Organisatie | Haarlem |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van leges 2017 |
Citeertitel | Eerste wijzigingsverordening belastingen 2017 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Verordening leges 2016 wordt ingetrokken
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
20-04-2017 | 22-11-2017 | Wijziging regeling | 06-04-2017 | 2017/63173 | |
08-01-2017 | 20-04-2017 | Nieuwe regeling | 31-12-2016 | (2016/498025) |
De raad van de gemeente Haarlem;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 8 november 2016;
gelet op de artikelen 156, eerste en tweede lid, aanhef en onderdeel h, en 229 eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Gemeentewet en de artikelen 2, 2e lid, en 7 van de Paspoortwet
Onder de naam ‘leges’ worden rechten geheven voor:
een en ander zoals genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.
Belastingplichtig is de aanvrager van de dienst of van de Nederlandse identiteitskaart of het reisdocument, dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend of de handelingen zijn verricht.
De leges worden niet geheven voor diensten met betrekking tot een aanvraag tot verlening of gehele of gedeeltelijke intrekking van een omgevingsvergunning of wijziging van voorschriften van een omgevingsvergunning, voor zover die aanvraag betrekking heeft op een activiteit met betrekking tot een inrichting als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
De leges worden niet geheven voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot verlening van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel i, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover het een activiteit betreft bedoeld in artikel 2.2a van het Besluit omgevingsrecht (omgevingsvergunning beperkte milieutoets).
Artikel 5 Maatstaf van heffing en tarieven
Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het nemen van een projectuitvoeringsbesluit als bedoeld in artikel 2.10 van de Crisis- en herstelwet bedraagt het tarief de som van de bedragen die op grond van deze verordening verschuldigd zouden zijn voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning, ontheffing, vrijstelling of enig ander besluit in het kader van de ontwikkeling en verwezenlijking van het project, voor zover het projectuitvoeringsbesluit strekt ter vervanging van deze besluiten, zoals bedoeld in artikel 2.10, derde lid, van de Crisis- en herstelwet.
De leges worden geheven bij wege van aanslag door middel van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, zegel, nota of andere schriftuur. Het gevorderde bedrag wordt door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.
Artikel 7 Termijnen van betaling
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet of de schriftelijke kennisgeving;
In afwijking van het eerste lid geldt met betrekking tot de leges als bedoeld in artikel 3.7.6 van de tarieventabel, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet één aanslag bevat, het bedrag daarvan meer is dan € 100,00 en minder is dan € 5.000,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, moeten de aanslagen worden betaald in negen gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de tweede maand volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen steeds één maand later.
Artikel 8 Bijzondere bepalingen
De abonnementen als bedoeld in titel I van de tarieventabel worden geacht te zijn ingegaan op de dag waarop het verschuldigde bedrag is betaald, tenzij een andere datum is overeengekomen.
Artikel 9 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de leges.
Artikel 10 Wijzigen verordening door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het wijzigen van deze verordening in de loop van het kalenderjaar, indien de wijzigingen:
een en ander voor zover met deze wijzigingen niet reeds bij het vaststellen of latere wijziging van deze verordening bij raadsbesluit rekening is gehouden.
Artikel 11 Inwerkingtreding, overgangsbepaling en citeertitel
Indien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in artikel 11, vierde lid, genoemde datum van ingang van de heffing, blijft de in het eerste lid genoemde verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover de heffing van de rechten hiervoor in die periode plaatsvindt.
Titel 1 Algemene dienstverlening
Het tarief bedraagt voor de voltrekking van een huwelijk of registratie van een partnerschap op: | |||
Nulpakket: Het voltrekken van een huwelijk, het registreren van een partnerschap, de omzetting van een partnerschapsregistratie in een huwelijk, volgens de voorwaarden van het reglement Burgerlijke Stand voor het nulpakket en de Wet Rechten Burgerlijke Stand art. 4 | |||
Basispakket: Het voltrekken van een huwelijk, het registreren van een partnerschap, de omzetting van een partnerschapsregistratie in een huwelijk, volgens de voorwaarden van het reglement Burgerlijke Stand voor het Basispakket en de Wet Rechten Burgerlijke Stand art. 5, tweede lid | |||
Keuzepakket: Het voltrekken van een huwelijk, het registreren van een partnerschap, de omzetting van een partnerschapsregistratie in een huwelijk op doordeweekse dagen tussen 9.00 uur en 18.00 uur , volgens de voorwaarden van het reglement Burgerlijke Stand voor het keuzepakket en de Wet Rechten Burgerlijke Stand art. 5, tweede lid | |||
Keuzepakket: Het voltrekken van een huwelijk, het registreren van een partnerschap, de omzetting van een partnerschapsregistratie in een huwelijk op een ander tijdstip dan vermeld onder 1.1.1.2, volgens de voorwaarden van het reglement Burgerlijke Stand voor het keuzepakket en de Wet Rechten Burgerlijke Stand art. 5, tweede lid | |||
All-in pakket: Het voltrekken van een huwelijk, het registreren van een partnerschap, de omzetting van een partnerschapsregistratie in een huwelijk op een zaterdag, volgens de voorwaarden van het reglement Burgerlijke Stand voor het all-in pakket en de Wet Rechten Burgerlijke Stand art. 5, tweede lid: | |||
Idem, op een ander tijdstip of andere wijze dan bedoeld in 1.1.1.4 | |||
Het tarief bedraagt voor het omzetten van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk indien daarbij gebruik gemaakt wordt van de trouwzaal of een andere door de gemeente hiertoe aangewezen ruimte op: | |||
Het tarief bedraagt voor de voltrekking van een huwelijk of registratie van een partnerschap in een bijzonder huis op grond van artikel 64, Boek 1, van het Burgerlijk Wetboek | |||
Het tarief bedraagt voor het omzetten van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk in een bijzonder huis op grond van artikel 64, Boek 1, van het Burgerlijk Wetboek | |||
Het tarief bedraagt voor het verstrekken van een trouwboekje of partnerschapboekje | |||
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het afsluiten van een abonnement op het verstrekken van een lijst met alle op één dag, in één week of in één maand geborenen (geboorte-aangifte), voor zover voor plaatsing op die lijst toestemming is verleend, voor elk op die lijst vermelde aangifte voor de periode van drie maanden | |||
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het afsluiten van een abonnement op het verstrekken van een lijst met alle op één dag, in één week of in één maand overledenen, voor zover voor plaatsing op die lijst toestemming is verleend, voor elk op die lijst vermelde aangifte voor de periode van drie maanden | |||
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het afsluiten van een abonnement op het verstrekken van een lijst met alle op één dag, in één week of in één maand ondertrouwde en getrouwde paren of geregistreerde partners, als voor plaatsing op die lijst toestemming is verleend, voor elk op die lijst vermeld paar voor de periode van drie maanden | |||
Het tarief bedraagt voor het doen van naspeuringen in de registers van de burgerlijke stand, voor ieder daaraan besteed kwartier | |||
Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een stuk als bedoeld in artikel 2 van de Wet rechten burgerlijke stand geldt het tarief zoals dat is opgenomen in het Legesbesluit akten burgerlijke stand; dit betreft: | |||
– elke attestatie de vita, als bedoeld in artikel 19k van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek | |||
Voor het beschikbaar stellen van gemeentegetuigen , per getuige | |||
Het op verzoek benoemen van een externe buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand voor het voltrekken van één huwelijk | |||
Het op verzoek beëdigen van een buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand voor het eenmalig voltrekken van een huwelijk, het registreren van een partnerschap of de omzetting van een partnerschapsregistratie in een huwelijk als bedoeld in artikel 1:16 lid 2 en 3 BW | |||
Tot het verstrekken van een verklaring van huwelijksbevoegdheid |
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag: | |||
tot het verstrekken van een nationaal paspoort voor een persoon die op het moment van de aanvraag 18 jaar of ouder is | |||
tot het verstrekken van een nationaal paspoort voor een persoon die op het moment van de aanvraag 18 jaar of ouder is, een groter aantal bladzijden bevattende dan een nationaal paspoort als bedoeld in 1.2.1.1 (zakenpaspoort) | |||
tot het verstrekken van een reisdocument ten behoeve van een persoon op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers van 9 september 1976 (Stb. 468) faciliteitenpaspoort) die op het moment van de aanvraag 18 jaar of ouder is | |||
tot het verstrekken van een 2e nationale paspoort voor een persoon die op het moment van de aanvraag 18 jaar of ouder is | |||
tot het verstrekken van een nationaal paspoort voor een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt | |||
tot het verstrekken van een nationaal paspoort, een groter aantal bladzijden bevattende dan een nationaal paspoort als bedoeld in 1.2.1.5 (zakenpaspoort) die op het moment van de aanvraag de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt | |||
tot het verstrekken van een Nederlandse identiteitskaart (NIK) voor een persoon die op het moment van de aanvraag 18 jaar of ouder is | |||
tot het verstrekken van een Nederlandse identiteitskaart (NIK) voor een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt | |||
tot het verstrekken van een reisdocument voor vluchtelingen of een reisdocument voor vreemdelingen | |||
tot het verstrekken van een reisdocument ten behoeve van een persoon op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers van 9 september 1976 (Stb. 468) faciliteitenpaspoort) die op het moment van de aanvraag de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt | |||
tot het verstrekken van een 2e nationale paspoort voor een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt | |||
De tarieven genoemd in de onderdelen 1.2.1.1 tot en met 1.2.1.11 worden bij een spoedlevering vermeerderd met een bedrag van |
Hoofdstuk 4 Verstrekkingen uit de Basisregistratie personen
Voor de toepassing van dit hoofdstuk, met uitzondering van de onderdelen 1.4.3 en 1.4.4, wordt onder één verstrekking verstaan één of meer gegevens omtrent één persoon waarvoor de basisregistratie personen moet worden geraadpleegd. | |||
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag: | |||
tot het afsluiten van abonnement op het verstrekken van een opgave van verhuizingen binnen de gemeente, vertrekken uit de gemeente en vestigingen in de gemeente, gedurende een kwartaal | |||
Voor de toepassing van onderdeel 1.4.4 wordt onder één verstrekking verstaan één of meer gegevens omtrent één persoon die niet zijn opgenomen in de basisregistratie personen. | |||
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag: | |||
In afwijking van de voorgaande onderdelen bedraagt het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van gegevens als bedoeld in artikel 17, van het Besluit basisregistratie personen | |||
Het tarief bedraagt voor het op verzoek doornemen van de basisregistratie personen, voor ieder daaraan besteed kwartier | |||
Tot het verstrekken van een tweede en volgend afschrift van de persoonslijst uit de basisregistratie personen. | |||
Tot het uitvoeren van een basisregistratie personen-selectie voor maatschappelijke of wetenschappelijke doeleinden |
Hoofdstuk 8 Bodem- en vastgoedinformatie
Hoofdstuk 9 Overige publiekszaken
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag: | |||
tot het verkrijgen van een legalisatie of waarmerking van een handtekening of document | |||
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een verzoek tot Nederlander zoals bedoeld in hoofdstuk 4 van de Rijkswet op het Nederlanderschap geldt het tarief zoals opgenomen in het Besluit Optie- en Naturalisatiegelden 2002. |
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag: | |||
tot het verkrijgen van een huisvestingsvergunning als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Huisvestingswet | |||
voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning voor het splitsen in appartementsrechten als bedoeld in artikel 15 van Huisvestingsverordening Zuid-Kennemerland/IJmond |
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag als bedoeld in artikel 15 van de Leegstandwet: | |||
voor de verlenging van de vergunning ex artikel 15 van de Leegstandswet, per woning |
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om: | |||
een standplaatsvergunning zoals bedoeld in artikel 5:18, eerste lid van de Algemene Plaatselijke Verordening | |||
een vergunning voor een tijdelijke standplaats voor activiteiten als bedoeld in artikel 5:18, eerste lid van de Algemene Plaatselijke Verordening jo. het Standplaatsenbeleid 2010, B&W-besluit d.d. 16 februari 2010, nr. 2010/25715 | |||
een vergunning voor een initiatief standplaats zoals bedoeld in artikel 5:18, eerste lid van de Algemene Plaatselijke Verordening jo. het Standplaatsenbeleid 2010, B&W-besluit d.d. 16 februari 2010, nr. 2010/25715 | |||
bij intrekking van een ingediende aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 1.14.2.3 bestaat aanspraak op teruggaaf van de leges | |||
een vergunning voor een standplaats op een weekmarkt zoals bedoeld in artikel 3 van de marktverordening 2014. | |||
een ontheffing als bedoeld in artikel 5:16 van de Algemene Plaatselijke Verordening (verbod venten gedrukte/geschreven stukken op aangewezen tijd of plaats) |
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een aanwezigheidsvergunning voor een door de gemeente vastgesteld tijdvak van 3 jaar als bedoeld in artikel 30b van de Wet op de kansspelen: | |||
Het bedrag dat op grond van artikel 3 van het Speelautomatenbesluit 2000 ten hoogste voor het in behandeling kunnen nemen van de bedoelde aanvraag kan worden geheven. | |||
Voor het in behandeling nemen van een loterijvergunning als bedoeld in artikel 3 van Wet op de kansspelen. |
Hoofdstuk 18 Telecommunicatie en Civiele Werken
een melding als bedoeld in art. 5.4, eerste lid, sub a van de Telecommunicatiewet van een tracé van maximaal 25 meter | |||
