunnen aanmelden bij de Europese Commissie indien de aanvraag naar het oordeel van Gedeputeerde Staten een aanzienlijke bijdrage levert aan de beleidsdoelstellingen van de Provincie Overijssel op het gebied van hernieuwbare energie en de kans op goedkeuring door de Europese Commissie naar het oordeel van Gedeputeerde Staten hoog is. Gedeputeerde Staten kunnen de subsidie dan onder de opschortende voorwaarde van goedkeuring door de Europese Commissie verlenen. Voldoet de subsidie niet aan genoemde eisen en doet het geval in artikel 3.9.1.2 sub c, tweede zin, zich niet voor, dan is subsidieverlening in strijd met de staatssteunregels.
De subsidie wordt verstrekt met inachtneming van:
Artikel 3.9.1.18 Bevoorschotting
In afwijking van artikel 1.3.2 tweede lid verstrekken Gedeputeerde Staten in geval van een geldlening de aanvrager een voorschot van 100% van de verleende subsidie.
Toelichting: De bevoorschotting moet een wettelijke grondslag hebben. De aard van de subsidie noopt ertoe af te wijken van artikel 1.3.2. tweede lid, waarin een beperking is gegeven aan het te bevoorschotten subsidiebedrag.
Subparagraaf 3.9.2 Energie-efficiëntie door ondernemingen
Toelichting: Deze subparagraaf ziet op subsidies in de vorm van een geldlening of garantie aan ondernemingen voor de in aanmerking komende kosten van een energieproject waarbij energie-efficiëntiemaatregelen worden genomen. De provincie Overijssel beoogt daarmee ondernemingen te stimuleren om energie-efficiëntiemaatregelen te nemen.
Alleen de in aanmerking komende kosten kunnen worden gesubsidieerd. Dit is een eis die voortvloeit uit de staatssteunregels. In de begripsbepalingen is gedefinieerd wat onder ‘in aanmerking komende kosten’ moet worden verstaan.
Artikel 3.9.2.1 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen aan een onderneming op aanvraag subsidie verlenen in de vorm van
Ingeval van een geldlening wordt de subsidie conform artikel 3.9.2.15, eerste, derde en vierde lid terugbetaald.
Ingeval een garantie door de bank wordt ingeroepen, wordt hetgeen de provincie aan de bank moet betalen door de onderneming aan de provincie conform artikel 3.9.2.15, eerste, tweede en vijfde lid terugbetaald.
Toelichting: Onder bedrijfsruimten als bedoeld in het tweede lid van dit artikel kunnen ook maatschappelijk vastgoed, winkels en kantoren worden verstaan, zoals scholen, ziekenhuizen, zwembaden. Middels zogenoemde ESCO's (Energy Service Companies) en energie service contracten wordt de aanleg, het beheer en onderhoud van energie-installaties of zelfs van hele gebouwen verzorgd. De provincie Overijssel wil hierbij aansluiten door mogelijk te maken dat voor deze activiteiten onder deze subsidieparagraaf subsidie kan worden verstrekt.
Subsidie voor een energieproject op grond van deze paragraaf wordt niet verleend, indien voor dat energieproject al subsidie is verleend of aangevraagd op grond van paragraaf 8.20.1 "Hernieuwbare energie en energie-efficiëntie door woningcorporaties"van Uitvoeringbesluit subsidies Overijssel 2011.
Toelichting: Met het bepaalde in lid 4 wil de provincie Overijssel stapeling van subsidies door woningcorporaties voorkomen.
Toelichting: Gedeputeerde Staten zullen beleidsregels opstellen over de vraag in welke gevallen tot melding bij de Europese Commissie dient te worden overgegaan. Gedurende de meldingsprocedure kan de subsidie onder de opschortende voorwaarde van goedkeuring door de Europese Commissie worden verleend. De subsidie mag echter, voorafgaande aan de goedkeuring, niet worden uitgekeerd.
Een aanvraag voor een geldlening of garantie voldoet aan de volgende criteria:
de aanvraag voldoet, naar het oordeel van Gedeputeerde Staten, aan de voorwaarden van de de-minimisverordening of de AGVV. Gedeputeerde Staten kunnen, in voorkomend geval, het voornemen tot verlening van een subsidie voor een aanvraag die niet voldoet aan de de-minimisverordening of de AGVV aanmelden bij de Europese Commissie indien de aanvraag naar het oordeel van Gedeputeerde Staten een aanzienlijke bijdrage levert aan de beleidsdoelstellingen van de Provincie Overijssel op het gebied van energie-efficiëntiemaatregelen en de kans op goedkeuring door de Europese Commissie naar het oordeel van Gedeputeerde Staten hoog is. Gedeputeerde Staten kunnen de subsidie onder de opschortende voorwaarde van goedkeuring door de Europese Commissie verlenen.
De subsidie wordt verstrekt onder de opschortende voorwaarde dat ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening een uitvoeringsovereenkomst is gesloten. Gedeputeerde Staten kunnen aan het verstrekken van de subsidie de voorwaarde verbinden dat de aanvrager zekerheden aan haar verschaft ter zekerheid van de subsidie.
De subsidie wordt slechts verleend voor zover, in geval van een geldlening, door de rentekorting, en, in geval van een garantie, door de premiekorting, de totale steun die de aanvrager met betrekking tot dezelfde - elkaar geheel of gedeeltelijk overlappende - in aanmerking komende kosten geniet, ongeacht of deze steun door het Rijk, andere publiekrechtelijke rechtspersonen of openbare lichamen dan wel de daaraan gelieerde instellingen is verstrekt, niet hoger is dan:
50% van de in aanmerking komende kosten als de aanvrager een kleine onderneming is.
Toelichting: Bij de verlening van de rentekorting en de premiekorting verlenen Gedeputeerde Staten staatssteun aan de aanvrager. De steun die de aanvrager per project geniet mag niet hoger uitkomen dan de genoemde steunpercentages en het steunplafond van € 15 miljoen. Daarbij is het van belang dat bij de beoordeling of de steunpercentages en het steunplafond zijn overschreden, alle steun, ongeacht uit welke bron (lokaal, regionaal, nationaal) de steun afkomstig is, die de aanvrager voor het project heeft ontvangen, meegeteld wordt. Als de aanvrager financiering van de EU heeft ontvangen wordt deze niet meegeteld voor de berekening van de steunpercentages en het steunplafond, mits die financiering niet direct of indirect onder de controle van de overheid staat of stond (bijvoorbeeld: EFRO-gelden staan onder controle van de overheid ook al is dit EU-financiering, en om die reden moeten zij meegeteld worden bij genoemde berekening als de aanvrager EFRO-subsidie heeft ontvangen voor dezelfde kosten). Gedeputeerde Staten zullen vóór de subsidieverlening toetsen of de subsidieverlening door Gedeputeerde Staten tot overschrijding van genoemde steunpercentages en/of steunplafond leidt. De steunpercentages zijn gebaseerd op artikel 38, lid 4 en 5, van de AGVV. Het steunplafond van € 15 miljoen vloeit voort uit artikel 4, lid 1, sub s, van de AGVV. Om te kunnen bepalen of het maximum steunpercentage en het steunplafond niet worden overschreden, dient per te verlenen subsidie te worden bepaald wat het steunbedrag is.
In het geval de subsidie uit een lening bestaat, dient het steunbedrag als volgt te worden bepaald. Om te bepalen wat het steunbedrag is dat wordt verleend aan een aanvrager dient het verschil te worden vastgesteld tussen de rente die conform de Mededeling-rentepercentages is vastgesteld (dit is in de definities in deze paragraaf gedefinieerd als ‘marktconforme rente’) en de rente die daadwerkelijk wordt betaald door de aanvrager, waarbij van dit verschil de contante waarde moet worden berekend. Bij het vaststellen van de rente die op grond van de Mededinging-rentepercentages geldt, moet het rentepercentage worden vastgesteld dat van toepassing is op het moment van het verstrekken van de lening. Concreet wil dat zeggen dat steeds moet worden nagegaan welk basisrentepercentage van toepassing is op het moment van het verstrekken van de lening (zie http://ec.europa.eu/competition/state_aid/legislation/reference_rates.html), waarna vervolgens het basisrentepercentage met een opslag moet worden verhoogd. De hoogte van de opslag is afhankelijk van de rating van de aanvrager en de door de aanvrager verschafte zekerheden. De opslag varieert tussen 60 basispunten (0,6%) en 1000 basispunten (10%). Voor startende ondernemingen zonder kredietverleden, zoals special-purpose vehicles, geldt dat het basisrentepercentage met minstens 4% moet worden verhoogd, maar de opslag kan nooit lager zijn dan de opslag die geldt voor de moedermaatschappij als deze aanwezig is.
Deze methode die in de Mededeling-rentepercentages is vastgesteld dient verplicht te worden toegepast op grond van de AGVV. Wanneer de rente die op grond van de Mededeling-rentepercentages geldt, is vastgesteld, kan deze worden afgezet tegen de daadwerkelijk te betalen rente. Van het verschil tussen de daadwerkelijk te betalen rente over de lening en de rente die betaald zou moeten worden als het rentepercentage zou worden toegepast dat op grond van de Mededeling-rentepercentages is vastgesteld, moet de contante waarde worden berekend. Voor de berekening van de contante waarde dient te worden uitgegaan van een percentage dat bestaat uit het basisrentepercentage dat de Europese Commissie publiceert op de website waarvan hiervoor een link is gegeven, vermeerderd met een opslag van 100 basispunten. Het is niet geoorloofd om een basisrente te gebruiken die op een andere manier is vastgesteld.
Het steunbedrag dat op bovengenoemde wijze is berekend moet worden afgezet tegen de in aanmerking komende kosten om vast te stellen of het betreffende maximum steunpercentage niet wordt overschreden. Het steunbedrag mag voorts ook niet hoger zijn dan € 15 miljoen.
In het geval de subsidie uit een garantie bestaat, dient het steunbedrag als volgt te worden bepaald. Om het steunbedrag te kunnen berekenen dat voortvloeit uit een garantie, dient het verschil te worden berekend tussen de marktconforme premie die wordt bepaald op grond van de Mededeling-garanties (dit is in de definities in deze paragraaf gedefinieerd als "marktconforme premie") en de daadwerkelijk door de begunstigde te betalen premie, waarbij de netto contante waarde van het premievoordeel moet worden berekend. De hoogte van de marktconforme premie is afhankelijk van de rating van de aanvrager. Voor startende ondernemingen zonder kredietverleden, zoals special-purpose vehicles, geldt dat de marktconforme premie minstens 3,8% is, en nooit lager kan zijn dan de premie die geldt voor de moedermaatschappij als deze aanwezig is.
Om de marktconforme premie te bepalen dient op grond van de AGVV verplicht te worden uitgegaan van de Mededeling-garantie. Wanneer de marktconforme premie die op grond van de Mededeling-garantie geldt, is vastgesteld, kan deze worden afgezet tegen de daadwerkelijk te betalen premie. Van het verschil tussen de daadwerkelijk te betalen premie over de garantie en de marktconforme premie die is vastgesteld conform de Mededeling-garanties, moet de contante waarde worden berekend. Voor de berekening van de contante waarde dient te worden uitgegaan van een percentage dat bestaat uit het basisrentepercentage dat de Europese Commissie publiceert op de website waarvan hiervoor een link is gegeven, vermeerderd met een opslag van 100 basispunten. Het is niet geoorloofd om een basisrente te gebruiken die op een andere manier is vastgesteld.
Het steunbedrag dat op bovengenoemde wijze is berekend moet worden afgezet tegen de in aanmerking komende kosten om vast te stellen of het betreffende maximum steunpercentage niet wordt overschreden. Het steunbedrag mag voorts ook niet hoger zijn dan € 15 miljoen.
De subsidie wordt slechts verleend voor zover, in geval van een geldlening, door de rentekorting, en, in geval van een garantie, door de premiekorting, de totale steun die de aanvrager met betrekking tot dezelfde – elkaar geheel of gedeeltelijk overlappende – in aanmerking komende kosten geniet, ongeacht of deze steun door het Rijk, andere publiekrechtelijke rechtspersonen of openbare lichamen dan wel de daaraan gelieerde instellingen is verstrekt, niet hoger is dan € 15 miljoen.
Toelichting: Bij de verlening van de rentekorting en de premiekorting verlenen Gedeputeerde Staten staatssteun aan de aanvrager. De steun die de aanvrager per project geniet mag niet hoger uitkomen dan de genoemde steunpercentages en het steunplafond van € 15 miljoen. Daarbij is het van belang dat bij de beoordeling of de steunpercentages en het steunplafond zijn overschreden, alle steun, ongeacht uit welke bron (lokaal, regionaal, nationaal) de steun afkomstig is, die de aanvrager voor het project heeft ontvangen, meegeteld wordt. Als de aanvrager financiering van de EU heeft ontvangen wordt deze niet meegeteld voor de berekening van de steunpercentages en het steunplafond, mits die financiering niet direct of indirect onder de controle van de overheid staat of stond (bijvoorbeeld: EFRO-gelden staan onder controle van de overheid ook al is dit EU-financiering, en om die reden moeten zij meegeteld worden bij genoemde berekening als de aanvrager EFRO-subsidie heeft ontvangen voor dezelfde kosten). Gedeputeerde Staten zullen vóór de subsidieverlening toetsen of de subsidieverlening door Gedeputeerde Staten tot overschrijding van genoemde steunpercentages en/of steunplafond leidt. De steunpercentages zijn gebaseerd op artikel 38, lid 4 en 5, van de AGVV. Het steunplafond van € 15 miljoen vloeit voort uit artikel 4, lid 1, sub s, van de AGVV.
Om te kunnen bepalen of het maximum steunpercentage en het steunplafond niet worden overschreden, dient per te verlenen subsidie te worden bepaald wat het steunbedrag is. In het geval de subsidie uit een lening bestaat, dient het steunbedrag als volgt te worden bepaald. Om te bepalen wat het steunbedrag is dat wordt verleend aan een aanvrager dient het verschil te worden vastgesteld tussen de rente die conform de Mededeling-rentepercentages is vastgesteld (dit is in de definities in deze paragraaf gedefinieerd als ‘marktconforme rente’) en de rente die daadwerkelijk wordt betaald door de aanvrager, waarbij van dit verschil de contante waarde moet worden berekend. Bij het vaststellen van de rente die op grond van de Mededinging-rentepercentages geldt, moet het rentepercentage worden vastgesteld dat van toepassing is op het moment van het verstrekken van de lening. Concreet wil dat zeggen dat steeds moet worden nagegaan welk basisrentepercentage van toepassing is op het moment van het verstrekken van de lening (zie http://ec.europa.eu/competition/state_aid/legislation/reference_rates.html), waarna vervolgens het basisrentepercentage met een opslag moet worden verhoogd. De hoogte van de opslag is afhankelijk van de rating van de aanvrager en de door de aanvrager verschafte zekerheden. De opslag varieert tussen 60 basispunten (0,6%) en 1000 basispunten (10%). Voor startende ondernemingen zonder kredietverleden, zoals special-purpose vehicles, geldt dat het basisrentepercentage met minstens 4% moet worden verhoogd, maar de opslag kan nooit lager zijn dan de opslag die geldt voor de moedermaatschappij als deze aanwezig is. Deze methode die in de Mededeling-rentepercentages is vastgesteld dient verplicht te worden toegepast op grond van de AGVV. Wanneer de rente die op grond van de Mededeling-rentepercentages geldt, is vastgesteld, kan deze worden afgezet tegen de daadwerkelijk te betalen rente. Van het verschil tussen de daadwerkelijk te betalen rente over de lening en de rente die betaald zou moeten worden als het rentepercentage zou worden toegepast dat op grond van de Mededeling-rentepercentages is vastgesteld, moet de contante waarde worden berekend. Voor de berekening van de contante waarde dient te worden uitgegaan van een percentage dat bestaat uit het basisrentepercentage dat de Europese Commissie publiceert op de website waarvan hiervoor een link is gegeven, vermeerderd met een opslag van 100 basispunten. Het is niet geoorloofd om een basisrente te gebruiken die op een andere manier is vastgesteld.
Het steunbedrag dat op bovengenoemde wijze is berekend moet worden afgezet tegen de in aanmerking komende kosten om vast te stellen of het betreffende maximum steunpercentage niet wordt overschreden. Het steunbedrag mag voorts ook niet hoger zijn dan € 15 miljoen. In het geval de subsidie uit een garantie bestaat, dient het steunbedrag als volgt te worden bepaald. Om het steunbedrag te kunnen berekenen dat voortvloeit uit een garantie, dient het verschil te worden berekend tussen de marktconforme premie die wordt bepaald op grond van de Mededeling-garanties (dit is in de definities in deze paragraaf gedefinieerd als ‘marktconforme premie’) en de daadwerkelijk door de begunstigde te betalen premie, waarbij de netto contante waarde van het premievoordeel moet worden berekend. De hoogte van de marktconforme premie is afhankelijk van de rating van de aanvrager. Voor startende ondernemingen zonder kredietverleden, zoals special-purpose vehicles, geldt dat de marktconforme premie minstens 3,8% is, en nooit lager kan zijn dan de premie die geldt voor de moedermaatschappij als deze aanwezig is.
Om de marktconforme premie te bepalen dient op grond van de AGVV verplicht te worden uitgegaan van de Mededeling-garantie. Wanneer de marktconforme premie die op grond van de Mededeling-garantie geldt, is vastgesteld, kan deze worden afgezet tegen de daadwerkelijk te betalen premie. Van het verschil tussen de daadwerkelijk te betalen premie over de garantie en de marktconforme premie die is vastgesteld conform de Mededeling-garanties, moet de contante waarde worden berekend. Voor de berekening van de contante waarde dient te worden uitgegaan van een percentage dat bestaat uit het basisrentepercentage dat de Europese Commissie publiceert op de website waarvan hiervoor een link is gegeven, vermeerderd met een opslag van 100 basispunten. Het is niet geoorloofd om een basisrente te gebruiken die op een andere manier is vastgesteld.
Artikel 3.9.2.3 Hoogte van de subsidie
Toelichting:De provincie Overijssel streeft ernaar dat de aanvrager ook zelf bijdraagt aan de financiering van het energieproject. De 80% genoemd in lid 2 is gebaseerd op de Mededeling-garanties.
Artikel 3.9.2.4 Subsidiabele kosten
Bij de berekening van de steunintensiteit zijn alle gebruikte cijfers de cijfers vóór aftrek van belastingen en andere heffingen.
Artikel 3.9.2.5 Indieningstermijn aanvraag
Toelichting: Op grond van artikel 1.2.2 kan gedurende het gehele kalenderjaar een subsidieaanvraag worden ingediend. Afwijking van artikel 1.2.2 is wenselijk omdat in de onderhavige regeling met subsidieplafonds wordt gewerkt voor een bepaald subsidietijdvak. De verwachting is dat er in de praktijk behoefte zal zijn om gedurende het gehele subsidietijdvak aanvragen om subsidie in te kunnen dienen. Om aanvragen toch zoveel mogelijk binnen het subsidietijdvak af te kunnen handelen, is in het eerste lid van dit artikel bepaald dat de subsidieaanvraag tot dertien weken voor het einde van het subsidietijdvak waarop de aanvraag betrekking heeft kan worden ingediend. In het tweede lid is bepaald dat de aanvraag vier weken voor het einde van het subsidietijdvak waarop de aanvraag betrekking heeft volledig moet zijn.
Artikel 3.9.2.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening
Toelichting: Dit artikel geeft voorschriften voor een aanvraag voor subsidie. Dit artikel dient in samenhang te worden gelezen met artikel 1.2.1. In aanvulling op de gegevens die een aanvrager op grond van artikel 1.2.1 bij de aanvraag moet indienen, dient de aanvrager aanvullende gegevens te overleggen ten behoeve van de beoordeling van de aanvraag.
Indien de aanvrager voor dezelfde – elkaar geheel of gedeeltelijk overlappende – in aanmerking komende kosten waarvoor zij subsidie aanvraagt reeds van het Rijk, andere publiekrechtelijke rechtspersonen of openbare lichamen dan wel de daaraan gelieerde instellingen of de Europese Commissie een vergoeding c.q. subsidie heeft ontvangen, overlegt zij de bewijsstukken waaruit deze vergoeding c.q. subsidie blijkt.
In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag tevens een bedrijfsplan;
Toelichting: Het bedrijfsplan moet in ieder geval de volgende gegevens bevatten:
Ten slotte wordt in het bedrijfsplan verwacht dat de subsidieaanvrager zal aangeven welke werkgelegenheidseffecten door realisering van het energieproject te realiseren dan wel te verwachten zijn. Om die reden wordt van de subsidieaanvrager verwacht dat hij inzicht geeft in het aantal gecreëerde arbeidsplaatsen. Dit begrip is toegelicht in de definities. Daarbij moet tevens inzicht worden gegeven in het aantal gecreëerde arbeidsplaatsen dat na uitvoering van het energieproject waarvoor subsidie wordt aangevraagd zal blijven bestaan.
Indien de aanvraag een energieproject betreft waarbij energie-efficiëntiemaatregelen worden genomen door aanpassing of vervanging van bedrijfsruimten, wordt een taxatierapport van een taxateur, die is ingeschreven bij één van de taxatieregisters VastgoedCERT of SCVM, overgelegd dat bij aanvraag niet ouder is dan drie maanden.
Toelichting: Bij documentatie ten behoeve van het uitvoeren van een financiële due diligence, een technische due diligence, een duurzaamheidstoets en een fiscale en juridische due diligence moet, afhankelijk van de aard van het energieproject waarvoor subsidie wordt aangevraagd, worden gedacht aan een zonurenanalyse, een technische analyse van de gebruikte technologie, taxatierapporten, identificatiebewijzen van bestuurders en aandeelhouders, een organisatieschema, projectcontracten, zoals afnamecontracten, inkoopcontracten en onderhoudscontracten.
Artikel 3.9.2.7 Subsidieplafond
Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.
Toelichting: Ingevolge artikel 4:22 van de Awb wordt onder subsidieplafond verstaan: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift. Artikel 4:25 van de Awb schrijft voor dat voor de vaststelling van een subsidieplafond een wettelijke grondslag is vereist. Artikel 3.9.2.7 geeft deze wettelijke grondslag.
De Awb eist dat het subsidieplafond bekend wordt gemaakt voordat de periode waarop het betrekking heeft ingaat. Zo kunnen potentiële aanvragers weten hoeveel geld er beschikbaar is. Op grond van artikel 4:25, tweede lid, van de Awb moet een aanvraag om subsidie worden geweigerd, als door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.
Artikel 3.9.2.8 Volgorde van behandeling
Toelichting: In artikel 4:26 van de Awb is voorgeschreven dat bij of krachtens wettelijk voorschrift wordt bepaald hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld. Artikel 3.9.2.8 geeft deze wettelijke grondslag.
Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van prioritering op basis van de hoogst verwachte energie-efficiëntie dan wel toename van hernieuwbare energie per aangevraagde Euro aan subsidie.
Artikel 3.9.2.9 Adviescommissie
Gedeputeerde Staten leggen een aanvraag voor subsidie als bedoeld in arikel 3.9.2.1, nadat de aanvraag volledig is, ter advies voor aan de adviescommissie, die binnen zes weken een advies aan Gedeputeerde Staten uitbrengt. Deze termijn kan met een termijn van maximaal twee weken worden verlengd.
Toelichting: Gedeputeerde Staten hebben bij besluit van 13 november 2012 een adviescommissie ingesteld die advies uitbrengt over elke aanvraag die is ingediend op grond van deze paragraaf.
Indien door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt op grond van artikel 3.9.2.8, derde lid, de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van prioritering op basis van de hoogst verwachte energie-efficiëntie dan wel toename van hernieuwbare energie per aangevraagde Euro aan subsidie. Ook over deze prioritering brengt de adviescommissie advies uit.
Artikel 3.9.2.10 Weigeringsgronden
Toelichting: Deze weigeringsgronden gelden in aanvulling op artikel 1.1.7. De weigeringsgronden in artikel 1.1.7 zijn facultatief. Gedeputeerde Staten kunnen de subsidie geheel of gedeeltelijk weigeren als die weigeringsgronden zich voordoen. In dit artikel 3.9.2.10 zijn de weigeringsgronden imperatief geformuleerd. Als een van deze afwijzingsgronden zich voordoen, dan moeten Gedeputeerde Staten de aanvraag afwijzen. De afwijzingsgronden in sub c-h, k-m, vloeien voort uit de staatssteunregels. Deze afwijzingsgronden zijn gebaseerd op de AGVV: sub c is gebaseerd op artikel 38 van de AGVV; sub d is gebaseerd op artikel 5, tweede lid, sub b, van de AGVV jo. de Mededeling-rentepercentages die, zoals hiervoor is toegelicht, op grond van de AGVV verplicht toegepast moet worden om het steunbedrag te kunnen berekenen in geval van leningen; sub e is gebaseerd op artikel 5, tweede lid, sub c, onder i), van de AGVV jo. de Mededeling-garanties die, zoals hiervoor is toegelicht, op grond van de AGVV verplicht toegepast moet worden om het steunbedrag te kunnen berekenen in geval van garanties; sub f is gebaseerd op paragraaf 3.3. van de Mededeling-garanties die, zoals hiervoor is toegelicht, op grond van de AGVV verplicht toegepast moet worden om het steunbedrag te kunnen berekenen in geval van garanties; sub g is gebaseerd op artikel 1, vierde lid, sub a, van de AGVV; sub h is gebaseerd op 1, vierde lid, sub c, van de AGVV; sub k is gebaseerd op artikel 6, tweede lid, van de AGVV; sub l is gebaseerd op artikel 6, tweede en derde lid, van de AGVV; sub m is gebaseerd op artikel 38, lid 2, van de AGVV. In de overige gevallen heeft een subsidie van de provincie Overijssel naar de mening van de provincie Overijssel geen toegevoegde waarde. Deze gevallen zijn in lid 2 sub a, b, i en j opgesomd. Voor deze gevallen wordt ook geen subsidie verleend door de provincie Overijssel.
Provinciale Staten hebben besloten (PS/2010/1178) dat investeringen door Energiefonds Overijssel niet meer mogen bedragen dan € 20 miljoen in één project. Gedeputeerde Staten kunnen toestemming vragen aan Provinciale Staten om hiervan af te wijken. Op basis van deze subparagraaf kan subsidie worden verleend in de vorm van leningen en garanties. Het Investeringsreglement van Energiefonds Overijssel I B.V. verstrekt risicokapitaal in de vorm van participaties, quasi-eigen vermogen of een mix daarvan. Voor de bepaling van de totale waarde van de investering in een project geldt de feitelijke waarde van alle investeringen door zowel Energiefonds Overijssel I B.V. en Energiefonds Overijssel II B.V. in een project. Deze waarde kan een andere waarde zijn dan de waarde van de staatssteun. Zo gaat het bij staatssteun in het geval van leningen en garanties bijvoorbeeld om de waarde van de rente- en premiekorting. Bij de bepaling van de totaalwaarde van de investering worden zowel de omvang van de gevraagde geldlening als de omvang van de gevraagde garantie bedoeld.
Gedeputeerde Staten weigeren de subsidie indien:
op basis van de aanvraag wordt beoordeeld dat het te verlenen subsidiebedrag lager is dan € 1.000.000,- per energieproject. Indien de aanvrager op dezelfde dag subsidie aanvraagt op grond van paragraaf 3.9.1, wordt voor het bepalen van het minimum tevens het te verlenen subsidiebedrag van die aanvraag betrokken;
op basis van de aanvraag wordt beoordeeld dat de totale investering in een energieproject bestaande uit het op basis van deze regeling te verlenen subsidiebedrag en de investering op basis van het Investeringsreglement Energiefonds Overijssel I B.V., hoger is dan € 20.000.000,-. Gedeputeerde Staten kunnen Provinciale Staten toestemming vragen om hier van af te wijken.
Gedeputeerde Staten weigeren de subsidie geheel of gedeeltelijk indien:
het bedrijfsplan en/of projectplan naar het oordeel van Gedeputeerde Staten niet haalbaar of uitvoerbaar is.
toelichting: Voor deze weigeringsgrond geldt dat daar in ieder geval wordt verstaan de situatie waarin de uitkomst van een door een expert uitgevoerde financiële, technische, juridische of fiscale due diligence negatief is.
de aanvrager over onvoldoende financiële middelen beschikt om het energieproject uit te voeren;
toelichting: De aanvrager beschikt niet over voldoende financiële middelen om het energieproject uit te voeren als er geen bankfinanciering voor de dekking van de kosten van het energieproject die niet voor subsidiëring op grond van deze regeling in aanmerking komen.
Artikel 3.9.2.11 Kenmerken van uitvoeringsovereenkomst, kredietovereenkomst en garantie
Toelichting: Zie toelichting artikel 3.9.2.2 over de achtergronden van de uitvoeringsovereenkomst.
Afgezien van de staatssteunrechtelijke beperkingen aan het geboden rentevoordeel, is de provincie Overijssel van mening dat het geboden rentevoordeel niet te groot mag zijn, omdat dan de afstand naar de markt te groot wordt en daarmee minder goede projecten worden gefaciliteerd. Dat geeft overstimulering en bemoeilijkt de transitie naar hernieuwbare energie en een normale markt zonder stimulering van de overheid.
Artikel 3.9.2.12 Indieningstermijn aanvraag tot subsidievaststelling
In afwijking van 1.5.2 eerste lid dan wel artikel 1.5.3 eerste lid wordt een aanvraag tot vaststelling ingediend uiterlijk 13 weken voor aflossing van de lening of het einde van de garantie.
Toelichting: In dit artikel is aangegeven dat en wanneer de subsidieontvanger een aanvraag tot subsidievaststelling moet indienen.
Artikel 3.9.2.13 Ambtshalve subsidievaststelling
Ingeval van een garantie kan deze worden vastgesteld zodra:
Toelichting: Onderdeel a van dit artikel geeft aan dat de garantie wordt vastgesteld op het moment dat de lening is afgelost. Dit geldt ook als de lening voortijdig is afgelost. Verder geeft dit artikel aan dat de garantie tevens zal worden vastgesteld als de bank de garantie heeft ingeroepen. Verder is opgenomen dat de garantie wordt vastgesteld als er geen vorderingen meer zijn ten aanzien van de aanvrager. Dit zou bijvoorbeeld kunnen gelden als de provincie Overijssel de restschuld van de bank overneemt nadat de bank de garantie heeft ingeroepen. In de beschikking tot verlening van de garantie kunnen Gedeputeerde Staten voorwaarden vastleggen over de vaststelling.
Artikel 3.9.2.14 Terugvordering
Als de ontvanger van de subsidie het energieproject niet uitvoert zoals is vastgelegd bij de beschikking tot het verlenen van de subsidie en niet heeft voldaan aan artikel 3.9.2.15 kunnen Gedeputeerde Staten besluiten eenmalig een premie van maximaal 5% van de hoogte van de afgegeven garantie bij de ontvanger van de garantie terug te vorderen.
Toelichting: In dit artikel is opgenomen dat de provincie Overijssel een premie zal terugvorderen als blijkt dat de ontvanger van de subsidie zijn energieproject niet of op een ander manier gaat uitvoeren. Deze subsidieparagraaf is uiteindelijk bedoeld ter stimulering van energie-efficiëntie. Als gedurende de looptijd van het energieproject de activiteiten dusdanig wijzigen dat er geen sprake meer is van energie-efficiëntie, dan bereikt de provincie Overijssel haar beleidsdoel niet. De provincie Overijssel had dan ook geen garantie af willen geven voor het project. De provincie Overijssel kan de garantie niet intrekken, omdat dan de bank met een risico wordt opgezadeld. Om deze reden wil de provincie Overijssel een deel van het premievoordeel dat een ontvanger van de garantie heeft terugvorderen.
Artikel 3.9.2.15 Verplichtingen subsidieontvanger
Toelichting: Dit artikel bevat de belangrijkste subsidieverplichtingen die aan de subsidieontvanger zullen worden opgelegd. Op grond van artikel 4:37 van de Awb kunnen de in dat artikel genoemde verplichtingen aan subsidieontvangers worden opgelegd zonder wettelijk voorschrift. Een aantal subsidieverplichtingen kunnen vanwege het bepaalde in artikel 4:38 en 4:39 van de Awb slechts worden opgelegd als dat in een wettelijke regeling, zoals dit Uitvoeringsbesluit, is bepaald. Om die reden zijn in dit artikel 3.9.2.15 een aantal subsidieverplichtingen geformuleerd.
De subsidie-ontvanger doet onverwijld mededeling aan Gedeputeerde Staten van de omstandigheid dat hij verwacht niet binnen de in de beschikking tot subsidieverlening opgenomen termijn te beschikken over de vereiste vergunningen, ontheffingen of andere (rechtens benodigde) toestemmingen in verband met het energieproject. De subsidie-ontvanger doet onverwijld mededeling aan Gedeputeerde Staten indien de bank de garantie zal inroepen, dan wel in het geval verwacht kan worden dat de bank de garantie in zal roepen.
De subsidie-ontvanger dient uiterlijk na verloop van de duur van de geldlening c.q het krediet aan te tonen dat het energieproject conform de aanvraag is uitgevoerd en voltooid. Daarbij rapporteert de aanvrager ook over het maatschappelijk rendement van het energieproject. Indien de looptijd van de geldlening c.q. krediet langer duurt dan één jaar rapporteert subsidie-ontvanger jaarlijks aan Gedeputeerde Staten over de voortgang van het project.