een melding in verband met het verkrijgen van instemming omtrent plaats, tijdstip en wijze van uitvoering van werkzaamheden als bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, sub a van de Telecommunicatiewet voor tracés langer dan 25 meter | |||
Het tarief als bedoeld in 1.18.1.2 voor tracés van 100 meter of meer wordt verhoogd per strekkende meter met | |||
Het tarief als bedoeld in 1.18.1.2 wordt voor elk ondersteuningswerk, beschermingswerk en signaalinrichting, alsmede de inrichting die is bestemd om daarin verbindingen tot stand te brengen waarvoor afzonderlijke plaatsbepaling noodzakelijk is, verhoogd met | |||
Het tarief voor een opvolgende melding indien onder één instemming meer dan één melding wordt gedaan | |||
Het tarief voor het in behandeling nemen van een separate melding voor het verkrijgen van instemming voor het plaatsen van een ondersteuningswerk, beschermingswerk, alsmede de inrichting die is bestemd om daarin verbindingen tot stand te brengen, bedraagt | |||
Het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning voor het opbreken van de weg zoals bedoeld in artikel 2:11 van de Algemene Plaatselijke Verordening bedraagt | |||
indien met betrekking tot een melding overleg moet plaatsvinden tussen gemeente, andere beheerders van openbare grond en de aanbieder van het netwerk, wordt het tarief met elk tweede of volgend overleg verhoogd met | |||
indien de melder verzoekt om een inhoudelijke afstemming bij de beoordeling van aanvragen als bedoeld in artikel 5.5 van de Telecommunicatiewet, verhoogd met | |||
Indien het herstel van de opbreking niet goed is uitgevoerd en door de melder opnieuw wordt uitgevoerd dient ook een her controle plaats te vinden | |||
Indien de melder de melding laat vervallen worden verwerkingskosten in rekening gebracht | |||
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een geluidsontheffing voor werkzaamheden als bedoeld in artikel 4:6, tweede lid van de Algemene plaatselijke verordening | |||
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor voorwerpen op, aan of boven de weg als bedoeld in artikel 2:10, vierde lid van de Algemene plaatselijke verordening | |||
Het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning voor het opbreken van de weg zoals bedoeld in artikel 2:11 van de Algemene Plaatselijke Verordening bedraagt: |
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag: | |||
tot het verkrijgen van een ligplaatsvergunning voor een pleziervaartuig als bedoeld in de Scheepvaart- en havenverordening | |||
tot het verkrijgen van een vergunning voor schepen met beroepsmatige activiteiten als bedoeld in de Scheepvaart- en havenverordening | |||
Tot wijziging en opzegging (bij restitutie) van een ligplaatsvergunning voor een pleziervaartuig | |||
Tot wijziging van overige vergunningsgegevens anders dan bedoeld onder 1.18a.3 | |||
tot het verkrijgen van een ligplaatsvergunning voor een nieuw neer te leggen woonschip zoals bedoeld in de Woonschepenverordening (gepaard gaande met een uitgebreide voorbereidingprocecedure) | |||
tot het verkrijgen van een ligplaatsvergunning voor een bestaand woonschip (i.c.m. een bestaande plaats) zoals bedoeld in de Woonschepenverordening (gepaard gaande met een eenvoudige voorbereidingsprocedure) |
Hoofdstuk 19 Verkeer en vervoer
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag: | |||
tot het verkrijgen van een gehandicaptenparkeerkaart als bedoeld in artikel 49 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW) | |||
tot het verkrijgen van een ontheffing voor het parkeren van een motorvoertuig | |||
op een trottoir of bij een parkeerverbod (ingevolge bord E1 RVV 1990) of | |||
bij een stopverbod (bord E2 RVV 1990) of | |||
in een belanghebbendengebied (bord E9 RVV 1990) of | |||
in een voetgangersgebied (bord G7 RVV 1990) alsmede | |||
de overige ontheffingen op basis van artikel 87 van het RVV 1990, | |||
Bedraagt per voertuig voor de duur van de in de ontheffing genoemde termijn | |||
tot het verkrijgen van een duplicaat vergunning als bedoeld in artikel 7, van de Parkeerverordening 2012 bedraagt | |||
tot het verkrijgen van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken, inclusief de kosten die voortvloeien uit de aanleg van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken | |||
voor het verplaatsen van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken | |||
voor het verlengen van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken per strekkende meter | |||
om een ontheffing als bedoeld in artikel 5:2, vierde lid van de Algemene Plaatselijke Verordening (parkeren voertuigen autobedrijf) | |||
om een ontheffing als bedoeld in artikel 5:3, tweede lid van de Algemene Plaatselijke Verordening (te koop aanbieden van voertuigen) | |||
om een ontheffing als bedoeld in artikel 5:6, tweede lid van de Algemene Plaatselijke Verordening (parkeren kampeermiddelen) | |||
om een ontheffing als bedoeld in artikel 5:8, vijfde lid van de Algemene Plaatselijke Verordening (parkeren grote voertuigen) | |||
om een ontheffing als bedoeld in artikel 5:11, derde lid van de Algemene Plaatselijke Verordening (aantasting groenvoorzieningen door voertuigen) | |||
om een ontheffing als bedoeld in artikel 5:7, derde lid van de Algemene Plaatselijke Verordening (reclamevoertuigen) | |||
tot het verkrijgen van een toegangsontheffing autovrijgebied op basis van artikel 87 van het RVV 1990 (inclusief 1 toegangspasje) | |||
tot het verkrijgen van ieder extra toegangspasje (per pasje) | |||
tot het verkrijgen van een vervangend toegangspasje in geval van vermissing, diefstal , beschadiging etc. |
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag: | |||
tot het verlenen van een advies over de haalbaarheid van een ruimtelijk initiatief | |||
tot het verlenen van een advies over een complex (bouw) initiatief | |||
tot het verstrekken van informatie over een perceel bevattende: bestemming object, datum goedkeuring gemeenteraad en gedeputeerde staten, aanwezige voorbereidingsbesluiten en (voorontwerp) bestemmingsplannen; | |||
tot het verstrekken van informatie over een perceel bevattende: status, bouwjaar, aanschrijvingen en wet voorkeursrecht. | |||
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van: | |||
gewaarmerkte afschriften van stukken, voor zover daarvoor niet elders in deze tabel of in een andere wettelijke regeling een tarief is opgenomen, per stuk | |||
afschriften, doorslagen of fotokopieën van stukken, voor zover daarvoor niet elders in deze tabel of in een andere wettelijke regeling een tarief is opgenomen: | |||
kaarten, tekeningen en lichtdrukken, al dan niet behorend bij de in de onderdelen 1.20.2.1 en 1.20.2.2 genoemde stukken, voor zover daarvoor niet elders in deze tabel of in een andere wettelijke regeling een tarief is opgenomen, per kaart, tekening of lichtdruk | |||
een beschikking op aanvraag, voor zover daarvoor niet elders in deze tabel of in een andere wettelijke regeling een tarief is opgenomen | |||
stukken of uittreksels, welke op aanvraag van de aanvrager moeten worden opgemaakt, voor zover daarvoor niet elders in deze tabel of in een andere wettelijke regeling een tarief is opgenomen, per pagina | |||
In afwijking van het bepaalde in artikel 1.20.2.5 is geen leges verschuldigd voor: | |||
– een aanvraag om ontheffing asverstrooiing op verboden plaatsen | |||
– een aanvraag voor een kampeerontheffing voor maximaal 75 personen | |||
– een urgentieverklaring als bedoeld in artikel 9 van de huisvestingsverordening Zuid-Kennemerland/IJmond 2015 | |||
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een verzoek tot nadeelcompensatie: | |||
Vindt er geen nadeelcompensatie plaats dan zal het bovenstaande bedrag terug worden betaald. Indien het verzoek niet in behandeling wordt genomen wordt het verschuldigde bedrag verminderd naar nihil. | |||
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een kampeerontheffing voor meer dan 75 personen als bedoeld in artikel 4:18, derde lid van Algemene Plaatselijke Verordening | |||
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om ontheffing als bedoeld in artikel 5:34, derde lid (verbranden afvalstoffen) | |||
Het tarief voor het in behandeling nemen van een kennisgeving door een handelaar als bedoeld in artikel 2:68 Algemene Plaatselijke Verordening en artikel 437 Wetboek van Strafrecht bedraagt | |||
Voor de aanvragen uit deze titel, vermeld onder de hoofdstukken 11, 12,14, 16 en de artikelen 1.18.3, 1.18.9, 1.18.10 en 1.19.5 t/m 1.19.16, 1.20.4, 1.20.5 en 1.20.2.4 geldt dat als de aanvraag niet ontvankelijk wordt verklaard, of wanneer de aanvraag buiten behandeling wordt gesteld, er aanspraak bestaat op teruggaaf van: | |||
van de op grond van die aanvragen verschuldigde leges, met dien verstande dat ten minste een bedrag verschuldigd blijft van: | |||
Voor aanvragen waarvoor de leges minder bedragen dan het hiervoor genoemde minimaal verschuldigde bedrag, bestaat er geen recht op teruggaaf. |
Titel 2 Dienstverlening vallend onder fysieke leefomgeving
Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen
de aannemingssom inclusief omzetbelasting, bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme administratieve voorwaarden, welke als bijlage aan deze verordening is gehecht, voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012 (UAV 2012), voor het uit te voeren werk, of voor zover deze ontbreekt een raming van de bouwkosten, inclusief omzetbelasting, bedoeld in het normblad NEN 2631, uitgave 1979, of zoals dit normblad laatstelijk is vervangen of gewijzigd. Indien het bouwen geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid geschiedt wordt in deze titel onder bouwkosten verstaan: de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor het tot stand brengen van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft. | |||
Bij twijfel over de juistheid van de hoogte van de opgegeven bouwkosten kan het college van burgemeester en wethouders de hoogte van de bouwkosten ambtshalve vaststellen op advies van een bouwtechnisch ambtenaar en/of op advies van een extern deskundige. | |||
In deze titel voorkomende begrippen die in de Wabo zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als bij of krachtens de Wabo bedoeld. | |||
In deze titel voorkomende begrippen die niet nader in de Wabo zijn omschreven en die betrekking hebben op activiteiten waarvoor het toetsingskader in een ander wettelijk voorschrift is uitgewerkt, hebben dezelfde betekenis als in dat wettelijk voorschrift bedoeld. |
Hoofdstuk 3 Omgevingsvergunning
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een project: de som van de verschuldigde leges voor de verschillende activiteiten of handelingen waaruit het project geheel of gedeeltelijk bestaat en waarop de aanvraag betrekking heeft en de verschuldigde leges voor de extra toetsen die in verband met de aanvraag moeten worden uitgevoerd, berekend naar de tarieven en overeenkomstig het bepaalde in dit hoofdstuk. In afwijking van de vorige volzin kan ook per activiteit, handeling of andere grondslag een legesbedrag worden gevorderd. | |||
Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, bedraagt het tarief: | |||
Bij het in behandeling nemen van een geregistreerde aanvraag om een omgevingsvergunning, nadat met de bouwactiviteit is begonnen of nadat de bouw activiteit heeft plaatsgevonden wordt de van de op grond van onderdeel 2.3.1.1.1 verschuldigde leges verhoogd met: | |||
Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een aanlegactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b, van de Wabo, bedraagt het tarief: | |||
Planologisch strijdig gebruik waarbij tevens sprake is van een bouwactiviteit | |||
Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo, en tevens sprake is van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in onderdeel 2.3.1: | |||
indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1º, van de Wabo wordt toegepast (binnenplanse afwijking): | |||
indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º, van de Wabo wordt toegepast (buitenplanse kleine afwijking): | |||
indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3º, van de Wabo wordt toegepast (buitenplanse afwijking): | |||
indien artikel 2.12, eerste lid, onder b, van de Wabo wordt toegepast (afwijking van exploitatieplan): | |||
indien de aanvraag een project van provinciaal belang betreft, de activiteit in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.12, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt toegepast (afwijking van provinciale regelgeving): | |||
indien de aanvraag een project van nationaal belang betreft, de activiteit in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.12, eerste lid, onder b, van de Wabo wordt toegepast (afwijking van nationale regelgeving): | |||
indien artikel 2.12, eerste lid, onder c of d, van de Wabo wordt toegepast (afwijking van voorbereidingsbesluit): | |||
Indien voor realisering van een project een bestemmingsplan moet worden gemaakt, worden de hieraan verbonden kosten in rekening gebracht, voor zover deze kosten niet op een andere wijze (grond exploitatie/gemeentelijke bouw- en exploitatieverordening) zijn of (kunnen) worden voldaan. | |||
Als deze werkzaamheden in opdracht van de gemeente door een extern (stedenbouwkundig) bureau worden uitgevoerd, wordt het overeenkomstig 2.3.1 berekende bedrag verhoogd met een vooraf, met de aanvrager overeengekomen bedrag dat door het (stedenbouwkundig) bureau c.q. bedrijf bij de gemeente in rekening is / wordt gebracht. | |||
Na de vijfde werkdag waarop het bedrag zoals hierboven is bedoeld aan de aanvrager ter kennis is gebracht en overeengekomen wordt met de opdracht gestart. | |||
Planologisch strijdig gebruik waarbij geen sprake is van een bouwactiviteit | |||
indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1º, van de Wabo wordt toegepast (binnenplanse afwijking): | |||
indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º, van de Wabo wordt toegepast (buitenplanse kleine afwijking): | |||
indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3º, van de Wabo wordt toegepast (buitenplanse afwijking): | |||
indien artikel 2.12, eerste lid, onder b, van de Wabo wordt toegepast (afwijking van exploitatieplan): | |||
indien de aanvraag een project van provinciaal belang betreft, de activiteit in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.12, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt toegepast (afwijking van provinciale regelgeving): | |||
indien de aanvraag een project van nationaal belang betreft, de activiteit in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.12, eerste lid, onder b, van de Wabo wordt toegepast (afwijking van nationale regelgeving): | |||
indien artikel 2.12, eerste lid, onder c of d, van de Wabo wordt toegepast (afwijking van voorbereidingsbesluit): | |||
In gebruik nemen of gebruiken bouwwerken in relatie met brandveiligheid | |||
Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder d, van de Wabo, bedraagt het tarief: | |||
Voor een bouwwerk met een oppervlakte van 501 tot en met 5000 m2: | |||
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het wijzigen van gegevens van een reeds verstrekte vergunning als bedoeld in onderdeel 2.3.5.1 | |||
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot een ontheffing als bedoeld in artikel 13 van de Brandbeveiligingsverordening | |||
Activiteiten met betrekking tot monumenten of beschermde stads- of dorpsgezichten | |||
Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit met betrekking tot een beschermd monument als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder f, van de Wabo, of op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder b, van de Wabo met betrekking tot een krachtens provinciale verordening aangewezen monument, waarvoor op grond van die provinciale verordening een vergunning is vereist, bedraagt het tarief voor deze activiteit: | |||
Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het slopen van een bouwwerk in een beschermd stads- of dorpsgezicht, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder h, van de Wabo of op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid onder c van de Wabo met betrekking tot het slopen van een bouwwerk in een krachtens een provinciale of gemeentelijke verordening aangewezen stads- of dorpsgezicht, waarvoor op grond van die provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning is vereist, bedraagt het tarief: | |||
Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op activiteit met betrekking tot een beschermd monument als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder f, van de Wabo, of op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder b, van de Wabo met betrekking tot een krachtens provinciale verordening aangewezen monument, waarvoor op grond van die provinciale verordening een vergunning is vereist, maar indien de activiteit van beperkte omvang is en voor de behandeling van de aanvraag geen plananalyse behoeft te worden opgesteld, bedraagt het tarief voor deze activiteit: | |||
Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder b, van de Wabo met betrekking tot een krachtens de Monumentenverordening 2009 aangewezen monument, waarvoor op grond van artikel 10 van die verordening een vergunning is vereist, bedraagt het tarief: | |||
Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het slopen van een bouwwerk in gevallen waarin dat in een bestemmingsplan, beheersverordening of voorbereidingsbesluit is bepaald, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder g van de Wabo, bedraagt het tarief: | |||
Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het maken of veranderen van het gebruik van een uitweg waarvoor op grond van een bepaling in een provinciale verordening of artikel 2:12 van de Algemene plaatselijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist, als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wabo, bedraagt het tarief: | |||
Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het vellen of doen vellen van houtopstand, waarvoor op grond van een bepaling in een provinciale verordening of artikel 2 van de bomenverordening een vergunning of ontheffing is vereist, als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder g, van de Wabo, bedraagt het tarief: | |||
Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning alleen betrekking heeft op het plaatsen van zonnecollectoren of zonnepanelen, of het restaureren en (her-)plaatsen van gevelstenen door non-profitorganisaties op het gebied van de monumentenzorg c.a. bedraagt het tarief: | |||
Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning op verzoek in twee fasen plaatsvindt, als bedoeld in artikel 2.5, eerste lid, van de Wabo, bedraagt het tarief: | |||
voor het in behandeling nemen van de aanvraag voor een beschikking met betrekking tot de eerste fase: het bedrag dat voortvloeit uit toepassing van de tarieven in dit hoofdstuk voor de activiteiten waarop de aanvraag voor de eerste fase betrekking heeft; | |||
voor het in behandeling nemen van de aanvraag voor een beschikking met betrekking tot de tweede fase: het bedrag dat voortvloeit uit toepassing van de tarieven in dit hoofdstuk voor de activiteiten waarop de aanvraag voor de tweede fase betrekking heeft. |
Hoofdstuk 6 Overschrijving omgevingsvergunning
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het overschrijven van een omgevingsvergunning als bedoeld in onderdeel 2.3 per overschrijving: |
Hoofdstuk 7 Wijziging omgevingsvergunning als gevolg van wijziging project
Hoofdstuk 8 Bestemmingswijzigingen
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het vaststellen van een bestemmingsplan met een beperkte omvang als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening | |||
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het wijzigen van een bestemmingsplan met een beperkte omvang als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder a, van de Wet ruimtelijke ordening | |||
De op grond van 2.8.1 of 2.8.2 berekende bedragen worden verhoogd met de kosten van onderzoeken die nodig zijn ten behoeve van de ruimtelijke onderbouwing (luchtkwaliteit, geluid, bodem, flora en fauna e.a.) en de feitelijke druk- en publicatiekosten. Na de vijfde werkdag waarop het bedrag zoals hierboven bedoeld aan de aanvrager ter kennis is gebracht en overeengekomen wordt met de opdracht gestart. |
Hoofdstuk 10 In deze titel niet benoemde beschikking
Titel 3 Dienstverlening vallend onder Europese dienstenrichtlijn
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning op grond van artikel 3 van de Drank- en Horecawet | |||
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een melding als bedoeld in artikel 30 van de Drank- en Horecawet bij overname / wijziging ondernemersvorm | |||
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een melding als bedoeld in artikel 30 van de Drank- en Horecawet bij wijziging leidinggevende (per leidinggevende met een maximum van 3) of bij wijziging van de oppervlakten van de horeca- of slijtlokaliteiten en terrassen | |||
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een ontheffing als bedoeld in artikel 35 van de Drank- en Horecawet | |||
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag: | |||
tot het verkrijgen van een ontheffing als bedoeld in artikel 2:29, tweede lid van de Algemene Plaatselijke Verordening (Sluitingsuur) voor een door de gemeente vastgesteld tijdvak van drie jaar: | |||
Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een ontheffing als bedoeld in artikel 2:29a, eerste lid van de Algemene Plaatselijke Verordening (nachtgelegenheden) | |||
Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een verlof tot het bedrijfsmatig verstrekken van alcoholvrije drank voor gebruik ter plaatse, zoals bedoeld in artikel 2:33, eerste lid van de Algemene Plaatselijke Verordening | |||
Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een verlof tot het bedrijfsmatig verstrekken van alcoholvrije drank voor gebruik ter plaatse, zoals bedoeld in artikel 2:33 van de Algemene Plaatselijke Verordening i.v.m. wijziging leidinggevende (per leidinggevende met een maximum van 3) of bij wijziging van de oppervlakten van de horeca- of slijtlokaliteiten en terrassen | |||
Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning als bedoeld in artikel 2:32, eerste lid van de Algemene Plaatselijke Verordening (terrasvergunning) | |||
Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een ontheffing als bedoeld in artikel 2:32d van de Algemene Plaatselijke Verordening (uitgiftebuffet) | |||
Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een ontheffing als bedoeld in artikel 2:33e van de Algemene Plaatselijke Verordening (inrichtingseisen) |
Hoofdstuk 2 Organiseren evenementen of markten, foto- en filmopnamen en onversterkte muziek
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om: | |||
Een ontheffing als bedoeld in artikelen 2:10, vierde lid en 2:45, tweede lid van de Algemene Plaatselijke Verordening tot het houden van film-/foto-opnamen jo. Vereenvoudiging vergunningprocedure foto- en filmopname, B&W-besluit d.d. 15 juni 2010, nr. 2010/71685: | |||
Een vergunning voor een particuliere markt als bedoeld in artikel 5:23, eerste lid van de Algemene Plaatselijke Verordening: | |||
bij intrekking van een ingediende aanvraag om een ontheffing als bedoeld in de artikelen 3.2.1.2, 3.2.1.3 en een vergunning als bedoeld in artikel 3.2.2 bestaat aanspraak op teruggaaf van de leges | |||
Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning voor het houden van een evenement als bedoeld in artikel 2:25, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening bedraagt het tarief: | |||
voor een nieuw evenement, als deze in de Regionale Kalender is aangeduid als risico-evenement (categorie C) | |||
voor een nieuw evenement, als deze in de Regionale Kalender is aangeduid als aandacht-evenement (categorie B) | |||
voor een bestaand evenement, als deze in de Regionale Kalender is aangeduid als risico-evenement (categorie C) | |||
voor een bestaand evenement, als deze in de Regionale Kalender is aangeduid als aandacht-evenement (categorie B) | |||
voor evenementen waarvoor bovenstaande classificering niet geldt | |||
Bij intrekking van een ingediende aanvraag om een ontheffing als bedoeld in de artikelen 3.2.1.2 en 3.2.1.3 en eenvergunning als bedoeld in de artikelen 3.2.4.1, 3.2.4.2, 3.2.4.3 en 3.2.4.4 bestaat aanspraak op teruggaaf van de leges | |||
Een ontheffing als bedoeld in artikel 4:5, derde lid van de Algemene Plaatselijke Verordening (onversterkte muziek) | |||
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een gebruiksvergunning als bedoeld in artikel 3 van de Brandbeveiligingsverordening: | |||
Voor een inrichting met een oppervlakte van 501 tot en met 5000 m2 | |||
Voor een inrichting met een oppervlakte van meer dan 5000 m2 | |||
Voor een tijdelijke, korter dan 12 weken in stand te houden, inrichting: | |||
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het wijzigen van gegevens van een reeds verstrekte vergunning als bedoeld in onderdeel 3.2.6. |
Hoofdstuk 3 Prostitutiebedrijven
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om: | |||
een vergunning als bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening,: | |||
wijziging van een vergunning in verband met uitsluitend een wijziging van het beheer in een seksinrichting of escortbedrijf, als bedoeld in artikel 3:15, tweede lid, van de Algemene plaatselijke verordening: | |||
Hoofdstuk 5 Speelgelegenheden, speelautomatenhallen
Het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 2:39, tweede lid van de Algemene Plaatselijke Verordening (speelgelegenheden) bedraagt | |||
Het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 2:40b, lid 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening (speelautomatenhal) bedraagt | |||
Voor het in behandeling nemen van een aanvraag om ontheffing, als bedoeld in artikel 2:40f, tweede lid van de Algemene Plaatselijke Verordening (leeftijdsvereiste beheerder speelautomatenhal) |
Hoofdstuk 7 In deze titel niet benoemde vergunning, ontheffing of andere beschikking
Voor het in behandeling nemen van een verzoek tot registratie in het landelijk register kinderopvang voor een kindercentrum / gastouderbureau resp. peuterspeelzaal als bedoeld in artikel 1.45 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen | |||
Voor het in behandeling nemen van een verzoek tot registratie in het landelijk register kinderopvang voor een gastouder als bedoeld in artikel 1.45 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen | |||
Indien het verzoek tot registratie in het landelijk register kinderopvang wordt ingetrokken of onvolledig verklaard, voordat de wettelijk verplichte inspectie door de GGD heeft plaatsgehad, wordt het legesbedrag verminderd met de kosten van deze inspectie. Het tarief bedraagt in dat geval | |||
Indien het verzoek tot registratie in het landelijk register kinderopvang wordt ingetrokken voordat de wettelijk verplichte inspectie op locatie door de GGD heeft plaatsgehad, maar de inspectie op papier wel al is uitgevoerd, wordt het legesbedrag verminderd met de kosten van de inspectie op locatie. Het tarief bedraagt in dat geval voor een gastouder: | |||
Voor het in behandeling nemen van een verzoek tot registratie in het landelijk register kinderopvang voor een gastouder als bedoeld in artikel 1.45 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen waarbij een korte inspectie volstaat, bedraagt het tarief | |||
Het tarief als vermeld in 3.7.2.4 wordt verhoogd met de kosten van de GGD , zijnde € 50,00 per half uur, met een maximum van € 300,00 | |||
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een ontheffing in het kader van de Winkeltijdenwet | |||
Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een draaiorgelontheffing als bedoeld in artikel 4:6, tweede lid van Algemene Plaatselijke Verordening. | |||
Voor het in behandeling nemen van een aanvraag om ontheffing voor straatoptreden, als bedoeld in artikel 2:9, lid 3 APV voor meer dan één dag | |||
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een andere, in deze titel niet benoemde vergunning, ontheffing of andere beschikking | |||
Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een ontheffing of tijdelijke vergunning als bedoeld in de Parkeerverordening 2012, voor het verzorgen van een wijziging als bedoeld in artikel 5 van de Parkeerverordening 2012, met uitzondering van overschrijving tenaamstelling bij overlijden van vergunninghouder, de beëindiging van een parkeerproduct en het omzetten van een papieren bezoekersvergunning naar digitale bezoekersregeling: | |||
voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een tweede bezoekersparkeervergunning, als deze op een later tijdstip aangevraagd wordt dan de eerste bezoekersparkeervergunning: | |||
Voor alle aanvragen onder titel 3 geldt dat als de aanvraag niet ontvankelijk wordt verklaard, of wanneer de aanvraag buiten behandeling wordt gesteld, er aanspraak bestaat op teruggaaf van: | |||
van de op grond van die aanvraag verschuldigde leges, met dien verstande dat ten minste een bedrag verschuldigd blijft van | |||
Voor aanvragen waarvoor de leges minder bedragen dan het hiervoor genoemde minimaal verschuldigde bedrag, bestaat er geen recht op teruggaaf. |
DE RAAD VAN DE GEMEENTE Haarlem,
heeft in de vergadering van 6 april 2017 besloten de ‘UAV 2012’ als bijlage bij de legesverordening 2017 vast te stellen. Deze bijlage ‘UAV 2012’ hoort bij Gemeentebladnummer <…> waarin de Legesverordening 2017 is bekendgemaakt.