Artikel 3.9.2.16 Uitstel of ontheffing betalingsverplichting
Ingeval van een geldlening kan de subsidie-ontvanger Gedeputeerde Staten deugdelijk gemotiveerd verzoeken om ontheffing te verlenen van de verplichting genoemd in artikel 3.9.2.15 vierde lid. Ingeval van een door de bank ingeroepen garantie kan de subsidie-ontvanger Gedeputeerde Staten deugdelijk gemotiveerd verzoeken om ontheffing te verleen van de verplichting genoemd in artikel 3.9.2.15 vijfde lid.
Artikel 3.9.2.17 Europese regelgeving
Toelichting: Aangezien het verlenen van de subsidie conform deze paragraaf staatssteun oplevert, is deze subsidieparagraaf gebaseerd op de AGVV en de de-minimisverordening en is zodanig ingericht dat de subsidieverlening moet voldoen aan de regels van de AGVV en de-minimisverordening. De genoemde Europese regelgeving stelt een groot aantal eisen aan het verstrekken van subsidies door Gedeputeerde Staten in de vorm van leningen en garanties. In deze paragraaf zijn niet alle in de Europese regelgeving gestelde eisen overgenomen. Bij de beoordeling van de aanvraag zal echter worden getoetst of de subsidie in overeenstemming met die eisen kan worden verstrekt. Zo niet, dan zal de subsidie worden geweigerd, tenzij het in artikel 3.9.2.2, sub a, twee zin, genoemde geval zich voordoet. In artikel 3.9.2.2 sub c, tweede zin, is aangegeven dat Gedeputeerde Staten in voorkomend geval, het voornemen tot verlening van een subsidie voor een aanvraag die niet voldoet aan de de-minimisverordening of de AGVV kunnen aanmelden bij de Europese Commissie indien de aanvraag naar het oordeel van Gedeputeerde Staten een aanzienlijke bijdrage levert aan de beleidsdoelstellingen van de Provincie Overijssel op het gebied van energie-efficiëntiemaatregelen en de kans op goedkeuring door de Europese Commissie naar het oordeel van Gedeputeerde Staten hoog is. Gedeputeerde Staten kunnen de subsidie dan onder de opschortende voorwaarde van goedkeuring door de Europese Commissie verlenen. Voldoet de subsidie niet aan genoemde eisen en doet het geval in artikel 3.9.2.2 sub c, tweede zin, zich niet voor, dan is subsidieverlening in strijd met de staatssteunregels.
De subsidie wordt verstrekt met inachtneming van:
Artikel 3.9.2.18 Bevoorschotting
In afwijking van artikel 1.3.2 tweede lid verstrekken Gedeputeerde Staten in geval van een geldlening de aanvrager een voorschot van 100% van de verleende subsidie.
Toelichting: De bevoorschotting moet een wettelijke grondslag hebben. De aard van de subsidie noopt ertoe af te wijken van artikel 1.3.2 tweede lid, waarin een beperking is gegeven aan het te bevoorschotten subsidiebedrag.
Paragraaf 3.10 Uitvoering Programma Nieuwe Energie Overijssel 2017-2023
Artikel 3.10.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder Energieprogramma: het op 29 november 2016 door Gedeputeerde Staten vastgestelde programma Nieuwe Energie Overijssel 2017-2023.
energiestrategie: de regionale of lokale strategie uit te werken in het licht van de landelijke doelstelling om uiteindelijk energieneutraal te zijn in 2050 en de CO2 uitstoot met 80-95% naar beneden te brengen, en een wezenlijke bijdrage te leveren aan het Programma Nieuwe Energie Overijssel 2017-2023;
Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 3.10.2 sub b en c voldoet aan de volgende criteria:
indien sprake is van procesbegeleiding als bedoeld in artikel 3.10.2 sub c dan wordt het energieproject uitgevoerd in samenwerking van minimaal drie Overijsselse gemeenten, waarbij elke gemeente bijdraagt aan de uitvoering van het energieproject en de resultaten van het energieproject neerslaan in alle deelnemende gemeenten.
Paragraaf 3.12 Wijkuitvoeringsplannen energietransitie gebouwde omgeving Overijssel
Algemene toelichting: De sturingsfilosofie van het Programma Nieuwe Energie Overijssel gaat onder meer uit van een wijkgerichte benadering. Een wijkgerichte benadering is noodzakelijk vanwege afhankelijkheid tussen collectieve en individuele oplossingen, de veelheid aan partijen en de verschillende investeringsritmes. In een wijk kunnen opgaven worden verbonden, belangen worden gebundeld, kan werk met werk worden gemaakt en kunnen geldstromen worden omgebogen. Hierom is beoogd de energieopgaven in Overijssel integraal op te pakken, met aandacht voor samenhang tussen sociale, economische en fysieke aspecten.
Op basis van deze subsidieparagraaf kunnen Overijsselse gemeenten subsidie aanvragen voor het ontwikkelen van een wijkuitvoeringsplan, aan de hand waarvan de integrale transitie van een gebied naar een aardgasvrije energievoorziening kan worden gestart.
Met deze subsidieregeling stimuleert de provincie Overijssel dat gemeenten starten met een wijkaanpak. De provincie Overijssel is niet de initiatiefnemer of mede-eigenaar van de wijkaanpak; de gemeente draagt als regievoerder verantwoordelijkheid.
Artikel 3.12.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
wijkuitvoeringsplan: een besluitvormingsrijp uitvoeringsplan op wijkniveau dat bepaalt wanneer en hoe de wijk van het aardgas afgaat en wat het alternatief voor aardgas is. Het wijkuitvoeringsplan biedt het kader waarbinnen gebouweigenaren, netbeheerders, warmtebedrijven, gemeenten, aanbieders van verduurzamingspakketten en andere stakeholders investeringsbeslissingen nemen. Het wijkuitvoeringsplan behandelt minimaal de volgende onderdelen:
Artikel 3.12.2 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor het ontwikkelen van een wijkuitvoeringsplan.
Artikel 3.12.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 50.000,- per aanvraag.
Artikel 3.12.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening
In afwijking van artikel 1.2.1 overlegt de aanvrager een wijkdossier met de volgende inhoud:
een begroting waaruit de totale kosten en de dekking van deze kosten blijkt.
Toelichting: Dit betreffen de kosten voor het ontwikkelen van een wijkuitvoeringsplan. In de begroting moeten de kosten waarvoor subsidie wordt gevraagd duidelijk worden gespecificeerd, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen de drie kostensoorten van artikel 3.12.5.
Artikel 3.12.8 Weigeringsgronden
In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien de aanvrager op basis van deze subsidieparagraaf al twee keer een subsidie heeft ontvangen.
Artikel 3.12.9 Verplichtingen subsidieontvanger
In aanvulling op de artikelen 1.4.1, 1.4.5 en 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht:
erop aan te sturen dat minimaal een factor tien van het bedrag dat aan subsidie is ontvangen in de wijk wordt geïnvesteerd, rechtstreeks ten behoeve van de transitie naar een aardgasvrije energievoorziening.
Toelichting: De subsidieontvanger toont aan dat aan deze verplichting wordt voldaan door middel van de investeringsbegroting als onderdeel van het wijkuitvoeringsplan. Naast investeringen door de gemeente zelf, ziet deze bepaling ook op investeringen door andere stakeholders.
Artikel 3.12.10 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot vaststelling
In aanvulling op artikel 1.5.2 tweede lid overlegt de subsidieontvanger bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie een kopie van het wijkuitvoeringsplan.
Toelichting: In het geval dat de subsidie meteen wordt vastgesteld conform artikel 1.5.1, kunnen Gedeputeerde Staten in de verleningsbeschikking aan de subsidieontvanger vragen om na afronding van de subsidiabele activiteit het wijkuitvoeringsplan te overleggen.
Paragraaf 3.13 Stimuleren energieadvies aan huis via energieloketten
Algemene toelichting: Op basis van deze subsidieparagraaf kan subsidie aangevraagd worden door Overijsselse gemeenten voor de inzet van energieadviseurs die woningeigenaren in Overijssel voorzien van gratis energieadvies aan huis. Hierdoor worden woningeigenaren extra gestimuleerd energiemaatregelen te treffen. Daarnaast kunnen gemeenten subsidie aanvragen voor activiteiten die bijdragen aan het stimuleren van gebruikmaking van advies van de energieloketten voor particulieren. Gedacht kan worden aan het organiseren van informatiebijeenkomsten of het voeren van een campagne.
Artikel 3.13.2 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de inzet van energieadviseurs en voor activiteiten die particuliere woningeigenaren stimuleren om van het advies gebruik te maken.
Toelichting: Deze regeling is bedoeld om de Energieloketten van de gemeenten te ondersteunen door financiering van de inzet van energieadviseurs aan huis. Doordat particuliere woningeigenaren in Overijssel op deze wijze gratis basisadvies aan huis krijgen worden zij gestimuleerd energiebesparende maatregelen te nemen. Als het gaat om activiteiten die particulieren stimuleren om van energieadvies gebruik te maken bij de energieloketten kan gedacht worden aan het organiseren van informatiebijeenkomsten en het voeren van campagne.
Artikel 3.13.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt per gemeente maximaal het bedrag zoals in tabel 1 is bepaald.
Toelichting: Het maximale subsidiebedrag is bepaald aan de hand van het aantal koopwoningen per gemeente. Indien gemeenten samen gebruik maken van een energieloket dan kunnen de maximale bedragen per gemeente bij elkaar opgeteld worden.
Paragraaf 3.15 Intensivering energietoezicht
Artikel 3.15.2 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de jaren 2020 en 2021 voor de intensivering van energietoezicht door de Omgevingsdienst IJsselland. Deze subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien de gemeente zelf middelen inbrengt bij de Omgevingsdienst IJsselland om jaarlijks bij 5% van de energierelevante bedrijven energietoezicht uit te voeren.
Toelichting: Dit betekent dat de gemeente voor 31 december 2021 bij ten minste 10% van de inrichtingen energietoezicht moet laten uitvoeren. Hiervan betaalt de gemeente 50% zelf en voor de overige 50% kan subsidie aangevraagd worden. Zie verder Omgevingsdienst IJsselland - Uitvoeringsplan 2020-2021 Energie en Duurzaamheid versie 2.
Artikel 3.15.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt € 510,- per inrichting waar energietoezicht wordt gehouden, met jaarlijks een maximum van:
Toelichting: De hoogte van de subsidie is afhankelijk gesteld van het aantal inrichtingen die vallen onder de Informatieplicht energiebesparing, vandaar dat ook het maximum subsidie per gemeente verschillend is.
Artikel 3.15.5 Subsidiabele kosten
Uitsluitend kosten van de Omgevingsdienst overeenkomstig artikel 1.1.5 derde lid zijn subsidiabel.
Paragraaf 3.16 Stimuleren energie innovatie
Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan het stimuleren van energie-innovatie van Overijsselse MKB-ondernemers, en daarmee de regionale economie. De provincie wil Overijsselse ondernemers stimuleren en helpen om hun idee voor energie innovatie nader uit te werken tot een waardevol product. Op basis van deze regeling kunnen ondernemers subsidie aanvragen voor het uitwerken van hun idee zodat innovaties op het gebied van energie op gang komen. Met deze ondersteuning kan de ondernemer het idee valideren en zicht krijgen op het toekomstperspectief.
Deze regeling is bedoeld voor ondernemers die een idee hebben, maar ondersteuning nodig hebben voor bijvoorbeeld:
Artikel 3.16.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
energie-innovatie: een idee voor een nieuw product of productieprocessen. Het gaat hierbij om het geheel van menselijke handelingen gericht op vernieuwing van producten of productieprocessen op het gebied van energiebesparing en energieopwekking met als doel bijdragen aan vergroting van het aandeel duurzame energie of CO2 reductie;
ideefase: de beginfase van het ontwikkelen van een nieuw product of productieproces. Het geeft antwoord op een vooraf gestelde hulpvraag. In deze fase wordt een idee nader onderzocht en uitgewerkt. Het doel van deze fase is om het idee uit te werken in een projectplan. Verder wordt er gekeken wie het project zou kunnen uitvoeren, welke partij(en) betrokken zouden moeten zijn bij het project en of er voldoende draagvlak is voor het project bij betrokkenen;
Artikel 3.16.2 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de volgende activiteiten in de ideefase van een energie-innovatie initiatief:
Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 3.16.2 voldoet aan de volgende criteria:
Artikel 3.16.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 5.000,- per aanvraag.
Artikel 3.16.5 Subsidiabele kosten
Uitsluitend kosten van derden zoals bedoeld in artikel 1.1.5 derde lid zijn subsidiabel.
Artikel 3.16.8 Weigeringsgronden
In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:
Paragraaf 4.1 Faunabeheereenheden
Artikel 4.1.1 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor het opstellen en uitvoeren van een faunabeheerplan ten aanzien van het duurzaam beheer van populaties van in het wild levende dieren, de bestrijding van schadeveroorzakende dieren door grondgebruikers en de uitoefening van de jacht.
Toelichting: Het opstellen en uitvoeren van faunabeheerplannen in Overijssel is in handen van de Stichting Faunabeheereenheid Overijssel (FBE) uit Deventer, statutair gevestigd in Zwolle.
Een aanvraag voor subsidie voor de uitvoering van een faunabeheerplan voldoet aan de volgende criteria:
Paragraaf 4.2 Subsidieregeling opruiming drugsafval Overijssel 2020
Artikel 4.2.2 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor projecten gericht op herstel van bodem of oppervlaktewater in geval van dumping van drugsafval, in de vorm van:
Artikel 4.2.4 Hoogte van de subsidie
ingeval de grond of het water waar het project betrekking op heeft eigendom is van een natuurlijke persoon, privaatrechtelijke rechtspersoon of Staatsbosbeheer, dan wel de subsidieaanvrager een natuurlijke persoon of privaatrechtelijke rechtspersoon is die de grond in erfpacht heeft: 100% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 24.999;
Artikel 4.2.5 Subsidiabele kosten
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen, in afwijking van artikel 1.1.5 en artikel 1.1.6 voor subsidie in aanmerking de daadwerkelijk gemaakte kosten derden met betrekking tot:
Artikel 4.2.6 Indieningstermijn aanvraag
Subsidieaanvragen kunnen worden ingediend van 2 juni 2020 tot en met 1 december 2020.
De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het beschikbaar gestelde digitale aanvraagformulier Opruiming drugsafval 2020.
Toelichting: Het aanvraagformulier is te vinden op https://www.brabant.nl/loket/subsidies.aspx
Paragraaf 4.3 Natuur en Samenleving 2.0
Artikel 4.3.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Groene Loper: een lokale, informele werkorganisatie die zoveel mogelijk mensen met natuur in de eigen leefomgeving probeert te verbinden door groene bewonersinitiatieven te faciliteren, te vergroten en te versterken onder andere door onderlinge verbinding en gezamenlijke activiteiten te organiseren;
Artikel 4.3.2 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor activiteiten die:
Een aanvraag voor subsidie voldoet aan de volgende criteria:
de activiteit draagt ook bij aan minimaal één van de andere provinciale doelen;
Toelichting: De provinciale doelen zijn te vinden in de Programmabegroting die jaarlijks door Provinciale Staten wordt vastgesteld (http://www.overijssel.nl/). Voorbeelden van provinciale doelen zijn waterretentie, behoud en versterken cultureel erfgoed, duurzame ruimtelijke ontwikkeling en inrichting, versterking toerisme en recreatief medegebruik, klimaat adaptatie, sociale kwaliteit en versterking biodiversiteit.
Artikel 4.3.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie als bedoeld in artikel 4.3.2 sub e bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 20.000,- per aanvraag voor de doorontwikkeling van bestaande Groene Lopers. Dit zijn aanvragers die al eerder een subsidie van de provincie hebben ontvangen. Voor nieuwe Groene Lopers die voor het eerst subsidie aanvragen bedraagt de subsidie maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 30.000,- per aanvraag.
Artikel 4.3.5 Subsidiabele kosten
Toelichting: Het gaat hierbij om proceskosten zoals ureninzet trekker Groene Lopers, communicatie, zaalhuur, catering en informatiebijeenkomsten.
Artikel 4.3.5a Niet subsidiabele kosten
In aanvulling op artikel 1.1.6 zijn kosten van regulier onderhoud of beheer niet subsidiabel, tenzij sprake is van nazorg, zoals inboet, in het eerste jaar.
Artikel 4.3.7 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening
Artikel 4.3.8 Weigeringsgronden
In afwijking van artikel 1.1.7 tweede lid weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:
de aanvraag om subsidie betrekking heeft op een investering in gebouwen of schoolpleinen, speeltoestellen, beweegtoestellen, infrastructuur, dieren of verblijven voor boerderijdieren.
Toelichting: Klimrekken, rekstokken, schommels en valondergronden en andere onderdelen van speeltoestellen komen niet voor subsidie in aanmerking. Aanleg van natuurlijke spelaanleidingen zoals heuvels, wilgentenen speelhuisjes, klimbomen of waterelementen kunnen wel voor subsidie in aanmerking komen. Onder infrastructuur wordt in dit verband onder andere de aanleg van verharde wegen en paden verstaan. Half verharding kan als dat bijdraagt aan de natuurbeleving wel in aanmerking komen voor subsidie. Tot boerderijdieren worden onder andere gerekend: geiten, schapen, kippen, konijnen, ganzen etc. Insectenhotels en nestkasten voor vogels kunnen wel voor subsidie in aanmerking komen.
Artikel 4.3.9 Verplichtingen subsidieontvanger
In aanvulling op de artikelen 1.4.1, 1.4.5 en 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht:
de activiteit te starten binnen drie maanden na subsidieverlening en de activiteiten binnen 18 maanden na subsidieverlening te hebben uitgevoerd met uitzondering van Groene Lopers als bedoeld in artikel 4.3.2 sub e. Voor die activiteiten geldt dat de activiteiten uitgevoerd moeten zijn binnen 24 maanden na subsidieverlening;
In aanvulling op het eerste lid geldt voor de ontvanger van de subsidie als bedoeld in artikel 4.3.2 sub e de volgende verplichtingen:
de subsidieontvanger zoekt actief verbinding met andere thema’s uit het Programma Natuur voor Elkaar.
Toelichting: Voor versterking van biodiversiteit en/of versterking van leef condities voor soorten heeft de provincie Welkomstkaarten ontwikkeld die o.a. mogelijke maatregelen bevatten voor erven, straten en schoolpleinen. Deze kunnen worden gebruikt bij de activiteiten van de lokale lopers.
Paragraaf 4.5 Verbeteren condities voor aandachtsoorten 3.0
Overijssel is een prachtige omgeving om in te wonen, werken en recreëren. Een groot deel van de gebieden met veel natuurwaarden is te vinden in het Natuurnetwerk Nederland en de Natura 2000 gebieden. Provincie Overijssel neemt maatregelen om natuurwaarden te herstellen, te behouden en te versterken en om zo voldoende economische ontwikkelingsruimte te creëren. Niet alle soorten profiteren van dit beleid. Daarom willen we aanvullende maatregelen treffen voor die soorten en leefgebieden waarin het huidige natuur- en waterbeleid niet voldoende voorziet.
De provincie wil deze extra inspanningen vooral richten op soorten waarvoor het Overijsselse leefgebied belangrijk is om te overleven en die niet automatische meeprofiteren van huidige maatregelen. Deze 114 soorten zijn opgenomen in de zogenaamde Aandachtsoortenlijst.
We zien graag dat maatregelen in samenhang worden genomen waardoor het effect groter wordt. De nadruk ligt op een beperkt aantal maatregelen om tot een groter effect te komen. Voor sommige van deze maatregelen zijn gebieden aangewezen waar die maatregelen het beste tot hun recht komen.
Daarnaast biedt de regeling ruimte voor kleine projecten waarbij geen onderscheid wordt gemaakt naar gebieden of aandachtsoorten.
Artikel 4.5.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Toelichting: De meest actuele aandachtsoortenlijst is te vinden op http://www.overijssel.nl/loket/subsidies/@NP3/verbeteren-condities/.
leefgebied/biotoop: een door specifieke abiotische en biotische factoren bepaald milieu waarin de soort tenminste tijdens één van de fasen van zijn biologische cyclus leeft. Hieronder worden ook de gebieden verstaan waar de soort vroeger voorkwam en nu niet meer, maar waar de soort mogelijk terug kan keren.
Artikel 4.5.2 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor:
het treffen van de volgende specifieke maatregelen:
het creëren van bosranden met mantels en zomen ten behoeve van de Kleine IJsvogelvlinder, de Sleedoornpage, Iepenpage, Bruine eikenpage, Ranonkelbij, Gewone kleine wespbij, Kauwende metselbij, Stronkmier, Geelgors, Zomertortel, Kerkuil, Hermelijn Das, Kleine wintergroen, Klein glidkruid, Anemonenbekerzwam, Boomkikker Gewone grootoorvleermuis, Baardvleermuis, Bosvleermuis, Bechsteins vleermuis, Brandts vleermuis, Rosse vleermuis of Franjestaart;
Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 4.5.2 voldoet aan de volgende criteria:
de maatregelen dragen bij aan:
het verbeteren van milieucondities in bodem of water, danwel;
Toelichting: Hieronder wordt verstaan het geschikt maken van de milieuomstandigheden voor aandachtsoorten in hun leefgebieden. Te denken valt bijv. aan plaggen om een geschikte groeiplaats te creëren, of het dempen van slootjes om de grondwatertoevoer te verbeteren.
het verbeteren van de ruimtelijke condities;
Toelichting:Voor veel soorten is het belangrijk dat er een voldoende groot en samenhangend leefgebied is. Vanuit ruimtelijk oogpunt zijn twee zaken essentieel: het behoud of herstel van voldoende grote leefgebieden van goede kwaliteit (voldoende rust/geborgenheid en voedselbeschikbaarheid) en de mogelijkheden voor soorten om zich te kunnen verplaatsen tussen (delen van) leefgebieden (genetische uitwisseling, uitwijk bij calamiteiten).
Voorbeelden van activiteiten die bijdragen aan het verbeteren van de ruimtelijk condities zijn het aanleggen en/of verbeteren van de kwaliteit van (delen van) biotopen waar één of meer aandachtsoorten een deel van hun leven doorbrengen. Daarbij kan gedacht worden aan o.a. vleermuizenkelders als overwinteringsplaats, poelen met bijbehorende landbiotoop en broeihopen (Ringslang) als voortplantingsplaats en het creëren of aanleggen van bosrandzomen, (knot)bomensingels, houtwallen, heggen, hoogstamboomgaarden, hakhoutbosjes, ruige overhoeken, natuurvriendelijke oevers en bloemrijke akker- en weideranden als foerageergebied en migratieroute.
het beheer en onderhoud van de maatregelen is voor ten minste zes jaren, na datum van de subsidieverlening, geregeld;
Toelichting:De subsidie is gericht op eenmalige (herstel)maatregelen. De subsidie is niet bedoeld voor de kosten van het beheer en onderhoud van de gesubsidieerde activiteiten. In de aanvraag wordt kort maar duidelijk beschreven op welke wijze langjarig invulling wordt gegeven aan beheer en onderhoud. Voor bloemrijke randen langs akkers en weilanden wordt een uitzondering gemaakt: deze randen moeten gedurende de beheerperiode van 6 jaar gedeeltelijk gefreesd en her-ingezaaid worden om het bloemrijke karakter van de randen te behouden. In de aanvraag mag als kostenpost worden opgevoerd dat gedurende de looptijd van de maatregel deze randen twee maal voor de helft van het oppervlak mogen worden gefreesd en her-ingezaaid. Dit wordt niet als beheer maar als noodzakelijk handelen voor instandhouding binnen 6 jaar beschouwd. Derving van opbrengsten is niet subsidiabel.
uit onderzoek of uit deskundige advisering blijkt dat de te treffen activiteiten of maatregelen, voor de aandachtsoorten en de betreffende leefgebieden waarvoor subsidie wordt aangevraagd, effectief zijn;
Toelichting:Er moet aangetoond zijn dat de activiteiten of maatregelen bijdragen aan de versterking van de betreffende aandachtsoort. In de aanvraag wordt omschreven voor welke aandachtsoort of –soorten de subsidie wordt aangevraagd met een omschrijving van de betreffende leefgebieden. Aangegeven wordt welke activiteiten ofmaatregelen worden uitgevoerd en welke soorten daar nog meer van profiteren. Op kaart wordt de beoogde locatie aangegeven (schaal 1:25.000) en waar welke maatregelen getroffen worden (schaal 1:2.500). In de aanvraag wordt onderbouwd met een referentie waarom voor een maatregel gekozen is en waarom de aanvrager denkt dat de maatregel effectief is. Op http://www.overijssel.nl/loket/subsidies/@NP3/verbeteren-condities/ is een overzicht opgenomen van bewezen effectieve maatregelen.
er is sprake van effectmeting en monitoring van de resultaten van de activiteiten voor de plant- of diersoorten;
Toelichting: In de beschikking wordt opgenomen op welke wijze gegevens over de aanwezigheid van soorten ingevoerd moeten worden. Hiervoor kan gebruik gemaakt worden van een -voor de aanvrager- vrij beschikbare applicatie. De bedoeling is dat de gegevens uiteindelijk in de Nationale Database Flora en Fauna (het NDFF) opgenomen worden.
Indien sprake is van een subsidie als bedoeld in artikel 4.5.2 sub b onder i, dan voldoet de aanvraag in aanvulling op het eerste lid aan de volgende criteria:
de maatregelen worden uitgevoerd binnen de gebieden die zijn aangegeven op kaart 1 Poelen;
Toelichting: Kaart 1 is te vinden http://www.overijssel.nl/loket/subsidies/@NP3/verbeteren-condities/
in de directe omgeving is een geschikt landbiotoop aanwezig of deze wordt met het treffen van de maatregelen gerealiseerd. Het landbiotoop kan bestaan uit: ruigte of kruidenrijk grasland en in geval van Boomkikker ook braamstruweel (zomerbiotoop) en houtwallen, heggen, hakhoutbosjes of stobbenwallen (winterbiotoop);
Indien sprake is van een subsidie als bedoeld in artikel 4.5.2 sub b onder ii, dan voldoet de aanvraag in aanvulling op het eerste lid aan de volgende criteria:
er is een ruimtelijke dan wel organisatorische samenhang van deelnemende erven. Bij ruimtelijke samenhang gaan meerdere deelnemende erven lokaal samen aan de slag om de kwaliteit van de erven te verbeteren. Bij organisatorische samenhang wordt gedacht aan erven van bedrijven die deel uitmaken van een organisatie die een biodiversiteitsdoelstelling nastreeft;
de maatregelen sluiten aan bij nabijgelegen bestaande natuur of agrarisch natuurbeheer, of waar deze verbonden gaan worden bij de betreffende erven, bij het landschapselement, houtwal, singel, poel of bosje;
Toelichting: Biotoopverbetering kan via bijvoorbeeld de aanleg van (knot)boomsingels, hoogstamfruitbomen, erfbomen, hakhoutbosjes, houtwallen, struweel- en scheerheggen, ruige bermen en ruige overhoeken, kruiden- en bloemrijke randen of –slootkanten, natuurvriendelijke oevers en takkenrillen. Bij natuur en agrarisch natuurbeheer gaat het om, landschapselementen (onder andere houtwal, singel, bosje, poel), akkerranden, bloemrijke bermen of -randen.
de maatregelen bestaan uit het creëren van nestgelegenheid (voor Kerkuil, Huiszwaluw, Boerenzwaluw, Grauwe vliegenvanger of Ringmus, Geelgors, Zomertortel of Patrijs) in combinatie met biotoopverbetering. De combinatie van maatregelen zorgt er voor dat een totaal leefgebied (zowel foerageergebied, rustgebied als voortplantingsgebied) voor genoemde soorten gecreëerd wordt;
Indien sprake is van een subsidie als bedoeld in artikel 4.5.2 sub b onder iii, dan voldoet de aanvraag in aanvulling op het eerste lid aan de volgende criteria:
de maatregelen omvatten inrichtingsmaatregelen om te komen tot bosranden met mantels en zomen die daarna als hakhout beheerd kunnen worden in
de ontwikkeling binnen graslanden naar structuurrijke vegetaties.
Toelichting: Bosranden met veel structuur zijn zeldzaam. Meestal is de grens tussen bos en open terrein zeer scherp. Een ecologisch goede bosrand bestaat uit een mantel en een zoom. De mantel is een struik- of hakhout zone. De zoom is een zone met grassen en kruiden. Door variatie in begroeiing is dit een ideale schuilplek voor dieren. Tevens vinden insecten en vogels hier hun voedsel. De breedte van een goede bosrand varieert tussen de 1 tot 1,5 maal de boomhoogte. In de praktijk is de breedte van de meeste bosranden tussen de 10 en 40 meter.
de maatregelen vinden plaats door de bosrand over een lengte van minimaal 1000 m terug te zetten. De breedte van de te kappen strook wordt afgeleid uit de hoogte van de bomen en indien aanwezig de breedte van het bospad.
Toelichting: De lengte van de bosrand hoeft niet aaneengesloten te zijn. De breedte van de te kappen strook langs een bosweg = 1,5*H - b waarbij H de boomhoogte is en b de breedte van de bosweg. Niet overal hoeft de bosrand in het licht te liggen. Juist voor halfschaduwplanten is constante open beschaduwing van belang. Een richtlijn kan zijn dat een derde van de om te vormen strook smaller is dan berekend. Dit kan bijvoorbeeld worden bereikt door een golvende inrichting. De kap van bomen moet goed worden onderbouwd en voor de kap zal overleg moeten plaatsvinden met omwonenden en de provincie (mmw.leerling@overijssel.nl).
Indien noodzakelijk voor de ontwikkeling van de bosrand worden inheemse soorten ingeplant;
Toelichting: Bij de inrichting van de bosrand wordt rekening gehouden met de vereisten uit de Wet Natuurbescherming. Uitgangspunt is dat er op een bosbouwkundig verantwoorde wijze zal worden herbebost. Insteek daarbij is dat op de plaats van velling een volwaardige en duurzame houtopstand tot ontwikkeling komt. Door de gekapte strook in te richten als hakhout kan herplant van bomen op andere gronden vermeden worden. Hakhout betreft een bostype waarbij bomen en struiken op circa 30 cm hoogte van de grond worden afgezet. Deze afgezette bomen en struiken kunnen dan weer uitlopen. In een cyclus van één maal per minimaal 7 en maximaal 20 jaar worden deze uitlopers weer geoogst. Mocht uitlopen, natuurlijke opslag of variatie in bomen achterweg blijven dan is inplanten met inheemse soorten noodzakelijk.
Indien sprake is van een subsidie als bedoeld in artikel 4.5.2 sub b onder iv, dan voldoet de aanvraag in aanvulling op het eerste lid aan de volgende criteria:
de maatregelen omvatten inrichtingsmaatregelen voor:
het verbinden van kleine heideterreinen om het leefgebied te versterken en te vergroten en daarmee uitwisseling van deelpopulaties mogelijk te maken; of
Toelichting: Als bij het verbinden van deze heideterreinen een houtopstand moet worden geveld zijn daarop de regels van de Wet Natuurbescherming van toepassing. Het kan dus zijn dat de oppervlakte gevelde houtopstand elders gecompenseerd moet worden. Informatie hierover kunt u verkrijgen bij het team vergunningverlening van de provincie Overijssel (postbus@overijssel.nl).
Artikel 4.5.7 Weigeringsgronden
In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:
de aanvraag betrekking heeft op maatregelen voor de volgende weidevogels: Grutto, Kemphaan, Scholekster, Tureluur en Wulp;
Toelichting: De provincie heeft het Actieplan Weidevogels vastgesteld waaruit maatregelen voor weidevogels gefinancierd kunnen worden. Om overlap met die regeling te voorkomen en om zoveel mogelijk soorten te kunnen ondersteunen zijn maatregelen voor de onder sub a genoemde weidevogels uitgesloten.
Paragraaf 4.6 Instandhouding gescheperde schaapskuddes Overijssel
Vanuit het oogpunt van natuurbeheer, recreatie en toerisme en de instandhouding van cultuurhistorisch erfgoed willen Gedeputeerde Staten bijdragen aan de instandhouding van gescheperde schaapskuddes in Overijssel.
Artikel 4.6.2 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de instandhouding van gescheperde schaapskuddes in Overijssel voor de periode 2018 t/m 2021.
Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 4.6.2 voldoet aan de volgende criteria:
de eigenaar van de schaapskudde heeft een overeenkomst gesloten met ten minste een van de volgende terrein beherende organisaties: Landschap Overijssel, Staatsbosbeheer of Natuurmonumenten, waaruit blijkt dat sprake is van een begrazingsplan voor in ieder geval één jaar met de intentie om deze voor te zetten gedurende de periode 2018 t/m 2021;
Artikel 4.6.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt een vast bedrag van maximaal € 30.000,- per jaar per schaapskudde met een maximum subsidie van € 120.000,- per aanvraag.
Toelichting: Bij deze subsidieverlening is er sprake van staatssteun. Als de subsidieontvanger al steun heeft ontvangen op basis van de algemene de-minimisverordening of de AGVV (Algemene groepsvrijstellingsverordening), dan kan dit gevolgen hebben op de hoogte van de subsidieverlening.
Artikel 4.6.5 Begrotingsvoorbehoud
Gedeputeerde Staten verlenen de subsidie voor een periode van vier achtereenvolgende jaren, onder voorbehoud van goedkeuring van de begroting voor 2019, 2020 en 2021.