§ 1. Aanduidingen, begripsbepalingen
de aannemer: de natuurlijke of rechtspersoon, aan wie het werk is opgedragen;
de aannemingssom: het bedrag, waarvoor de aannemer zich heeft verbonden het werk tot stand te brengen, de omzetbelasting daarin niet begrepen;
het bestek: de beschrijving van het werk, de daarbij behorende tekeningen, de voor het werk geldende voorwaarden, de nota van inlichtingen en het proces-verbaal van aanwijzing;
bouwstoffen: de in het werk te brengen materialen, voorwerpen, onderdelen, installaties of onderdelen daarvan, grond van allerlei soort en dergelijke;
de opdrachtgever: de natuurlijke of rechtspersoon, die het werk opdraagt;
de overeenkomst: de tussen opdrachtgever en aannemer tot stand gekomen overeenkomst van aanneming van werk;
UAV: deze Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012;
het werk: het uit te voeren werk, technische installatiewerk of de te verrichten levering;
werkdag: een kalenderdag, tenzij deze valt op een algemeen of ter plaatse van het werk erkende, of door de overheid dan wel bij of krachtens collectieve arbeidsovereenkomst voorgeschreven rust- of feestdag, vakantiedag of andere niet individuele vrije dag.
§ 2. Van toepassing zijnde voorschriften, tegenstrijdige bepalingen
met dien verstande, dat regel a gaat voor de regels b en c , en regel b voor regel c . Indien toepassing van deze regels geen uitkomst biedt, wordt de tegenstrijdigheid, met inachtneming van de billijkheid, uitgelegd ten nadele van degene door of namens wie het bestek is opgesteld.
Hoofdstuk II. Vertegenwoordiging van partijen
Indien de opdrachtgever niet een of meer personen wil aanwijzen om als directie op te treden, is hij verplicht hiervan vóór de uitvoering van het werk schriftelijk mededeling te doen aan de aannemer. Indien door het niet aanwijzen of niet vervangen van een of meer personen om als directie op te treden meer van de aannemer wordt verlangd dan redelijkerwijs van hem kan worden gevergd, heeft hij recht op bijbetaling.
§ 4. Gevolmachtigde van de aannemer
De aannemer is te allen tijde gerechtigd één of meer personen aan te wijzen om hem in zaken het werk betreffende te vertegenwoordigen. De aanwijzing door de aannemer van personen die hem in zaken het werk betreffende zullen vertegenwoordigen, moet geschieden met gebruikmaking van een volmacht overeenkomstig Bijlage A van de UAV. Ditzelfde geldt bij wijziging van bedoelde volmacht.
Hoofdstuk III. Algemene verplichtingen van partijen
§ 5. Verplichtingen van de opdrachtgever
Indien de aard van het werk hiertoe aanleiding geeft, houdt de directie vóór de aanvang van het werk een bouwbespreking met de aannemer en de leidingbeheerders, waarbij de aannemer wordt ingelicht omtrent de juiste ligging van de zich in of nabij het werk en het werkterrein bevindende ondergrondse kabels en leidingen en waarbij wordt vastgesteld wat daarmee moet geschieden. Indien de directie deze bouwbespreking niet houdt, zal de aannemer vóór de aanvang van het werk om het houden van die bespreking verzoeken. De directie zal aan dit verzoek gevolg geven.
Onder de functionele ongeschiktheid van bouwstoffen wordt verstaan het naar hun aard niet geschikt zijn van deze bouwstoffen voor het doel waarvoor zij blijkens het bestek zijn bestemd.
Indien het bouwterrein, de uit het werk komende oude bouwstoffen of de door de opdrachtgever ter beschikking gestelde bouwstoffen verontreinigd zijn, wordt de aard en de omvang daarvan, voor zover voor de uitvoering van het werk van belang, in het bestek vermeld. De opzet van het werk zal zodanig zijn, dat daardoor schade aan personen, goederen of milieu zoveel mogelijk wordt beperkt.
§ 6. Verplichtingen van de aannemer
De aannemer is verplicht het werk uit te voeren naar de bepalingen van de overeenkomst zonder aanspraak op verrekening, bijbetaling of schadevergoeding te kunnen doen gelden dan in de gevallen, waarin dat bepaaldelijk voorgeschreven of kennelijk bedoeld is.[enter]Hij is verplicht al datgene te verrichten, wat naar de aard van de overeenkomst door de wet, de billijkheid of het gebruik wordt gevorderd of tot een behoorlijke aanwending der bouwstoffen behoort.
Het werk en de uitvoering daarvan zijn voor rekening van de aannemer met ingang van de datum van aanvang of zoveel eerder als de aannemer ingevolge § 7, tweede lid, met het werk begint, tot en met de dag waarop het werk overeenkomstig het bepaalde in § 10, eerste of tweede lid, als opgeleverd wordt beschouwd. Onder het werk en de uitvoering daarvan worden mede begrepen de voorbereiding, de aanvoer van bouwstoffen, de uitvoering van hulpwerken, de doelmatigheid en capaciteit van werktuigen en gereedschappen.
Onvoldoend werk wordt binnen een door de directie in billijkheid te stellen termijn tot haar genoegen door de aannemer verbeterd of vernieuwd. Deze verbetering of vernieuwing geschiedt op kosten van de aannemer, tenzij het onvoldoend werk het gevolg is van een omstandigheid die voor rekening van de opdrachtgever komt.
De aannemer is aansprakelijk voor schade aan met het werk in verband staande werken van de opdrachtgever en aan andere werken en eigendommen van de opdrachtgever, voor zover deze door de uitvoering van het werk is toegebracht en is toe te rekenen aan nalatigheid, onvoorzichtigheid of verkeerde handelingen van de aannemer, zijn personeel, zijn onderaannemers of zijn leveranciers.
De aannemer vrijwaart de opdrachtgever tegen aanspraken van derden tot vergoeding van schade, voor zover deze door de uitvoering van het werk is toegebracht en is toe te rekenen aan nalatigheid, onvoorzichtigheid of verkeerde handelingen van de aannemer, zijn personeel, zijn onderaannemers of zijn leveranciers.
De aannemer wordt geacht bekend te zijn met de voor de uitvoering van het werk van belang zijnde wettelijke voorschriften en beschikkingen van overheidswege, voor zover deze op de dag van aanbesteding in werking zijn getreden. De aan de naleving van deze voorschriften en beschikkingen verbonden gevolgen zijn voor zijn rekening.
De gevolgen van de naleving van wettelijke voorschriften of beschikkingen van overheidswege, die na de dag van aanbesteding in werking treden, komen voor rekening van de opdrachtgever, tenzij redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de aannemer die gevolgen reeds op de dag van aanbesteding had kunnen voorzien. Indien echter in de overeenkomst bepalingen zijn opgenomen betreffende de verrekening van wijzigingen van lonen en sociale lasten of van prijzen, huren en vrachten, komen de gevolgen daarvan slechts voor rekening van de opdrachtgever, indien en voor zover zulks uit die bepalingen voortvloeit.
Indien de constructies, werkwijzen, orders en aanwijzingen, bedoeld in § 5, tweede lid, dan wel de bouwstoffen of hulpmiddelen, bedoeld in § 5, derde lid, klaarblijkelijk zodanige fouten bevatten of gebreken vertonen, dat de aannemer in strijd met de eisen van redelijkheid en billijkheid zou handelen door zonder de directie daarop te wijzen tot uitvoering van het desbetreffende onderdeel van het werk over te gaan, is hij voor de schadelijke gevolgen van zijn verzuim aansprakelijk. Het in dit lid bepaalde is van overeenkomstige toepassing op de in § 5, vierde lid, en deze paragraaf, zevenentwintigste lid, bedoelde gevallen.
Indien de aannemer meent, behalve op de aannemingssom, op de vergoeding van de omzetbelasting en op de verrekening ingevolge de §§ 35 tot en met 39, nog andere aanspraken jegens de opdrachtgever te hebben, geeft hij daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk aan deze kennis en in elk geval op zodanig tijdstip dat de directie de ter zake nodige gegevens kan verzamelen. Aan het verzamelen van die gegevens verleent de aannemer zijn medewerking. De opdrachtgever of de directie kan van de aannemer nadere inlichtingen verlangen omtrent de door hem kenbaar gemaakte aanspraken.
Wanneer bij de uitvoering van het werk voorwerpen of stoffen worden aangetroffen, waarvan redelijkerwijs geacht kan worden dat deze schade kunnen toebrengen aan personen, goederen of milieu, brengt de aannemer dit onmiddellijk ter kennis van de directie. Hij neemt terstond, zo mogelijk in overleg met de directie, de door de omstandigheden vereiste veiligheidsmaatregelen.
De aannemer zorgt er voor, dat de directie en door de directie aangewezen personen, voor zover fabrieksgeheim zich daartegen niet verzet, vrije toegang hebben tot de terreinen, fabrieken, werkplaatsen en loodsen, zowel van de aannemer als van onderaannemers en leveranciers, waar werkzaamheden ten behoeve van het werk worden verricht of voor het werk bestemde bouwstoffen zijn opgeslagen, teneinde de werkzaamheden respectievelijk de bouwstoffen te inspecteren.
Indien uit hoofde van fabrieksgeheim vrije toegang als bedoeld in het voorgaande lid niet of niet ten volle kan worden gegeven, moet hiervan kennis worden gegeven: [enter]a. bij de inschrijving, indien de bevoegdheid tot het verlenen van vrije toegang bij de aannemer berust;[enter]b. bij de aanvraag tot goedkeuring van de betrokken onderaannemer of leverancier, indien de bevoegdheid bij een van hen berust. Een kennisgeving als bedoeld onder a zal niet worden aangemerkt als een aan de inschrijving verbonden voorwaarde.
De aannemer kan bepaalde onderdelen van het werk in onderaanneming laten uitvoeren, mits voor de keuze van deze onderdelen en van de daarvoor in te schakelen onderaannemers de schriftelijke goedkeuring van de directie is verkregen; deze goedkeuring zal niet mogen worden onthouden op onredelijke gronden. De aannemer blijft niettemin jegens de opdrachtgever voor die onderdelen ten volle verantwoordelijk.
Indien door of namens de opdrachtgever het inschakelen van een bepaalde onderaannemer of leverancier is of wordt voorgeschreven, is de aannemer voor wat het presteren van die onderaannemer of leverancier betreft jegens de opdrachtgever tot niet meer gehouden dan tot datgene, waartoe de aannemer die onderaannemer of leverancier kan houden krachtens de voorwaarden door deze gehanteerd en zoals deze door de opdrachtgever zijn aanvaard of goedgekeurd.[enter]Indien de voorgeschreven onderaannemer of leverancier niet, niet tijdig of niet deugdelijk presteert en de aannemer het redelijkerwijs nodige heeft gedaan om nakoming en/of schadevergoeding te verkrijgen, zal de opdrachtgever de voor de aannemer ontstane meerdere kosten aan hem vergoeden, voor zover deze hem niet zijn vergoed door de onderaannemer of leverancier.[enter]Daartegenover zal de aannemer, op eerste verzoek van de opdrachtgever, aan deze zijn vordering op de voorgeschreven onderaannemer of leverancier cederen tot aan het door de opdrachtgever aan hem vergoede bedrag.
Orders en aanwijzingen betreffende die onderdelen zullen door de directie uitsluitend aan de aannemer worden kenbaar gemaakt en zullen door deze aan de onderaannemer worden doorgegeven, tenzij de aannemer na overleg met de onderaannemer schriftelijk verzoekt bedoelde orders en aanwijzingen tevens rechtstreeks aan de onderaannemer mede te delen.
De aannemer is verplicht ter zake van de overeenkomst in Nederland domicilie te hebben voor zover hij niet reeds in Nederland is gevestigd.
Hoofdstuk IV. Aanvang, uitvoeringsduur, oplevering
§ 8. Uitvoeringsduur, uitstel van oplevering
Indien een termijn is uitgedrukt in een aantal werkbare werkdagen, worden werkdagen, respectievelijk halve werkdagen, als onwerkbaar beschouwd, wanneer daarop door omstandigheden buiten de aansprakelijkheid van de aannemer gedurende ten minste vijf uren, respectievelijk ten minste twee uren, door het grootste deel van de arbeiders of machines niet kon worden gewerkt.
De termijn, binnen welke het werk moet worden opgeleverd, kan door de opdrachtgever worden verlengd, hetzij eigener beweging, hetzij op een daartoe strekkend verzoek van de aannemer. Een verzoek van de aannemer om termijnverlenging zal slechts in overweging kunnen worden genomen, indien dit schriftelijk geschiedt en – behoudens ontheffing door de directie – ten minste veertien dagen voor het verstrijken van de termijn bij de directie is bezorgd.
Indien door overmacht, door voor rekening van de opdrachtgever komende omstandigheden, of door het door of namens de opdrachtgever aanbrengen van bestekswijzigingen dan wel van wijzigingen in de uitvoering van het werk, niet van de aannemer kan worden gevergd dat het werk binnen de overeengekomen termijn wordt opgeleverd, heeft hij recht op termijnverlenging.
Beproeving van het technische installatiewerk of een of meer onderdelen daarvan vindt plaats, indien dit is overeengekomen. De beproeving geschiedt door de aannemer in aanwezigheid van de directie en dient om vast te stellen of het technische installatiewerk, of het desbetreffende onderdeel daarvan, op het gebied bestreken door de beproeving, voldoet aan hetgeen is overeengekomen voor zover dit op het tijdstip van de beproeving mogelijk is.
Aannemer en directie stellen in onderling overleg het tijdstip van de beproeving vast. Indien aannemer en directie niet komen tot gemeenschappelijke vaststelling van het tijdstip van de beproeving, stelt de aannemer dit tijdstip vast en geeft van dit tijdstip ten minste acht dagen tevoren schriftelijk kennis aan de directie.
Zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vijf dagen na de beproeving, stelt de aannemer een rapport op waarin het beproevingsresultaat is opgenomen, alsmede, indien zulks is overeengekomen, een meetstaat die de meetresultaten en andere relevante gegevens vermeldt. Door de ondertekening van dit in tweevoud op te maken rapport door de aannemer en de directie staan de resultaten van de beproeving vast. Indien de directie tijdens de beproeving niet aanwezig is geweest, staan de resultaten van de beproeving vast door de enkele vermelding daarvan in het rapport.
Indien op grond van de beproeving is vastgesteld dat het technische installatiewerk, op het gebied bestreken door de beproeving, niet voldoet aan hetgeen is overeengekomen, zal, nadat de aannemer de nodige verbeteringen heeft aangebracht, de beproeving worden herhaald. Op deze herhaalde beproeving zijn de vorige leden van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in dit geval de kosten voor water en energie, benodigd voor de beproeving, voor rekening van de aannemer zijn.
Indien op grond van de beproeving is vastgesteld dat het technische installatiewerk, op het gebied bestreken door de beproeving, voldoet aan hetgeen is overeengekomen en het technische installatiewerk ook overigens is voltooid, vindt opneming van het technische installatiewerk plaats zoals bedoeld in § 9.
De opneming van het werk geschiedt op schriftelijke, tot de directie gerichte aanvrage van de aannemer, waarin deze mededeelt op welke dag het werk naar zijn oordeel voltooid zal zijn. De directie kan genoegen nemen met een mondelinge mededeling, welke in het dagboek of weekrapport, bedoeld in § 27, wordt aangetekend.
De opneming geschiedt zo spoedig mogelijk en in de regel binnen acht dagen na de in het eerste lid bedoelde dag. De dag en het tijdstip van opneming worden aan de aannemer tijdig en zo mogelijk ten minste drie dagen tevoren schriftelijk medegedeeld. De directie kan verlangen, dat de aannemer of zijn gevolmachtigde bij de opneming tegenwoordig is.
Nadat het werk is opgenomen, wordt aan de aannemer binnen acht dagen schriftelijk medegedeeld, of het al dan niet is goedgekeurd, in het laatste geval met opgaaf van de gebreken, die de redenen voor de onthouding van de goedkeuring zijn. Wordt het werk goedgekeurd, dan wordt als dag van goedkeuring aangemerkt de dag waarop de desbetreffende mededeling aan de aannemer is verzonden.
Met toestemming van de aannemer kan, in plaats van de schriftelijke mededeling bedoeld in het vorige lid, worden volstaan met een overeenkomstige aantekening in het dagboek of weekrapport, met vermelding van de datum der aantekening. Alsdan wordt, indien het werk wordt goedgekeurd, als dag van goedkeuring aangemerkt de dag waarop de desbetreffende aantekening is geplaatst.
Wordt niet binnen acht dagen na de opneming een schriftelijke mededeling, of het werk al dan niet is goedgekeurd, aan de aannemer verzonden dan wel, in het geval bedoeld in het vierde lid, een overeenkomstig aantekening in het dagboek of weekrapport geplaatst, dan wordt het werk geacht op de achtste dag na de opneming te zijn goedgekeurd.
Geschiedt de opneming niet binnen vijftien dagen na de in het eerste lid bedoelde dag, dan kan de aannemer bij aangetekende brief een nieuwe aanvrage tot de directie richten, met verzoek het werk binnen acht dagen op te nemen. Voldoet de directie niet aan dit verzoek, dan wordt het werk geacht op de achtste dag na de verzending van die brief te zijn goedgekeurd.
Kleine gebreken, die gevoeglijk vóór een nog volgende betalingstermijn kunnen worden hersteld, zullen geen reden tot onthouding van goedkeuring mogen zijn, mits zij een eventuele ingebruikneming niet in de weg staan. De aannemer is gehouden de in dit lid bedoelde gebreken zo spoedig mogelijk te herstellen.
Indien in het bestek is voorgeschreven dat de aannemer de opdrachtgever bedienings- en onderhoudsvoorschriften zal verstrekken met betrekking tot het technische installatiewerk, overhandigt hij deze op het tijdstip van ingebruikneming van het technische installatiewerk, of van het desbetreffende onderdeel daarvan, dan wel uiterlijk op de dag waarop het technische installatiewerk als opgeleverd wordt beschouwd. Indien in het bestek is voorgeschreven dat de aannemer de opdrachtgever revisietekeningen met betrekking tot het technische installatiewerk zal verstrekken, overhandigt hij deze uiterlijk drie maanden na de dag waarop het technische installatiewerk als opgeleverd wordt beschouwd.
Indien de aannemer niet een aanvrage om opneming als bedoeld in § 9, eerste lid, tot de directie heeft gericht, doch de opdrachtgever het werk voltooid acht, kan deze de aannemer zulks schriftelijk mededelen. De vijfde dag na de verzending van deze mededeling geldt dan als dag waarop het werk als opgeleverd wordt beschouwd.
De opdrachtgever kan het werk, voordat dit voltooid is, of een al dan niet voltooid onderdeel daarvan, in gebruik nemen of doen nemen mits de ingebruikneming een voldoende voortgang van het werk niet in gevaar brengt. De opdrachtgever gaat hiertoe niet over dan nadat hij dit schriftelijk aan de aannemer heeft medegedeeld en hij deze heeft gehoord en een opneming, dan wel – indien het een technisch installatiewerk betreft – een beproeving en opneming als bedoeld in § 8a van het in gebruik te nemen werk of onderdeel daarvan heeft plaatsgevonden. Indien door de ingebruikneming meer wordt verlangd van de aannemer dan redelijkerwijs van hem kan worden gevergd, zal dit worden verrekend als meer werk. Indien door de ingebruikneming schade aan het werk ontstaat komt deze schade niet voor rekening van de aannemer. Door de in dit lid bedoelde ingebruikneming en opneming wordt het werk, dan wel dat onderdeel, niet als opgeleverd beschouwd. Voor technische installatiewerken geldt dat indien in het bestek een onderhoudstermijn als bedoeld in § 11 is voorgeschreven, door de in dit lid bedoelde ingebruikneming de onderhoudstermijn onmiddellijk ingaat na de dag van ingebruikneming.
De aannemer is gehouden gebreken, welke in de onderhoudstermijn aan de dag treden, te herstellen, met uitzondering echter van die, waarvoor de opdrachtgever op grond van § 5, tweede lid de verantwoordelijkheid draagt of waarvoor hij op grond van § 5, derde of vierde lid, aansprakelijk is. Onder de in dit lid bedoelde gebreken vallen niet die gebreken die het gevolg zijn van onjuist of onzorgvuldig gebruik dan wel gekwalificeerd kunnen worden als normaal te verwachten slijtage als gevolg van het feitelijke gebruik.
§ 12. Aansprakelijkheid van de aannemer na de oplevering
De rechtsvordering uit hoofde van een gebrek waarvoor de aannemer krachtens het tweede lid aansprakelijk is, is niet ontvankelijk indien zij wordt ingesteld na verloop van:
tien jaren na de in het eerste lid bedoelde dag, indien het werk geheel of gedeeltelijk is ingestort of dreigt in te storten dan wel ongeschikt is geraakt of ongeschikt dreigt te geraken voor de bestemming waarvoor het blijkens de overeenkomst bedoeld is en dit slechts kan worden verholpen of kan worden voorkomen door het treffen van zeer kostbare voorzieningen.
Hoofdstuk V. Wijziging tijdstippen van uitvoering, schorsing, beëindiging in onvoltooide staat
§ 13. Wijziging tijdstippen van uitvoering
§ 14. Schorsing van het werk en beëindiging van het werk in onvoltooide staat
Indien de schorsing langer dan één maand duurt, kan de aannemer bovendien vorderen, dat een evenredige betaling voor het uitgevoerde gedeelte van het werk plaats heeft. Daarbij wordt rekening gehouden met de nog niet verwerkte bouwstoffen, voor zover deze in verband met het bepaalde in § 19 eigendom van de opdrachtgever zijn geworden. Nog niet verwerkte voor keuring gereed zijnde bouwstoffen worden op verzoek van de aannemer eerst nog gekeurd.
De aannemer heeft alsdan recht op de aannemingssom, vermeerderd met de kosten die hij als gevolg van de niet voltooiing heeft moeten maken en verminderd met de hem door de beëindiging bespaarde kosten. Aanspraken van de aannemer en de opdrachtgever op hetgeen overigens ter zake van de overeenkomst verschuldigd is blijven onverlet.
Hoofdstuk VI. Werkterrein, reclame
De aannemer kan vóór de aanvang van het werk schriftelijk vorderen, dat de toestand van het werkterrein zo goed mogelijk wordt vastgesteld, in welk geval de opneming door de directie in samenwerking met en voor rekening van de aannemer ten spoedigste plaats vindt. Indien daarbij afwijkingen ten opzichte van de in het bestek omschreven toestand aan het licht komen, is het bepaalde in § 29, derde lid, van toepassing.
Aan de aannemer is het evenwel toegestaan op een deel van die plaatsen aanduidingen van zijn naam en bedrijf aan te brengen, mits plaats, uiterlijk en afmetingen hiervan door de directie zijn goedgekeurd. Hetzelfde kan door de directie op een door tussenkomst van de aannemer gedaan verzoek aan onderaannemers en leveranciers worden toegestaan.
§ 17. Verwerking van bouwstoffen
De directie kan verlangen, dat goedgekeurde bouwstoffen ook nadat zij zijn verwerkt alsnog worden vervangen, indien daaraan na de keuring nog gebreken worden geconstateerd. Deze vervanging geschiedt voor rekening van de opdrachtgever en wordt als meer werk verrekend, onverminderd het recht van de aannemer op schadevergoeding, indien daartoe gronden zijn. Indien echter het gebrek redelijkerwijs niet door de directie had kunnen worden onderkend en het gebrek aan de aannemer kan worden toegerekend, komt deze vervanging voor rekening van de aannemer.
Indien en voor zover in het bestek is bepaald dat bouwstoffen door de directie worden gekeurd, worden deze in geval van goedkeuring zo nodig gemerkt. Door de opdrachtgever ter beschikking gestelde bouwstoffen worden geacht te zijn goedgekeurd. Indien voorgeschreven is dat bouwstoffen moeten worden geleverd met een kwaliteitsverklaring afkomstig van een door de Raad voor de Accreditatie erkende certificatie-instelling, wordt in het kader van de keuring volstaan met een uitwendige visuele beoordeling. De kwaliteitsverklaring wordt door de aannemer ter gelegenheid van de beoordeling door de directie aan haar ter beschikking gesteld.
De keuring geschiedt – ter keuze van de directie – op het werk, in de middelen van vervoer of elders, zo spoedig mogelijk na aanvoer of gereedkoming. Indien, ondanks een door de directie ontvangen schriftelijk verzoek van de aannemer om bouwstoffen te keuren, uiterlijk op een in dat verzoek vermeld redelijk tijdstip de schriftelijke mededeling van de uitslag van de keuring niet door de aannemer is ontvangen, worden die bouwstoffen geacht te zijn goedgekeurd. Onder een schriftelijk verzoek en onder een mededeling als in dit lid bedoeld wordt mede verstaan een aantekening in het dagboek of weekrapport, bedoeld in § 27.