Artikel 4.6.7 Indieningstermijn aanvraag tot subsidieverlening
In afwijking van artikel 1.2.2 geldt dat een aanvraag voor subsidie ontvangen moet zijn uiterlijk op 1 oktober 2018 vóór 17.00 uur.
Artikel 4.6.10 Volgorde van behandeling
Aanvragen worden in behandeling genomen op basis van ingediende volledige aanvragen. Indien na sluiting van de indieningstermijn als bedoeld in artikel 4.6.7 het subsidieplafond wordt overschreden, dan krijgt een aanvraag voor traditionele gescheperde schaapkuddes, zijnde schaapskuddes die minimaal vijf jaar of langer bestaan, prioriteit.
Artikel 4.6.11 Bevoorschotting
In afwijking van artikel 1.3.2 verstrekken Gedeputeerde Staten de aanvrager jaarlijks een voorschot van maximaal € 30.000,-.
Artikel 4.6.12 Verplichtingen subsidieontvanger
In aanvulling op de artikelen 1.4.1, 1.4.3, 1.4.5 en 1.4.6 voldoet de subsidieontvanger aan de volgende verplichtingen:
de schaapskudde wordt gedurende ten minste 200 dagen per jaar gehoed door een herder, met gebruik van één of meer honden, gedurende ten minste vijf uren per dag. Dit met uitzondering van perioden van de lammertijd en extreme omstandigheden. Afwijking van dit punt door andere omstandigheden dan de lammertijd en extreme omstandigheden, dient u te motiveren in de subsidieaanvraag;
Paragraaf 4.7 Zoetwatervoorzieningen door Terreinbeherende Natuurorganisaties (TBO’s)
Toelichting: Op 7 september 2015 is de bestuursovereenkomst Zoetwatervoorziening Hoge Zandgronden 2016-2021 regio Oost getekend door de minister van I&M. De regionale partijen hebben de bestuursovereenkomst individueel ondertekend in de periode juni - november 2015. Het doel van deze bestuursovereenkomst is om over voldoende zoetwater te beschikken en nadelige effecten van droogte tegen te gaan in de regio Oost-Nederland. Gedeputeerde Staten van Overijssel is één van de vele ondertekenaars.
Ter uitwerking van de bestuursovereenkomst is het werkprogramma Zoetwatervoorziening Hoge Zandgronden 2016-2021 met als titel "Wel goed water geven!" op 27 mei 2015 vastgesteld door het Regionaal bestuurlijk Overleg Rijn-Oost (RBO). In dit werkprogramma zijn ook zoetwatermaatregelen opgenomen die terreinbeherende organisaties uit gaan voeren.
De subsidieregeling is gericht op het uitvoeren van zoetwatermaatregelen door terreinbeherende natuurorganisaties binnen het werkgebied van het waterschap Vechtstromen. Waterschap Vechtstromen heeft in nauwe samenwerking met de terreinbeheerders een werkprogramma opgesteld waarin zoetwatermaatregelen zijn opgenomen binnen het werkgebied van het waterschap in de periode 2018-2021. Dit werkprogramma is geaccordeerd door het Regionaal bestuurlijk Overleg Rijn-Oost (RBO).
Artikel 4.7.2 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor activiteiten die bijdragen aan het behouden van voldoende zoetwater, die zijn gericht op het tegengaan van effecten van droogte én die opgenomen zijn in het werkprogramma.
De subsidie wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat het Rijk de decentrale uitkering Deltafondsmiddelen voor Zoetwatervoorziening Hoge Zandgronden, zoals overeengekomen in de bestuursovereenkomst, ter beschikking stelt.
Artikel 4.7.6 Niet subsidiabele kosten
In afwijking van artikel 1.1.6 sub a zijn legeskosten wel subsidiabel.
In afwijking van artikel 1.3.2 verstrekken Gedeputeerde Staten de aanvrager een voorschot van maximaal 25% per jaar van de verleende subsidie. Het voorschot kan niet meer bedragen dan de door de provincie ontvangen decentrale uitkering Deltafondsmiddelen voor Zoetwatervoorziening Hoge Zandgronden van het betreffende jaar.
Paragraaf 4.8 Groene schoolpleinen
Het vergroenen van schoolpleinen is één van de acties ter uitvoering van het koersdocument ‘Natuur voor Elkaar’ dat met diverse partners is opgesteld. Groen speelt een belangrijke rol bij de cognitieve, motorische en sociale ontwikkeling van kinderen. Daarom wil de provincie kinderen meer in aanraking brengen met groen, om daarin en daarmee te spelen en te leren.
Artikel 4.8.2 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de volgende activiteiten die bijdragen aan de realisatie van groene schoolpleinen:
Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 4.8.2 voldoet aan de volgende criteria:
het ontwerp is of wordt opgesteld door of in samenwerking met:
een deskundige zoals opgenomen op www.groeneschoolpleinenoverijssel.nl;
de aanvrager of derden dragen ten minste € 7.500,- bij aan het ontwerp of realisatie van het betreffende groene schoolplein. Indien sprake is van een bijdrage in natura door inzet van vrijwilligers dan mag dit gewaardeerd worden voor een uurtarief van maximaal € 15,- tot een maximum bedrag van € 3.500,-;
Toelichting: Bijdrage van derden kunnen bijvoorbeeld met crowdfunding, sponsoring of acties geleverd worden. Inzet van eigen personeel of vrijwilligers mag tot maximaal € 3.500,- opgevoerd worden. Dit betekent dat er minimaal € 4.000,- aan eigen geld of geld van derden bijgedragen moet worden aan het ontwerp of de realisatie van het groene schoolplein.
de begrote kosten van het ontwerp en de realisatie van het groene schoolplein bedragen minimaal € 17.500,-. De begroting voldoet aan de volgende criteria:
kosten van speeltoestellen worden niet opgevoerd, kosten voor speelaanleiding wel;
Toelichting: Speeltoestellen zijn bijvoorbeeld een houten klimrek of een wipkip. Als het gaat om een speelaanleiding zoals een klimboom of waterpomp dan kunnen deze kosten wel opgevoerd worden. Een klimboom wordt niet gezien als een speeltoestel, maar als een speelaanleiding. Dit geldt ook voor een waterpomp, waarbij het water de speelaanleiding is.
Artikel 4.8.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt een forfaitair vastgesteld bedrag van € 10.000,- per schoolplein en per schoollocatie en € 100,- per aangeplante boom, welke op het moment van de aanplant een minimale stamomtrek, op 1 meter hoogte, van 8-10 cm heeft.
Artikel 4.8.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening
In afwijking van artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 4.8.2 de volgende stukken:
twee referentieprojecten van speelnatuur, als de deskundige niet is opgenomen in de lijst van groene ondersteuners op de site www.groeneschoolpleinenoverijssel.nl
Artikel 4.8.8 Weigeringsgronden
In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:
Toelichting:Als een basisschool meerdere (sub)pleinen op één locatie heeft, kan slechts één aanvraag worden ingediend. Als een basisschool meerdere locaties heeft met elk een eigen plein, kan per locatie een aanvraag worden ingediend. Als meerdere basisscholen van verschillende koepelorganisaties een plein delen, kan per basisschool een aanvraag worden ingediend. Er dient dan wel per basisschool voldaan te worden aan de cofinancieringseis en de begroting dient gesplitst te zijn om inzicht te geven in de kostenposten per basisschool.
Artikel 4.8.9 Verplichtingen subsidieontvanger
In aanvulling op de artikelen 1.4.1, 1.4.4 en 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht:
Bijlage 1 bij paragraaf 4.8: Omschrijving van een groen schoolplein
Een groen schoolplein is een natuurlijke speel- en leeromgeving met veelal de volgende kenmerken:
De beplanting op een groen schoolplein is bij voorkeur inheems, passend bij de natuurlijke omstandigheden van die plek en biedt seizoensvariatie. Waar mogelijk biedt de beplanting en inrichting mogelijkheden voor verbeteren van condities voor aandachtsoorten van Overijssel. Overzicht van de aandachtsoorten is te vinden op www.overijssel.nl/subsidie.
Kinderen kunnen zowel met abiotische natuur (zoals zand en water) als met levende natuur spelen. Hierdoor ontstaan er mogelijkheden om in het spel te exploreren, te vernieuwen, te verbeelden en te creëren. De aanwezigheid van los natuurlijk materiaal is hiervoor een voorwaarde (denk aan zand, takken, stenen, etc).
Paragraaf 4.10 Opstellen Bidbook Streekeigen Landschapsbeheer Overijssel
Artikel 4.10.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
bidbook streekeigen landschapsbeheer: een plan dat door een georganiseerde groep inwoners of ondernemers in het kader van streekeigen landschapsbeheer is opgesteld. In dit plan wordt in beeld gebracht wat er nodig is voor het landschapsbeheer in de woon- of werkomgeving, hoe de beheerorganisatie wordt vormgegeven en de wensen en eisen van het gebied voor het toekomstige streekeigen landschapsbeheer. In een bidbook is in ieder geval beschreven plangebied, landschappelijke kwaliteit, ambitie, voorgenomen aanpak, aansluiting dan wel afstemming met andere projecten in het gebied (koppelkansen), financiën, administratie, monitoring, risico’s, communicatie en planning.
landschapselementen: groene of blauwe elementen die in het landschap aanwezig zijn en bijdragen aan de karakteristieke kenmerken van een landschap. Hun oorspronkelijke functie van perceel begrenzing, houtproductie of vee drinkplaats hebben ze deels verloren, maar ze vormen nog steeds een belangrijke habitat voor lokale biodiversiteit en gebieds-gebonden soorten waaronder veel vogels, insecten en amfibieën;
Toelichting: Voorbeelden van landschapselementen zijn onder andere houtwallen, houtsingels, knotwilgen, meidoornhagen, struwelen, kleine bosjes, sloten en poelen.
landschapscoördinator: De landschapscoördinator geeft procesmatige ondersteuning aan georganiseerde groepen inwoners of ondernemers om een bidbook streekeigen landschapsbeheer op te stellen. De coördinator voert een oriënterend gesprek met de initiatiefnemers en adviseert of het haalbaar is om een bidbook streekeigen landschapsbeheer op te stellen;
Artikel 4.10.2 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor het opstellen van een bidbook streekeigen landschapsbeheer.
Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 4.10.2 voldoet aan de volgende criteria:
de beheeractiviteiten die in een bidbook streekeigen landschapsbeheer worden uitgewerkt, passen binnen Kwaliteitsambitie 2, zoals verwoord op bladzijde 14 e.v. van de catalogus gebiedskenmerken;
Toelichting: De catalogus gebiedskenmerken is te vinden op: https://overijssel.tercera-ro.nl/SiteData/9923/Publiek/BV00019/b_NL.IMRO.9923.VerordeningOv01-va01_12208.pdf
Artikel 4.10.4 Subsidiabele kosten
Uitsluitend kosten van derden als bedoeld in artikel 1.1.5 derde lid, zijn subsidiabel.
Toelichting: Onder kosten derden vallen onder meer de kosten van inhuur externe expertise, eventuele afstemming met een landschapsfonds, zaalhuur en drukkosten.
Artikel 4.10.5 Hoogte van de subsidie
De subsidie voor het opstellen van een bidbook streekeigen landschapsbeheer bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten met een maximum van:
€ 5.000,- voor de procesondersteuning die ingehuurd wordt om de beheerorganisatie vorm te geven.
Toelichting: Het opzetten van de beheerorganisatie is onderdeel van een bidbook streekeigen landschapsbeheer. De ondersteuning die nodig is om de financiën en bijbehorende contracten en administratie op een rij te krijgen, valt onder de procesondersteuning.
Artikel 4.10.8 Weigeringsgronden
In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:
Paragraaf 4.11 Nul-schade-aanpak wilde zwijnen
In de grensregio van Overijssel met Duitsland komen wilde zwijnen voor. Wilde zwijnen veroorzaken in de werkgebieden van vijf wildbeheereenheden schade aan landbouwgewassen. Om schade aan gewassen te voorkomen kunnen ondernemers preventieve maatregelen treffen. De provincie Overijssel ondersteunt met deze regeling ondernemers bij de financiering van de aanschaf van mobiele elektrische rasters. Hierdoor moet de schade door wilde zwijnen teruggebracht worden.
Artikel 4.11.2 Subsidiabele activiteit
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de aanschaf van mobiele elektrische rasters.
Artikel 4.11.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 3.000,- per aanvraag.
Artikel 4.11.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening
In afwijking van artikel 1.2.1 voegt de aanvrager een factuur en een betaalbewijs van de aanschaf van de mobiele elektrische rasters bij de aanvraag.
Toelichting: De subsidie op grond van deze regeling geldt als een ‘achteraf-subsidie’. Dit betekent dat de activiteiten moeten zijn uitgevoerd op het moment dat de aanvraag wordt ingediend. De gemaakte kosten zijn dan duidelijk, waardoor er geen begroting meegestuurd hoeft te worden.
Paragraaf 4.12 Ecologisch bermbeheer gemeenten
Overijssel heeft een grote rijkdom aan wilde plant- en diersoorten. Die hebben een gezonde leefomgeving nodig. Soms is hulp nodig om deze gezonde leefomgeving te maken. Voor sommige Overijsselse planten, dieren en leefgebieden is extra aandacht nodig. Het ecologisch beheren van bermen draagt bij aan het verbeteren van de leefomgeving van tal van dieren, zoals vlinders en bijen. Hierdoor verbetert de biodiversiteit. Met deze subsidieregeling wil de provincie het ecologisch beheren van bermen stimuleren.
Artikel 4.12.1 Begripsbepalingen
ecologisch bermbeheer: het beheren van bermen gericht op het in stand houden of verbeteren van de natuurkwaliteit en -kwantiteit van inheemse flora en fauna, met inachtneming van de verkeersveiligheid;
Toelichting: Als uitgangspunt voor het ecologisch bermbeheer geldt gefaseerd maaien, afvoeren van maaisel, niet klepelen en flexibel aanpassen van moment van uitvoering. Bodemverstoring en bodemverdichting wordt zoveel mogelijk voorkomen. Chemische bestrijdingsmiddelen worden niet toegepast. Actieve bemesting vindt niet plaats en slootmaaisel en bagger wordt afgevoerd. Inzaaien mag alleen in soortenarme bermen en mag niet ten koste gaan van eigen bermflora.
inheemse flora en fauna: soorten die van nature in een bepaald gebied binnen de gemeente voorkomen.
Toelichting: Op de website www.nederlandsesoorten.nl is te raadplegen welke soorten in Nederland inheems zijn. Exoten, kamer-, tuin- en kasplanten zijn bijvoorbeeld geen inheemse planten.
Artikel 4.12.2 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor:
Toelichting: De subsidie kan worden gebuikt om tot een ecologisch bermbeheerplan te komen. Gedacht kan worden aan het inhuren van expertise voor het opstellen van het plan. Indien de gemeente al een ecologisch bermbeheerplan heeft vastgesteld, kan de subsidie gebruikt worden voor de uitvoering van dat plan. Gedacht kan worden aan de inventarisatie van bermen, volgen van cursussen of activiteiten gericht op de uitvoering van een ecologisch bermbeheerplan.
Artikel 4.12.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 20.000,- per aanvraag.
Artikel 4.12.5 Subsidiabele kosten
In afwijking van artikel 1.1.5 zijn uitsluitend kosten van derden subsidiabel.
Toelichting: Gedacht kan worden aan het inhuren van expertise, volgen van cursussen en bestek maken.
Artikel 4.12.8 Weigeringsgronden
In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:
de aanvraag alleen betrekking heeft op bermen binnen de bebouwde kom;
Toelichting: Een aanvraag kan niet alleen betrekking hebben op bermen binnen de bebouwde kom. Een aanvraag mag wel alleen betrekking hebben op bermen buiten de bebouwde kom, of betrekking hebben op een plan voor bermen binnen én buiten de bebouwde kom.
Artikel 4.12.9 Verplichtingen subsidieontvanger
Indien de subsidie betrekking heeft op het ontwikkelen van een bermbeheerplan voor ecologisch bermbeheer dan worden daarin tenminste de volgende onderdelen beschreven:
Gebiedsbeschrijving, de natuurkwaliteit van de bermen, bermsloten en bermgreppels voordat de eerste werkzaamheden starten en een beschrijving van de huidige bermtypen. Deze moeten op voldoende gedetailleerd niveau beschreven worden (te denken valt aan een beschrijving van 500 strekkende meters berm);
Toelichting: De provincie stelt haar relevante botanische data gratis beschikbaar.
De resultaten van de monitoring worden door de gemeente in de Nationale Database Flora en Fauna (NDFF) gezet of via www.waarneming.nl ingevoerd en gedeeld met de provincie Overijssel.
Toelichting: De resultaten van de monitoring zijn de soorten die in kader van het bermbeheerplan zijn en worden geïnventariseerd.
Paragraaf 4.13 Iedere inwoner een boom # in het Bos
Met deze subsidieregeling wil de provincie initiatiefnemers stimuleren om tot aanplant van bomen over te gaan. Hiervoor stelt de provincie eigen grond beschikbaar. Het gaat om ongeveer 44 hectare provincie grond waarvan circa 20 hectare geschikt is voor het inplanten van bomen. Partijen die 1 of meer percelen in eigendom overnemen kunnen voor de aanplant van bomen gebruik maken van deze subsidieparagraaf. Voor het in eigendom overnemen moet de initiatiefnemer een koopovereenkomst met de provincie sluiten.
Met deze subsidieregeling wordt beoogd aanplant van 90.000 bomen te realiseren als bijdrage aan de opgave van 1,1 miljoen bomen.
De provincie maakt via www.iedereeneenboom.nl kenbaar hoe de percelen verdeeld worden. Wanneer een initiatiefnemer een optie heeft verkregen voor één of meerdere percelen, kan er een aanvraag ingediend worden voor de subsidie. Binnen 6 weken na subsidieverlening moet de subsidieaanvrager de koopovereenkomst met de provincie sluiten.
De subsidie bedraagt een vast tarief van € 7.500,- per hectare daadwerkelijk aan te planten grond. De daadwerkelijke aanplant betreft veelal een gedeelte van het aanplantperceel dat wordt gekocht van de provincie.
Artikel 4.13.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
aanplantpercelen: de percelen zoals weergegeven op bijlage 1 bij deze subsidieparagraaf;
Toelichting: Bijlage 1 is te vinden op www.iedereeneenboom.nl
Artikel 4.13.2 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor het realiseren van nieuw bos, onder de voorwaarde dat het aanplantperceel in eigendom wordt overgenomen.
Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 4.13.2 voldoet aan de volgende criteria:
het nieuwe bos draagt bij aan de ambities zoals verwoord in het actieplan
Toelichting: Het actieplan is te vinden op www.iedereeneenboom.nl
Artikel 4.13.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt een forfaitair vastgesteld tarief van € 7.500,- per hectare daadwerkelijk met bomen aan te planten grond.
Toelichting Aanplant van 1 ha is begroot op € 15.000,- inclusief het proces voor planvorming, het opstellen van een beplantingsplan, aanschaf en aanplant van bomen. De subsidie als bedoeld in artikel 4.13.2 bedraagt dan 50%. Kosten van aankoop van de gronden, instandhouding en onderhoud van het nieuwe bos zijn voor eigen rekening en risico van de aanvrager.
Artikel 4.13.5 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening
In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 4.13.2:
Toelichting: Het initiatief kan zelf een beplantingsplan indienen (dat is opgesteld door een deskundige), of kan gebruik maken van een vooraf opgesteld beplantingsplan door het projectteam van Iedereen een boom. Indien het initiatief zelf een beplantingsplan indient, wordt dat plan vergeleken met het vooraf opgestelde beplantingsplan van Iedereen een boom om te beoordelen of het bijdraagt aan de ambities zoals verwoord in het actieplan.
Paragraaf 5.1 Mobiliteit Overijssel
Het Rijk, de provincie en de gemeenten beschikken over eigen financiële middelen om maatregelen te realiseren die bijdragen aan mobiliteitsdoelen. De provincie Overijssel beschikt over eigen middelen voor mobiliteit en ontvangt daarnaast ook de Decentralisatie Uitkering Verkeer & Vervoer. Deze gelden zijn bestemd voor projecten die bijdragen aan de bereikbaarheid, verkeersveiligheid en leefbaarheid in het gebied.
Binnen de gezamenlijke regionale mobiliteitsaanpak Overijssel stelt de provincie koersdocumenten en beleidsimpulsen op. Nadat de koers of impuls is bepaald worden deze lijnen verder uitgewerkt met partners en organisaties die ook willen en kunnen bijdragen aan het bereiken van de doelstellingen in gezamenlijke inhoudelijke meerjarenprogramma’s van provincie en gemeenten. Deze programma’s worden gevuld met mogelijke projecten voor de komende jaren.
Jaarlijks wordt op basis van de koersdocumenten, beleidsimpulsen en de inhoudelijke programma’s een bestedingsplan opgesteld door de provincie en gemeenten waarna Gedeputeerde Staten dit bestedingsplan uiteindelijk vaststelt. In het plan staat op hoofdlijnen aan welke beleidsprioriteiten, thema’s en projecten mobiliteitsgeld bij voorkeur besteed gaat worden in het erop volgende jaar. Ook worden hierin totaalbedragen genoemd die, op basis van de inhoud uit de koersdocumenten en meerjarenprogramma’s beschikbaar kunnen komen en daarmee richting geven voor het vervolgproces. Uitgangspunt is dat de provincie in gezamenlijkheid met de gemeenten tot een bestedingsplan komt.
Het bestedingsplan geeft inhoudelijk richting voor het aanmelden van projecten bij de provincie. De provincie informeert de gemeenten op welke wijze en voor welke datum de projecten aangemeld kunnen worden. In afzonderlijke gesprekken tussen ambtelijke vertegenwoordigers van aanmeldende partijen en de coördinatoren van de provincie worden de projectideeën besproken. Op basis van deze aanmeldingen wordt jaarlijks in onderling overleg het Uitvoeringsprogramma Mobiliteit (UVP) opgesteld. Hierin zijn de projecten opgenomen die in het daarop volgende jaar voor een financiële bijdrage in aanmerking kunnen komen. De prioritering van aangemelde projecten binnen de themabudgetten uit het bestedingsplan wordt gedaan op basis van criteria die voortvloeien uit de koersdocumenten en programma’s. Tussen de provincie en gemeenten zijn er diverse momenten waarop aanpassingen en prioritering besproken worden om te komen tot het concept UVP dat vervolgens via de reguliere overleggen mobiliteit met regionaal advies wordt voorgelegd aan Gedeputeerde Staten ter vaststelling.
Na vaststelling van het Uitvoeringsprogramma en publicatie van het subsidieplafond, kunnen gemeenten hun definitieve subsidieaanvraag indienen bij de provincie. De subsidieaanvraag bevat een projectplan en een begroting (conform het daarvoor beschikbaar gestelde format). Wat kwalificeert als subsidiabele kosten is opgenomen in artikel 1.1.5 en artikel 1.1.6. De subsidie bedraagt maximaal het bedrag zoals opgenomen in het Uitvoeringsprogramma.
Artikel 5.1.2 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de voorbereiding en uitvoering van projecten, niet zijnde projecten uit de doorkijktabel, en subsidieprogramma’s die opgenomen zijn in het uitvoeringsprogramma.
Artikel 5.1.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt maximaal 75% van het eigen aandeel in de subsidiabele kosten met een maximum subsidie ter hoogte van het bedrag als opgenomen in het Uitvoeringprogramma.
Toelichting: Met eigen aandeel wordt bedoeld: het deel van de subsidiabele kosten wat niet gedekt is door opbrengsten of bijdragen van andere partijen. De aanvrager zal voor een project in het uitvoeringsprogramma ook altijd zelf bijdragen aan de totale subsidiabele kosten. Ter illustratie: Als de totale subsidiabele kosten € 500.000,– bedragen, waarvan € 200.000,– al gedekt is door een Rijksbijdrage, dan is het eigen aandeel van de aanvrager € 300.000,–. De subsidie bedraagt dan maximaal 75% van € 300.000,–.
In afwijking van het eerste lid bedraagt de subsidie voor de Fietssnelweg F35 in Twente maximaal 80% van het eigen aandeel in de subsidiabele kosten met een maximum subsidie ter hoogte van het bedrag als opgenomen in het Uitvoeringprogramma.
Toelichting: Met eigen aandeel wordt bedoeld: het deel van de subsidiabele kosten wat niet gedekt is door opbrengsten of bijdragen van andere partijen.
Het subsidiepercentage voor de Fietssnelweg F35 Twente is 80% omdat - in overleg met de Regio Twente – een deel van het aan hen extra beschikbaar gestelde geld kan worden ingezet om de verhoging van 75% naar 80% te dekken..
Artikel 5.1.5 Subsidiabele kosten
In afwijking van artikel 1.1.6 derde lid, zijn kosten subsidiabel vanaf het moment dat het project of subsidieprogramma is aangemeld bij de provincie ten behoeve van het Uitvoeringsprogramma.
Toelichting: In de artikelen 1.1.5 en 1.1.6 zijn de subsidiabele en niet subsidiabele kosten opgenomen. Voorbereiding en uitvoeringskosten zijn subsidiabel vanaf het moment dat een project is aangemeld bij de provincie om opgenomen te kunnen worden in het Uitvoeringsprogramma of de daarbij behorende doorkijktabel.
Artikel 5.1.6 Indieningstermijn aanvraag
In afwijking van artikel 1.1.2 moet de subsidieaanvraag uiterlijk 1 oktober van het betreffende kalenderjaar ontvangen zijn, met uitzondering van aanvragen die worden ingediend voor de in het uitvoeringsprogramma genoemde reserve projecten, deze moeten uiterlijk 1 december van het betreffende kalenderjaar ontvangen zijn.
Artikel 5.1.7 Aanvullende stukken bij de aanvraag om subsidie
In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager een projectplan conform het voor de betreffende subsidie beschikbaar gestelde format:
Toelichting: Het format is beschikbaar op www.overijssel.nl/subsidie. Naast een projectplan moet ook een begroting en dekkingsplan ingediend worden.
Artikel 5.1.8 Verplichtingen subsidieontvanger
In aanvulling op de artikelen 1.4.1, 1.4.5 en 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht
Artikel 5.1.9 Vaststelling subsidie vanaf € 25.000 tot € 125.000
In afwijking van artikel 1.5.2 derde lid, wordt een subsidie vanaf € 25.000,- tot € 125.000,- vastgesteld op de werkelijk gemaakte kosten.
Toelichting: Voor de vaststelling van de subsidie geldt artikel 1.5.2. Een afwijking van artikel 1.5.2 is nodig, omdat het om projecten gaat waarbij de kosten vooraf moeilijk kunnen worden ingeschat. Het toepassen van een digitale financiële verantwoording als bedoeld in artikel 1.4.2 is dan geëigend.
Paragraaf 5.2 Nieuwe mobiliteit Overijssel
Artikel 5.2.2 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor het realiseren van nieuwe mobiliteit in Overijssel.
Artikel 5.2.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten.
Toelichting: Als sprake is van staatssteun en de subsidieontvanger heeft al steun op basis van de algemene de-minimisverordening ontvangen dan kan dit gevolgen hebben op de hoogte van de subsidieverlening.
Artikel 5.2.5 Subsidiabele kosten
Uitsluitend kosten van derden zoals bedoeld in artikel 1.1.5 derde lid zijn subsidiabel.
Toelichting: Indien sprake is van aanschaf van machines of apparatuur zijn deze kosten eveneens kosten van derden.
Artikel 5.2.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening
In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager:
een businesscase waarin ten minste is opgenomen een beschrijving van de nieuwe mobiliteit, het verwachte aantal reizigers, de vervoerskundige toegevoegde waarde, de doelgroep, een markt- en concurrentieanalyse, de benodigde investeringen, een analyse van de juridische financiële en organisatorische risico's en de eventuele beheersing en aansprakelijkheid ervan, een kosten-batenanalyse en een verdienmodel;
Paragraaf 5.3 Kennis en ondersteuning Nieuwe Mobiliteit Overijssel
Gedeputeerde Staten willen initiatiefnemers ondersteunen om een businesscase op te stellen voor het realiseren van Nieuwe Mobiliteit in Overijssel.
Artikel 5.3.1. Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
een businesscase: een uitwerking van een plan voor Nieuwe Mobiliteit waarin ten minste is opgenomen een beschrijving van de Nieuwe Mobiliteit, het verwachte aantal reizigers, de vervoerskundige toegevoegde waarde, de doelgroep, een markt- en concurrentieanalyse, de benodigde investeringen, een analyse van de juridische financiële en organisatorische risico's en de eventuele beheersing en aansprakelijkheid ervan, een kosten-batenanalyse en een verdienmodel;
Artikel 5.3.2. Subsidiabele activiteit
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor kennis en ondersteuning bij het opstellen van een businesscase ten behoeve van het realiseren van Nieuwe Mobiliteit in Overijssel.
Artikel 5.3.4. Subsidiabel kosten
Uitsluitend kosten van derden als bedoeld in artikel 1.1.5 derde lid zijn subsidiabel.
Artikel 5.3.5. Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 5.000,- per aanvraag.
Artikel 5.3.6. Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening
In afwijking van artikel 1.2.1 tweede lid, overlegt de aanvrager een door de opdrachtnemer en subsidieaanvrager ondertekende offerte, op het moment van de aanvraag niet ouder dan zes maanden, waaruit de omschrijving van de kennis en ondersteuning én de periode waarin de ondersteuning gegeven wordt, blijkt.
Toelichting:Ondertekend betekent dat een offerte is voorzien van een handtekening.
Paragraaf 5.4 Inzet vrijwilligers bij buurtbussen in Overijssel
Vrijwilligers maken het mogelijk dat er in Overijssel buurtbussen rijden. Dit is erg belangrijk omdat zo kleine kernen bereikbaar blijven. Gedeputeerde Staten waarderen de inzet van vrijwilligers bij buurtbussen en stellen hiervoor subsidie beschikbaar.
Artikel 5.4.2 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen een subsidie verstrekken voor de activiteiten in van vrijwilligers in het kader van de buurtbus in Overijssel.
Een aanvraag voor subsidie voldoet aan het criterium dat de aanvrager van de subsidie een in tabel 1 opgenomen buurtbusvereniging is.
Toelichting: Alle op dit moment bestaande/goedgekeurde buurtbusverenigingen in Overijssel zijn opgenomen in tabel 1.
Artikel 5.4.7 Indieningstermijn aanvraag voor subsidie
In afwijking van artikel 1.2.2 gelden de volgende indieningstermijnen:
Artikel 5.4.8 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening
De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Inzet vrijwilligers bij buurtbussen in Overijssel.
Paragraaf 5.5 Slimme en duurzame mobiliteit Overijssel
Met deze subsidieparagraaf willen Gedeputeerde Staten kansrijke activiteiten op het gebied van spitsmijding en CO2-reductie in de provincie Overijssel ondersteunen.
Artikel 5.5.2 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor activiteiten die spitsmijding én CO2-reductie tot doel hebben.
Toelichting: Er is een aantoonbare relatie tussen de te subsidiëren activiteiten en de bijdrage van die activiteiten aan het mijden van de spits en CO2-reductie.
Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 5.5.2 voldoet aan de volgende criteria:
de aanvrager is geen natuurlijk persoon én is fysiek gevestigd in Overijssel, waarbij aanvragers met een fysieke vestiging in de gemeente Deventer uitgesloten zijn om een aanvraag in te dienen;
Toelichting: Gemeente Deventer is uitgesloten omdat deze gemeente mogelijkheden heeft binnen de Cleantechregio. Meer informatie is te vinden op https://slimschoonreizen.nl/slim-ondernemen.
Artikel 5.5.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 50.000,- per aanvraag, waarbij de subsidie voor voorbereidings- en administratiekosten maximaal 15% van de totale subsidie bedraagt.
Artikel 5.5.7 Weigeringsgronden
In afwijking van artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de te verstrekken subsidie lager is dan € 500,-.
Paragraaf 5.6 Elektrische vrachtfiets- en bestelbusactie
Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 5.6.2 voldoet aan de volgende criteria:
Artikel 5.6.8 Weigeringsgronden
In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien de aanvrager of het gehele concern waar de aanvrager toe behoort, al subsidie heeft ontvangen voor een elektrische bestelauto of elektrische vrachtfiets op basis van deze subsidieparagraaf of een andere regeling van de provincie.
Artikel 5.6.9 Verplichtingen subsidieontvanger
In aanvulling op de artikelen 1.4.1 t/m 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht:
Toelichting: De registratie is voor de provincie een indicatie van de reductie van CO2 uitstoot.
Voor de elektrische bestelauto moet de aanvrager dus 4 registraties kunnen overleggen. Jaar 1: januari en juli, jaar 2: januari en juli). Voor de elektrische vrachtfiets: zes registraties: uit elke maand 1 week.
Paragraaf 5.7 Niet actief beveiligde overwegen (NABO)
Met deze subsidieregeling wil de provincie een bijdrage leveren aan het beëindigen van de 12 openbaar toegankelijke niet actief beveiligde overwegen in Overijssel, waardoor de verkeersveiligheid en de doorstroming voor het trein- en wegverkeer verbetert.
Artikel 5.7.2 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor het opheffen, beveiligen of het realiseren van een eenvoudige alternatieve voorziening voor een openbaar toegankelijke NABO.
Toelichting: Met een eenvoudige alternatieve voorziening worden onder andere een wandelbuis, veetunnel of spoortrap bedoeld. Een fietstunnel of een autotunnel is niet aan te merken als een eenvoudige alternatieve voorziening.
Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 5.7.2 voldoet aan het criterium dat de aanvrager van de subsidie de gemeente Deventer, Olst-Wijhe, Borne of Hof van Twente is.
Artikel 5.7.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt maximaal 25% van de subsidiabele kosten met een maximum van:
Artikel 5.7.5 Subsidiabele kosten
Uitsluitend planvoorbereiding- en realisatiekosten van ProRail, overeenkomstig artikel 1.1.5 derde lid zijn subsidiabel.
Toelichting: Dit betekent dat kosten voor o.a. beheer, onderhoud en vernieuwing niet subsidiabel zijn. De gemeente moet overeenkomstig artikel 1.1.5 derde lid de kosten van ProRail op factuur kunnen aantonen.
Artikel 5.7.8 Weigeringsgronden
In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien sprake is van een particuliere NABO waarvan de gemeente geen recht- en/of belanghebbende is.
In afwijking van artikel 1.3.2 verstrekken Gedeputeerde Staten de aanvrager jaarlijks een voorschot van maximaal 30% van de verleende subsidie.
Artikel 5.7.10 Verplichtingen subsidieontvanger
In aanvulling op de artikelen 1.4.1 tot en met 1.4.6 verplicht de subsidieontvanger zich alle NABO’s in de betreffende gemeente uiterlijk in 2023 op te heffen, te beveiligen of andere voorzieningen te treffen.
Toelichting: Indien de gemeente niet (geheel) aan deze verplichting kan voldoen, kunnen Gedeputeerde Staten de subsidie geheel of gedeeltelijk lager vast te stellen.
Hoofdstuk 6 Regionale economie
Paragraaf 6.1 Kennisondersteuning agro&food in Overijssel 2020
Het doel van deze subsidieregeling is om innovaties in de Agro&Foodsector te stimuleren door middel van de inzet van kennis. De innovaties dragen bij aan een transitie naar vormen van kringlooplandbouw en een verduurzaming van de voedselketen, mét een gezonde toekomstbestendige bedrijfsvoering, zoals omschreven in het ‘Investeringsvoorstel Agro&Food: kringlopen sluiten 2020-2023’.
Artikel 6.1.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
agro&food sector: alle ondernemingen of organisaties in de voedselketen, inclusief de voor de voedingsmiddelen bestemde logistiek, handel, financiële dienstverlening en onderzoek en ontwikkeling, waarbij de afbakening van de bedrijven in de agro&food sector is gebaseerd op de Monitor topsectoren, Methodebeschrijving en tabellenset van het CBS;
toelichting: In de agro&food draait het om de voedselketen. De kern van de agro&food bestaat uit de primaire productie van (grondstoffen voor) levensmiddelen en de verwerking hiervan in de voedingsmiddelenindustrie. In de agro&food sector staan de plantaardige en dierlijke economische ketens centraal. Deze ketens hebben verschillende schakels zoals de toeleverende industrie, uitgangsmateriaal, primaire productie, veterinaire dienstverlening, verwerkende (levensmiddelen)industrie, veilingen, handel en retail.
Artikel 6.1.2 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken ten behoeve van een kennisvraag gericht op versterking en verduurzaming van de Overijsselse agro&food sector.
Artikel 6.1.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 10.000,- per aanvraag.
Artikel 6.1.5 Subsidiabele kosten
Uitsluitend kosten van derden zoals bedoeld in artikel 1.1.5 derde lid zijn subsidiabel.
Toelichting: De subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 1.1.5 eerste en tweede lid zijn hiermee uitgesloten. De subsidie is bestemd voor kosten van derden ten behoeve van de kennisvraag als bedoeld in artikel 6.1.2. Deze kosten vallen onder artikel 28 tweede lid 2 sub c (de kosten verbonden aan innovatieadviesdiensten en diensten inzake innovatieondersteuning).
Artikel 6.1.7 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening
In afwijking van artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager een door de aanvrager en een kennisleverancier ondertekende offerte waaruit de hoogte van de subsidiabele kosten blijkt.
Toelichting: Ondertekend betekent dat een offerte is voorzien van een handtekening. Een offerte mag ook getekend zijn onder voorbehoud van subsidieverlening door de provincie.
Artikel 6.1.9 Weigeringsgronden
In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien de subsidiabele kosten lager zijn dan € 2.500,–.
Artikel 6.1.10 Verplichtingen subsidieontvanger
In aanvulling op de artikelen 1.4.1, 1.4.5 en 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht binnen drie maanden na datum van de subsidieverlening te zijn gestart met de uitvoering van de subsidiabele activiteit en deze activiteit binnen twaalf maanden na datum van de subsidieverlening te hebben uitgevoerd.
Paragraaf 6.4 Cofinanciering Operationeel Programma EFRO 2014-2020 Oost Nederland
Gedeputeerde Staten kunnen op grond van deze paragraaf een aanvullende subsidie (provinciale middelen) verstrekken voor projecten die:
EFRO is het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling. Het operationeel programma (OP) EFRO Oost Nederland is een gezamenlijk subsidieprogramma van de provincies Overijssel en Gelderland en werkt aan structurele versterking van de economie in Gelderland en Overijssel.
Het doel van het OP is dat meer Oost-Nederlandse MKB-bedrijven meer omzet halen uit nieuwe producten. Daarom wordt het MKB direct ondersteund bij de productontwikkeling. Productvernieuwing is de basis voor behoud en vergroting van de concurrentiekracht en daarmee voor behoud van werkgelegenheid in Oost-Nederland. Oost Nederland zet de EFRO-middelen in op innovatiestimulering en koolstofarme economie.
Dit thema richt zich op innovatiestimulering in de sectoren Agro&Food, Health, Hightech Systemen en Materialen (HTSM) en op crossovers tussen deze sectoren en ICT, water, creatieve industrie, chemie en maakindustrie. Oost Nederland wil onderzoek versterken en technologische ontwikkelingen en innovatie bevorderen. De focus ligt op:
Oost Nederland ondersteunt de overgang naar een koolstofarme economie in alle bedrijfstakken. Daarbij gaat het om zaken als minder Co2 uitstoot en een toenemend gebruik van hernieuwbare energie. Ook kunnen energiebronnen veel efficiënter worden ingezet. Dit thema richt zich op innovatiestimulering in de sector Energie- en Milieutechnologie inclusief biobased economy en crossovers. De focus ligt op:
Het Operationeel Programma EFRO wordt uitgevoerd door de Managementautoriteit Oost-Nederland. Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland zijn aangewezen als Managementautoriteit Oost-Nederland: Managementautoriteit Oost-Nederland, Postbus 9090, 6800 GX Arnhem en www.op-oost.eu.
Artikel 6.4.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder EFRO: Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling.
Artikel 6.4.2 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor activiteiten die subsidie ontvangen op basis van het Operationeel Programma 2014-2020 Oost-Nederland, zoals goedgekeurd door de Europese Commissie op 11 november 2014.
Paragraaf 6.5 Samenwerkingsprogramma INTERREG A 2014-2020 Duitsland-Nederland
Het Samenwerkingsprogramma INTERREG A Deutschland-Nederland is een Europees subsidieprogramma dat wordt uitgevoerd door 15 INTERREG-partners. De Managementautoriteit is de Duitse deelstaat Nordrhein-Westfalen.
Artikel 6.5.1 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor projecten die passen binnen en die INTERREG-cofinancieringsmiddelen ontvangen uit het Samenwerkingsprogramma INTERREG A 2014-2020; Deutschland-Nederland.
Paragraaf 6.6 Thematische fondsen 2014-2020
De Europese Commissie kent naast regionale fondsen, waarin provincie Overijssel een (mede)beslisrol heeft over de inzet van Europese middelen, thematische fondsen die subsidie ter beschikking stellen voor thematische projecten.
Artikel 6.6.1 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor projecten die passen binnen en die EU-cofinancieringsmiddelen ontvangen uit de Europese thematische fondsen 2014-2020.
Toelichting: De thematische fondsen zijn: Horizon 2020: Onderzoek en Innovatie, Life: Natuur en Milieu, Creative Europe: Cultuur, Connecting Europe Facility: Mobiliteit.
Artikel 6.7.1.1 Begripsbepalingen
In subparagraaf 6.7.2 en 6.7.3 wordt verstaan onder:
arm's length-voorwaarden: de voorwaarden van de transactie tussen de contractspartijen die niet afwijken van die welke zouden zijn overeengekomen tussen onafhankelijke ondernemingen, en die geen enkele vorm van heimelijke instandhouding behelzen. Iedere transactie die voortvloeit uit een open, transparante en niet-discriminerende procedure wordt geacht te voldoen aan het arm's length-beginsel;
Toelichting: Dit kan activiteiten omvatten die gericht zijn op de conceptuele ontwikkeling, de planning en documentering van alternatieve producten, procedés of diensten. Experimentele ontwikkeling kan prototyping, demonstraties, pilotontwikkeling, testen en validatie omvatten van nieuwe of verbeterde producten, procedés of diensten in omgevingen die representatief zijn voor het functioneren onder reële omstandigheden, met als hoofddoel verdere technische verbeteringen aan te brengen aan producten, procedés of diensten die niet grotendeels vaststaan. Dit kan de ontwikkeling omvatten van een commercieel bruikbaar prototype of pilot die noodzakelijkerwijs het commerciële eindproduct is en die te duur is om te produceren alleen met het oog op het gebruik voor demonstratie- en validatie doeleinden. Onder experimentele ontwikkeling wordt niet verstaan routinematige of periodieke wijziging van bestaande producten, productielijnen, fabricageprocessen, diensten en andere courante activiteiten, zelfs indien die wijzigingen verbeteringen kunnen inhouden.
haalbaarheidsstudie: het onderzoek en de analyse van het potentieel van een project, met als doel de besluitvorming te ondersteunen door objectief en rationeel de sterke en zwakke punten van een project, de kansen en risico's in kaart te brengen, waarbij ook wordt aangegeven welke middelen nodig zijn om het project te kunnen doorvoeren en wat uiteindelijk de slaagkansen zijn;
industrieel onderzoek: planmatig of kritisch onderzoek dat is gericht op het opdoen van nieuwe kennis en vaardigheden met het oog op ontwikkeling van nieuwe producten, procedés of diensten, of om bestaande producten, procedés of diensten aanmerkelijk te verbeteren; het omvat de creatie van onderdelen voor complexe systemen en kan ook de bouw omvatten van prototypes in een laboratoriumomgeving of in een omgeving met gesimuleerde interfaces voor bestaande systemen, alsmede pilotlijnen, wanneer dat nodig is voor het industriële onderzoek en met name voor de validering van generieke technologie;
MKB-innovatieagenda (MIT): Innovatieagenda’s zoals gepubliceerd op https://wetten.overheid.nl/BWBR0035474/2019-10-26#Bijlage3.4.1
Artikel 6.7.2.1 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de uitvoering van een MIT-haalbaarheidsproject passend binnen de MKB-innovatieagenda’s van ten minste één van de volgende topsectoren:
Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 6.7.2.1 voldoet aan de volgende criteria:
indien sprake is van een aanvraag voor een combinatie van een haalbaarheidsstudie en experimentele ontwikkeling of industrieel onderzoek dan heeft ten minste 60% van de subsidiabele kosten betrekking op een haalbaarheidsstudie en ten hoogste 40% van de subsidiabele kosten betrekking op experimentele ontwikkeling of industrieel onderzoek;
Artikel 6.7.2.3 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt maximaal 40% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 20.000,- per aanvraag.
Toelichting: Bij deze subsidieverlening is er sprake van staatssteun. Als de subsidieontvanger al steun heeft ontvangen voor de te subsidiëren activiteiten dan kan dit gevolgen hebben op de hoogte van de subsidieverlening.
Artikel 6.7.2.4 Subsidiabele kosten
Indien de subsidie betrekking heeft op experimentele ontwikkeling of industrieel onderzoek, zijn onverminderd artikel 1.1.5 de volgende kosten subsidiabel:
kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject worden gebruikt. Indien deze apparatuur en uitrusting niet tijdens hun volledige levensduur voor het onderzoeksproject worden gebruikt, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkend boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd;
2. Indien de subsidie betrekking heeft op een haalbaarheidsstudie zijn, onverminderd artikel 1.1.5, uitsluitend de kosten van de studie subsidiabel.
Artikel 6.7.2.5 Indieningstermijn aanvraag tot subsidieverlening
In afwijking van artikel 1.2.2 geldt dat een aanvraag om subsidie kan worden ingediend vanaf 7 april 2020 9:00 uur en moet zijn ontvangen uiterlijk op 10 september 2020 vóór 17.00 uur.
Artikel 6.7.2.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening
De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier MIT Overijssel-haalbaarheidsprojecten.
Toelichting: Het digitale aanvraagformulier is te vinden op http://www.overijssel.nl/loket/subsidies/@N1c/mit-subsidie-ubs-6-7-0/
In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager een projectplan waaruit blijkt op welke wijze aan de criteria zoals genoemd in artikel 6.7.2.2 sub b wordt voldaan. De aanvrager maakt hierbij gebruik van het model projectplan MIT-haalbaarheidsprojecten.
Toelichting: Het model projectplan MIT-haalbaarheidsprojecten is te vinden op: http://www.overijssel.nl/loket/subsidie/regionale-economie/mit-subsidie-ubs-6-7/ of op de website van RVO
Artikel 6.7.2.6a Wijze van verlening
Indien als gevolg van het verlenen van subsidie op grond van een aanvraag die is ingediend op een dag waarop meerdere volledige aanvragen zijn ingediend het subsidieplafond zou worden bereikt, wordt in afwijking van artikel 1.1.4 eerste lid, de volgorde van subsidieverlening bepaald door middel van loting onder de op die dag ontvangen volledige aanvragen
Toelichting: De algemene regel is dat de volgorde van ontvangst van de volledige aanvragen bepalend is voor de volgorde waarin subsidie wordt verleend. Hier geldt wie het eerst komt, het eerst maalt. De aanvragen die binnenkomen op de dag dat door verlening het subsidieplafond wordt overschreden, worden beschouwd als tegelijk ontvangen; onder deze aanvragen wordt geloot. Hierbij wordt de aanvraag als ontvangen beschouwd op de dag dat de volledige aanvraag is ontvangen. Door loting wordt de volgorde van verdeling bepaald. De aanvragen worden vervolgens inhoudelijk beoordeeld. Alleen volledige aanvragen doen mee met loting.
Artikel 6.7.2.8 Weigeringsgronden
In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:
Artikel 6.7.2.9 Verplichtingen subsidieontvanger
In aanvulling op artikel 1.4.5 is de subsidieontvanger verplicht de subsidiabele activiteit binnen twaalf maanden na datum van subsidieverlening te hebben uitgevoerd.
Artikel 6.7.3.1 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de uitvoering van een MIT-R&D-samenwerkingsproject passend binnen de MKB-innovatieagenda van ten minste één van de volgende topsectoren, al dan niet in combinatie met een andere topsector of ondersteunde sector:
Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 6.7.3.1 voldoet aan de volgende criteria:
de subsidie wordt aangevraagd door een MIT-R&D-samenwerkingsverband, waarvan de penvoerder een MKB-onderneming met een vestging in Overijssel is;
Toelichting: De subsidieontvanger is het MIT-R&D-samenwerkingsverband bestaande uit deelnemende MKB-ondernemingen. Alle deelnemende MKB-ondernemingen zijn daarmee ook de subsidieontvanger. De subsidie wordt aangevraagd door een door het betreffende samenwerkingsverband aangewezen penvoerder zijnde één van de aan het betreffende samenwerkingsproject deelnemende MKB-ondernemingen;
Artikel 6.7.3.3 Hoogte van de subsidie
Toelichting: Bij deze subsidieverlening is er sprake van staatssteun. Als de subsidieontvanger al steun heeft ontvangen voor de te subsidiëren activiteiten dan kan dit gevolgen hebben op de hoogte van de subsidieverlening.
Artikel 6.7.3.4 Subsidiabele kosten
Onverminderd artikel 1.1.5 zijn de volgende kosten subsidiabel:
kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en zolang zij worden gebruikt voor het project. Wanneer deze apparatuur en uitrusting niet tijdens hun volledige levensduur voor het project worden gebruikt, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd;
kosten van gebouwen en gronden voor zover en zolang zij worden gebruikt voor het project. Wat gebouwen betreft, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd. Wat gronden betreft, komen de kosten voor de commerciële overdracht of de daadwerkelijk gemaakte kapitaalkosten in aanmerking;
Artikel 6.7.3.5 Indieningstermijn aanvraag tot subsidieverlening
Een onvolledige aanvraag voor subsidie kan na sluitingsdatum alleen volledig worden gemaakt voor zover het geen inhoudelijke aanvulling of wijziging van de aanvraag betreft.
Toelichting: Doordat het een tenderregeling is, is het voor de gelijktijdige beoordeling nodig dat alle stukken voor de sluiting van de aanvraagtermijn ingediend zijn. Na de sluitingsdatum is er alleen ruimte voor het herstel van kleinigheden die niet inhoudelijk van aard zijn, zoals een handtekening of een bankrekeningnummer.
Artikel 6.7.3.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening
De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier MIT-R&D-samenwerkingsprojecten Overijssel.
Toelichting: Het digitale aanvraagformulier is te vinden op http://www.overijssel.nl/loket/subsidies/@N0Y/mit-subsidie-ubs-6-7/.
In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager een projectplan waaruit blijkt op welke wijze aan de criteria zoals genoemd in artikel 6.7.3.9 eerste lid , sub a t/m d wordt voldaan. De aanvrager maakt hierbij gebruik van het Overijsselse model projectplan MIT-R&D-samenwerkingsprojecten.
Toelichting: De aanvrager maakt gebruik van het Overijsselse model projectplan MIT-R&D-samenwerkingsprojecten, zoals beschikbaar gesteld op http://www.overijssel.nl/loket/subsidies/@N0Y/mit-subsidie-ubs-6-7/of op de website van de RVO.
Artikel 6.7.3.8 Weigeringsgronden
In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:
Artikel 6.7.3.9 Volgorde van behandeling
In afwijking van artikel 1.1.4 plaatsen Gedeputeerde Staten de subsidieaanvragen, die voldoen aan de in artikel 6.7.3.2 gestelde criteria, in een prioriteitsvolgorde op basis van de behaalde totale punten voor de volgende criteria:
2. Subsidieaanvragen die voor enig criterium, genoemd in het eerste lid, sub a, b en c minder dan 10 punten scoren en die op basis van de criteria genoemd in het eerste lid in totaal minder dan 50 punten scoren worden niet in de prioriteitsvolgorde meegenomen en worden afgewezen.
Paragraaf 6.10 Product Markt Partner Combinaties (PMPC’s) Toerisme Overijssel
Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 6.10.2 voldoet aan de volgende criteria:
er is sprake van sectoroverstijgende samenwerking wat betekent dat de PMPC bestaat uit ten minste twee samenwerkingspartners uit verschillende sectoren en waarbij de eerste twee cijfers van de SBI codes, op basis van de Standaard Bedrijfsindeling 2008 Versie 2016 CBS/KVK, verschillend zijn;
toelichting: Sectoroverstijgende samenwerking is niet gelimiteerd tot de SBI-codes als bedoeld onder 6.10.3 eerste lid onder sub a. Er is sprake van een samenwerking als een onderneming of organisatie inspanning levert in de PMPC, welke aantoonbaar is door een omschrijving van de geleverde bijdrage en een samenwerkingsverklaring. Kansrijke sectoren zijn sport, zorg, agro/food, natuur en cultuur.
Artikel 6.10.4 Hoogte van de subsidie
Toelichting: Bij deze subsidieverlening is er sprake van staatssteun. Als de subsidieontvanger al steun heeft ontvangen op basis van de algemene de-minimisverordening dan kan dit gevolgen hebben op de hoogte van de subsidieverlening.
Artikel 6.10.6 Niet subsidiabele kosten
In aanvulling op artikel 1.1.6 zijn de volgende kosten niet subsidiabel:
Artikel 6.10.8 Indieningstermijn aanvraag
Een onvolledige aanvraag voor subsidie kan na sluitingsdatum alleen aangevuld worden voor zover het geen inhoudelijke aanvulling of wijziging van de aanvraag betreft.
Toelichting: Bij onvolledigheid van de aanvraag na de sluitingsdatum is er alleen ruimte voor het herstel van kleinigheden zoals een handtekening, een bankrekeningnummer, kamer van koophandel gegevens e.d., het moet gaan om informatie die niet inhoudelijk betrekking heeft op de beoordelingscriteria zoals opgenomen in deze subsidieparagraaf. De tijdige volledigheid/juistheid van de aanvraag is de verantwoordelijkheid van de aanvrager. Het in de beoordeling van de aanvraag meenemen van informatie die dateert van na de sluiting van de aanvraagtermijn verdraagt zich niet met de gelijktijdige onderlinge beoordeling en rangschikking van de ingediende aanvragen die in het tendersysteem centraal staat. Uit de aard van het tendersysteem volgt dat vóór de sluiting van de aanvraagtermijn alle voor die beoordeling en rangschikking relevante gegevens moeten zijn overlegd en dat daarna geen rekening kan worden gehouden met informatie dat neerkomt op een wijziging of aanvulling van de aanvraag.
Artikel 6.10.9 Volgorde van behandeling
Artikel 6.10.11 Weigeringsgronden
In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:
Artikel 6.10.12 Bevoorschotting
In afwijking van artikel 1.3.2 tweede lid verstrekken Gedeputeerde Staten de aanvrager een voorschot van maximaal 25% van de verleende subsidie. Op verzoek van de subsidieontvanger kan een tweede voorschot van 50% van de verleende subsidie worden verstrekt indien de subsidieontvanger kan aantonen dat ten minste 50% van de verleende subsidie besteed en betaald is aan de activiteiten waarvoor subsidie verkregen is.
Paragraaf 6.17 Beeldbepalende evenementen 2020 t/m 2023
In het kader van het Evenementenbeleid 2020-2023 kunnen Gedeputeerde Staten beeldbepalende cultuur- en sportevenementen een financiële bijdrage verlenen. Deze evenementen hebben betekenis voor de sociale samenhang, de economie en de aantrekkelijkheid van de provincie. Voor de periode 2020-2023 kunnen organisaties van cultuur- en sportevenementen in Overijssel op grond van deze subsidieparagraaf subsidie aanvragen.
Artikel 6.17.2 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de voorbereiding en uitvoering van een gevestigd cultuur- of sportevenement voor de periode 2020 tot en met 2023.
Toelichting: In 2019 wordt een aanvraag ingediend voor de periode 2020 t/m 2023.
Artikel 6.17.4 Hoogte van de subsidie
De hoogte van de subsidie is afhankelijk van de verdeling als bedoeld in artikel 6.17.8 en bedraagt nooit meer dan 50% van de subsidiabele kosten met een maximum subsidie van € 66.666,- per jaar of per editie als sprake is van een periodiek evenement, voor de periode 2020 tot en met 2023.
Toelichting: De hoogte en het percentage van de subsidie zijn afhankelijk van de hoeveelheid aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen.
Artikel 6.17.5 Indieningstermijn aanvraag tot subsidieverlening
In afwijking van artikel 1.2.2 geldt dat een aanvraag om subsidie ontvangen moet zijn uiterlijk op 15 november 2019 vóór 17.00 uur.
Artikel 6.17.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening
De begroting en dekkingsplan als bedoeld in artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager, op een later door Gedeputeerde Staten te bepalen moment. In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager op dat moment ook een berekening van de te verwachten exploitatiewinst op basis van een prognose van de winst en verliesrekening, over de periode 2020 tot en met 2023 van de te subsidiëren activiteiten.
Toelichting: Op basis van de ingediende volledige aanvragen voeren Gedeputeerde Staten eerst een inhoudelijke toets uit en leggen deze aanvragen ter beoordeling voor aan de Adviescommissie Evenementen Overijssel. De aanvragers van de aanvragen die voldoen aan de criteria als bedoeld in artikel 6.17.3 en die niet in strijd zijn met de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 6.17.10, overleggen op verzoek van Gedeputeerde Staten een begroting en dekkingsplan als bedoeld in artikel 1.2.1 tweede lid en voegen tevens een berekening van de te verwachten exploitatiewinst over de periode 2020 tot en met 2023 bij. Gedeputeerde Staten zullen de in lid 2 genoemde informatie pas opvragen als de begroting 2020, en de daar bijbehorende verdeling over de jaarschijven, vastgesteld is door Provinciale Staten. Naar verwachting vindt dit plaats rond 11 december (2de monitor 2019).
Artikel 6.17.7 Subsidieplafond
Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.
Toelichting: de publicatie van het subsidieplafond gelijktijdig met deze subsidieparagraaf gepubliceerd op overheid.nl. Het subsidieplafond wordt vastgesteld voor de periode 2020 t/m 2023 onder voorbehoud van goedkeuring van de begrotingen 2020 t/m 2023 en de nadere uitwerking het Investeringsvoorstel evenementenbeleid in de begroting (2de monitor).
Indien Provinciale Staten niet instemmen met het voornoemde, zullen Gedeputeerde Staten het voorbehoud moeten inroepen. Dit kan tot gevolg hebben dat ingediende aanvragen die wel door de Adviescommissie Evenementen Overijssel als beeldbepalend zijn gekwalificeerd, alsnog afgewezen moeten worden.
Artikel 6.17.8 Volgorde van behandeling
In afwijking van artikel 1.1.4 eerste lid, verdelen Gedeputeerde Staten het subsidieplafond onder de subsidieaanvragen op basis van het aantal aanvragen die binnen de periode als bedoeld in artikel 6.17.5 zijn ingediend en voor de subsidie in aanmerking komen.
Artikel 6.17.9 Adviescommissie Evenementenbeleid Overijssel
Gedeputeerde Staten leggen een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 6.17.2 ter advies voor aan de Adviescommissie Evenementen Overijssel, die advies geeft of voldaan wordt aan artikel 6.17.3 sub c tot en met f. De adviescommissie geeft tevens advies of sprake is van een evenwichtige spreiding over de regio’s en een balans tussen het aantal cultuur- en sportevenementen.
Artikel 6.17.10 Weigeringsgronden
In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien sprake is van:
een aanvraag voor een evenement dat betrekking heeft op: een kermis, circus, beurs, congres, lokale carnavalsoptochten, braderie, week-jaar-streek-vrij- beestenmarkt, buurt-wijk-dorpsfeest, fair en rommelmarkt, avondvierdaagse, koopzondag, Sinterklaasintocht, kerstmarkt of een nieuwjaarsduik, dancefestival, Molendag en openmonumentendag, Koningsdag, lokale 4 mei-herdenking, lokale 5 mei-viering, uitsluitend een demonstratie of workshop, uitsluitend een concert of voorstelling, planten- dierenshow, toernooi, tentfeest, oktoberfeest, feestweek, autorodeo, trekkertrek, paasvuren, tentoonstelling, tijdelijke kunstijsbaan, (stijl)danswedstrijd, piratenfeest, tuinevenement, tuinexpositie, goede doelen-evenement, opening cultureel seizoen, opening toeristisch jaar en promotieactiviteiten.
Artikel 6.17.11 Bevoorschotting
In afwijking van artikel 1.3.2 verstrekken Gedeputeerde Staten de aanvrager jaarlijks een voorschot van maximaal 25% van de verleende subsidie.
Artikel 6.17.12 Verplichtingen subsidieontvanger
In aanvulling op de artikelen 1.4.1 en 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht:
Toelichting: meer informatie hierover is te vinden op: https://www.overijssel.nl/publish/pages/163396/brochure_evenementen_en_soortenbescherming.pdf Handreiking vergunningverlening en ontheffing verlening Wet natuurbescherming (zie hoofstuk 11 voor het onderdeel evenementen, hier staat aanvullende relevante informatie die niet in de brochure staat). https://www.overijssel.nl/publish/pages/163396/handreiking_soortenbescherming_definitief_juli_2019_web.pdf
Artikel 6.17.14 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidievaststelling
Indien de verleende subsidie minder dan € 125.000,- bedraagt overlegt de subsidieontvanger in aanvulling op artikel 1.5.2 tweede lid bij de aanvraag tot vaststelling tevens een bestuursverklaring waaruit de werkelijk gemaakte exploitatiewinst van de subsidiabele activiteiten blijkt over de periode 2020 tot en 2023.
Artikel 6.17.15 Vaststelling subsidie
Indien uit de bestuursverklaring als bedoeld in artikel 1.5.2 tweede lid sub c of een bestuursverklaring als bedoeld in artikel 6.17.14 blijkt dat er sprake is van een exploitatiewinst, stellen Gedeputeerde Staten de subsidie lager vast. In dat geval wordt minimaal 20% van de exploitatiewinst van de gesubsidieerde activiteit over de periode 2020 t/m 2023 in mindering gebracht op de subsidie.
Toelichting: de subsidieontvanger mag een redelijk deel van de exploitatiewinst behouden. Bij deze regeling geldt dat maximaal 80% (redelijke winst) van de exploitatiewinst behouden mag worden. Hiermee kan het evenement eventuele tegenvallers opvangen. Dit betekent dat minimaal 20% van de winst in mindering wordt gebracht op de subsidie.
Voorbeeld: stel dat de verleende subsidie € 95.000,- bedraagt voor de periode 2020 t/m 2023.
De werkelijke exploitatiewinst over deze periode bedraagt € 20.000,- dan wordt 20% van de exploitatiewinst (€ 4.000,-) in mindering gebracht op de subsidie. De subsidie wordt dan vastgesteld op € 91.000,- (€ 95.000- € 4.000 = € 91.000,-).
Dit kan betekenen dat de subsidieontvanger de subsidie geheel moet terugbetalen als blijkt dat 20% van de werkelijke exploitatiewinst gelijk is aan de verleende subsidie.
Deze paragraaf loopt tot 31 december 2023, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.
Toelichting: In artikel 6.17.3 sub g is opgenomen dat indien sprake is van staatssteun de subsidie moet voldoet aan artikel 53 van de AGVV. De op dit moment geldende AGVV is geldig tot 31 december 2020. Begin 2020 worden de subsidies op basis van deze subsidieparagraaf meerjarig verleend voor de periode 2020 t/m 2023. De verleende subsidies op basis van deze subsidieparagraaf vallen daarmee onder de overgangsbepaling en de aanpassingsperiode als bedoeld in artikel 58 lid 4 van de AGVV.
Paragraaf 6.18 Bijzondere kleinere evenementen 2020
In het kader van het Evenementenbeleid 2020-2023 wensen Gedeputeerde Staten bijzondere kleinere evenementen te ondersteunen vanwege hun betekenis voor de sociale samenhang, economie en de aantrekkelijkheid van onze provincie.
Artikel 6.18.1 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de voorbereiding en uitvoering van bijzondere kleinere evenementen in Overijssel.
Artikel 6.18.3 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt 40% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 10.000,–.
Artikel 6.18.5 Indieningstermijn aanvraag
Toelichting: Het in de beoordeling van de aanvraag meenemen van informatie die dateert van na de sluiting van de aanvraagtermijn verdraagt zich niet met de gelijktijdige onderlinge beoordeling en rangschikking van de ingediende aanvragen die in het tendersysteem centraal staat. Uit de aard van het tendersysteem vloeit derhalve voort dat vóór de sluiting van de aanvraagtermijn alle voor die beoordeling en rangschikking relevante gegevens moeten zijn overlegd en dat daarna geen rekening kan worden gehouden met informatie dat neerkomt op een wijziging of aanvulling van de aanvraag. Bij onvolledigheid van de aanvraag na de sluitingsdatum is er alleen ruimte voor het herstel van kleinigheden zoals een handtekening, een bankrekeningnummer, kamer van koophandel gegevens e.d., het moet gaan om informatie die niet inhoudelijk betrekking heeft op de beoordelingscriteria zoals opgenomen in deze subsidieparagraaf. De volledigheid/juistheid van de aanvraag is de verantwoordelijkheid van de aanvrager.
Artikel 6.18.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidie
De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Bijzondere kleinere evenementen 2020.
Artikel 6.18.8 Volgorde van behandeling
De prioriteit wordt vastgesteld op basis van scoretabel 1.
het evenement legt een koppeling met het DNA van Overijssel: regionale identiteit | ||
Toelichting:In deze regeling wordt onder kwaliteitseis verstaan: Het hebben van een heldere visie van de organisatie op de inhoud van de activiteiten. Het DNA/regionale identiteit is niet alleen een decor, maar is aantoonbaar benut en verwerkt in het evenement.
Artikel 6.18.9 Adviescommissie
Gedeputeerde Staten leggen een aanvraag voor subsidie voor aan de Adviescommissie Evenementen Overijssel 2020-2023 die advies geeft over:
Artikel 6.18.10 Weigeringsgronden
In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:
een aanvraag voor een evenement dat betrekking heeft op: een kermis, circus, beurs, congres, lokale carnavalsoptochten, braderie, week-jaar-streek-vrij- beestenmarkt, buurt-wijk- dorpsfeest, fair en rommelmarkt, avondvierdaagse, koopzondag, Sinterklaasintocht, kerstmarkt of een nieuwjaarsduik, dancefestival, Molendag en openmonumentendag, Koningsdag, lokale 4 mei-herdenking, lokale 5 mei-viering, uitsluitend een demonstratie of workshop, uitsluitend een concert of voorstelling, planten- dierenshow, toernooi, tentfeest, oktoberfeest, feestweek, autorodeo, trekkertrek, paasvuren, tentoonstelling, tijdelijke kunstijsbaan, (stijl)danswedstrijd, piratenfeest, tuinevenement, tuinexpositie, goede doelen-evenement, opening cultureel seizoen, opening toeristisch jaar en promotieactiviteiten;
Paragraaf 6.21 Voucherregeling startende ondernemers - De Startversneller
Startende ondernemers brengen dynamiek, vernieuwing en nieuwe werkgelegenheid in onze regionale economie. De provincie wil de startende ondernemers in Overijssel optimaal faciliteren om overlevingskansen van starters te vergroten, groei te versterken en ondernemerschap meer en meer aan te jagen.