Verzoekt de aannemer om keuring op een andere plaats dan door de directie is voorgeschreven, dan wordt dat niet geweigerd, indien toestaan niet in strijd is met de belangen van een goede hoedanigheid van het werk en van doeltreffende controle en mits de aannemer de hogere kosten ervan voor zijn rekening neemt.
Ingeval van afkeuring van bouwstoffen kan zowel de directie als de aannemer vorderen, dat een in onderlinge overeenstemming getrokken monster uit die bouwstoffen tot na de beslechting van het uit die afkeuring mogelijk voortvloeiend geschil wordt bewaard. Deze monsters worden door beiden gewaarmerkt. De bewaring geschiedt op een in onderlinge overeenstemming te bepalen plaats.
§ 19. Eigendom van bouwstoffen
Alle voor het werk bestemde bouwstoffen worden – zonder dat de opdrachtgever daardoor aansprakelijk wordt voor betalingen aan leveranciers of andere rechthebbenden – eigendom van de opdrachtgever, zodra zij zijn goedgekeurd en de aannemer door overlegging van (een) verklaring(en) volgens het bij de UAV behorende bijlage B heeft aangetoond, dat de leveranciers en eventuele andere rechthebbenden afstand doen van alle aanspraken op die bouwstoffen ten behoeve van de opdrachtgever.
Geen overdracht van eigendom aan de opdrachtgever als bedoeld in het eerste lid wordt geacht te hebben plaats gevonden:
indien de opdrachtgever failliet wordt verklaard of hem surseance van betaling wordt verleend en het werk door de curator dan wel door de opdrachtgever en diens bewindvoerders niet wordt voortgezet.[enter]Het in dit lid bepaalde lijdt nochtans uitzondering met betrekking tot die bouwstoffen, welke de opdrachtgever aan de aannemer heeft betaald.
De aannemer draagt zorg voor de goedgekeurde en de door de opdrachtgever ter beschikking gestelde bouwstoffen, alsmede voor de uit het werk komende bouwstoffen. Verlies, vermissing of beschadiging van deze bouwstoffen is voor zijn rekening, behoudens het bepaalde in § 44.
§ 22. Garantie voor een onderdeel
Indien in het bestek is vermeld dat één of meer onderdelen van het werk moeten worden gegarandeerd, zal de aannemer op eerste aanzegging van de opdrachtgever zo spoedig mogelijk de tijdens de garantieperiode optredende gebreken voor zijn rekening herstellen. Gebreken in de zin van deze bepaling zijn gebreken, waarvan de opdrachtgever aannemelijk maakt dat die met grote mate van waarschijnlijkheid moeten worden toegeschreven aan een omstandigheid, die aan de aannemer kan worden toegerekend.
Indien in het bestek is vermeld dat een onderdeel van het werk door een onderaannemer of een leverancier moet worden gegarandeerd, draagt de aannemer zorg voor het verstrekken van de garantie door de onderaannemer of leverancier aan de opdrachtgever. Indien deze garantie niet door de onderaannemer of leverancier wordt verstrekt, wordt een dienovereenkomstige garantie door de aannemer verstrekt.
§ 23. Loodsen en andere hulpmiddelen
§ 24. Hulpmiddelen van de opdrachtgever
Indien ten behoeve van het werk in gebruik zijnde hulpmiddelen, zoals vaartuigen en werktuigen, dan wel voor het werk bestemde bouwstoffen gezonken zijn in wateren, welke bij de opdrachtgever in eigendom of beheer zijn, is de aannemer verplicht ze met inbegrip van lading en toebehoren te lichten en te verwijderen.
§ 26. Algemeen tijdschema, werkplan
De aannemer stelt zo spoedig mogelijk een op de aard van het werk afgestemd algemeen tijdschema op.[enter]In dit algemene tijdschema wordt duidelijk aangegeven op welke wijze, in welke volgorde, met welk materieel en met welke hulpmiddelen de aannemer voornemens is het werk en zijn onderdelen uit te voeren alsmede welke tijdsduur hij voor elk onderdeel nodig acht.[enter]Tevens wordt daarin aangegeven op welke tijdstippen de aannemer ten behoeve van de voortgang van het werk en de volgorde van de onderdelen ervan zal dienen te beschikken over datgene waarvoor de opdrachtgever of de directie volgens de overeenkomst dient te zorgen. Het algemene tijdschema dient te voldoen aan de eisen, die ten aanzien van de uitvoering van het werk in de overeenkomst zijn gesteld, en wordt door de aannemer van een behoorlijke toelichting voorzien.
De directie beslist zo spoedig mogelijk omtrent de goedkeuring van het algemene tijdschema en deelt haar beslissing, in elk geval uiterlijk op de tiende werkdag, nadat zij het heeft ontvangen, schriftelijk aan de aannemer mede. De goedkeuring wordt slechts aan het algemene tijdschema onthouden, indien uit de inhoud daarvan blijkt, dat niet aan de uit de overeenkomst voortvloeiende eisen wordt voldaan.
Ingeval van goedkeuring worden de beide exemplaren van het algemene tijdschema ook door de directie gedateerd en ondertekend, waarna een van de exemplaren aan de aannemer wordt toegezonden. In geval het algemene tijdschema niet wordt goedgekeurd, wordt de aannemer met de redenen hiervan schriftelijk in kennis gesteld. De aannemer legt in dat geval zo spoedig mogelijk, doch binnen tien werkdagen, een nieuw algemeen tijdschema, waarbij met de bezwaren van de directie rekening is gehouden, ter goedkeuring aan de directie over. Ten aanzien van de beslissing op het nieuwe algemene tijdschema is het derde lid van overeenkomstige toepassing.
Het algemene tijdschema geldt als een leidraad voor de aannemer en verzwaart de voor hem uit de overeenkomst voortvloeiende verplichtingen niet. De goedkeuring door de directie van het algemene tijdschema en daarin onder haar goedkeuring aangebrachte wijzigingen ontheffen de aannemer niet van zijn verplichtingen om het werk naar de uit de overeenkomst voortvloeiende eisen uit te voeren en tijdig te voltooien.
Indien van de aannemer wordt verlangd, dat hij in plaats van of naast het in deze paragraaf bedoelde algemene tijdschema een gedetailleerd werkplan aan de directie overlegt, wordt zulks, onder vermelding van de aan dit werkplan te stellen eisen, in de overeenkomst vermeld. Voor zover de overeenkomst niet anders vermeldt, is het bepaalde in het eerste tot en met het vijfde lid alsdan van overeenkomstige toepassing.
§ 27. Dagboek, lijsten, rapporten, verslagen van bouwvergaderingen
Ingeval de directie niet alleen weekrapporten opmaakt maar ook een dagboek bijhoudt, is op dit dagboek het bepaalde in het eerste tot en met het vijfde lid van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat geen afschrift van het dagboek aan de aannemer wordt verstrekt, tenzij deze daarom verzoekt.
Indien dit in de overeenkomst is voorgeschreven of na de opdracht door de directie wordt verlangd, verstrekt de aannemer telkens uiterlijk op de vijfde werkdag na het verstrijken van een werkweek een op die week betrekking hebbende, door hem gedateerde en ondertekende lijst, bevattende opgaven omtrent het personeel en voorts zodanige verdere mededelingen als door de directie worden gewenst.
Indien ten behoeve van het werk buiten het werkterrein werkzaamheden worden verricht, kan de directie vorderen, dat de aannemer daaromtrent uiterlijk op de vijfde werkdag na het verstrijken van een werkweek een door hem ondertekend rapport in tweevoud bij haar indient. In dit rapport worden aantekeningen als in het eerste lid bedoeld en betrekking hebbend op de in voornoemde werkweek verrichte werkzaamheden opgenomen.
Indien is overeengekomen dat tijdens de uitvoering van het werk bouwvergaderingen worden gehouden, maakt de directie daarvan verslagen. De verslagen worden zo spoedig mogelijk aan de aannemer ter ondertekening voorgelegd. Indien de aannemer zich met de inhoud van het verslag niet kan verenigen, wordt aan het verslag een aantekening toegevoegd waaruit blijkt tegen welke gedeelten en om welke reden hij bezwaar heeft. Het verslag wordt in de daarop volgende bouwvergadering vastgesteld.
§ 28. Afbakening, peilingen en opmetingen
De aannemer zal voor zijn rekening:
§ 29. Verschillen in afmetingen of in de toestand van bestaande werken en terreinen
Indien de in de beschrijving van het werk vermelde afmetingen niet overeenkomen met die, voorkomende op de tekening, is de aannemer verplicht de door hem geconstateerde afwijking ter kennis te brengen van de directie, opdat deze, zo zij zulks nodig acht, kan besluiten van de in § 2, vierde lid, bedoelde rangorde af te wijken. Een zodanig besluit van de directie wordt als een bestekswijziging aangemerkt.
Indien de in het bestek aangegeven afmetingen niet overeenkomen met die, voorkomende in de werkelijkheid, is de aannemer verplicht de door hem geconstateerde afwijking ter kennis te brengen van de directie, teneinde met deze overleg te plegen omtrent hetgeen moet geschieden om, gelet op de afwijking, het werk juist uit te voeren. De gebleken afwijking geeft, afgezien van de verrekening van meer en minder werk, welke uit het bestek mocht voortvloeien, de aannemer aanspraak op bijbetaling, indien die afwijking van zodanige aard is, dat de gevolgen daarvan redelijkerwijs niet voor zijn rekening dienen te komen.
Verschillen tussen de tijdens de uitvoering blijkende toestand van bestaande gebouwen, werken en terreinen enerzijds en de in het bestek aangeduide toestand anderzijds geven, afgezien van de verrekening van meer en minder werk, welke uit het bestek mocht voortvloeien, de aannemer aanspraak op bijbetaling, indien die verschillen van zodanige aard zijn, dat de gevolgen daarvan redelijkerwijs niet voor zijn rekening dienen te komen. Overigens draagt de opdrachtgever de verantwoordelijkheid voor de juistheid van de door of namens hem verstrekte gegevens. Het in dit lid bepaalde is ook van toepassing indien in het bestek geen toestand of gegevens zijn aangeduid, doch de tijdens de uitvoering blijkende toestand afwijkt van die welke de aannemer redelijkerwijs had mogen verwachten.
§ 30. Voorziening in waterkering, waterdoorlaat en verkeer
De aannemer mag het werk of onderdelen daarvan, waardoor de belangen van waterkering of waterdoorlaat zouden kunnen worden geschaad of stremming of stoornis in of hinder aan of gevaar voor het verkeer te land, te water of door de lucht zou kunnen worden veroorzaakt, slechts uitvoeren, indien en zolang hij met het oog op die belangen de nodige voorzieningen heeft getroffen.
§ 31. Verband met andere werken
De aannemer is verplicht de vondst van alle voorwerpen, die bij de uitvoering van het werk worden gevonden en die van waarde zijn of uit een historisch of wetenschappelijk oogpunt van belang kunnen zijn, terstond aan de directie te melden en deze voorwerpen zo mogelijk in handen van de directie te stellen, tenzij het bestek anders bepaalt.
§ 33. Vermoeden van onvoldoend werk
Indien de directie vermoedt, dat het werk niet aan de bij de overeenkomst gestelde eisen voldoet, is de aannemer verplicht de maatregelen te nemen of te gedogen, die nodig zijn om vast te stellen of zulks al dan niet het geval is. Ingeval het werk niet aan deze eisen voldoet, komen de kosten van bedoelde maatregelen voor rekening van de aannemer. In het tegengestelde geval worden zij, evenals de kosten van herstel, verrekend als meer werk en wordt eventuele schade vergoed.
§ 34. Wijzigingen in de uitvoering
Wijzigingen door de directie in de uitvoering van het werk aangebracht geven de aannemer aanspraak op bijbetaling, indien van hem meer wordt verlangd dan redelijkerwijs van hem kan worden gevergd.
Hoofdstuk X. Meer en minder werk
§ 35. Verrekening van meer en minder werk
Verrekening van meer en minder werk vindt plaats:
in de gevallen waarin verrekening als meer en minder werk in deze UAV of in de overeenkomst is voorgeschreven. In deze gevallen is het bepaalde in par. 36 lid 1a van overeenkomstige toepassing.
Aanspraken van de aannemer en de opdrachtgever op hetgeen overigens ter zake van de overeenkomst verschuldigd is blijven onverlet.
De verrekening van het meer werk geschiedt door bijbetaling, die van het minder werk door inhouding op de aannemingssom. De opdrachtgever en de aannemer komen overeen op welke wijze – ineens of in gedeelten – en wanneer de verrekening geschiedt van het meer en het minder werk of, indien er zowel van meer als van minder werk sprake is, van het saldo daarvan.
Indien bij de eindafrekening van het werk blijkt, dat het totaal van het reeds verrekende en het nog te verrekenen minder werk dat van het reeds verrekende en het nog te verrekenen meer werk overtreft, heeft de aannemer recht op een bedrag gelijk aan 10% van het verschil van deze totalen. Het in dit lid bepaalde lijdt uitzondering, voor zover het minder werk het gevolg is van een verzoek van de aannemer om minder te mogen uitvoeren dan in de overeenkomst is bepaald.