Gedeputeerde Staten willen startende ondernemers ondersteunen bij het verbeteren van ondernemersvaardigheden die nodig zijn voor succesvol ondernemerschap. Coaching, opleiding en intervisie van (startende) ondernemers dragen bij aan het versterken van essentiële ondernemersvaardigheden.
Tot voorjaar 2018 stelde de provincie het programma Ik Start Smart van de Kamer van Koophandel (KvK) beschikbaar aan startende en pas gestarte ondernemers. Omdat de KvK stopt met dit programma heeft de provincie gekozen voor de Startversneller van Oost NL. Deelnemers aan de Startversneller vragen een voucher aan voor coaching en eventueel ook voor opleiding en training.
Op basis van deze subsidieparagraaf komen ondernemers in aanmerking voor een subsidie (voucher) van minimaal € 500,- en maximaal € 1.000,- om te besteden aan coaching. De coaching heeft betrekking op het ontwikkelen van ondernemersvaardigheden zoals financiën, acquisitie of managementvaardigheden. Ook kan de ondernemer een subsidie van minimaal € 500,- en maximaal € 1.000,- aanvragen voor opleiding en training. Subsidie voor opleiding of training kan alleen aangevraagd in combinatie met een subsidie voor coaching. Het is niet mogelijk om uitsluitend een subsidie voor opleiding of training aan te vragen. De startende ondernemer betaalt een eigen bijdrage van 20% van de totale subsidiabele kosten.
Artikel 6.21.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
ondernemer: natuurlijke persoon of rechtspersoon die tegen betaling een product of dienst op de markt brengt en voor de inkomstenbelasting als ondernemer wordt gezien;
Toelichting: Op de website van de belastingdienst is omschreven wanneer sprake is van een ondernemer:
https://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/bldcontentnl/belastingdienst/zakelijk/winst/inkomstenbelasting/wanneer_bent_u_ondernemer_voor_de_inkomstenbelasting/wanneer_bent_u_ondernemer_voor_de_inkomstenbelasting
Artikel 6.21.2 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor coaching, training of opleiding ten behoeve van de verbetering van ondernemerskwaliteiten en -vaardigheden.
Toelichting: Bij coaching kan gedacht worden aan bijvoorbeeld ondersteuning bij communicatie of contact met klanten, ondersteuning bij opstellen van een ondernemingsplan of ondersteuning bij het ontwikkelen van een nieuw product of dienst.
Artikel 6.21.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt 80% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 500,- en een maximum van € 1.000,– per aanvraag voor enkel coaching of maximaal € 2.000,- per aanvraag indien de aanvraag betrekking heeft op zowel de coaching als de training of opleiding.
Toelichting: Overeenkomstig artikel 6.21.9 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien de subsidie minder dan € 500,- bedraagt.
Artikel 6.21.5 Subsidiabele kosten
Uitsluitend de kosten van de coach en de dienstverlener voor coaching, training of opleiding zijn subsidiabel overeenkomstig artikel 1.1.5 derde lid.
Toelichting: De kosten voldoen aan de voorwaarden zoals gesteld onder artikel 1.1.5 derde lid. Hierin staat bijvoorbeeld dat het subsidiabele uurtarief van een coach of een dienstverlener niet meer bedraagt dan € 130,- exclusief btw.
Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend bij Gedeputeerde Staten, via de webpagina van Oost.nl.
Toelichting: Het aanvraagformulier is te vinden op https://oostnl.microsoftcrmportals.com/.
Voorafgaand aan een aanvraag kan de aanvrager eerst een quickscan doorlopen op basis waarvan gekeken wordt of de aanvrager in aanmerking kan komen voor de subsidie.
Artikel 6.21.9 Weigeringsgronden
In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:
de aanvrager voor 1 oktober 2018 als deelnemer van het IkStartSmart programma van de Kamer van Koophandel of het programma TwenteMove2Social al een subsidie heeft ontvangen op grond van deze subsidieparagraaf;
Toelichting sub b en c: De provincie wil zoveel mogelijk startende ondernemers ondersteunen. Daarom kan een startende ondernemer maximaal twee keer een subsidie ontvangen voor de deelname aan de Startversneller (nl. een subsidie voor coaching en een subsidie voor opleiding/training). Als de aanvrager als deelnemer van het IkStartSmart programma of programma TwenteMove2Social al subsidie heeft ontvangen dan kan hij geen subsidie meer ontvangen.
Artikel 6.21.10 Verplichtingen subsidieontvanger
In aanvulling op de artikelen 1.4.1, 1.4.5 en 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht:
Artikel 6.21.11 Indieningstermijn aanvraag tot subsidieverlening
In afwijking van artikel 1.2.2 geldt dat vanaf 1 juli 2020 geen aanvragen ingediend kunnen worden voor training of opleiding, met uitzondering van de aanvragers die voor 1 juli 2020 een subsidie hebben aangevraagd voor coaching. Die aanvragers kunnen een aanvraag voor subsidie voor training of opleiding aanvragen tot uiterlijk op 1 september 2020 17.00 uur.
Artikel 6.23.1.1 Begripsbepalingen
In de subparagrafen 6.23.2, 6.23.3 en 6.23.4 wordt verstaan onder:
experimentele ontwikkeling: het verwerven, combineren, vormgeven en gebruiken van bestaande wetenschappelijke, technologische, zakelijke en andere relevante kennis en vaardigheden, gericht op het ontwikkelen van nieuwe of verbeterde producten, productieprocessen of diensten;
Toelichting: Experimentele ontwikkeling kan prototyping, demonstraties, pilotontwikkeling, testen en validatie omvatten van nieuwe of verbeterde producten, processen of diensten in omgevingen die representatief zijn voor het functioneren onder reële omstandigheden, met als hoofddoel verdere technische verbeteringen aan te brengen aan producten, processen of diensten die niet grotendeels vast staan. Dit kan de ontwikkeling omvatten van een commercieel bruikbaar prototype of pilot die noodzakelijkerwijs het commerciële eindproduct is en die te duur is om te produceren alleen met het oog op het gebruik voor demonstratie- en validatiedoeleinden. Onder experimentele ontwikkeling wordt niet verstaan routinematige of periodieke wijziging van bestaande producten, productielijnen, fabricageprocessen, diensten en andere courante activiteiten, zelfs indien die wijzigingen verbeteringen kunnen inhouden.
haalbaarheidsstudie: het onderzoek en de analyse van het potentieel van een project, met als doel de besluitvorming te ondersteunen door objectief en rationeel de sterke en zwakke punten van een project, de kansen en risico's in kaart te brengen, waarbij ook wordt aangegeven welke middelen nodig zijn om het project te kunnen doorvoeren en wat uiteindelijk de slaagkansen zijn;
maatschappelijke innovatie: een nieuw product, methode of dienst dan wel een wezenlijke nieuwe toepassing van een bestaand product, methode of dienst die bijdraagt aan de oplossing van maatschappelijke opgaven van de provincie Overijssel;
Toelichting: Een maatschappelijke innovatie beoogt een slimmere samenleving met meer publieke waarden zoals veiligheid, leefbaarheid, duurzaamheid of sociale kwaliteit.
Maatschappelijke organisatie: een privaatrechtelijke rechtspersoon die een maatschappelijke missie en doelstelling heeft, acteert in het maatschappelijke en publieke domein, geen winstoogmerk heeft, geen winst uitkeert en elke mogelijke waardeontwikkeling voor 100% inzet voor het maatschappelijke doel;
Toelichting: Bijvoorbeeld scholen, ziekenhuizen, zorginstellingen, universiteiten, woningcorporaties, busondernemingen, uitkeringsorganisaties en musea.
industrieel onderzoek: planmatig of kritisch onderzoek dat is gericht op het opdoen van nieuwe kennis en vaardigheden met het oog op ontwikkeling van nieuwe producten, productieprocessen of diensten, of om bestaande producten, processen of diensten aanmerkelijk te verbeteren;
Toelichting: Het omvat de creatie van onderdelen voor complexe systemen en kan ook de bouw omvatten van prototypes in een laboratoriumomgeving of in een omgeving met gesimuleerde interfaces voor bestaande systemen, alsmede pilotlijnen, wanneer dat nodig is voor het industriële onderzoek en met name voor de validering van generieke technologie;
open innovatiefaciliteit: een rechtspersoon waar gedeelde faciliteiten zoals opleidingsfaciliteiten of een open acces onderzoeksinfrastructuur, zoals laboratoria en testfaciliteiten aanwezig zijn, de toegang tot panden, faciliteiten en activiteiten niet zijn beperkt en de vergoedingen, die voor het gebruik van de faciliteiten van het cluster en voor deelneming aan de activiteiten ervan worden berekend, overeenstemmen met de marktprijs of de kosten ervan weerspiegelen;
Toelichting: Bijvoorbeeld open innovatiecentra, proeftuinen en fieldlabs.
Subparagraaf 6.23.2 Innovatievouchers MKB
Artikel 6.23.2.1 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de uitvoering van een haalbaarheidsproject ten behoeve van een innovatie.
Artikel 6.23.2.3 Hoogte van de subsidie
Indien de aanvrager gevestigd is in Overijssel en de activiteiten worden uitgevoerd door een open innovatiefaciliteit, kennisinstelling, onderwijsinstelling of groot bedrijf met R&D faciliteiten of bedrijf met specifieke kennis op het gebied van medische technologie gevestigd in Overijssel bedraagt de subsidie maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 10.000,- per aanvrager.
Indien de aanvrager gevestigd is in Overijssel en de activiteiten worden uitgevoerd door een open innovatiefaciliteit, kennisinstelling, onderwijsinstelling of groot bedrijf met R&D faciliteiten of bedrijf met specifieke kennis op het gebied van medische technologie gevestigd buiten Overijssel bedraagt de subsidie maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 7.500,- per aanvrager.
Artikel 6.23.2.4 Subsidiabele kosten
Uitsluitend de kosten van een open innovatiefaciliteit, kennisinstelling, onderwijsinstelling of groot bedrijf met R&D faciliteiten of bedrijf met specifieke kennis op het gebied van medische technologie zijn conform artikel 1.1.5 derde lid subsidiabel.
Toelichting: Dit betekent dat eigen uren van de aanvrager niet subsidiabel zijn.
Artikel 6.23.2.5 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening
In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager een door een open innovatiefaciliteit, kennisinstelling, onderwijsinstelling of groot bedrijf met R&D faciliteiten of bedrijf met specifieke kennis op het gebied van medische technologie getekende offerte waaruit de hoogte van de subsidiabele kosten blijkt.
Artikel 6.23.2.7 Weigeringsgronden
In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:
sprake is van een aanvraag voor een activiteit als bedoeld in de artikelen 3.2.2, 6.1.2, 6.2.2, 6.19.2 of 10.2.2 van respectievelijk paragraaf 3.2 Haalbaarheidsstudies nieuwe energie en energiescans, paragraaf 6.1 Kennisondersteuning agro&food in Overijssel, paragraaf 6.2 Innovatie agro&food in Overijssel, paragraaf 6.19 Stimulering innovaties gericht op verduurzaming agro&food sector of paragraaf 10.2 Zelfstandig leven en gezond bewegen.
Subparagraaf 6.23.3 Innovatievoucher MKB Smart Industry
Artikel 6.23.3.1 Subsidiabele activiteit
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de uitvoering van een haalbaarheidsproject ten behoeve van een smart industry innovatie.
Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 6.23.3.1 voldoet aan de volgende criteria:
de activiteiten worden uitgevoerd door een open innovatiefaciliteit, kennisinstelling, onderwijsinstelling, groot bedrijf met R&D faciliteiten of bedrijf met specifieke kennis op het gebied van smart industry;
Toelichting: De specifieke kennis op het gebied van smart industry dient aangetoond te worden bij de aanvraag.
Artikel 6.23.3.3 Hoogte van de subsidie
Indien de activiteiten worden uitgevoerd door een open innovatiefaciliteit, kennisinstelling, onderwijsinstelling, groot bedrijf met R&D faciliteiten of bedrijf met specifieke kennis op het gebied van smart industry gevestigd in Overijssel bedraagt de subsidie maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 10.000,– per aanvrager.
Indien de activiteiten worden uitgevoerd door een open innovatiefaciliteit, kennisinstelling, onderwijsinstelling, groot bedrijf met R&D faciliteiten of bedrijf met specifieke kennis op het gebied van smart industry gevestigd buiten Overijssel bedraagt de subsidie maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 7.500,– per aanvrager.
Toelichting: Indien de aanvrager al subsidie heeft ontvangen op basis van de de-minimisverordening kan dit gevolgen hebben op de hoogte van de subsidie.
Artikel 6.23.3.4 Subsidiabele kosten
Uitsluitend de kosten van een open innovatiefaciliteit, kennisinstelling, onderwijsinstelling, groot bedrijf met R&D faciliteiten of een bedrijf met specifieke kennis op het gebied van smart industry zijn conform artikel 1.1.5 derde lid subsidiabel.
Toelichting: Dit betekent dat eigen uren van de aanvrager niet subsidiabel zijn.
Artikel 6.23.3.5 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening
In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager een door een uitgevoerd door een open innovatiefaciliteit, kennisinstelling, onderwijsinstelling, groot bedrijf met R&D faciliteiten of bedrijf met specifieke kennis op het gebied van smart industry getekende offerte waaruit de hoogte van de subsidiabele kosten blijkt.
Artikel 6.23.3.7 Weigeringsgronden
In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:
sprake is van een aanvraag voor een activiteit als bedoeld in de artikelen 3.2.2, 6.1.2, 6.2.2, 6.19.2 of 10.2.2 van respectievelijk paragraaf 3.2 Haalbaarheidsstudies nieuwe energie en energiescans, paragraaf 6.1 Kennisondersteuning agro&food in Overijssel, paragraaf 6.2 Innovatie agro&food in Overijssel, paragraaf 6.19 Stimulering innovaties gericht op verduurzaming agro&food sector of paragraaf 10.2 Zelfstandig leven en gezond bewegen.
Subparagraaf 6.23.4 Innovatievoucher Maatschappelijke innovatie
Artikel 6.23.4.1 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de uitvoering van een haalbaarheidsproject ten behoeve van een maatschappelijke innovatie.
Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 6.23.4.1 voldoet aan de volgende criteria:
de activiteiten geven invulling aan de aanpak van maatschappelijke opgaven van de provincie Overijssel;
Toelichting: de maatschappelijke opgaven van de provincie Overijssel zijn te vinden op https://begroting2018.overijssel.nl/p19309/overzicht
Artikel 6.23.4.3 Hoogte van de subsidie
Indien de activiteiten worden uitgevoerd door een open innovatiefaciliteit, kennisinstelling, onderwijsinstelling, groot bedrijf met R&D faciliteiten of bedrijf met specifieke kennis op het gebied van medische technologie gevestigd in Overijssel bedraagt de subsidie maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 10.000,– per aanvrager.
Indien de activiteiten worden uitgevoerd door een open innovatiefaciliteit, kennisinstelling, onderwijsinstelling, groot bedrijf met R&D faciliteiten of bedrijf met specifieke kennis op het gebied van medische technologie gevestigd buiten Overijssel bedraagt de subsidie maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 7.500,– per aanvrager.
Toelichting: Indien de aanvrager al subsidie heeft ontvangen op basis van de de-minimisverordening kan dit gevolgen hebben op de hoogte van de subsidie.
Artikel 6.23.4.4 Subsidiabele kosten
Uitsluitend de kosten van een open innovatiefaciliteit, kennisinstelling, onderwijsinstelling, een groot bedrijf met R&D faciliteiten of bedrijf met specifieke kennis op het gebied van medische technologie zijn conform artikel 1.1.5 derde lid subsidiabel.
Toelichting: Dit betekent dat eigen uren van de aanvrager niet subsidiabel zijn.
Artikel 6.23.4.5 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening
In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager een door een open innovatiefaciliteit, kennisinstelling, onderwijsinstelling of groot bedrijf met R&D faciliteiten of bedrijf met specifieke kennis op het gebied van medische technologie getekende offerte waaruit de hoogte van de subsidiabele kosten blijkt.
Artikel 6.23.4.7 Weigeringsgronden
In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:
sprake is van een aanvraag voor een activiteit als bedoeld in de artikelen 3.2.2, 6.1.2, 6.2.2, 6.19.2, of 10.2.2 van respectievelijk paragraaf 3.2 Haalbaarheidsstudies nieuwe energie en energiescans, paragraaf 6.1 Kennisondersteuning agro&food in Overijssel, paragraaf 6.2 Innovatie agro&food in Overijssel, paragraaf 6.19 Stimulering innovaties gericht op verduurzaming agro&food sector of paragraaf 10.2 Zelfstandig leven en gezond bewegen.
Paragraaf 6.26 Jonge bedrijfsopvolgers
Familiebedrijven zijn voor de economische structuur van Overijssel zeer belangrijk. Door hun focus op continuïteit wordt de basis gelegd voor maatschappelijk ondernemen. Familiebedrijven zijn vaak sterk regionaal geworteld en hebben een belangrijke bijdrage in het regionale leefklimaat. Er zijn vele verklaringen voor het succes van het familiebedrijf maar de betrokkenheid van aandeelhouders bij het bedrijf is een belangrijke verklaring voor het succes.
Gedeputeerde Staten willen bedrijfsopvolging graag stimuleren en ondersteunen. Het gaat om jonge ondernemers jonger dan 41 jaar die minder dan twee jaar geleden het familiebedrijf hebben overgenomen van een familielid. Met de subsidie kunnen jonge bedrijfsopvolgers investeren in het familiebedrijf. Zo kunnen zij beter inspelen op marktontwikkelingen en wensen van de samenleving.
Artikel 6.26.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
bedrijfsopvolging: de dagelijkse bedrijfsvoering is overgenomen van een familielid in de eerste, tweede of derde graad;
Toelichting: Eerstegraads familieleden zijn de partner, ouders, schoonouders, kinderen, schoonzoons, schoondochters. Tweedegraads familieleden zijn broers, zussen, kleinkinderen, opa's, oma's, schoonzussen, zwagers, stiefzussen, stiefbroers. Derdegraads familieleden zijn ooms, tantes, neven, nichten, overgrootouders, achterkleinkinderen.
Artikel 6.26.2 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de volgende investeringen van een familiebedrijf:
Artikel 6.26.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt maximaal 30% van de subsidiabele investeringskosten met een maximum van € 20.000,- per aanvrager.
Toelichting: Als de subsidieontvanger al steun heeft ontvangen op basis van de algemene de-minimisverordening, de de-minimisverordening landbouw of de de-minimisverordening visserij kan dit gevolgen hebbenop de hoogte van de subsidie.
Artikel 6.26.5 Subsidiabele kosten
Uitsluitend kosten van derden zoals bedoeld in artikel 1.1.5 derde lid zijn subsidiabel.
Artikel 6.26.6 Niet subsidiabele kosten
In aanvulling op artikel 1.1.6 zijn kosten voor vervanging van machines en apparatuur voor machines en apparatuur met een gelijksoortige functie niet subsidiabel.
Artikel 6.26.9 Adviescommissie
Gedeputeerde Staten kunnen een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 6.26.2 ter advies voorleggen aan de adviescommissie MKB en ondernemerschap, die advies geeft over de mate waarin de investering bijdraagt aan de toekomstbestendigheid van het familiebedrijf en in hoeverre de investering een vernieuwing of verbetering van het productieproces of marktimplementatie van een nieuw product of dienst betreft.
Artikel 6.26.10 Weigeringsgronden
In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:
Paragraaf 6.31 Snel groeiende bedrijven
De Provincie wil snel groeiende MKB bedrijven stimuleren en faciliteren in hun groei en wil deze bedrijven voor Overijssel behouden. Daarom biedt zij een selecte groep bedrijven de mogelijkheid deel te nemen aan het zogenaamde snelle groeiers programma. Dit programma biedt een unieke combinatie van een individueel strategisch traject onder begeleiding van experts waarbij een groeiplan wordt opgesteld en uitgevoerd, gezamenlijke inspiratiesessies worden gehouden, een (optionele) jaarlijkse missie naar het buitenland wordt georganiseerd en indien gewenst een mentor kan worden toegevoegd. Voor de uitvoering van het groeiplan kan de deelnemer aan het snelle groeiersprogramma een beroep doen op deze subsidieregeling.
Inschrijven voor het snelle groeiersprogramma kan (zolang er plekken beschikbaar zijn) via http://www.ey.com/nl/nl/about-us/entrepreneurship/ey-snelle-groeiers-programma.
Artikel 6.31.2 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor activiteiten die opgenomen zijn in het groeiplan van het snel groeiende bedrijf.
Artikel 6.31.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt maximaal 30% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 20.000,- per aanvraag.
Toelichting: Als de subsidieontvanger al steun heeft ontvangen voor dezelfde activiteit of op basis van de algemene de-minimisverordening dan kan dit gevolgen hebben op de hoogte van de subsidie.
Artikel 6.31.5 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening
In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 6.31.2 een projectplan waarin is omschreven welke activiteiten uitgevoerd gaan worden en hoe die activiteiten bijdragen aan de groei en toekomstbestendigheid van de snel groeiende onderneming.
Artikel 6.31.7 Indieningstermijn aanvraag tot subsidieverlening
In afwijking van artikel 1.2.2 geldt dat een aanvraag om subsidie ontvangen moet zijn uiterlijk 1 september 2021 vóór 17.00 uur.
Artikel 6.31.8 Weigeringsgronden
In aanvulling op artikel 1.4.1 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie als de aanvrager al subsidie heeft ontvangen op basis van deze paragraaf.
Paragraaf 6.33 Ketensamenwerking Circulaire Kunststoffen
De provincie Overijssel heeft het nationaal grondstoffenakkoord mede ondertekend. Het doel is een volledig circulaire economie in 2050. Dit is een economie gericht op hergebruik van grondstoffen en producten, het voorkomen van afval en het gebruik van hernieuwbare energie. Om de transitie naar een circulaire kunststofketen te versnellen heeft de provincie Overijssel samen met bedrijven uit de kunststofketen, onderwijs- en kennisinstellingen, overheden en maatschappelijke organisaties een Regionale Transitie Agenda (RTA) Kunststoffen opgesteld. De hoofddoelstelling van de RTA Kunststoffen is om in 2030 in de provincie Overijssel 35% minder virgin fossiele kunststoffen te gebruiken ten opzichte van 2016. Voor het realiseren van een circulaire kunststofketen zijn zowel technische, sociale, economische als organisatorische innovaties nodig. Dit vraagt om samenwerking om in de eigen waardeketen en cross-sectoraal op zoek te gaan naar mogelijkheden om deze innovaties door te voeren. Met deze regeling willen wij partijen in de kunststofketen hierbij ondersteunen.
Artikel 6.33.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
kunststofketenproject: een project dat gericht is op de ontwikkeling van toepassingen van (mechanische en chemisch) gerecyclede en bio-based kunststoffen in de vorm van concrete producten of verpakkingen die bijdragen aan het verminderen van het gebruik van virgin fossiele kunststoffen in Overijssel;
Artikel 6.33.2 Subsidiabele activiteit
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de uitvoering van een kunststofketenproject.
Artikel 6.33.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 50.000,- per aanvraag.
Artikel 6.33.5 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening
De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Ketensamenwerking Circulaire Kunststoffen.
Toelichting: Het aanvraagformulier is te vinden op: http://www.overijssel.nl/loket/subsidies/
De aanvrager maakt gebruik van het begrotingsformat Ketensamenwerking Circulaire Kunststoffen.
Toelichting: Dit begrotingsformat is te vinden op: http://www.overijssel.nl/loket/subsidies/
De aanvrager overlegt per deelnemende samenwerkingspartner een ingevulde de-minimisverklaring.
Toelichting: Het format voor deze verklaring is te vinden op: http://www.overijssel.nl/loket/subsidies/
Artikel 6.33.7 Weigeringsgronden
In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien de aanvrager al eerder op grond van deze subsidieparagraaf subsidie heeft ontvangen.
Toelichting: Een samenwerkingspartner kan deelnemen in meerdere aanvragen, maar kan maximaal één keer subsidie ontvangen.
Artikel 6.33.8 Vaststelling subsidies tot € 25.000,-
In afwijking van artikel 1.5.1 worden subsidies tot € 25.000,- vastgesteld conform artikel 1.5.2.
Paragraaf 6.34 Arbeidsmarkt Overijssel 2020
Deze regeling is een uitwerking van het statenvoorstel Samen naar een inclusieve, wendbare en toekomstgerichte arbeidsmarkt 2020-2023 (hierna Statenvoorstel).
De prioritaire thema’s inclusiviteit, tegengaan krapte en mismatch en leren en werken met nieuwe technologieën vormen de basis voor deze regeling. Binnen deze thema’s kan subsidie verstrekt worden voor de volgende projecten, die als actie genoemd zijn in het Statenvoorstel:
1. Cross-overs arbeidsmarkt met provinciale kernopgaven
Hierbij gaat het om arbeidsmarktprojecten die tevens bijdragen aan de uitvoering van andere provinciale kernopgaven. Enkele voorbeelden uit het Statenvoorstel zijn:
2. Publiek-private samenwerkingsverbanden en vernieuwende opleidingsconcepten
Publiek- private samenwerkingsverbanden van werkgevers en ondernemers dragen bij aan een betere aansluiting tussen arbeidsmarkt en onderwijs. Met deze subsidieregeling wil de provincie vernieuwende manieren van opleiden en werken, voor jongeren dan wel voor werkenden, ondersteunen die bijdragen aan het realiseren van de provinciale kernopgaven. We richten ons op de beroepen op MBO en/of HBO niveau en het MKB, waarbij de focus ligt op innovaties en excellentie in het MBO en HBO. Kennis van nieuwe technologieën en digitale vaardigheden zien wij hierbij als een noodzakelijke basis voor het opleiden voor de toekomstige arbeidsmarkt.
3. Talent behouden en aantrekken
De provincie wil met haar partners blijven investeren om talent te behouden en aan te trekken voor de regio.
In de afgelopen periode heeft de provincie geïnvesteerd in concrete projecten. Met deze subsidieparagraaf wordt hierop voortgebouwd door in te zetten op de randvoorwaarden, zoals een aantrekkelijk woon-, werk-, en leefklimaat, employer branding door werkgevers en het organiseren van samenwerkingen en platforms waar vraag en aanbod samenkomen. Projecten op het gebied van huisvesting zijn uitgesloten.
4. Eén grensoverschrijdende arbeidsmarkt
De provincie wil bijdragen aan één goed werkende grensoverschrijdende arbeidsmarkt waar de grens niet als belemmering wordt ervaren. Projecten die voor subsidie in aanmerking kunnen komen zijn o.a.:
Artikel 6.34.2 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor:
Artikel 6.34.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt maximaal 70% van de subsidiabele kosten met een maximum van:
Artikel 6.34.5 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening
In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 6.34.2 een projectplan waarin in ieder geval is omschreven:
Toelichting: De hier genoemde onderdelen van een projectplan kunnen in overleg met de betreffende regio opgesteld worden. De aanvrager kan via de provincie in contact worden gebracht met de betreffende regio waar die afstemming plaatsvindt.
Artikel 6.34.7 Weigeringsgronden
In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:
Paragraaf 6.35 Wetenschap en Techniek Primair onderwijs
Met deze subsidieregeling wil de provincie bijdragen aan het stimuleren van wetenschap en techniek (inclusief digitale vaardigheden) in het basisonderwijs.
De subsidie is bedoeld voor de implementatie van het W&T Kompas Het W&T Kompas geeft scholen inzicht in hoeverre wetenschap en techniek is ingebed in hun school. Ook helpt het W&T Kompas om ontwikkeldoelen te formuleren die aansluiten bij de visie van de school.
Artikel 6.35.2 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor begeleiding door een W&T expert bij implementatie van het W&T Kompas.
Artikel 6.35.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening
De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Wetenschap en Techniek Primair onderwijs.
Artikel 6.35.8 Verplichtingen subsidieontvanger
In aanvulling op de artikelen 1.4.1 en 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht:
Paragraaf 6.36 Financieringsvouchers Mkb-ondernemingen, Coronacrisis 2020
Het doel van deze subsidieparagraaf is Mkb- ondernemingen te ondersteunen bij het indienen van een aanvraag voor de volgende steunmaatregelen dan wel verruimde maatregelen van het Rijk: BMKB-C, GO-C, COL, KKC.
De subsidie bedraagt maximaal 75% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 1.500,-,- per aanvraag. Een aanvrager kan maximaal één keer een subsidie ontvangen op basis van deze paragraaf.
Artikel 6.36.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Toelichting: meer informatie over
BMKB-C: https://www.kvk.nl/corona/bmkb-c--borgstelling-mkb-kredieten-verruimd/
GO-C: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/coronavirus-financiele-regelingen/overzicht-financiele-regelingen/go
COL: https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2020/04/25/coronavirus-overbruggingskrediet-gericht-op-startups-en-scale-ups-vanaf-29-april-beschikbaar
KKC: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/coronavirus-financiele-regelingen/overzicht-financiele-regelingen/kkc-klein-krediet-corona-garantieregeling
Artikel 6.36.2 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor ondersteuning bij het opstellen van een aanvraag in het kader van één van de steunmaatregelen BMKB-C, GO-C, COL of KKC.
Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 6.36.2 voldoet aan de volgende criteria:
de activiteiten worden uitgevoerd door een bij de Kamer van Koophandel ingeschreven deskundige met aantoonbaar ervaring op het gebied van het opstellen van een steun- of financieringsaanvraag;
Toelichting: De ervaring van de deskundige kan aangetoond worden door bijvoorbeeld te verwijzen naar referentieprojecten.
Artikel 6.36.4 Grondslag subsidie
De subsidie bedraagt maximaal 75% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 1.500,- per aanvraag.
Artikel 6.36.5 Subsidiabele kosten
Uitsluitend kosten van derden zoals bedoeld in artikel 1.1.5 derde lid zijn subsidiabel.
Artikel 6.36.8 Indieningstermijn aanvraag tot subsidieverlening
In aanvulling op artikel 1.2.2 geldt dat een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend vanaf 8 juni 2020, 9:00 uur.
Artikel 6.36.9 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening
Toelichting: Een opdrachtbevestiging kan een offerte zijn voorzien van een ondertekening of een digitaal bevestigde opdracht.
Artikel 6.36.10 Weigeringsgronden
In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie als de aanvrager al subsidie heeft ontvangen op grond van deze paragraaf.
Paragraaf 6.37 Digitaliseringsvoucher MKB, culturele en maatschappelijke ondernemingen
Toelichting: COVID-19 maakt het ondernemen moeilijker. Ondernemers, ook die in de culturele en maatschappelijke sector, moeten op zoek naar andere vormen van dienstverlening en verkoop, een vorm die past bij de 1,5 meter samenleving. Via digitalisering kunnen nieuwe manieren worden gevonden om klanten te bereiken. Daarnaast is digitalisering noodzakelijk voor een duurzame en weerbare economie. COVID-19 benadrukt de noodzaak van digitalisering en biedt tegelijkertijd de kans om dit proces te versnellen. Het doel van deze regeling is om kleinere MKB ondernemers, culturele en maatschappelijke instellingen te ondersteunen bij het digitaal bereiken en bedienen van hun klanten, maar ook om te investeren in de digitalisering van hun producten of productieprocessen. De provincie wil op deze manier een bijdrage leveren aan de digitalisering van het MKB in Overijssel in alle sectoren, waaronder de zwaar door de coronacrises getroffen gastvrijheidsector, retail en cultuursector.
Artikel 6.37.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
micro en kleine onderneming: een onderneming tot 50 fte werknemers als bedoeld in de Aanbeveling van de Europese Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen, PbL124/36;
Toelichting: Een kleine onderneming is een onderneming waar minder dan 50 fte personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet of het jaarlijkse balanstotaal 10 miljoen EUR niet overschrijdt. Een micro-onderneming is een onderneming waar minder dan 10 fte personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet of het jaarlijkse balanstotaal 2 miljoen EUR niet overschrijdt.
onderneming: een natuurlijke of rechtspersoon die tegen betaling een product of dienst op de markt brengt, ongeacht de rechtsvorm of de wijze van financiering.
Toelichting: Dat houdt in dat bijvoorbeeld ook zzp-ers, eenmanszaken en maatschappen er onder vallen, evenals niet op winst gerichte (maatschappelijke of culturele) instellingen, zolang zij maar voldoen aan de definitie van onderneming.
Artikel 6.37.2 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor:
aanschaf van producten of diensten voor digitale dienstverlening en/of digitale verkoop die direct bijdragen aan het vergroten van omzet en/of marktbereik, niet zijnde reclame- of advertentiekosten.