In geval van door de opdrachtgever gewenste bestekswijzigingen kan de aannemer slechts dan een verhoging van de prijs vorderen, wanneer hij de opdrachtgever tijdig heeft gewezen op de noodzaak van een daaruit voortvloeiende prijsverhoging, tenzij de opdrachtgever die noodzaak uit zichzelf had moeten begrijpen.
De directie is bevoegd voor of tijdens de uitvoering van het werk bestekswijzigingen aan te brengen. Indien en voor zover deze bevoegdheid in het bestek aan de opdrachtgever is voorbehouden, is voor deze bestekswijzigingen een door de opdrachtgever aan de aannemer te verstrekken schriftelijke opdracht vereist.
De aannemer zal aan opdrachten tot bestekswijzigingen gevolg geven, ook indien daardoor de omvang van het werk wordt vermeerderd of verminderd, mits dientengevolge de totalen van de bijbetalingen en inhoudingen elk niet meer bedragen dan 15% van de aannemingssom dan wel het saldo van die bijbetalingen en inhoudingen niet meer bedraagt dan 10% van de aannemingssom.
Bestekswijzigingen worden verrekend tegen bedragen of prijzen die vóór de uitvoering van die wijzigingen of, indien hun aard dit belet, zo spoedig mogelijk tussen de opdrachtgever en de aannemer worden overeengekomen. Indien de directie overweegt om een bestekswijziging aan te brengen en daartoe de aannemer verzoekt een prijsaanbieding te doen, plegen de directie en de aannemer op verzoek van de aannemer tevoren overleg omtrent de vraag of, en zo ja onder welke omstandigheden, de aannemer aanspraak zal kunnen maken op een redelijke vergoeding van de aan het doen van de prijsaanbieding verbonden kosten.
Bestekswijzigingen zullen de aannemer schriftelijk worden opgedragen. De aannemer kan genoegen nemen met een overeenkomstige aantekening in het dagboek, het weekrapport of het verslag van de bouwvergadering, welke dan als schriftelijke opdracht zal worden aangemerkt. Het gemis van een schriftelijke opdracht of van een aantekening in het dagboek of weekrapport laat de aanspraken van de aannemer en van de opdrachtgever op verrekening van meer en minder werk onverlet.
De opdrachtgever zal de reeds aangevoerde, de blijkens de vrachtbrief afgezonden en de uitsluitend ten behoeve van het werk bestelde bouwstoffen, die tengevolge van bestekswijzigingen niet kunnen worden gebruikt, voor zover deze bouwstoffen aan de gestelde eisen voldoen, overnemen of deswege een billijke schadevergoeding verlenen.
De kosten van het in het werk brengen van ten laste van stelposten aangeschafte bouwstoffen zijn in de aannemingssom begrepen en worden niet afzonderlijk verrekend. Deze kosten zullen echter worden verrekend ten laste van de stelpost, waarop ook de aanschaffing van die bouwstoffen wordt verrekend, indien zij betrekking hebben op het in het werk brengen van installaties, zoals liften, centrale verwarming en dergelijke, of voor zover zij door de invulling die aan de stelpost wordt gegeven hoger zijn dan die waarmee de aannemer redelijkerwijs rekening heeft moeten houden.
Bij de ten laste van stelposten te brengen uitgaven, die betrekking hebben op de verrichting van werkzaamheden, wordt gerekend met prijzen, welke zijn samengesteld uit:
een aannemersvergoeding van 10% van de onder a bedoelde kosten.
De kosten op de bouwplaats voor algemene inrichting, verzorging en uitvoering worden niet afzonderlijk verrekend, maar worden geacht in de aannemingssom te zijn begrepen, behalve voor zover die kosten, door de invulling die aan de stelpost wordt gegeven, hoger zijn dan die waarmee de aannemer redelijkerwijs rekening heeft moeten houden.
Onder geschatte hoeveelheden worden verstaan de met de toevoeging ‘naar schatting’, ‘ongeveer’ of dergelijke aanduidingen in het bestek genoemde hoeveelheden. Een afwijking van een geschatte hoeveelheid wordt verrekend indien en voor zover er sprake is van een afwijking die meer bedraagt dan 10% van die geschatte hoeveelheid, tenzij zulks aanleiding tot onbillijkheid zou geven.
§ 39. Afwijkingen van verrekenbare hoeveelheden
Indien in het bestek verrekenbare hoeveelheden zijn opgenomen en deze blijken te hoog of te laag te zijn om het werk overeenkomstig de bepalingen van het bestek of de aard van het werk tot stand te brengen, zullen de afwijkingen van deze hoeveelheden worden verrekend tegen verrekenprijzen, die daartoe bij de totstandkoming van de overeenkomst zijn overeengekomen.
Indien een verrekenprijs voor afwijkingen van een in het bestek opgenomen verrekenbare hoeveelheid te laag of te hoog blijkt te zijn, zal een gewijzigde verrekenprijs tussen de opdrachtgever en de aannemer worden overeengekomen. De herziening zal slechts kunnen plaats vinden, indien meer dan 110% of minder dan 90% van de in het bestek opgenomen verrekenbare hoeveelheid is of zal worden verwerkt.
Indien voor een bepaalde bouwstof of voor een bepaald soort werk meer dan één verrekenbare hoeveelheid in het bestek is opgenomen en voor die hoeveelheden een zelfde verrekenprijs geldt, wordt voor de toepassing van het bepaalde in het tweede en derde lid het totaal van deze hoeveelheden als de in het bestek opgenomen verrekenbare hoeveelheid beschouwd.
Hoofdstuk XI. Betaling, omzetbelasting, kortingen, verpanding
Geschiedt de opneming, bedoeld in het tweede lid, niet binnen acht dagen nadat de aannemer daarom heeft verzocht, dan kan de aannemer schriftelijk een nieuwe aanvrage tot de directie richten, met verzoek binnen vier dagen tot opneming over te gaan. Voldoet de directie niet aan dit verzoek, dan wordt de opneming geacht te zijn geschied en wordt het door de aannemer in zijn verzoek opgegeven termijnbedrag uitbetaald overeenkomstig het in het zesde lid bepaalde.
Indien de directie na een opneming, bedoeld in het tweede lid, nalaat binnen vier dagen nadat de aannemer daarom schriftelijk heeft verzocht, het resultaat van de opneming bekend te maken, wordt het door de aannemer in zijn verzoek opgegeven termijnbedrag uitbetaald overeenkomstig het in het zesde lid bepaalde.
De uitbetaling van een termijn zal plaats vinden binnen vier weken, nadat bij de opneming, bedoeld in het tweede lid, is gebleken, dat de aannemer recht heeft op betaling van die termijn. Indien in het bestek is bepaald, dat de betaling van een termijn eerst zal geschieden nadat de aannemer een declaratie heeft ingediend, zal de betaling plaats vinden binnen vier weken nadat de declaratie in goede orde bij de directie is ingekomen. De declaratie wordt geacht in goede orde bij de directie te zijn ingekomen indien de directie niet binnen zeven dagen na ontvangst van de declaratie aan de aannemer heeft medegedeeld dat daaraan documenten ontbreken welke nodig zijn ter beoordeling van de juistheid van de declaratie. Indien de directie tegen de inhoud van de declaratie bezwaar heeft, stelt zij de aannemer onder opgave van redenen daarvan zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van de declaratie, op de hoogte.
Zo spoedig mogelijk na de oplevering van het werk, of, indien in het bestek een onderhoudstermijn is voorgeschreven, zo spoedig mogelijk na het verstrijken daarvan, wordt de eindafrekening van het werk opgesteld. Hetgeen reeds is betaald wordt dan in mindering gebracht op hetgeen de aannemer volgens het eerste lid toekomt en het restant wordt hem binnen vier weken betaald. Indien de aannemer bij de eindafrekening een bedrag aan de opdrachtgever verschuldigd blijkt, is hij binnen vier weken tot betaling daarvan gehouden.
Indien door in gebreke blijven of onvermogen van de aannemer de opdrachtgever het werk geheel of gedeeltelijk uitvoert, of door anderen doet uitvoeren, wordt de betaling opgeschort, totdat zal zijn gebleken, welk bedrag dientengevolge door of aan de aannemer verschuldigd is. Het bepaalde in § 45, eerste en tweede lid, is niet van toepassing over het tijdvak van de opschorting.
In de in het voorgaande lid bedoelde gevallen heeft de opdrachtgever tevens het recht om voor rekening van de aannemer rechtstreeks aan onderaannemers en leveranciers een billijke vergoeding uit te keren voor de werkzaamheden en leveringen, waarvoor deze nog geen betaling genoten. De opdrachtgever gaat hiertoe niet over dan na de aannemer of diens wettelijke vertegenwoordiger ter zake te hebben gehoord.
De opdrachtgever kan wegens te late oplevering van het werk aan de aannemer kortingen op de aannemingssom opleggen. Voor de toepassing van deze paragraaf wordt als dag van oplevering aangemerkt de dag, welke door de aannemer overeenkomstig het bepaalde in § 9, eerste lid, of, ingeval van heropneming na onthouding van goedkeuring, overeenkomstig het bepaalde in § 9, achtste lid, is opgegeven, mits het werk vervolgens is of geacht wordt te zijn goedgekeurd.
Geen korting wordt opgelegd voor na de opleveringstermijn verstreken dagen die geen werkdag zijn. Evenmin wordt korting opgelegd voor de zowel binnen als na bedoelde termijn gevallen dagen, dat de oplevering door overmacht is vertraagd, voor zover daarmede bij een verleende termijnverlenging geen rekening is gehouden. Vertraging in de voortgang van het werk door bedrijfsstoornissen en – indien de opleveringstermijn niet is bepaald in werkbare werkdagen – door onwerkbare dagen, wordt daarbij slechts als overmacht aangemerkt, voor zover die vertraging van ongewone duur is geweest.
§ 43. Verpanding of cessie door de aannemer aan derden
Hoofdstuk XIa. Zekerheidstelling, verzekering
Met inachtneming van hetgeen in het zevende lid is bepaald, is de opdrachtgever gerechtigd om van de aannemer te bedingen dat deze zekerheid stelt voor de nakoming van zijn verplichtingen die voortvloeien uit de overeenkomst; indien door de aannemer zekerheid dient te worden gesteld, geldt het bepaalde in het derde tot en met het zesde lid van deze paragraaf.
Indien de opdrachtgever voornemens is de bankgarantie in te roepen geeft hij de aannemer daarvan bij aangetekende brief kennis. De opdrachtgever is gerechtigd de bankgarantie in te roepen, tenzij de Raad van Arbitrage voor de Bouw, in een door de aannemer binnen tien werkdagen na de verzending van de in dit lid bedoelde kennisgeving aanhangig te maken spoedgeschil, in eerste aanleg anders beslist.
De zekerheid blijft van kracht tot het tijdstip waarop het werk als opgeleverd wordt beschouwd, met dien verstande dat, indien sprake is van kleine gebreken als bedoeld in § 9, zevende lid, de zekerheid van kracht blijft tot het tijdstip waarop de aannemer deze gebreken heeft hersteld. Indien in het bestek een onderhoudstermijn is voorgeschreven, blijft de zekerheid van kracht tot overeenkomstig § 11, zesde lid, is geconstateerd dat de aannemer aan zijn verplichtingen heeft voldaan.
Na de dag waarop het werk als opgeleverd wordt beschouwd, of indien een onderhoudstermijn is voorgeschreven, na afloop van de onderhoudstermijn, is de aannemer gerechtigd vervangende zekerheid te stellen tot een bedrag dat in redelijkheid is gemoeid met herstel van de voor zijn rekening komende gebreken. De opdrachtgever is gehouden de oorspronkelijke zekerheidstelling terug te geven nadat hij met de vervangende zekerheid heeft ingestemd en deze heeft ontvangen.
De opdrachtgever is niet gerechtigd om van de aannemer te bedingen dat deze zekerheid stelt voor de nakoming van zijn verplichtingen indien is overeengekomen dat de aannemingssom geheel of ten dele wordt ingehouden. Van een zodanige inhouding is sprake indien, de termijn van § 40, zesde lid, eerste zin, buiten beschouwing gelaten, aan de aannemer minder wordt betaald dan overeenkomt met de som der waarden van het werk dat reeds is uitgevoerd en van de goedgekeurde nog onverwerkte bouwstoffen, die eigendom van de opdrachtgever zijn geworden.
Indien de opdrachtgever hetgeen de aannemer volgens de overeenkomst toekomt, niet of niet tijdig betaalt, of de aannemer gegronde redenen heeft om aan te nemen dat de opdrachtgever het de aannemer toekomende niet of niet tijdig zal betalen, is de aannemer gerechtigd om van de opdrachtgever genoegzame zekerheid te verlangen. Indien de opdrachtgever in gebreke blijft met het stellen van de door de aannemer verlangde genoegzame zekerheid, is de aannemer bevoegd, hetzij de uitvoering van het werk te schorsen, hetzij het werk in onvoltooide staat te beëindigen. Met betrekking tot de schorsing respectievelijk de beëindiging in onvoltooide staat is het bepaalde in § 14 van overeenkomstige toepassing. Op de in dit lid bedoelde zekerheid is hetgeen in het vierde lid is gesteld van overeenkomstige toepassing.