Toelichting: Onder digitale dienstverlening en - verkoop vallen bijvoorbeeld advies over digitale strategie, een verbeterde website die meer omzet helpt genereren, een webshop opzetten of webshop as a service, koppeling webshop en voorraadmanagement, online vindbaarheid, online bedienen van klanten, online leveren van diensten, datamanagement, online inchecken, content online delen, een website veiliger maken, hulp bij social media campagnes, een boekingssysteem, rendabel streamen van muziek, inschrijfmodules (online) voor lessen en activiteiten en een app.
onderzoek naar en ontwikkeling van nieuwe verdienmodellen, digitale diensten en processen dan wel het verbeteren van bestaande producten, diensten of (productie)processen door toepassing van digitalisering.
Toelichting: Hierbij wordt gedacht aan onderzoek naar en/of ontwikkeling van digitale transformatie van producten en/of processen die bijdragen aan het verbeteren van de productiviteit, toepassing van nieuwe verdienmodellen en/of het verminderen van grondstoffen en energieverbruik. Denk hierbij aan:
Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 6.37.2 voldoet aan de volgende criteria:
een samenwerkingsverband van tenminste twee middelgrote ondernemingen in de culturele of maatschappelijke sector, al of niet in combinatie met micro- of kleine ondernemingen.
Toelichting: Een middelgrote onderneming zoals bedoeld in de Aanbeveling van de Europese Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen, PbL124/36, is een onderneming waar minder dan 250 fte personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet 50 miljoen EUR of het jaarlijkse balanstotaal 43 miljoen EUR niet overschrijdt. Micro- en kleine culturele ondernemingen vallen onder lid 1, onderdeel a, sub i.
De in artikel 6.37.2 bedoelde activiteiten worden afgenomen bij in Overijssel gevestigde lokale of regionale ondernemingen;
Toelichting: Met dit criterium wordt beoogd dat de in deze paragraaf bedoelde subsidie ook bijdraagt om de regionale economie in Overijssel te versterken en weerbaarder te maken. Dat beoogde effect wordt naar verwachting beter bereikt indien de producten en diensten worden afgenomen bij leveranciers en/of dienstverleners die in Overijssel een vestiging hebben.
Artikel 6.37.4 Hoogte van de subsidie
De ondergrens als bedoeld in artikel 1.1.7 tweede lid is niet van toepassing.
Toelichting: Indien de aanvrager al subsidie heeft ontvangen op basis van de De-minimisverordening kan dit gevolgen hebben voor de hoogte van de subsidie. Die kan in dat geval lager uitvallen als met de subsidie op basis van deze paragraaf het bedrag van € 200.000,- aan financiële bijdragen van alle overheden over de laatste drie belastingjaren wordt overschreden. Het kan zijn dat een rijksregeling in het kader van de Coronamaatregelen De-minimissteun is; dat zou moeten blijken uit de beschikking van het Rijk. In dat geval telt die bijdrage van het Rijk mee.
Toelichting: De subsidie wordt in dit geval in één bedrag overgemaakt aan de namens het samenwerkingsverband penvoerende micro- of kleine onderneming. Die onderneming is verantwoordelijk voor het aan de andere micro- of kleine ondernemingen in dat samenwerkingsverband doorbetalen van ieders aandeel in de gebundelde subsidie.
Artikel 6.37.5 Subsidiabele kosten
Uitsluitend kosten derden zoals bedoeld in artikel 1.1.5 derde lid zijn subsidiabel.
Toelichting: Dit betekent dat bijvoorbeeld de eigen uren van de aanvrager en afschrijvingskosten van investeringen in digitalisering niet subsidiabel zijn.
Artikel 6.37.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening
Toelichting: Conform artikel 1.2.1 wordt een begroting en een dekkingsplan meegestuurd bij de aanvraag voor subsidie. Het format daarvoor is te vinden op www.overijssel.nl/subsidie. Een getekende offerte met daarop een voorbehoud dat de acceptatie afhankelijk is van het ontvangen van provinciale subsidie, past ook binnen het tweede lid.
Artikel 6.37.8 Weigeringsgronden
In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:
Hoofdstuk 7 Culturele infrastructuur en monumentenzorg
Paragraaf 7.1 Kader culturele instellingen Overijssel
Gedeputeerde Staten kunnen instellingen subsidie verstrekken voor activiteiten die bijdragen aan de culturele doelstellingen als bedoeld in het uitvoeringsprogramma. Uitsluitend organisaties en instellingen die met naam zijn genoemd in tabel 1 kunnen een aanvraag voor subsidie indienen. In tabel 1 zijn ook de maximale subsidies en de subsidieperiode opgenomen.
Artikel 7.1.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
uitvoeringsprogramma: het uitvoeringsprogramma Cultuur Overijssel 2017-2020 bij de Cultuurnota 2017-2020, zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 4 oktober 2016.
toelichting: Het uitvoeringsprogramma is te vinden op www.overijssel.nl/subsidie
Artikel 7.1.5 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten met een maximum zoals opgenomen in tabel 1.
Toelichting: In artikel 1.1.5 en artikel 1.1.6 zijn de subsidiabele en niet subsidiabele kosten opgenomen. Het subsidiebedrag is maximaal 100%. Rekening houdend met de eigen inkomsten norm zoals bedoeld in het uitvoeringsprogramma, de artikelen 1.1.5 en 1.1.6 kan het subsidiepercentage minder dan 100% bedragen.
Artikel 7.1.6 Subsidiabele kosten
In aanvulling op artikel 1.1.5 zijn kosten voor het gebruik van materiaal, kosten voor communicatie, kosten van gebruik van gas, water en energie, kosten van onderhoud, kosten van huur en algemene administratiekosten van de instelling, die toe te rekenen zijn aan het doel van de subsidie, subsidiabel.
Gedeputeerde Staten verstrekken subsidie aan Rijnbrink Bibliotheken en Kunstvereniging Diepenheim in eerste instantie voor het jaar 2017.
Toelichting: Bij het opstellen van de subsidieparagraaf is aangegeven dat in 2017 wordt bepaald of Rijnbrink Bibliotheken en Kunstvereniging Diepenheim voor de jaren 2018–2020 jaarlijks een aanvraag moeten indienen, of dat met 1 aanvraag voor de jaren 2018–2020 kan worden volstaan.
Bij de actualisatie van de regeling in 2018 is voor Rijnbrink Bibliotheken bepaald dat voor dat jaar een eenjarige subsidie kan worden aangevraagd en dat voor de jaren 2019 en 2020 nader zal worden bezien of een eenjarige dan wel een meerjarige subsidie kan worden aangevraagd. Voor de Kunstvereniging Diepenheim is bepaald dat voor de jaren 2019 en 2020 een 1- of 2-jarige subsidie kan worden aangevraagd.
Artikel 7.1.10 Weigeringsgronden
In afwijking van artikel 1.1.7 vijfde lid kunnen Gedeputeerde Staten subsidie verstrekken voor ontwikkeling en uitvoering van voorstellingen die tevens worden gefinancierd vanuit de stichting 4 Oost of vanuit de, op basis van deze subsidieparagraaf, verstrekte subsidie aan het OKTO.
Artikel 7.1.10a Adviescommissie
Gedeputeerde Staten kunnen een aanvraag voor subsidie, als bedoeld in artikel 7.1.2, en een tussenrapportage, als bedoeld in artikel 7.1.12, ter inhoudelijke advisering voorleggen aan de Adviescommissie Cultuur 2017-2020;
Toelichting: Gedeputeerde Staten hebben bij besluit van 7 maart 2017 (GS-2017/0055019) een adviescommissie ingesteld die gevraagd advies uitbrengt over een aanvraag en tussenrapportage die op grond van deze paragraaf is ingediend.
Artikel 7.1.11 Verplichtingen subsidieontvanger
In aanvulling op de artikelen 1.4.1 en 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht:
Artikel 7.1.12 BIS-instellingen en Rijkscultuurfondsen
Indien sprake is van subsidieverlening aan een BIS-instelling of een instelling die subsidie ontvangt van de Rijkscultuurfondsen, kunnen Gedeputeerde Staten bij verlening, vaststelling of eventuele wijziging of intrekking van de subsidie, waar mogelijk aansluiten bij het besluit van het Rijk of de Rijkscultuurfondsen.
Artikel 7.1.13 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidievaststelling
In aanvulling op artikel 1.5.2 tweede lid of artikel 1.5.3 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag tot vaststelling tevens:
Paragraaf 7.2 Restauratie Rijksmonumenten
Artikel 7.2.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Rijksmonumentenregister: lijst van alle onroerende zaken in Nederland die een rijksmonument zijn omdat ze van nationale betekenis zijn, te raadplegen via www.monumentenregister.nl
woonhuis: beschermd rijksmonument of zelfstandig onderdeel dat in oorsprong is vervaardigd voor bewoning of dat thans voor meer dan de helft van de oppervlakte voor bewoning in gebruik is, met dien verstande dat niet als woonhuizen worden aangemerkt: gebouwen die deel uitmaken van een geregistreerd museum, kerkgebouwen, kastelen, paleizen, het hoofdhuis van buitenplaatsen, landhuizen, gebouwen van liefdadigheid, molens, gemalen, agrarische gebouwen en watertorens.
Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 7.2.2 voldoet aan de volgende criteria:
de subsidiabele kosten voor restauratie van rijksmonumenten bedragen ten minste 6% van de herbouwwaarde. Dit geldt niet voor molens, groene monumenten en archeologische monumenten;
toelichting: De Sim, de instandhoudingsregeling van het Rijk, richt zich op planmatig onderhoud. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een rekenmodel dat stelt dat een investering voor sober onderhoud in beginsel gelijk is aan 0,5% van de herbouwwaarde per jaar. Omdat de Sim subsidie verstrekt voor een zesjarig instandhoudingsplan komt dit neer op 3% van de herbouwwaarde in zes jaar. De provinciale regeling richt zich op restauraties die het reguliere onderhoudswerk overstijgen. Hierbij wordt uitgegaan van restauratiewerkzaamheden die niet binnen twee onderhoudsperiodes kunnen worden gerealiseerd. Dat betekent dat de restauratieopgave voor de provinciale subsidieregeling groter moet zijn dan 6% van de herbouwwaarde.
de subsidiabele kosten voor restauratie van rijksmonumentale molens bedragen ten minste € 120.000,–;
toelichting: De Sim, de instandhoudingsregeling van het Rijk, maakt voor het berekenen van de onderhoudskosten aan molens geen gebruik van de herbouwwaarde. Deze methode volstaat bij molens niet, omdat de bewegende onderdelen van molens harder slijten dan ‘gewone’ monumenten. De subsidiabele kosten voor molens in de Sim zijn daarom voor zesjarig onderhoud vastgesteld op maximaal € 60.000,-. De provinciale regeling zich richt op restauratiewerkzaamheden die niet binnen twee onderhoudsperiodes kunnen worden gerealiseerd. Dat betekent dat de restauratieopgave voor molens voor de provinciale subsidie groter moet zijn dan € 120.000,–.
de subsidiabele kosten voor de restauratie van archeologische rijksmonumenten en groene rijksmonumenten bedragen ten minste € 25.000,–;
toelichting: Het gaat hierbij om kosten die het reguliere onderhoud (zoals gesubsidieerd met de Sim) aantoonbaar overstijgen. Ook voor dit type rijksmonumenten geldt dat de provinciale regeling inzet op grote restauratieopgaven, omdat reguliere onderhoudswerkzaamheden gesubsidieerd kunnen worden met de Sim, de instandhoudingsregeling van het Rijk. Omdat hierbij niet gerekend kan worden met de herbouwwaarde, maar de provincie wel hecht aan het onderscheid tussen relatief kleinschalige werkzaamheden en grotere onderhoudsopgaven wordt een ondergrens van € 25.000,– gehanteerd.
op de restauratieplaats wordt ten minste één leerlingplaats voor een leerling in de restauratiebouw, tuin- en parkaanleg of archeologie gerealiseerd;
toelichting: Om ook in de toekomst vakkundig en kwalitatief hoogstaand restauratiewerk mogelijk te maken is het noodzakelijk dat restauratieleerlingen worden opgeleid voor dit specialistische vak. Zonder de benodigde praktijkervaring is het succesvol afronden van een leertraject niet mogelijk. De provincie hecht er daarom aan dat op projecten die subsidie ontvangen voor restauratie voor ten minste één leerling in de restauratiebouw een leerlingplaats wordt gerealiseerd. Indien de aard van de werkzaamheden de inzet van leerlingen uitsluit overlegt de aanvrager hierover een verklaring van het restauratiebedrijf.
Artikel 7.2.4 Hoogte van de subsidie
Toelichting: Als de subsidieontvanger al steun heeft ontvangen voor dezelfde activiteit of op basis van de algemene de-minimisverordening dan kan dit gevolgen hebben voor de hoogte van de subsidie.
Artikel 7.2.5 Subsidiabele kosten
In afwijking van artikel 1.1.5 is voor de berekening van de subsidiabele kosten voor de restauratie van een rijksmonument zoals bedoeld in artikel 7.2.2 sub a artikel 4 van de Sim en de bijbehorende Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten 2013 van de Sim van toepassing.
Toelichting: Voor de subsidie als bedoeld in artikel 7.2.2 sub b (uitvoeren van energiebesparende maatregelen) zijn de artikelen 1.1.5 en 1.1.6 van toepassing.
Artikel 7.2.6 Indieningstermijn aanvraag
Een onvolledige aanvraag voor subsidie kan na sluitingsdatum alleen volledig worden gemaakt voor zover het geen inhoudelijke aanvulling of wijziging van de aanvraag betreft.
Toelichting: Het in de beoordeling van de aanvraag meenemen van informatie die dateert van na de sluiting van de aanvraagtermijn verdraagt zich niet met de gelijktijdige onderlinge beoordeling en rangschikking van de ingediende aanvragen die in het tendersysteem centraal staat. Uit de aard van het tendersysteem volgt dat vóór de sluiting van de aanvraagtermijn alle voor die beoordeling en rangschikking relevante gegevens moeten zijn overlegd en dat daarna geen rekening kan worden gehouden met informatie die neerkomt op een wijziging of aanvulling van de aanvraag. Bij onvolledigheid van de aanvraag na de sluitingsdatum is er alleen ruimte voor het herstel van kleinigheden zoals een handtekening, een bankrekeningnummer, Kamer van Koophandel gegevens e.d., het moet gaan om informatie die niet inhoudelijk betrekking heeft op de beoordelingscriteria zoals opgenomen in deze subsidieparagraaf. De tijdige volledigheid/juistheid van de aanvraag is de verantwoordelijkheid van de aanvrager.
Artikel 7.2.7 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening
In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager tevens:
een vergunning van de gemeente voor de uit te voeren werkzaamheden, dan wel een verklaring van de gemeente waaruit blijkt dat de werkzaamheden niet vergunningplichtig zijn. Indien deze stukken bij het indienen van de aanvraag nog niet zijn verkregen, wordt de subsidie verleend onder de opschortende voorwaarde tot het verkrijgen van de betreffende vergunning dan wel verklaring van de gemeente waaruit blijkt dat de werkzaamheden niet vergunningplichtig zijn;
Artikel 7.2.9 Volgorde van behandeling
In afwijking van artikel 1.1.4 plaatsen Gedeputeerde Staten de subsidieaanvragen voor de restauratie van een rijksmonument die voldoen aan de criteria als bedoeld in artikel 7.2.3, in een prioriteitsvolgorde. De prioriteitsvolgorde wordt bepaald op basis van scoretabel 1.
Toelichting: Instandhouding van monumenten is een van de hoofdactiviteiten van de POM's. Met het Rijk is afgesproken om zorg te dragen voor de POM's vanwege hun bijzondere rol bij het behoud van monumenten. In deze regeling vertaalt zich dat door per POM aan maximaal twee aanvragen een punt in de scoretabel toe te kennen. Voor groene en archeologische monumenten is het realiseren van een herbestemming geen optie.
Artikel 7.2.11 Weigeringsgronden
In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:
het een aanvraag betreft voor een woonhuis, met dien verstande dat niet als woonhuizen worden aangemerkt gebouwen die deel uitmaken van een geregistreerd museum, kerkgebouwen, kastelen, het hoofdhuis van buitenplaatsen, landhuizen, gebouwen van liefdadigheid, molens, gemalen, agrarische gebouwen en watertorens.
Paragraaf 7.3 Erfgoed ‘Het verhaal van Overijssel’
Artikel 7.3.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
gebundelde aanpak: ten minste twee eigenaren nemen deel aan de activiteit. Voor terreinbeherende organisaties wordt hierop een uitzondering gemaakt als deze eigenaar zijn van een ensemble gebouwen, bouwwerken of cultuurhistorische elementen die bepalend zijn voor de karakteristieke identiteit van het gebied;
Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 7.3.2 voldoet aan de volgende criteria:
Artikel 7.3.4 Hoogte van de subsidie
In aanvulling op het eerste, tweede en derde lid bedraagt het subsidiepercentage maximaal 60% van de subsidiabele kosten indien de subsidiabele activiteit het verhaal van één van de historische thema’s uit de cultuurnota als hoofdthema heeft, of als het project het verduurzamen van erfgoed, ontwikkeling van toeristisch-recreatieve producten, de verbetering van de sociale kwaliteit, of het vergroten van de werkgelegenheid als hoofddoel heeft. In het kader van het Europees Jaar voor het Cultureel Erfgoed 2018 geldt voorgaande ook voor projecten die Europese samenwerking als hoofddoelstelling hebben.
Toelichting: het trekken van meer bezoekers is geen substantiële bijdrage aan de provinciale doelstellingen op het gebied van vrijetijdseconomie.
Toelichting: Als de subsidieontvanger al steun heeft ontvangen op basis van algemene de-minimisverordening dan kan dit gevolgen hebben op de hoogte van de subsidie.
Artikel 7.3.5 Indieningstermijn aanvraag
In aanvulling op artikel 1.2.2 geldt dat een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend vanaf 6 januari van het betreffende kalenderjaar.
Paragraaf 7.4 Versterking productieaanbod Overijssel
Gedeputeerde Staten hebben op 4 oktober 2016 het “Uitvoeringsprogramma Cultuur 2017-2020” vastgesteld. Het Uitvoeringsprogramma is vindbaar op de website van de provincie Overijssel. Met deze subsidieparagraaf Versterking productieaanbod Overijssel wordt bijgedragen aan de ontwikkeling en vernieuwing van culturele producties in verschillende kunstdisciplines. Hiermee wordt versterking van het culturele aanbod en een gezond productieklimaat gestimuleerd.
Artikel 7.4.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
artistiek inhoudelijke kwaliteit: de artistiek inhoudelijke kwaliteit van een productie blijkt uit het vakmanschap, de zeggingskracht en de oorspronkelijkheid van de productie;
toelichting: Artistieke kwaliteit blijkt uit het vakmanschap van de deelnemers en de oorspronkelijkheid en de te verwachten zeggingskracht van het project. Het is dan ook van groot belang dat in de beschrijving van de productie voldoende inzichtelijk wordt gemaakt op welke wijze de aanvrager deze zeggingskracht en oorspronkelijkheid denkt te realiseren. Daarvoor is het noodzakelijk dat in de aanvraag duidelijk wordt gemaakt vanuit welke inhoudelijke visie de productie gestalte krijgt.Het vakmanschap van de kunstenaar bestaat niet alleen uit ambachtelijke vaardigheden. Vakmanschap van een kunstenaar is méér dan ambacht, namelijk door de specifieke ingreep van (een) specifieke kunstenaar(s) op materiaal. Dat materiaal kan bestaan uit verf, steen, muziek, taal of wat in de kunsten ook maar als grondstof gebruikt kan worden (ook oorspronkelijk werk van een ander). De specifieke greep van de kunstenaar is wat hij of zij met dat materiaal doet, te vertellen heeft, vorm wil geven, tot uitdrukking wil brengen, met een publiek wil delen: zijn artistieke visie. De combinatie van zijn ambachtelijke vaardigheden en visie vormen het vakmanschap van de kunstenaar. Sterker, dit is wat hem kunstenaar maakt en een kunstwerk doet creëren, in plaats van een producent die een product maakt. Zeggingskracht ontstaat uit het vakmanschap plus wat wel de ‘noodzaak' of ‘urgentie' van een productie genoemd wordt.
productie: het geheel van artistieke ontwikkeling, creatie en uitvoering van een nieuwe uiting op het terrein van ten minste één van de volgende kunstdisciplines: muziek, theater, beeldende kunst en vormgeving, film, nieuwe media, literaire cultuur niet zijnde een festival, concert, concertreeks, boek, muziekdragers, een dvd-uitgave of een tentoonstelling. De nadruk ligt op de ontwikkeling en creatie van een nieuwe uiting;
Toelichting: Het doel van deze subsidieparagraaf is het bijdragen aan de ontwikkeling en vernieuwing van culturele producties in verschillende kunstdisciplines. De subsidie moet daarom vooral ten goede komen aan het ontwikkelen en creëren van een nieuwe uiting. Wanneer uit een aanvraag blijkt dat de subsidie vooral ten goede komt aan de uitvoering van een nieuwe uiting, kunnen Gedeputeerde Staten de subsidie afwijzen.
Artikel 7.4.2 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor:
professionele producties met ten minste een provinciale uitstraling.
toelichting: Op basis van deze regeling kan subsidie aangevraagd worden voor de kosten van professionele producties in alle kunstdisciplines. Het gaat onder a om producties waarvan een hoge artistieke kwaliteit verwacht wordt en ten minste een nationale uitstraling en onder b om producties met ten minste een provinciale uitstraling. Rechtspersonen zoals culturele instellingen kunnen een aanvraag indienen, maar ook natuurlijke personen zoals individuele kunstenaars (beeldend kunstenaars, componisten, auteurs). De subsidiabele kosten zijn alle voor de productie noodzakelijke kosten die aantoonbaar rechtstreeks toe te rekenen zijn aan de productie binnen de subsidieperiode. Dit betekent hier dat de kosten die gemaakt worden voor het voorbereiden, ontwikkelen en uitvoeren van de productie subsidiabel zijn. De aanvrager geeft met behulp van het aanvraagformulier aan of hij subsidie vraagt voor onderdeel a) of onderdeel b). Aanvragen voor festivals, concerten/concertreeksen, boekuitgaven, gebruiksartikelen, tentoonstellingen, albums, muziekdragers en dvd uitgaven en aanvragen ter aanvullende bekostiging van de reguliere activiteiten van door de provincie Overijssel gesubsidieerde instellingen komen niet in aanmerking.
Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 7.4.2 voldoet aan de volgende criteria:
de productie staat onder leiding van personen die aantoonbaar beschikken over artistieke kwaliteiten als maker dan wel als producerende instelling en ervaring hebben in het artistiek en productioneel leiden van projecten. Dit wordt aangetoond aan de hand van CV's, met relevant arbeids- en opleidingsverleden;
In aanvulling op het eerste lid voldoet een subsidie als bedoeld in artikel 7.4.2 sub a aan het criterium dat de productie een overtuigende en aantoonbare binding met Overijssel heeft;
Toelichting: De binding met Overijssel blijkt bijvoorbeeld uit de keuze voor het thema, waarmee het verhaal van Overijssel wordt verteld, de ontwikkeling van de productie in Overijssel of de inzet van Overijsselse makers of bij de productie betrokken kunstenaars.
Artikel 7.4.4 Hoogte van de subsidie
Toelichting: Als de subsidieontvanger al steun heeft ontvangen op basis van de algemene de-minimisverordening dan kan dit gevolgen hebben op de hoogte van de subsidie.
Gedeputeerde Staten leggen een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 7.4.2 sub a ter advies voor aan de adviescommissie Cultuur die advies geeft over:
de toegevoegde waarde voor het bestaande kunst- en cultuuraanbod in Overijssel.
toelichting: Gestreefd wordt om in Oost-Nederlands verband de culturele infrastructuur in Oost-Nederland als geheel te versterken. Ook de provincie Gelderland kent een regeling voor culturele producties. In dit licht wordt de commissie samengesteld in overleg met de provincie Gelderland. Dit gebeurt deels uit efficiency- oogpunt. Maar vooral omdat dit de mogelijkheid biedt om met de commissie te komen tot gedeelde observaties over de culturele infrastructuur in Oost-Nederland. De evaluatie van de regelingen in beide provincies kan dan ook in deze Oost-Nederlandse context worden geplaatst.
Paragraaf 7.5 Cultureel aanbod en talentontwikkeling
Gedeputeerde Staten hebben op 4 oktober 2016 het Uitvoeringsprogramma Cultuur 2017-2020 vastgesteld. Naast het ondersteunen van een aantal instellingen die de basis vormen van het culturele aanbod en talentontwikkeling in de provincie Overijssel (paragraaf 7.1 Kader culturele instellingen Overijssel), wil de provincie inspelen op de breed gedeelde behoefte aan flexibiliteit en vernieuwing. Dit doet zij door culturele instellingen te ondersteunen in hun bijdrage aan de versterking en ontwikkeling van het culturele aanbod en talentontwikkeling.
Op grond van deze subsidieparagraaf kunnen culturele instellingen en netwerken van culturele instellingen subsidie ontvangen voor het uitvoeren van hun tweejarig activiteitenprogramma 2019 en 2020. Door het bieden van een tweejarig perspectief willen Gedeputeerde Staten culturele instellingen stimuleren om zich als culturele instelling of als cultureel netwerk verder te ontwikkelen. Hiermee wordt de culturele infrastructuur in Overijssel versterkt.
Artikel 7.5.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
een programma met daarin opgenomen een omschrijving van de activiteiten van een culturele instelling of cultureel netwerk die gericht zijn op de ontwikkeling van de artistieke en zakelijke kwaliteit van die instelling of dat netwerk.
Toelichting: In artikel 7.5.7 is opgenomen welke eisen gesteld zijn aan het activiteitenprogramma.
ten minste drie gelijkwaardige culturele instellingen die op regionaal of provinciaal niveau actief zijn en gezamenlijke ambities nastreven. Er is sprake van een investering in een netwerk waarbij aannemelijk wordt gemaakt dat het netwerk blijft bestaan ook na afloop van de subsidieperiode;
Toelichting: Het gaat hierbij om regionale of provinciale samenwerking van gelijkwaardige culturele instellingen in de keten van de culturele infrastructuur Overijssel. Met gelijkwaardig wordt onder andere bedoeld dat de instellingen binnen dezelfde kunstdiscipline actief zijn of op hetzelfde niveau opereren in de keten van de culturele infrastructuur van Overijssel.
samenwerking: samenwerking waarbij partijen gezamenlijke activiteiten uitvoeren of gebruikmaken van elkaars expertise bij het realiseren van de subsidiabele activiteit en de resultaten daarvan met elkaar delen;
Toelichting: Hierbij kan gedacht worden aan samenwerking met andere culturele partners of met partners buiten de culturele sector, met scholen en opleidingen, maar ook aan samenwerking tussen amateurs en professionals.
pluriformiteit van het culturele aanbod:
een onderscheidende bijdrage die een culturele instelling of cultureel netwerk levert aan wat er ten minste binnen de provincie aan culturele producties aanwezig is of wordt gemaakt én de onderscheidende positie van de instelling ten opzichte van andere instellingen in artistiek opzicht of publieksbereik;
Toelichting: Onderscheidende bijdrage kan blijken uit bijvoorbeeld genre, presentatievormen of publieksbereik.
zakelijke kwaliteit: de mate van ontwikkeling met betrekking tot cultureel ondernemerschap.
Toelichting: Cultureel ondernemerschap rust op vier pijlers die nauw met elkaar verbonden zijn, te weten: artistiek onderscheidend vermogen, maatschappelijk draagvlak, verdienmodellen en bestuur en bedrijfsvoering Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het werven van fondsen en middelen, inzicht in de planning en speellijst of publieksbereik. Dit uit zich onder andere in een deugdelijke bedrijfsvoering en een overtuigende visie op publieksbereik en -ontwikkeling. Van belang is dat de aanvraag blijk geeft van een visie of strategie op het behalen van (publieks)inkomsten.
Artikel 7.5.2 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor
Toelichting: Het gaat hierbij om instellingen die zich ‘opwaarts’ willen ontwikkelen richting landelijk niveau. De aanvrager geeft aan dat de instelling bijvoorbeeld een meerjarige landelijke fondsaanvraag nastreeft of streeft naar (grotere) nationale bekendheid, waardoor de positie van de instelling op landelijk niveau wordt versterkt.
Een aanvraag voor subsidie voldoet aan de volgende criteria:
het activiteitenprogramma draagt bij aan:
i. de vernieuwing, ontwikkeling en versterking van het culturele aanbod en talentontwikkeling in Overijssel en;
ii. de geografische spreiding van het culturele aanbod en talentontwikkeling in Overijssel en;
iii. de pluriformiteit van het culturele aanbod en talentontwikkeling ten minste in Overijssel;
Toelichting: Aanvullend op artikel 7.5.7 moet het activiteitenprogramma voldoen aan de onder dit lid genoemde criteria.
er is sprake van samenwerking met andere partijen;
Toelichting: er is sprake van samenwerking in de vorm van gezamenlijke activiteiten of gebruik van elkaars expertise. Hierbij kan gedacht worden aan samenwerking met andere culturele partners, met scholen en opleidingen, maar ook aan samenwerking tussen amateurs en professionals. In de aanvraag zoals bedoeld in artikel 7.5.2 sub b gaat de samenwerking over de andere partners dan diegene die het netwerk vormen.
Artikel 7.5.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedaagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 100.000 per aanvraag.
Toelichting: Als de subsidieontvanger al steun heeft ontvangen voor de subsidiabele activiteit dan kan dit gevolgen hebben op de hoogte van de subsidie.
Artikel 7.5.6 Indieningstermijn aanvraag
Een onvolledige aanvraag voor subsidie kan na sluitingsdatum alleen volledig worden gemaakt voor zover het geen inhoudelijke aanvulling of wijziging van de aanvraag betreft.
Toelichting: Het in de beoordeling van de aanvraag meenemen van informatie die dateert van na de sluiting van de aanvraagtermijn verdraagt zich niet met de gelijktijdige onderlinge beoordeling en rangschikking van de ingediende aanvragen die in het tendersysteem centraal staat. Uit de aard van het tendersysteem vloeit derhalve voort dat vóór de sluiting van de aanvraagtermijn alle voor die beoordeling en rangschikking relevante gegevens moeten zijn overlegd en dat daarna geen rekening kan worden gehouden met informatie dat neerkomt op een wijziging of aanvulling van de aanvraag.
Bij onvolledigheid van de aanvraag na de sluitingsdatum is er alleen ruimte voor het herstel van kleinigheden zoals een handtekening, een bankrekeningnummer, kamer van koophandel gegevens e.d., het moet gaan om informatie die niet inhoudelijk betrekking heeft op de beoordelingscriteria zoals opgenomen in deze subsidieparagraaf. De volledigheid/juistheid van de aanvraag is de verantwoordelijkheid van de aanvrager.
Artikel 7.5.7 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening
In aanvulling op artikel 1.2.1 overlegt de aanvrager een activiteitenprogramma voor 2019 en 2020 waarin tenminste is beschreven:
indien sprake is van een aanvraag als bedoeld in artikel 7.5.2 sub b:
een beschrijving van het nieuw te vormen cultureel netwerk of de beoogde versterking van het cultureel netwerk binnen de regio of provincie, waaruit de gelijkwaardigheid van de deelnemende culturele instellingen blijkt en waarin aannemelijk is gemaakt dat het netwerk blijft bestaan ook na afloop van de subsidieperiode;
Artikel 7.5.8 Volgorde van behandeling
De prioriteit wordt vastgesteld op basis van de behaalde totaalscore op basis van scoretabel 1.
Artikel 7.5.9 Adviescommissie Cultuur
Gedeputeerde Staten leggen een aanvraag voor subsidie die voldoet aan artikel 7.5.2 en de criteria zoals genoemd in artikel 7.5.3 voor aan de Adviescommissie Cultuur die advies geeft over toe te kennen scores aan de aanvraag op basis van scoretabel 1.
Paragraaf 7.7 Cultuurparticipatie
Artikel 7.7.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
innovatieve activiteiten: activiteiten op het gebied van amateurkunst of cultuurparticipatie die nieuw zijn voor de aanvrager met als doel de inhoudelijke of organisatorische innovatie of innovatie op het gebied van talentontwikkeling te stimuleren;
toelichting: Uit de aanvraag moet blijken dat de aanvrager een nieuw doel heeft, een nieuwe doelgroep aanboort of een nieuwe artistiek inhoudelijke keuze maakt, ten opzichte van eerdere projecten of zijn reguliere werkzaamheden.
Artikel 7.7.2 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor activiteiten die aantoonbaar bijdragen aan de toename en ontwikkeling van cultuurparticipatie of amateurkunst en de culturele ontwikkeling van de deelnemers, in combinatie met ten minste twee van de volgende activiteiten:
innovatieve activiteiten ter verbetering van de deskundigheid van een culturele organisatie op het gebied van ledenwerving, vrijwilligersbeleid, publieksbereik, fondsenwerving, marketing en communicatie;
toelichting: Het gaat hierbij om het borgen en verbreden van kennis en de know how van een organisatie op de genoemde gebieden.
Artikel 7.7.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt maximaal 40% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 20.000,–-.
Toelichting: Als de subsidieontvanger al steun heeft ontvangen op basis van de algemene de-minimisverordening dan kan dit gevolgen hebben op de hoogte van de subsidie.
Paragraaf 7.8 Cultuureducatie ‘cultuur aan de basis’
Artikel 7.8.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
doorgaande leerlijn: de uitwerking per leerjaar van wat een kind aan het eind van het primair onderwijs moet kennen en kunnen. Deze uitwerking is gebaseerd op de kerndoelen kunstzinnige oriëntatie en geeft daarnaast zicht op de plaats van cultuur binnen andere vakken, de aansluiting tussen primair en voortgezet onderwijs en de aansluiting tussen binnenschools en buitenschools leren;
Artikel 7.8.2 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor:
activiteiten die bijdragen aan de vakinhoudelijke deskundigheid van leerkrachten inclusief vakdocenten en educatief medewerkers op het gebied van cultuureducatie;
toelichting: Het gaat hierbij zowel om pedagogisch-didactische vaardigheden als ook om vaardigheden in de verschillende kunstdisciplines en kennis over het cultureel erfgoed.
activiteiten gericht op het versterken van de meerjarige samenwerking van de school met de lokale culturele omgeving ten behoeve van de kunstzinnige en culturele ontwikkeling van leerlingen.
toelichting: Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan een meerjarige samenwerking tussen een culturele organisatie met een onderwijsinstelling.
Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 7.8.2 voldoet aan de volgende criteria:
er is aantoonbaar gemaakt door de aanvrager dat het bedrag voor cultuureducatie op de gemeentelijke cultuurbegroting voor de jaren 2017, 2018, 2019 en 2020 ten minste 75% bedraagt van het bedrag dat in 2016 op de gemeentelijke begroting was opgenomen voor cultuureducatie;
toelichting: De aanvrager overlegt een collegevoorstel waarin burgemeester en wethouders of de gemeenteraad dit voornemen bevestigt.
Artikel 7.8.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt per gemeente per jaar maximaal het bedrag zoals opgenomen in tabel 1, waarbij de subsidie voor de activiteit als bedoeld onder 7.8.2 sub a maximaal 60% van de totale subsidie bedraagt.
Toelichting: De maximale subsidie is gebaseerd op het leerlingenaantal per gemeente, volgens de gegevens van DUO, peildatum 1 oktober 2014.
Artikel 7.8.5 Indieningstermijn aanvraag
In afwijking van artikel 1.2.2 kan een aanvraag worden ingediend vanaf 2 januari 2017 en moet deze ontvangen zijn uiterlijk op 3 april 2017.
Artikel 7.8.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening
In aanvulling op artikel 1.2.1. tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag:
een intentieverklaring van het schoolbestuur voor deelname aan het gemeentelijke cultuureducatieplan;
toelichting: In de intentieverklaring geeft het schoolbestuur aan dat zij voornemens is een inspanning te verrichten op bijvoorbeeld samenwerking in ontwikkeling doorlopende leerlijn, ontwikkeling van visie op cultuureducatie, activiteiten die bijdragen aan de deskundigheid van leerkrachten, vakdocenten en educatief medewerkers op het gebied van cultuureducatieactiviteiten die de relatie tussen school en de lokale culturele omgeving versterken.
een collegevoorstel waarin burgemeester en wethouders of een raadsvoorstel waarin de gemeenteraad bevestigt dat een bedrag voor cultuureducatie op de gemeentelijke cultuurbegroting voor de jaren 2017, 2018, 2019 en 2020 ten minste 75% bedraagt van het bedrag dat in 2016 op de gemeentelijke begroting was opgenomen voor cultuureducatie.
Paragraaf 7.9 Cultuurmakelaars
Artikel 7.9.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
cultuurmakelaar: een onafhankelijk adviseur, werkzaam voor de cultuursector die in opdracht van gemeenten werkt;
toelichting: De cultuurmakelaar wordt onder andere ingezet om contacten tussen de culturele organisaties te intensiveren, de deskundigheid van culturele organisaties te verbeteren, vernieuwend aanbod te onderzoeken en hierin ondersteuning te bieden.
Artikel 7.9.2 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor een cultuurmakelaar.
Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 7.9.2 voldoet aan de volgende criteria:
de activiteiten van de cultuurmakelaar hebben betrekking op ten minste drie cultuurdisciplines binnen het werkterrein van de cultuurmakelaar;
toelichting: Hiermee wordt beoogd dat de cultuurmakelaar als onafhankelijke intermediair op een breed cultureel terrein wordt ingezet met meerdere cultuurdisciplines.
In aanvulling op het eerste lid voldoet een aanvraag voor subsidie voor een activiteit die zich afspeelt in de gemeenten Deventer, Enschede, Hengelo of Zwolle aan het criterium dat de cultuurmakelaar in ten minste één andere Overijsselse gemeente dan de gemeenten Deventer, Enschede, Hengelo of Zwolle voor ten minste vier uur per week wordt ingezet.
Artikel 7.9.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 55.000,– per aanvraag.
Artikel 7.9.5 Subsidiabele kosten
Uitsluitend kosten van derden als bedoeld in artikel 1.1.5 derde lid zijn subsidiabel met een uurtarief van maximaal € 75,–.
Artikel 7.9.6 Indieningstermijn aanvraag
In afwijking van artikel 1.2.2 geldt dat een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend vanaf 3 december 2018 en ontvangen moet zijn uiterlijk op 18 maart 2019.
Paragraaf 7.10 Week van de Amateurkunst
Artikel 7.10.2 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de voorbereiding en uitvoering van de Week van de Amateurkunst.
Artikel 7.10.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 5.000,– per gemeente.
Artikel 7.10.5 Subsidiabele kosten
Uitsluitend kosten van derden zoals bedoeld in artikel 1.1.5 derde lid zijn subsidiabel.
Artikel 7.10.6 Indieningstermijn aanvraag
In afwijking van artikel 1.2.2 geldt dat een aanvraag voor subsidie ontvangen moet zijn uiterlijk op 1 mei van het betreffende kalenderjaar.
Paragraaf 7.11 Nieuwe makers Overijssel
Gedeputeerde Staten willen bijdragen aan de ontwikkeling van beginnende Overijsselse makers tot professionals, binnen de verschillende kunstdisciplines. Daartoe verstrekt zij subsidie voor ontwikkelingstrajecten waarin een Overijsselse maker of een groep van Overijsselse makers zich kan ontwikkelen door onder begeleiding van een professionele organisatie ten minste één artistieke productie te realiseren. Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend door een professionele organisatie, zijnde de coördinerend begeleider van de nieuwe maker(s) uit Overijssel of Gelderland.
Artikel 7.11.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
nieuwe maker: Overijsselse maker of groep van nieuwe Overijsselse makers die zich nog niet of maar beperkt als professional heeft of hebben gemanifesteerd in de cultuursector;
toelichting: Als indicatie geldt dat, op het moment dat de subsidieaanvraag wordt ingediend, de maker niet langer dan drie jaar als maker actief is. Een nieuwe maker kan wel al langere tijd als uitvoerder (bijv. acteur, danser, musicus) actief zijn geweest.
Artikel 7.11.2 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor het ontwikkelingstraject van een nieuwe maker of een groep van nieuwe makers, waarin ten minste één productie wordt ontwikkeld en uitgevoerd.
Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 7.11.2 voldoet aan de volgende criteria:
er is aantoonbaar voorzien in deskundige begeleiding voor de duur van ten minste 12 maanden en ten hoogste 24 maanden zowel artistiek, zakelijk als op persoonlijke leerdoelen van de nieuwe maker;
toelichting: In de aanvraag moet op basis van een CV worden aangetoond dat sprake is van deskundigheid op het gebied van het begeleiden van een nieuwe maker.
Artikel 7.11.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt maximaal 80% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 50.000,– per aanvraag.
Toelichting: Als de subsidieontvanger al steun heeft ontvangen op basis van de algemene de-minimisverordening dan kan dit gevolgen hebben op de hoogte van de subsidie.
Artikel 7.11.5 Subsidiabele kosten
De loonkosten van de nieuwe maker worden aangemerkt als kosten van derden overeenkomstig artikel 1.1.5 derde lid, waarbij het maximale subsidiabele uurtarief van de nieuwe maker maximaal € 25,- per uur met een maximum van € 2.000,– bruto per maand bedraagt.
Artikel 7.11.8 Weigeringsgronden
In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:
Artikel 7.11.9 Verplichtingen subsidieontvanger
In aanvulling op de artikelen 1.4.1, 1.4.5 en 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht:
Artikel 7.11.10 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie
In aanvulling op artikel 1.5.2 tweede lid bevat een aanvraag voor vaststelling van een subsidie van € 25.000,– of meer een door de nieuwe maker ingevuld evaluatieformulier voorzien van een handtekening. In het evaluatieformulier dient te worden ingegaan op de gerealiseerde artistieke, zakelijke en persoonlijke doelen en de borging ervan in de toekomst.
Toelichting: Een format van een evaluatieformulier wordt bij de verlening van de subsidie meegezonden.
Paragraaf 7.12 Herbestemming Cultureel erfgoed
In de Cultuurnota 2017 – 2020 is onder de titel ‘Erfgoed met Karakter’ opgenomen dat de provincie zich blijft inzetten voor het behoud van het cultureel erfgoed. Met deze regeling kunnen Gedeputeerde Staten subsidie verstrekken aan projecten die zich richten op de herbestemming van monumenten en cultuurhistorische waardevolle gebouwen.
Artikel 7.12.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
cultureel erfgoed: Overijsselse gebouwen en bouwwerken die vanuit het verleden zijn overgebleven, het waard zijn om behouden te blijven en bijdragen aan de karakteristieke identiteit van het gebied;
Te denken valt aan: gebouwen en bouwwerken (niet: roerende zaken) die bijdragen aan de karakteristieke identiteit van het gebied zoals religieus erfgoed (bv. kerken en kloosters), industrieel erfgoed (bv. fabrieken, fabriekscomplexen en molens) en agrarisch erfgoed (bv. boerderijen en schuren). Het kan daarbij gaan om een rijksmonument of een gemeentelijk monument of een gebouw/bouwwerk waar de gemeente een verklaring voor af heeft gegeven dat het van cultuurhistorische waarde is.
Artikel 7.12.2 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor het uitvoeren van een herbestemming op basis van een transformatieplan.
De aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 7.12.2 voldoet aan de volgende criteria:
de subsidiabele activiteit scoort ten minste 40 punten. De punten worden toegekend op basis van scoretabel 1.
Artikel 7.12.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt maximaal 40% van de subsidiabele kosten voor de uitvoering van de herbestemming met een maximum van € 150.000,- per herbestemming.
Toelichting: Indien voor de zelfde subsidiabele activiteit al steun is ontvangen dan kan dit gevolgen hebben op de hoogte van de subsidie.
Artikel 7.12.5 Indieningstermijn aanvraag
In afwijking van artikel 1.2.2 kunnen aanvragen worden ingediend vanaf 12 oktober 2020 vanaf 9.00 uur.
Artikel 7.12.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening
In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag voor subsidie tevens:
de voor de uitvoering van het transformatieplan benodigde vergunningen of een verklaring van de gemeente waaruit blijkt dat de gemeente instemt met de voorgestelde uitvoering van het transformatieplan of een verklaring van de gemeente dat er geen vergunningen voor de uitvoering van de transformatie nodig zijn;
Paragraaf 7.13 Voucherregeling lokale convenanten cultuuronderwijs
Met het Bestuurlijk Kader Cultuur en Onderwijs Overijssel 2019-2026 (BKCO) maken provincie, gemeenten en schoolbesturen zich gezamenlijk verantwoordelijk voor goed cultuuronderwijs in het primair onderwijs. Met het BKCO willen partijen komen tot meer structurele afspraken en inbedding van cultuuronderwijs in provinciaal en lokaal beleid. Om lokale convenanten op het gebied van cultuuronderwijs te faciliteren en stimuleren, stelt de provincie een bijdrage beschikbaar voor het proces gericht op de totstandkoming van een lokaal convenant cultuuronderwijs.
Artikel 7.13.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Lokaal convenant cultuuronderwijs: een lokaal convenant ondertekend door diverse partijen waarin blijk wordt gegeven van meerjarige inhoudelijke en financiële afspraken, een structurele samenwerkingsstructuur, afstemming en agendering met als doel de borging van cultuuronderwijs in het primair onderwijs;
Artikel 7.13.2 Subsidiabele activiteit
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor het proces gericht op de totstandkoming van een lokaal convenant cultuuronderwijs.
Artikel 7.13.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt maximaal 75% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 7.500,- per aanvraag.
Artikel 7.13.5 Subsidiabele kosten
In afwijking van artikel 1.1.6 vierde lid zijn gangbare apparaatskosten van medeoverheden niet subsidiabel.
Toelichting: Dit betekent dat gangbare apparaatskosten van medeoverheden niet subsidiabel zijn en dus ook niet indien de aanvrager kan aantonen dat deze kosten specifiek worden gemaakt ten behoeve van de subsidiabele activiteiten en anders niet zouden zijn gemaakt.
Artikel 7.13.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidie
In aanvulling op artikel 1.2.1 overlegt de aanvrager bij de aanvraag:
een intentieverklaring als bedoeld in artikel 7.13.1.
Toelichting: het format voor de intentieverklaring is te vinden op www.overijssel.nl/subsidie.
Artikel 7.13.8 Weigeringsgronden
In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien de aanvrager al eerder op grond van deze subsidieparagraaf subsidie heeft ontvangen.
Paragraaf 7.14 Cofinanciering noodsteun culturele en creatieve sector Overijssel
Toelichting: Het Rijk biedt noodsteun aan bepaalde organisaties in de Nederlandse culturele en creatieve sector, die als gevolg van de uitbraak van COVID-19 en de maatregelen ter bestrijding ervan wordt geconfronteerd met inkomstenderving.
Deze subsidieparagraaf regelt de met het Rijk overeengekomen provinciale cofinanciering voor die noodsteun voor zover het Overijsselse organisaties betreft.
Artikel 7.14.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Matchingbijdrage Filmtheaters: het Deelreglement Distributie van de Stichting Nederlands Fonds voor de Film (COVID-19) van 16 juni 2020, zoals gepubliceerd op wwww.filmfonds.nl;
Artikel 7.14.2 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen cofinancieringssubsidie verstrekken voor aanvullende ondersteuning van de culturele en creatieve sector, die als gevolg van de uitbraak van COVID-19 en de maatregelen ter bestrijding ervan wordt geconfronteerd met inkomstenderving.
Toelichting: Deze subsidieparagraaf regelt de cofinanciering voor de noodsteun die het Rijk, provincie en de betreffende gemeenten gezamenlijk geven voor de instandhouding van vitale onderdelen in de Overijsselse culturele infrastructuur.
Artikel 7.14.4 Hoogte van de subsidie
In afwijking van het eerste lid kan voor het Filmtheater Fraterhuis in Zwolle een afwijkend subsidiebedrag op grond van deze paragraaf gelden, met als maximum het subsidiebedrag op basis van de Matchingsbijdrage Filmtheaters.
Toelichting: Omdat ook de gemeente 50% van de fondssubsidie als cofinanciering vooraf heeft toegezegd, bedraagt de uiteindelijke, onderlinge verhouding Rijk-provincie-gemeente 50-25-25%. Dat geldt mogelijk niet voor het Filmtheater Fraterhuis te Zwolle. Voor het Filmtheaterhuis Fraterhuis te Zwolle hebben wij vooraf geen provinciale cofinancieringbijdrage kunnen toezeggen. Of voor het Filmtheater Fraterhuis sprake kan zijn van een subsidie op basis van deze paragraaf en in welke omvang, zal afhangen van de besluitvorming van de betreffende fondsen en of het provinciale subsidieplafond nog niet is bereikt met subsidie aan de instellingen die met de beslissing van Gedeputeerde Staten van 2 juni 2020 wél vooraf een provinciale toezegging tot cofinanciering hebben ontvangen. De provinciale subsidie bedraagt niet meer dan het bedrag dat de provincie als cofinanciering beschikbaar zou hebben gesteld wanneer wel vooraf die provinciale cofinancieringsbijdrage had kunnen worden toegezegd.
Artikel 7.14.5 Subsidiabele kosten
De financiële bepalingen van de Compensatieregeling Musea, de Matchingsbijdrage Filmtheaters dan wel de Regeling Fonds Podiumkunsten zijn van overeenkomstige toepassing.
Toelichting: Om de administratieve lasten van deze provinciale cofinancieringssubsidie beperkt te houden sluiten we op basis van artikel 6 van de Algemene Subsidieverordening zo veel mogelijk aan bij de regelgeving en besluitvorming van de betreffende fondsen.
Artikel 7.14.7 Subsidieplafond
Gedeputeerde Staten stellen voor de looptijd van de regeling een subsidieplafond vast.
Artikel 7.14.9 Indieningstermijn aanvraag tot subsidievaststelling
In afwijking van artikel 1.5.2 dan wel artikel 1.5.3 wordt een aanvraag tot vaststelling ingediend binnen 26 weken na het einde van de op basis van de Compensatieregeling Musea, de Matchingsbijdrage Filmtheaters dan wel de Regeling Fonds Podiumkunsten in de betreffende verleningsbeschikking opgenomen subsidieperiode.
Toelichting: Omdat het betreffende fonds de vaststellingsaanvraag beoordeelt en de provincie daar bij wil aansluiten, is de subsidieontvanger een extra periode van 13 weken geboden om een afschrift van de vaststellingsbeschikking van het betreffende fonds bij de provincie in te dienen als zijnde de aanvraag tot vaststelling van de provinciale cofinancieringssubsidie.
Hoofdstuk 8 Kwaliteit openbaar bestuur
Paragraaf 8.1 Dodenherdenking en bevrijdingsfestival
De provincie Overijssel ziet het als haar taak om de Overijsselse burgers bewust te maken van hun verkregen democratische verworvenheden. Daarom vindt de provincie het belangrijk om de nadruk te leggen op de link tussen de dodenherdenking en het bevrijdingfestival.
Artikel 8.1.2 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor:
Artikel 8.1.5 Subsidiabele kosten
De subsidie bedraagt een forfaitair vastgesteld tarief per jaar per activiteit. Artikel 1.1.5 en artikel 1.1.6 zijn niet van toepassing.
Paragraaf 8.2 Kwaliteit openbaar bestuur
De veranderende samenleving vraagt om een interactieve en participerende overheid die dichtbij en bereikbaar is en ruimte geeft aan initiatieven van inwoners en bedrijfsleven. De uitdaging is flexibel in te spelen op ontwikkelingen in de samenleving en tegelijkertijd de duurzaamheid van het beleid te waarborgen en de taken effectief en efficiënt uit te voeren.
Gedeputeerde Staten willen dat het vertrouwen van de samenleving in het openbaar bestuur toeneemt of gelijk blijft. Op grond van deze subsidieparagraaf kunnen overheden of semi-overheden subsidie aanvragen voor activiteiten die bijdragen aan de kwaliteit van het openbaar bestuur.
Artikel 8.2.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
openbaar bestuur: het geheel van structuren en processen waarbinnen voor de maatschappij bindende beslissingen worden genomen.
toelichting: Beslissingen zijn bindend als degenen op wie zij zich richten zich niet aan de werking ervan kunnen onttrekken. Het openbaar bestuur bevat bestuurlijke gezagsdragers en het ambtelijk apparaat. Het maakt deel uit van het maatschappelijk systeem: het geheel van opvattingen, gedragingen en posities in de maatschappij.
semi-overheid: organisaties die wettelijke taken uitvoeren of een publiek belang dienen en een publieke financiering ontvangen.
toelichting: Semi-overheidsorganisaties bevinden zich onder andere in de volgende sectoren: energie, openbaar vervoer, onderwijs, woningcorporaties, gezondheidszorg en welzijn, media. De overheid oefent invloed uit op semi-overheidsorganisaties doordat zij bijvoorbeeld voorwaarden stelt voor het verkrijgen van overheidsgeld.
Artikel 8.2.2 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor activiteiten die bijdragen aan de kwaliteit van het openbaar bestuur in Overijssel.
Artikel 8.2.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 50.000,– per aanvraag.
Toelichting: Als de subsidieontvanger al steun heeft ontvangen op basis van de algemene de-minimisverordening dan kan dit gevolgen hebben op de hoogte van de subsidie.
Paragraaf 8.3 Experimenten bestuursstijl
Een belangrijke ambitie voor de provincie in het coalitieakkoord 2015-2019 "Overijssel werkt' is een modern bestuur te zijn dat goed aangesloten is op de samenleving, ruimte geeft aan initiatieven van inwoners en bedrijfsleven en experimenten met nieuwe vormen van samenwerking stimuleert.
Op grond van deze subsidieparagraaf kunnen Gedeputeerde Staten subsidie verstrekken voor een experiment bestuursstijl, waarbij het zoeken naar een bestuursstijl of samenwerkingsvorm centraal staat. Daarnaast heeft de provincie procesondersteuners beschikbaar, die de initiatiefnemer hierbij kan faciliteren.
Artikel 8.3.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder experimenten bestuursstijl: het zoeken naar een passende bestuursstijl of samenwerkingsvorm, waarbij centraal staat het ontwerpen van geschikte alternatieve werkvormen, het uitlijnen van nieuwe processen, het hanteren van verschillende rollen afhankelijk van aard, omvang van en fase binnen de maatschappelijke opgaven of het zoeken naar de juiste positie en rol voor zowel democratisch gelegitimeerde organen als samenleving.
Artikel 8.3.2 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor een experiment bestuursstijl.
Artikel 8.3.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 25.000,– per aanvraag.
Toelichting: Als de subsidieontvanger al steun heeft ontvangen op basis van de algemene de-minimisverordening dan kan dit gevolgen hebben op de hoogte van de subsidie.
Artikel 8.3.5 Subsidiabele kosten
Uitsluitend kosten van derden zoals bedoeld in artikel 1.1.5 derde lid zijn subsidiabel.
Artikel 8.3.8 Vaststelling subsidie
In afwijking van artikel 1.5.1 en artikel 1.5.2 wordt de subsidie eerst verleend en na de subsidieperiode ambtshalve vastgesteld.
Paragraaf 8.4 Impuls aan sociale acceptatie en veiligheid (regenboogprovincie) 2020 t/m 2023
Doel van deze subsidieparagraaf is om activiteiten te ondersteunen die bijdragen aan sociale veiligheid van LHBTI+ en de vergroting van de individuele ruimte van deze doelgroep om zichzelf te kunnen zijn.
Artikel 8.4.2 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor activiteiten die bijdragen aan sociale veiligheid van LHBTI+ en de vergroting van de individuele ruimte om zichzelf te kunnen zijn.
Toelichting: Hierbij kan gedacht worden aan voorlichting op scholen.
Artikel 8.4.4 Hoogte van de susbidie
De subsidie als bedoeld in artikel 8.4.2 bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 10.000,- per aanvraag.
Artikel 8.4.5 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening
De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Impuls aan sociale acceptatie en veiligheid (regenboogprovincie) 2020 t/m 2023.
Artikel 8.4.7 Weigeringsgronden
In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:
Hoofdstuk 9 Gebiedsontwikkeling
Paragraaf 9.1 Uitvoering Ontwikkelopgave Natura 2000
Deze subsidieparagraaf betreft de uitvoering van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) en de realisatie van de maatregelen ten behoeve van de Natura 2000-gebieden. De partners, zoals genoemd in artikel 9.1.3 maken gezamenlijk met de provincie afspraken over de uitvoering van gebiedsprocessen die hierbinnen uitgevoerd gaan worden. Tevens is en wordt afgesproken wie welk gebiedsproces trekt.
De subsidieverlening vindt plaats in het kader van de uitvoering van de Ontwikkelopgave Natura 2000. PS hebben de kaders hiervoor op 3 juli 2013 en 23 april 2014 vastgesteld (PS/2013/412, ‘Samen verder aan de slag met de EHS’, en PS/2014/62, ‘Uitvoeringsreserve EHS’). De fases in de gebiedsprocessen en -projecten die door partners worden uitgevoerd, vinden binnen deze Ontwikkelopgave en de door PS aangegeven kaders plaats.
Artikel 9.1.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
beheerplan: een plan als bedoeld in artikel 2.3 lid 1 van de Wet Natuurbescherming voor een Natura 2000-gebied in Overijssel;
NNN Maatregelen: de maatregelen die voortvloeien uit de afronding van het Natuurnetwerk Nederland (voorheen de EHS), zoals door Provinciale Staten vastgesteld op 3 juli 2013 (PS/2013/413) in het kader van de Ontwikkelopgave N2000, en gewijzigd door Provinciale Staten op 8 oktober 2014 (PS/2014/702);
niet-PAS-maatregel: een gebiedsspecifieke maatregel of activiteit die wordt genomen ter realisering van de instandhoudingsdoelstellingen. De maatregel of activiteit is opgenomen in een (ontwerp-)beheerplan voor een Natura 2000-gebied in Overijssel of in het rapport ‘Maatregelen voor Natura 2000-soorten in Overijssel en in De Wieden en Weerribben in het bijzonder’ van 24 augustus 2012, dan wel in een door Gedeputeerde Staten goedgekeurd(e) aanpassing of alternatief van voornoemde maatregel of activiteit;
instandhoudingsdoelstelling: de doelstellingen, als bedoeld in artikel 2.1 lid 4 van de Wet Natuurbescherming, voor een Natura2000-gebied;
PAS (Programma Aanpak Stikstof): de landelijke aanpak die, in overeenstemming met de Minister van Defensie en Gedeputeerde Staten van de provincies, is vastgesteld door de Minister van Economische Zaken en de Minister van Infrastructuur en Milieu ingevolge artikel 2.1 van het Besluit Natuurbescherming. Het programma verbindt economie en ecologie door de realisering van de instandhoudingsdoelstellingen voor de Natura 2000-gebieden samen te laten gaan met economische ontwikkelingen;
PAS-maatregel: een gebiedsspecifieke maatregel of activiteit die wordt genomen ter uitvoering van het PAS en die tot doel heeft het herstellen en robuuster maken van de habitattypen en leefgebieden van soorten die gevoelig zijn voor stikstof, zodat deze beter beschermd zijn tegen de hoge stikstofbelasting. De maatregel of activiteit als zodanig is opgenomen in een PAS-gebiedsanalyse, dan wel een door Gedeputeerde Staten goedgekeurd(e) aanpassing of alternatief van voornoemde maatregel of activiteit;
PAS-gebiedsanalyse: een ecologische analyse van een stikstofgevoelig Natura2000-gebied in Overijssel, deel uitmakend van de passende beoordeling van de PAS. In de analyse zijn maatregelen opgenomen die dienen ter verzekering dat de kwaliteit van habitattypen en leefgebieden van soorten niet verder achteruit gaat of verbetert;
Artikel 9.1.2 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor:
het realiseren van een gebiedsplan of –offerte danwel het realiseren van interne maatregelen (fase 3), waarbij voor particuliere grondeigenaren, als bedoeld in artikel 9.1.3 lid 1 sub a (ii) geldt dat een subsidieaanvraag niet eerder mogelijk is dan nadat zijn of haar percelen zijn opengesteld op de Ambitiekaart die onderdeel is van het Natuurbeheerplan Overijssel;
Toelichting: De Ambitiekaart is te vinden op http://gisopenbaar.overijssel.nl/viewer/app/atlasvanoverijssel_basis/v1 (kaartlaag: Landelijk Gebied / Natuurbeheerplan / Ambitiekaart).
Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 9.1.2 voldoet aan de volgende criteria:
een partner van Samen werkt Beter, zijnde Landschap Overijssel, LTO Noord, Natuurmonumenten, Natuur en Milieu Overijssel, Natuurlijk Platteland Oost, Overijssels Particulier Grondbezit, RECRON, Staatsbosbeheer, VNG Overijssel; een Overijsselse gemeente; VNO-NCW; of de Waterschappen Drents-Overijsselse Delta, Vechtstromen en Rijn & IJssel; dan wel
een natuurlijk persoon of een privaatrechtelijke rechtspersoon, die eigenaar is van gronden die relevant zijn voor de Ontwikkelopgave en waarvan de gronden vallen binnen de begrenzing van de Omgevingsvisie, waarbij de subsidiabele kosten zich beperken tot activiteiten in het kader van fase 2, 3 en 4;
Artikel 9.1.5 Subsidiabele kosten
In aanvulling op artikel 1.1.5 eerste lid geldt voor de loonkosten als maximum de tarieven zoals opgenomen in de Handleiding Overheidstarieven, op basis van de tarieven uit de tabel ‘integrale loonkosten’, kosten-plus tarief. Per 1 januari 2018 worden de maximum tarieven jaarlijks bijgesteld op basis van de HICP-index ten opzichte van de Handleiding Overheidstarieven 2017.
Voor het afleiden van het maximale tarief per functie sluit de subsidieaanvrager hierbij per functie aan op een passende of vergelijkbare functieschaal van het functiegebouw van de Rijksoverheid;
Toelichting: Het Functiegebouw van de Rijksoverheid is te vinden op https://www.functiegebouwrijksoverheid.nl/functiegebouw-html.
Artikel 9.1.6 Niet subsidiabele kosten
In aanvulling op artikel 1.1.6 zijn de volgende kosten niet subsidiabel:
Artikel 9.1.9 Weigeringsgronden
In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:
Artikel 9.1.10 Verplichtingen subsidieontvanger
In aanvulling op de artikelen 1.4.1, 1.4.5 en 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht:
de uitvoering van de NNN- dan wel Natura 2000-maatregelen te realiseren conform de beheerplannen dan wel de door Gedeputeerde Staten daartoe vastgestelde plannen waarin deze maatregelen worden beschreven. Voor zover voor de uitvoering nader onderzoek nodig is naar de vorm en maatvoering van de Natura2000-maatregelen, behoeft het uiteindelijke plan van uitvoering de goedkeuring van Gedeputeerde Staten.
Artikel 9.1.11 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot vaststelling
In aanvulling op de artikelen 1.5.2 en 1.5.3 bevat de aanvraag tot vaststelling van de subsidie een verklaring van de subsidieontvanger of er al dan niet sprake is geweest van voordelen op grond van economische activiteiten, die een gevolg zijn van de uitvoering van door deze regeling gesubsidieerde PAS- dan wel niet PAS-maatregelen. Deze voordelen worden in mindering gebracht op de vast te stellen subsidie.
Paragraaf 9.4 Verplaatsing landbouwbedrijfsgebouwen vanwege de ontwikkelopgave Natura 2000
In de Omgevingsvisie van Overijssel is, ten behoeve van het Natuurnetwerk Nederland (hierna NNN genoemd), onder meer het uitwerkingsgebied ontwikkelopgave Natura2000 opgenomen. Binnen de begrenzing van dit uitwerkingsgebied dienen maatregelen te worden genomen die de realisering van het NNN en de instandhouding van de Natura2000-gebieden bewerkstelligen.
Doel van deze maatregelen is het toekomstbestendig maken van de Natura 2000 gebieden. De neerslag van stikstof (stikstofdepositie) is één van de belangrijkste belemmeringen om de Europese natuurdoelen te halen. De huidige neerslag in een groot aantal Natura 2000-gebieden is veel hoger dan leefgebieden van planten en dieren kunnen verdragen. De Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) moet het probleem van teveel stikstof in Nederland, door bijvoorbeeld uitlaatgassen en mest, oplossen. PAS-maatregelen moeten ervoor zorgen dat er een goede balans wordt gevonden tussen behoud en herstel van natuurlijke kwaliteiten en de economische ontwikkeling in Overijssel. Op die manier ontstaat weer ontwikkelingsruimte voor de economie (onder andere de landbouw) in Overijssel.
De provincie is verantwoordelijk voor de uitvoering van effectgerichte maatregelen in en rond de Natura 2000-gebieden.De gronden binnen het uitwerkingsgebied dienen tijdig beschikbaar te komen zodat de maatregelen ook daadwerkelijk kunnen worden gerealiseerd binnen de gestelde termijnen. In geval van aankoop van een agrarisch bedrijf geldt als regel dat alleen de gronden binnen de begrenzing van de ontwikkelopgave verworven kunnen worden op basis van volledige schadeloosstelling. Gronden daarbuiten kunnen slechts tegen marktwaarde worden aangekocht. Soms heeft een agrarisch bedrijf een sleutelpositie in de realisering van de ontwikkelopgave, doch is aankoop tegen volledige schadeloosstelling conform onteigeningssystematiek niet mogelijk. Met onderhavige subsidieregeling bestaat de mogelijkheid voor een afgebakende groep van eigenaren om bovenop de marktwaarde een aanvullende vergoeding te krijgen. Aangesloten is bij de mogelijkheden tot staatssteun die de Vrijstellingsverordening Landbouw: Verordening (EU) Nr. 702/2014 biedt. Op grond van artikel 16 van deze verordening bestaat de mogelijkheid steun te verlenen voor investeringen in verband met de verplaatsing van landbouwbedrijfsgebouwen. Daar waar sprake is van terminologie waarvoor al een definitie is opgenomen in de verordening wordt voor de betreffende definitie verwezen naar artikel 2 van de verordening.
De bevoorschotting geschiedt conform artikel 1.3.2. Bewust is gekozen om de voorschotverlening in de regeling niet op voorhand te verankeren aan harde momenten. De uitvoering van een verplaatsing (en daarmee gepaard gaande kosten) zal per situatie immers verschillend zijn. De conform artikel 9.4.7 overgelegde investeringsbegroting en plan van uitvoering van werkzaamheden met daaraan gekoppelde tijdsplanning zullen als input dienen voor de door Gedeputeerde Staten te bepalen voorschottermijnen. Aanvrager zal verzocht worden om bepaalde bewijsstukken te overleggen dat voldaan zal worden aan de in artikel 9.4.10 genoemde verplichtingen alvorens tot uitbetaling van voorschotten wordt overgegaan. Welke bewijsstukken dit zijn, zal uit de beschikking subsidieverlening en voorschotverlening blijken.
Artikel 9.4.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
uitwerkingsgebied Ontwikkelopgave Natura 2000: gebieden waar maatregelen genomen moeten worden om natuurwaarden in nabijgelegen Natura 2000- gebieden te beschermen, die als zodanige gebiedscategorie zijn aangegeven op de bij Omgevingsverordening 2009 behorende kaarten van een deelgebied van het NNN;
Artikel 9.4.2 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de verplaatsing van een landbouwbedrijfsgebouw ter bevordering van de grondverwerving ten behoeve van de Ontwikkelopgave Natura 2000.
Toelichting: Dit artikel benoemt enerzijds de activiteit waarvoor subsidie kan worden aangevraagd, te weten verplaatsing van een landbouwbedrijfsgebouw en specificeert anderzijds het algemeen belang dat de steunverlening rechtvaardigt: de OntwikkelopgaveNatura 2000 zoals hierboven uiteengezet in de algemene toelichting. Aankoop van vervangende gronden is niet subsidiabel.
Een aanvraag voor subsidie moet voldoen aan de volgende criteria:
de aanvrager is een natuurlijk persoon of een rechtspersoon die, ten tijde van het sluiten van de onder sub d vermelde overeenkomst inzake bedrijfsverplaatsing, het eigendom, regulier pachtrecht of erfpachtrecht heeft van grond behorend bij een landbouwbedrijf dat vanwege de Ontwikkelopgave Natura 2000 wordt verplaatst;
toelichting: Onder pachtrecht wordt geen geliberaliseerde pacht of teeltpacht verstaan.
cultuurgrond behorend tot het landbouwbedrijf is deels gelegen binnen het Uitwerkingsgebied Ontwikkelopgave Natura 2000, niet zijnde Nadere Uitwerking Rivierengebied;
toelichting: Door als criterium te stellen dat de gronden deels gelegen dienen te zijn binnen de begrenzing van het Uitwerkingsgebied Ontwikkelopgave Natura 2000 wordt het doel gewaarborgd waarvoor de regeling bedoeld is: voortgang in de uitvoering van de Ontwikkelopgave Natura 2000. Hieruit vloeit ook de eis voort dat het cultuurgrond, oftewel grond in gebruik voor akkerbouw en/of veeteelt, dient te betreffen.
er is een overeenkomst inzake bedrijfsverplaatsing met de provincie Overijssel gesloten;
toelichting: In het kader van de grondverwerving voert de provincie een analyse van de sleutelposities binnen de deelgebieden uit. Interesse van agrarische bedrijven in de regeling zal worden gepeild waarbij de nadruk zal liggen op de resultaten van de sleutelpositie analyse. Nut, noodzaak en financiële haalbaarheid van de aankoop door de provincie zal dienen te blijken uit een provinciaal opgestelde business case alvorens onderhandelingen over een overeenkomst inzake bedrijfsverplaatsing gevoerd zullen kunnen worden. Over de cultuurgrond binnen het Uitwerkingsgebied Ontwikkelopgave Natura 2000 dient overeenstemming tot zelfrealisatie ofwel tot levering aan de provincie te bestaan. Indien de agrariër slechts een regulier pacht- of erfpachtrecht heeft tot de grond zal tussen provincie Overijssel, eigenaar en aanvrager overeenstemming dienen te bestaan betreffende de zelfrealisatie en/of levering van de grond almede een regeling betreffende de beëindiging van het gebruikrecht. Dit kan blijken uit een driepartijenovereenkomst dan wel meerdere separate verklaringen.
De overeenstemming tot levering van de tot het bedrijf behorende gronden en opstallen zal meestal zijn beslag krijgen door koop of ruil. Andere voorbeelden van overeenstemming tot levering zijn een Wilg-kavelruilovereenkomst of een overeenkomst inzake inbreng en toedeling van gronden vooruitlopend op een plan van toedeling als bedoeld in artikel 51 van de Wet inrichting landelijk gebied. In de overeenkomst inzake bedrijfsverplaatsing zal, indien gewenst, een ontbindingsgrond voor het deel gelegen buiten het Uitwerkingsgebied Ontwikkelopgave Natura 2000 worden opgenomen voor het geval de subsidie niet verstrekt wordt.
Gedeputeerde Staten kunnen afwijken van het criterium genoemd in het eerste lid onder sub c mits het landbouwbedrijf dat wordt verplaatst een essentiële bijdrage levert aan de Ontwikkelopgave Natura 2000 in die zin dat het een sleutelpositie inneemt in het kader van de grondverwerving ten behoeve van de Ontwikkelopgave Natura 2000.
Artikel 9.4.4. Hoogte van de subsidie
Toelichting: Gezien de maximale bedragen in lid 1 sub c (€ 400.000,–) en lid 2 (€ 100.000,–), zal het bedrag aan subsidie voor verhuizing, opbouw en advieskosten per landbouwbedrijf totaal maximaal € 500.000,– bedragen. In het geval dat tevens demontage op de oude locatie door de provincie wenselijk wordt geacht en dit blijkt uit de overeenkomst inzake bedrijfsverplaatsing, zal het totaal subsidiebedrag maximaal € 600.000,– kunnen bedragen. Bij de laatste mogelijkheid dient de navolgende kanttekening geplaatst te worden: overeenkomstig art. 9.4.3 lid 1 sub f zal het totale subsidiebedrag binnen de steunmogelijkheden die de Vrijstellingsverordening Landbouw biedt dienen te blijven. Hierin is bepaald dat wanneer een verplaatsing naast demonteren, verhuizen en weer opbouw leidt tot een modernisering van voorzieningen of een verhoging van productiecapaciteit, de kosten van modernisering van de voorzieningen of verhoging van de productiecapaciteit slechts voor 40% subsidiabel zijn en de maximale steun in dat geval € 500.000,– per onderneming per investeringsproject mag bedragen. Er is geen sprake van ‘gepaard gaan met modernisering’ indien het loutere vervanging van een bestaand gebouw of van bestaande voorzieningen door een nieuw modern gebouw of nieuwe, moderne voorzieningen betreft waarbij de betrokken productie of technologie niet fundamenteel wordt gewijzigd.
voor demonteren: maximaal 100% van de werkelijk gemaakte kosten van demonteren van de bestaande voorzieningen op de oude locatie, doch nooit meer dan € 25,– per m2 te slopen bedrijfsgebouw tot een maximum van totaal € 100.000;
toelichting: Onder kosten van demonteren worden nadrukkelijk alleen de kosten voor het demonteren van bestaande voorzieningen op de oude locatie verstaan. Deze kosten zijn conform artikel 9.4.3 eerste lid sub e alleen subsidiabel als uit de overeenkomst inzake bedrijfsverplaatsing blijkt dat de provincie sloop wenselijk acht.
voor opbouw: maximaal 40% doch nooit meer dan € 400.000 van het navolgende berekende verschil. Het betreft het verschil tussen enerzijds de waarde en eventuele investeringskosten van installaties en bedrijfsgebouwen op de hervestiginglocatie, exclusief de bedrijfswoning en de ondergrond en inclusief de sloop van niet bruikbare bedrijfsgebouwen op de hervestiginglocatie, en anderzijds de waarde van installaties en bedrijfsgebouwen, exclusief de bedrijfswoning en de ondergrond op de te verlaten locatie. Beide waarden worden vastgesteld door middel van een in opdracht van de provincie uitgevoerde taxatie. Sloopkosten van de niet bruikbare bedrijfsgebouwen op de hervestiginglocatie zullen tegen maximaal € 25 per m2 te slopen bedrijfsgebouw opgevoerd kunnen worden.
toelichting: Een koopovereenkomst van bestaand onroerend goed geeft regelmatig niet de waarde in het economisch verkeer van de bedrijfsgebouwen weer. Voor een juiste onderbouwing van het subsidiebedrag zal, voor zowel de te verlaten locatie als de hervestigingslocatie, de provincie opdracht geven tot het uitvoeren van een taxatie. Bij taxatie van de installaties geldt dat geen rekening wordt gehouden met een eventuele restwaarde.
Verplaatsing kent de navolgende deelactiviteiten: demontage, verhuizing en opbouw. Voor deze deelactiviteiten kan -indien voldaan wordt aan de criteria- subsidie worden aangevraagd. Voor zover een aanvrager zich laat adviseren door een derde over deze deelactiviteiten, zijn deze advieskosten subsidiabel overeenkomstig de grondslag in dit artikel.
Toelichting: Als de subsidieontvanger al steun heeft ontvangen voor de subsidiabele activiteit dan kan dit gevolgen hebben op de hoogte van de subsidie.
De subsidie en het aankoopbedrag van het te verplaatsen bedrijf gezamenlijk kan nooit meer bedragen dan de hoogte van een volledige schadeloosstelling op grond van de onteigeningswet indien het fictieve uitgangspunt gehanteerd zou worden dat het landbouwbedrijf in reconstructie zou worden gebracht.
toelichting: Deze regeling voorziet in de gevallen dat verwerving van het landbouwbedrijf tegen volledige schadeloosstelling conform de uitgangspunten van de onteigeningswet niet aan de orde is, omdat niet aan de (wettelijke) vereisten daarvoor wordt voldaan. Het totaalbedrag van de aankoopsom van de gronden en de bedrijfsverplaatsingsubsidie kan nimmer meer bedragen dan het volledige schadeloosstellingbedrag waarop aanvrager recht zou hebben gehad als zijn gronden wel in een onteigeningsprocedure betrokken hadden kunnen worden; dit was immers dan het maximaal wettelijke toegestane bedrag geweest.
Artikel 9.4.5. Subsidiabele kosten
Indien sprake is van interne loonkosten van de aanvrager, dan bedraagt deze overeenkomstig artikel 1.1.5 eerste lid sub b, € 35,– per uur.
Toelichting: In artikel 1.1.5. is de kapstok opgenomen waaraan de subsidiabele kosten worden opgehangen. Voor de demontagekosten, verhuiskosten en opbouwkosten, respectievelijk bedoeld onder artikel 9.4.4. eerste lid onder sub a, b, en c, geldt dat deze overeenkomstig 1.1.5. subsidiabel zijn. Voor een uitleg van het gemaakte onderscheid naar ‘interne loonkosten’, ‘kosten voor gebruik van apparatuur’, ‘kosten voor gebruik van materiaal’ en ‘kosten van derden’ wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 1.1.5. Interne loonkosten zijn subsidiabel tegen € 35,- per uur conform artikel 1.1.5. lid 1 sub b.
In afwijking van artikel 1.1.6 sub a wordt voor de grondslag genoemd onder artikel 9.4.4 eerste lid sub c de kostenpost onvoorzien wel als subsidiabele kosten in de zin van artikel 1.1.5 aangemerkt tot een maximum van 15% van de totale investeringskosten.
Toelichting: In de praktijk is het gangbaar bij aanvang in een bouwinvesteringsraming een ‘post onvoorzien’ ter grootte van 15% op te nemen. Om recht te doen aan deze praktijk kan bij de aanvraag deze post tot een maximum van 15% van de totale investeringskosten worden opgevoerd.
Artikel 9.4.6. Niet subsidiabele kosten
In aanvulling op artikel 1.1.6 zijn de volgende kosten niet subsidiabel:
kosten die gefinancierd zijn op grond van een Rood voor Rood-regeling.
toelichting: In Overijssel zijn meerdere Rood-voor Rood-regelingen van kracht. Een dergelijke regeling beoogt een impuls te geven aan de ruimtelijke kwaliteit van het platteland. Een aanvrager dient een minimaal voorgeschreven aantal m2 landschapontsierende bedrijfsbebouwing te slopen en te investeren in landschapsverbetering. Ter compensatie wordt hiervoor een bouwkavel toegekend. De financiering van de sloopkosten en investering in de ruimtelijke kwaliteit wordt uit de waarde van deze bouwkavel gefinancierd. De provincie Overijssel kende in het verleden ook een eigen Rood voor Rood regeling. Naast toekenning van een bouwkavel voor sloop en investeringskosten in ruimtelijke kwaliteit was het mogelijk een bouwkavel toegekend te krijgen indien een landbouwbedrijf werd verplaatst. Ofschoon deze regeling inmiddels niet meer van kracht is, dient uitgesloten te zijn dat een aanvrager voor de diverse subsidieonderdelen reeds gebruik heeft gemaakt van nog vigerende gemeentelijke regelingen die eveneens een overlap vertonen met onderhavige regeling.
Artikel 9.4.7 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening
In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie tevens de volgende informatie:
toelichting: De onder sub b, c en d overgelegde stukken zijn noodzakelijk voor het kunnen bepalen van de voorschottermijnen alsmede de hoogtes daarvan. Zie hiervoor ook de algemene toelichting. Voor een toelichting bij sub e wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 9.4.6 sub c.
Artikel 9.4.9 Weigeringgronden
In aanvulling op artikel 1.1.7 wordt de subsidie geweigerd indien aanvrager een onderneming betreft die in één van navolgende financiële moeilijkheden verkeert:
Toelichting: Ter voorkoming van het verstrekken van ongeoorloofde staatssteun dient aanvrager te verklaren dat de onderneming niet in één van de in dit artikel genoemde financiële moeilijkheden verkeert.
in het geval van een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (niet zijnde een kmo die minder dan drie jaar bestaat): wanneer meer dan de helft van haar geplaatste aandelenkapitaal door de opgebouwde verliezen is verdwenen. Dit is het geval wanneer het in mindering brengen van de opgebouwde verliezen op de reserves (en alle andere elementen die doorgaans worden beschouwd als een onderdeel van het eigen vermogen van de onderneming), een negatieve uitkomst oplevert die groter is dan de helft van het geplaatste aandelenkapitaal. Voor de toepassing van deze bepaling worden met ‘vennootschap met beperkte aansprakelijkheid’ met name de in bijlage I bij Richtlijn 2013/34/EU bedoelde rechtsvormen van ondernemingen bedoeld en omvat het ‘aandelenkapitaal’ ook het eventuele agio;
in het geval van een onderneming waarin ten minste een aantal van de vennoten onbeperkt aansprakelijk is voor de schulden van de onderneming (niet zijnde een kmo die minder dan drie jaar bestaat): wanneer meer dan de helft van het kapitaal van de onderneming zoals dat in de boeken van de onderneming is vermeld, door de gecumuleerde verliezen is verdwenen. Voor de toepassing van deze bepaling worden met ‘een onderneming waarin ten minste een aantal van de vennoten onbeperkt aansprakelijk is voor de schulden van de onderneming’ met name de in bijlage II bij Richtlijn 2013/34/EU bedoelde rechtsvormen van ondernemingen bedoeld;
Artikel 9.4.10. Verplichtingen subsidieontvanger
In aanvulling op de artikelen 1.4.1, 1.4.5 en 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht:
binnen vierentwintig maanden na het sluiten van de in artikel 9.4.3 sub d genoemde overeenkomst inzake bedrijfsverplaatsing, een landbouwbedrijf op een andere plaats te vestigen. Indien door aantoonbare overmacht de hervestiging van een volwaardig bedrijf op een andere plaats binnen de gestelde termijn niet mogelijk is kan de termijn voor hervestiging verlengd worden met maximaal vierentwintig maanden. De hervestiging zal na verlenging nooit later zijn dan zestien maanden na het verkrijgen van de benodigde vergunningen voor de hervestiging van het landbouwbedrijf. Onder overmacht wordt in ieder geval verstaan:
de hervestiging van het landbouwbedrijf op een volwaardige wijze te laten plaatsvinden op een locatie die als duurzaam voor landbouwdoeleinden wordt aangemerkt;
toelichting: Van volwaardige hervestiging is sprake indien het verplaatste bedrijf een omvang heeft van minimaal 50.000 eenheden Standaard Verdiencapaciteit. De locatie wordt als duurzaam voor landbouwdoeleinden aangemerkt indien hervestiging plaats kan vinden zonder juridische en feitelijke obstakels. Achtergrond van deze verplichtingen is dat het onwenselijk wordt geacht dat er een verplaatsingssubsidie wordt toegekend om realisatie van de Ontwikkelopgave N2000 mogelijk te maken en de opvolgende locatie vervolgens onvoldoende geschikt blijkt om de bedrijvigheid voort te zetten, dan wel op voorhand de levensvatbaarheid van het bedrijf twijfelachtig is omdat het bedrijfsmatig gebruik niet kan worden gecontinueerd.
Hoofdstuk 10 Sociale kwaliteit
Paragraaf 10.2 Zelfstandig leven en gezond bewegen
Gedeputeerde Staten willen met deze subsidieregeling bijdragen aan de versterking van de sociale kwaliteit en met name het zelforganiserend vermogen van inwoners van Overijssel.
Artikel 10.2.1 Begripsbepalingen:
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Toelichting: Het statenvoorstel is te vinden op www.overijssel.nl/subsidie.
Artikel 10.2.2 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor:
Toelichting:Voorbeelden zijn het ontwikkelen van een visie die bijdraagt aan een toekomstbestendig voorzieningenniveau, een haalbaarheidsonderzoek voor een multifunctioneel dorpshuis realiseren van vastgoed en zorgvastgoed, het maken van een businesscase voor een sociale onderneming, coöperatie of zorgcoöperatie of het ontwikkelen van een duurzaam organisatiemodel voor een (beweeg)activiteit.
In aanvulling op het eerste lid geldt voor een aanvraag voor subsidies als bedoeld in artikel 10.2.2 sub a dat:
indien de subsidiabele activiteit betrekking heeft op lokaal maatschappelijk vastgoed, zorgvastgoed of het maken van een dorpsvisie of –plan, betrokkenheid van de betreffende gemeente vereist is;
Toelichting: het proces van lokale visievorming of een haalbaarheidonderzoek naar het optimaliseren van het gebruik van maatschappelijk vastgoed, vastgoed of zorgvastgoed in een gemeenschap kan onderdeel zijn van de opstartfase. In dat geval is het een voorwaarde dat de gemeente betrokken is.
na afronding van de verkenning, in geval van onderzoek naar de haalbaarheid of doorontwikkeling, het project startklaar is of, in geval van een pilot, beproefd is. Het resultaat van de verkenning maakt inzichtelijk of en hoe het initiatief de sociale kwaliteit versterkt. Helder is hoe een gemeenschap of doelgroep betrokken is, welke activiteiten of organisatievorm tot goede resultaten leiden en hoe een duurzaam exploitatiemodel voor het project is vormgegeven.
In aanvulling op het eerste lid geldt voor een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 10.2.2 sub b dat:
de activiteit naast een bijdrage aan sociale kwaliteit ook bijdraagt aan minimaal één ander provinciaal doel binnen de kerntaken van de provincie;
Toelichting: Provinciale kerntaken zijn ruimtelijke ontwikkeling, milieu en energie, vitaal platteland, mobiliteit, regionale economie, culturele infrastructuur en monumentenzorg, kwaliteit openbaar bestuur, gebiedsontwikkelingen en sociale kwaliteit.
Artikel 10.2.4 Hoogte van de subsidie
Toelichting: Als de subsidieontvanger al steun heeft ontvangen op basis van de algemene de-minimisverordening dan kan dit gevolgen hebben op de hoogte van de subsidie.
Artikel 10.2.5 Subsidiabele kosten
In afwijking van artikel 1.1.5 eerste lid zijn alleen de interne loonkosten subsidiabel die berekend zijn met de systematiek als bedoeld in artikel 1.1.5 lid 1 onder b.
Artikel 10.2.9 Weigeringsgrond
In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie als bedoeld in artikel 10.2.2 sub b, indien de te verstrekken subsidie lager is dan € 25.000,-.
Artikel 10.2.10 Verplichtingen subsidieontvanger
In aanvulling op artikel 1.4.1, 1.4.5 en artikel 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht:
De opgedane kennis en ervaring te presenteren aan de provincie en te delen op een platform dat beschikbaar is gesteld via www.jijenoverijssel.nl/socialekwaliteit.
Toelichting: hiervoor maakt u afspraken met de beleidsmedewerker Sociale Kwaliteit van de provincie.
Paragraaf 10.3 Samen voor elkaar - Een leven lang bewegen
Gedeputeerde Staten hechten veel waarde aan maatschappelijke initiatieven in Overijssel, omdat deze de sociale verbanden versterken, maatschappelijke deelname vergroten en de eigen burgerkracht bevorderen.Gedeputeerde Staten ondersteunen maatschappelijke initiatieven die een collectief belang dienen, die niet gericht zijn op persoonlijke belangen en die geen winstoogmerk hebben. Voorbeelden van maatschappelijke initiatieven zijn nieuwe ontmoetingsplekken, het gezamenlijk inrichten en onderhouden van openbare ruimte of het organiseren van lokale voorzieningen of diensten. In 2018 willen Gedeputeerde Staten meer aandacht voor Een Leven Lang Bewegen. Hiervoor wordt een subsidiemogelijkheid voor maatschappelijke initiatieven die bijdragen aan gezondere inwoners en meer bewegen voor inwoners gecreëerd.
Artikel 10.3.2 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor een maatschappelijk initiatief dat bijdraagt aan meer sporten en bewegen in Overijssel.
Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 10.3.2 voldoet aan de volgende criteria:
de aanvrager is geen natuurlijk persoon én is volgens het register van de Kamer van Koophandel gevestigd in Overijssel;
Toelichting: Een maatschappelijk initiatief van een natuurlijk persoon kan alleen voor de subsidie in aanmerking komen als de aanvrager een rechtspersoon zoals een stichting of een vereniging is.
de activiteit is een maatschappelijk initiatief dat betrekking heeft op:
Toelichting: Noaberschap is te zien aan de inzet van vrijwilligers, lokale initiatieven voor de eigen leefomgeving of nieuwe samenwerkingsverbanden op het gebied van leefbaarheid waarbij het zelforganiserend vermogen van inwoners van Overijssel een impuls krijgt.
Bij zelforganiserend vermogen gaat het er om dat initiatiefnemers zich als groep organiseren om voor een gedeeld idee een plan te bedenken en uit te voeren. De initiatiefnemers zijn zelf verantwoordelijk voor de organisatie, het in gang zetten van het initiatief en de verbinding met de samenleving en andere betrokken partijen.
Artikel 10.3.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt maximaal € 3.000,- per aanvraag.
Toelichting: De te verstrekken subsidie mag op grond van artikel 1.1.7 tweede lid niet lager zijn dan € 1.000,-
Artikel 10.3.5 Subsidiabele kosten
In afwijking van artikel 1.1.5 en 1.1.6 eerste, tweede en vierde lid zijn alle kosten die doelmatig en rechtstreeks toerekenbaar zijn aan de subsidiabele activiteit subsidiabel.
Toelichting: Inspanningen en uitgaven voor de te subsidiëren activiteiten dragen bij aan de realisatie van het beoogde doel en de hiervoor ingezette middelen en kosten staan daarmee in verhouding. Artikel 1.1.6 derde lid is wel van toepassing. Dit betekent dat kosten die buiten de subsidieperiode zijn uitgevoerd, niet subsidiabel zijn.
Indien sprake is van een aanvraag die betrekking heeft op een bestaand maatschappelijk initiatief , zijn alleen kosten voor vernieuwende elementen die bijdragen aan zelforganiserend vermogen subsidiabel.
Artikel 10.3.6 Indieningstermijn aanvraag tot subsidieverlening
In afwijking van artikel 1.2.2 geldt dat een aanvraag om subsidie kan worden ingediend:
Artikel 10.3.7 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening
De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het digitale aanvraagformulier: Samen voor elkaar.
Artikel 10.3.9 Weigeringsgronden
In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien;
Artikel 10.3.10 Verplichtingen subsidieontvanger
In aanvulling op de artikelen 1.4.1, 1.4.5 en 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht:
leerervaringen binnen twaalf maanden na de datum van verlening van de subsidie te delen op een platform dat beschikbaar is gesteld via www.overijssel.nl/thema's/sociale-kwaliteit/.
Toelichting: om bij te dragen aan kennisdeling in de Provincie deelt de aanvrager de eigen leerervaringen van het proces rondom het maatschappelijke initiatief.
Paragraaf 10.4 Bewegen in de openbare ruimte 2.0
Op basis van deze subsidieparagraaf kunnen aanvragers een subsidie aanvragen voor fysieke aanpassingen en activiteiten die bijdragen aan het benutten van de openbare ruimte voor meer sporten en bewegen in de ruimste zin van het woord. De aanvrager kan een subsidiebedrag ontvangen van minimaal € 10.000,- en maximaal € 25.000,-.
Artikel 10.4.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Toelichting: Plaatsen die onder de openbare ruimte vallen zijn onder andere straten, wandelpaden, pleinen en parken.
Artikel 10.4.2 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor activiteiten die bijdragen aan het benutten van de openbare ruimte voor meer sporten en bewegen in Overijssel.
Toelichting: Hierbij kan het gaan om zowel fysieke aanpassingen die een nieuwe activiteit mogelijk maken, als om nieuwe georganiseerde activiteiten.
Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 10.4.2 voldoet aan de volgende criteria:
Artikel 10.4.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie als bedoeld in artikel 10.4.2 bedraagt maximaal 75% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 25.000,- per aanvraag.
Artikel 10.4.7 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening
In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 10.4.2 een schriftelijke verklaring van de gemeente waaruit blijkt dat de betreffende gemeente toestemming heeft gegeven om de betreffende activiteiten in de openbare ruimte te mogen uitvoeren.
Artikel 10.4.8 Weigeringsgronden
In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:
Paragraaf 10.5 Vitale en gezonde samenleving 2020
Gedeputeerde Staten hechten veel waarde aan maatschappelijke-, culturele- of sportinitiatieven (hierna te noemen: initiatieven) in Overijssel, omdat deze de sociale verbanden versterken, maatschappelijke deelname vergroten en de eigen burgerkracht bevorderen. Gedeputeerde Staten ondersteunen initiatieven die een collectief belang dienen, die niet gericht zijn op persoonlijke belangen en die geen winstoogmerk hebben. In 2020 willen Gedeputeerde Staten meer aandacht voor initiatieven die betrekking hebben op de gevolgen van coronacrisis en bijdragen aan een vitale en gezonde samenleving. Voorbeelden van initiatieven zijn het ontwikkelen van ontmoetingsplekken die aansluiten op in de 1,5 meter samenleving, het gezamenlijk inrichten van openbare ruimte of het organiseren van lokale maatschappelijke, culturele of sport activiteiten. Denk bijvoorbeeld aan locatietheater, bereiken van nieuwe doelgroepen voor lokale sportverenigingen of projecten die eenzaamheid voorkomen.
Ook kan een initiatief een haalbaarheidsonderzoek zijn of het inkopen van een advies over een nieuwe dienst, product of over het ontwikkelen van een nieuw of ander verdienmodel.
Als het gaat om investeringen in digitalisering, kunnen maatschappelijk organisaties zoals scholen, coöperaties, zorg- en cultuur instellingen voor zover ze ondernemer zijn ook gebruik maken van paragraaf 6.37. Stapeling van subsidie voor dezelfde activiteiten is op basis van artikel 1.1.7 derde lid niet mogelijk.
Artikel 10.5.5 Subsidiabele kosten
Uitsluitend kosten derden zoals bedoeld in artikel 1.1.5 derde lid zijn subsidiabel.
Toelichting: Dit betekent dat bijvoorbeeld de eigen uren van de aanvrager niet subsidiabel zijn.
Artikel 10.5.8 Indieningstermijn aanvraag tot subsidieverlening
In afwijking van artikel 1.2.2 geldt dat een aanvraag om subsidie kan worden ingediend vanaf 3 augustus 2020 vanaf 9.00 uur;
Artikel 10.5.9 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening
De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het digitale aanvraagformulier Vitale en gezonde samenleving 2020.
Artikel 10.5.10 Weigeringsgronden
In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien;
Artikel 10.5.11 Verplichtingen subsidieontvanger
In aanvulling op de artikelen 1.4.1, 1.4.5 en 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht:
leerervaringen binnen twaalf maanden na de datum van subsidieverlening te delen met de betrokken samenleving, via het eigen account op www.samenvoorelkaar.nl of via eigen social media kanalen en daarbij de Provincie Overijssel te taggen door middel van de hashtags #vitaalgezondoverijssel en #samenvoorelkaar.
Toelichting: Om bij te dragen aan kennisdeling deelt de aanvrager de eigen leerervaringen van het proces rondom het maatschappelijke initiatief.
Paragraaf 10.6 Sociale hypotheek Overijssel
Vanwege het Corona virus waren multifunctionele accommodaties (Mfa’s) zoals dorpshuizen en kulturhusen landelijk verplicht hun deuren te sluiten. Hierdoor kwamen de inkomsten in de meeste gevallen volledig stil te liggen terwijl de vaste lasten (te denken aan huur, gas, water en licht) doorliepen. Hierdoor zijn veel Mfa’s in de financiële problemen geraakt.
Met deze subsidieregeling wil de provincie Mfa’s ondersteunen om uit deze financiële crisis te komen, aangevuld met subsidie voor investeringen die bijvoorbeeld een Mfa toekomstbestendig maken, de programmering verbeteren of ter uitbreiding van de activiteiten.
Mfa’s kunnen een subsidie van maximaal € 15.000,- ontvangen voor het in stand houden van de accommodatie. Als verplichting moeten Mfa’s maatschappelijke output realiseren ter waarde van het aangevraagde bedrag. Om tot een passende ‘sociale inspanning’ te komen, moeten ze afspraken met de lokale gemeente of de provincie maken. Het kan gaan om bijvoorbeeld inzet van vrijwilligers bij een lokaal evenement, groen onderhoud of een zorgvoorziening. Dit is per gemeente een maatwerk kwestie en zal begeleid kunnen worden vanuit de provincie.
Artikel 10.6.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
multifunctionele accommodatie (Mfa): een samenwerkingsverband waarbij verschillende maatschappelijke organisaties die vanuit een centrale locatie hun voorzieningen, producten en diensten aanbieden. In veel gevallen zijn de organisaties gehuisvest in één gebouw. Soms betreft het een locatie met verschillende gebouwen. In dit geval wordt ook wel gesproken van een multifunctionele zone of multifunctioneel centrum.
Artikel 10.6.2 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de instandhouding van een Mfa.
Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 10.6.2 voldoet aan de volgende criteria:
de Mfa is getroffen door de maatregelen in het kader van de COVID-19 crisis en heeft omzetverlies;
Toelichting: Om het omzetverlies te kunnen berekenen maakt de Mfa gebruik van de beschikbaar gestelde rekentool op www.overijssel.nl/subsidie.
Artikel 10.6.4 Hoogte van de subsidie
Toelichting: De minimale subsidie bedraagt € 1.000,- (artikel 1.1.7).
Artikel 10.6.5 Subsidiabele kosten
Uitsluitend kosten van derden als bedoeld in artikel 1.1.5 derde lid en de vrijwilligerskosten als bedoeld in artikel 1.1.5 het vierde lid zijn subsidiabel.
Toelichting: Hierbij kan gedacht worden aan vaste lasten, out of pocket kosten van de aangepaste programmering of een investering om een Mfa toekomsbestendig te maken. Een investering kan een fysieke investering zijn, zoals het anders inrichten van de locatie, maar ook een investering in digitalisering. Kosten voor de inzet van vrijwilligers (kosten die gemaakt worden om vrijwilligers te faciliteren) zijn subsidiabel overeenkomstig artikel 1.1.5 lid 4. Uren voor vrijwilligerwerk zijn niet subsidiabel.
Als sprake is van vaste lasten, die tot het moment van de aanvraag nog niet zijn betaald, dan zijn deze kosten, in afwijking van artikel 1.1.7 wel subsidiabel, mits deze kosten betrekking hebben op de periode na 1 maart 2020.
Toelichting: Hierbij kan gedacht worden aan huurachterstand of facturen van andere vaste lasten die nog betaald moeten worden.
Artikel 10.6.7 Indieningstermijn aanvraag tot subsidieverlening
In afwijking van artikel 1.2.2 geldt dat een aanvraag om subsidie kan worden ingediend vanaf 14 september 2020 vanaf 9.00 uur.
Artikel 10.6.9 Weigeringsgronden
In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie als:
Subsidies die zijn aangevraagd, maar nog niet zijn verleend vóór 1 januari 2017 of voor een eventuele wijziging van het Uitvoeringsbesluit 2017 nadien, worden behandeld overeenkomstig de bepalingen van het Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel zoals die gelden op de datum van ontvangst van de aanvraag.
In afwijking van het eerste lid geldt voor aanvragers die in 2016 subsidie hebben ontvangen gebaseerd op het integraal kostprijstarief zoals bedoeld in artikel 1.1.5. lid 1 onder a van het Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel 2011, dat zij voor de daaronder vallende loonkosten behandeld blijven worden overeenkomstig die bepaling uit het Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel 2011 zoals dat luidde op 31 december 2016.
Toelichting: De algemene hoofdregel van overgangsrecht is ‘onmiddellijke werking’. De geldende regels geven immers actuele keuzes weer op grond van bestuurlijke afwegingen. In het eerste lid is die hoofdregel neergelegd.
Subsidiëring van personele kosten op basis van het Integraal Kostprijstarief (IKT) is vanaf 1 januari 2017 niet meer mogelijk; een uitzondering is gemaakt voor die organisaties die in 2016 subsidie hebben ontvangen gebaseerd op dat IKT.
In verband met het rechtszekerheid- en het vertrouwensbeginsel is voor de situatie dat de subsidie vóór het moment van inwerkingtreding van dit Uitvoeringsbesluit is verleend, maar nog niet is vastgesteld, gekozen voor ‘uitgestelde werking’. Dit betekent dat in de genoemde situatie wijzigingen in de subsidieverlening plaatsvinden op grond van de regels zoals die golden ten tijde van de subsidieverlening.