Tenzij het bestek anders bepaalt, dient de aannemer verzekeringen aan te gaan waarin de opdrachtgever en de directie als mede-verzekerden zijn opgenomen, een en ander voor zover dit naar de aard en de omvang van het werk nodig en gebruikelijk is. De aannemer zorgt ervoor dat de directie ten spoedigste schriftelijk bewijs van het bestaan en de inhoud van vorenbedoelde verzekeringen ontvangt.
Indien door de opdrachtgever verzekeringen in verband met het werk zijn aangegaan of zullen worden aangegaan,worden de condities en bepalingen daarvan aan het bestek gehecht en zorgt de opdrachtgever ervoor dat de aannemer ten spoedigste schriftelijk bewijs van het bestaan en de inhoud van vorenbedoelde verzekeringen ontvangt.
Hoofdstuk XII. Schade aan het werk
Onder schade aan het werk in de zin van deze paragraaf wordt verstaan schade aan het geheel of gedeeltelijk door de aannemer ten behoeve van de opdrachtgever gebouwde of gemaakte, aan de hulpwerken, aan de op of bij het werk aangevoerde bouwstoffen en voor het werk noodzakelijke hulpmiddelen. Onder schade aan bouwstoffen wordt tevens verstaan het verlies daarvan.
Onverminderd de aansprakelijkheid van partijen krachtens de overeenkomst of de wet is schade aan het werk voor rekening van de aannemer, tenzij deze schade het gevolg is van buitengewone omstandigheden tegen de schadelijke gevolgen waarvan de aannemer in verband met de aard van het werk geen passende maatregelen heeft behoeven te nemen, en het onredelijk zou zijn de schade voor zijn rekening te doen komen.
Schade aan het werk, welke voor rekening van de aannemer is, zal door deze worden hersteld binnen door de directie eventueel te stellen termijnen, tenzij van de aannemer redelijkerwijs niet kan worden verlangd, dat het herstel door hem geschiedt. In dit geval, alsmede indien redelijkerwijs van de opdrachtgever niet kan worden verlangd, dat hij het herstel door de aannemer laat verrichten, kan de opdrachtgever in plaats daarvan een geldelijke vergoeding van de aannemer vorderen.
Niet voor rekening van de aannemer komende schade aan het werk zal, indien de opdrachtgever daartoe de wens te kennen geeft en dit redelijkerwijs van de aannemer kan worden verlangd, eveneens door deze worden hersteld binnen door de directie eventueel te stellen termijnen. In dit geval wordt het herstel als meer werk verrekend.
Hoofdstuk XIII. In gebreke blijven, onvermogen of overlijden van een der partijen
§ 45. In gebreke blijven, onvermogen of overlijden van de opdrachtgever
Indien de opdrachtgever de in gevolge de overeenkomst verschuldigde betalingen niet tijdig verricht en de vertraging niet het gevolg is van een omstandigheid waarvoor de aannemer verantwoordelijk is, heeft deze aanspraak op vergoeding van rente tegen het wettelijk percentage met ingang van de dag, waarop de betaling uiterlijk had moeten geschieden. De rentevordering van de aannemer zal nimmer omvatten rente van rente.
Indien na verloop van twee weken sedert de dag waarop de betaling uiterlijk had moeten geschieden, deze nog niet heeft plaats gevonden en een nadien door de aannemer verzonden schriftelijke aanmaning na verloop van veertien dagen evenmin tot betaling heeft geleid, wordt het in het voorgaande lid bepaalde percentage na het verstrijken van die veertien dagen met 2 verhoogd, en is de aannemer bevoegd, mits hij zulks in de aanmaning heeft vermeld, hetzij de uitvoering van het werk te schorsen tot de opdrachtgever het door hem verschuldigde heeft betaald, hetzij het werk in onvoltooide staat te beëindigen. Met betrekking tot de schorsing respectievelijk de beëindiging in onvoltooide staat is het bepaalde in § 14 van overeenkomstige toepassing.
Indien de opdrachtgever in staat van faillissement wordt verklaard, is de aannemer bevoegd de curator te sommeren om binnen acht dagen te verklaren of hij bereid is het werk te doen voortzetten onder zodanige genoegzame zekerheidstelling als de aannemer blijkens de sommatie verlangt. Indien de curator zich bereid verklaart het werk te doen voortzetten, is hij verplicht bij die verklaring de verlangde zekerheid te stellen. Indien de curator niet bereid is het werk te doen voortzetten, is de aannemer gerechtigd het werk in onvoltooide staat te beëindigen. Met betrekking tot de beëindiging in onvoltooide staat is het bepaalde in § 14 van overeenkomstige toepassing.
Ingeval de opdrachtgever onder curatele wordt gesteld, is het bepaalde in het vierde lid van overeenkomstige toepassing. Ingeval de opdrachtgever surseance van betaling wordt verleend of hij met rechterlijke machtiging in een psychiatrisch ziekenhuis wordt geplaatst, is het bepaalde in het vierde lid eveneens van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor ‘de curator’ wordt gelezen ‘de opdrachtgever en de bewindvoerder’ onderscheidenlijk ‘de provisionele bewindvoerder of de curator’.
Ingeval de opdrachtgever overlijdt, is de overeenkomst niet uit dien hoofde ontbonden. Het bepaalde in het vierde lid is alsdan van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor ‘de curator’ wordt gelezen ‘de erfgenamen’. Indien de aannemer zulks verlangt, zijn de erfgenamen verplicht één van hen of een derde schriftelijk aan te wijzen om hen in alle opzichten te vertegenwoordigen.
§ 46. In gebreke blijven, onvermogen of overlijden van de aannemer
Ingeval de aannemer de op hem rustende verplichtingen niet nakomt en de opdrachtgever hem deswege in gebreke stelt, zal de ingebrekestelling schriftelijk geschieden en zal de opdrachtgever de aannemer daarbij een redelijke termijn stellen om alsnog zijn verplichtingen na te komen. Reeds voordat de gestelde termijn is verstreken, is de opdrachtgever in dringende gevallen gerechtigd voor rekening van de aannemer zodanige maatregelen te nemen als hij ten nutte van het werk dienstig oordeelt. Indien de aannemer nalatig blijft zijn verplichtingen na te komen, is de opdrachtgever gerechtigd het werk voor rekening van de aannemer te voltooien of te doen voltooien, onverminderd des opdrachtgevers recht op schadevergoeding.
Ingeval de aannemer voor de uitvoering van het werk te weinig personeel of hulpmiddelen, dan wel hulpmiddelen van onvoldoend vermogen of gebrekkige hulpmiddelen bezigt, waardoor naar het oordeel van de directie ontoelaatbare vertraging in de uitvoering ontstaat, zal de directie de aannemer schriftelijk aanmanen de uitvoering te bespoedigen. Indien de aannemer nalatig blijft, is de directie gerechtigd voor rekening van de aannemer zodanige maatregelen te nemen als zij voor de vlotte totstandkoming van het werk dienstig oordeelt.
Ingeval de aannemer in staat van faillissement wordt verklaard, is de opdrachtgever bevoegd de curator te sommeren om binnen acht dagen te verklaren of hij bereid is het werk voort te zetten onder zodanige genoegzame zekerheidstelling als de opdrachtgever blijkens de sommatie verlangt. In afwachting van de beslissing omtrent de voortzetting van het werk is de opdrachtgever in dringende gevallen gerechtigd voor rekening van de aannemer zodanige maatregelen te nemen als hij ten nutte van het werk dienstig oordeelt. Indien de curator zich bereid verklaart het werk voort te zetten, is hij verplicht bij die verklaring de verlangde zekerheid te stellen. Indien de curator niet bereid is het werk voort te zetten, is de opdrachtgever gerechtigd het werk voor rekening van de aannemer te voltooien of te doen voltooien, onverminderd des opdrachtgevers recht op schadevergoeding.
Ingeval de aannemer onder curatele wordt gesteld, is het bepaalde in het derde lid van overeenkomstige toepassing. Ingeval de aannemer surseance van betaling wordt verleend of hij met rechterlijke machtiging in een psychiatrisch ziekenhuis wordt geplaatst, is het bepaalde in het derde lid eveneens van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor ‘de curator’ wordt gelezen ‘de aannemer en de bewindvoerder’ onderscheidenlijk ‘de provisionele bewindvoerder of de curator’.
Ingeval de aannemer overlijdt, is de overeenkomst niet uit dien hoofde ontbonden. Het bepaalde in het derde lid is alsdan van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor ‘de curator’ wordt gelezen ‘de erfgenamen’. Indien de opdrachtgever zulks verlangt, zijn de erfgenamen verplicht één van hen of een derde schriftelijk aan te wijzen om hen in alle opzichten te vertegenwoordigen.
De opdrachtgever is verplicht de in het voorgaande lid bedoelde hulpmiddelen in goede staat te onderhouden of te doen onderhouden en deze zo spoedig mogelijk, nadat zij voor de uitvoering van het werk niet meer nodig zijn, weer ter beschikking van de aannemer te stellen. Schade, gedurende de periode van het gebruik aan deze hulpmiddelen toegebracht, is voor rekening van de opdrachtgever, tenzij hij bewijst, dat de schade niet aan hem is toe te rekenen.
Hoofdstuk XIV. Kostenverhogende omstandigheden
§ 47. Kostenverhogende omstandigheden
Onder kostenverhogende omstandigheden worden in deze paragraaf verstaan omstandigheden die van dien aard zijn dat bij het tot stand komen van de overeenkomst geen rekening behoefde te worden gehouden met de kans dat zij zich zouden voordoen, die de aannemer niet kunnen worden toegerekend en die de kosten van het werk aanzienlijk verhogen.
Indien de aannemer van oordeel is dat kostenverhogende omstandigheden zijn ingetreden dient hij de opdrachtgever hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte te stellen. Alsdan zal de opdrachtgever op korte termijn met de aannemer overleg plegen omtrent de vraag of kostenverhogende omstandigheden zijn ingetreden en zo ja, in hoeverre de kostenverhoging naar redelijkheid en billijkheid zal worden vergoed.
Hoofdstuk XV. Vastleggen van de toestand, beslechting van geschillen
§ 48. Vastleggen van de toestand
Indien de directie of de aannemer tijdens de loop van het werk de toestand, waarin enig onderdeel van het werk op zeker tijdstip verkeert, of enig ander feit of feitenverloop betreffende de uitvoering of voorbereiding van het werk wenst vast te leggen, kan zij of hij schriftelijk vorderen, dat die toestand gemeenschappelijk wordt opgenomen of dat feit of feitenverloop gemeenschappelijk wordt geconstateerd en in een op te maken en door hen beiden te ondertekenen proces-verbaal wordt beschreven.
Indien de directie of de aannemer aan de in het eerste lid bedoelde vordering niet voldoet, kan de wederpartij de toestand in een proces-verbaal doen vastleggen overeenkomstig het arbitragereglement van de Raad van Arbitrage voor de Bouw, zoals dit drie maanden voor de dag van de aanbesteding luidt, onverlet de bevoegdheid van de wederpartij zelf de verlangde opnemingen en constateringen in aanwezigheid van getuigen te verrichten en vast te leggen in een met de getuigen te ondertekenen proces-verbaal. De waardering van het aan dit proces-verbaal toe te kennen bewijs is aan het scheidsgerecht van genoemde Raad overgelaten.
§ 49. Beslechting van geschillen
Alle geschillen, welke ook – daaronder begrepen die, welke slechts door één der partijen als zodanig worden beschouwd – die naar aanleiding van de overeenkomst of van overeenkomsten, die daarvan een uitvloeisel mochten zijn, tussen opdrachtgever en aannemer mochten ontstaan, worden beslecht door arbitrage overeenkomstig het arbitragereglement van de Raad van Arbitrage voor de Bouw, zoals dit drie maanden voor de dag van aanbesteding luidt.
De aannemer, die een geschil betreffende de eindafrekening aan de in het tweede lid genoemde Raad ter beslechting voorlegt, nadat de opdrachtgever zijn definitieve beslissing omtrent de eindafrekening schriftelijk ter kennis van de aannemer heeft gebracht, is niet ontvankelijk in hetgeen hij meer of anders vordert dan die eindafrekening inhoudt, indien hij het geschil aanhangig maakt later dan zes maanden nadat de opdrachtgever bij aangetekende brief de aandacht van de aannemer op deze termijn heeft gevestigd, tenzij de vordering voortvloeit uit een omstandigheid, welke eerst na het verloop van die termijn is gebleken.
Indien bij een in kracht van gewijsde gegaan rechterlijk vonnis een uitspraak van het scheidsgerecht geheel of gedeeltelijk nietig wordt verklaard, heeft ieder der partijen het recht het geschil, voor zover het dientengevolge onbeslist is gebleven, opnieuw overeenkomstig deze paragraaf te doen beslechten. De vordering is niet ontvankelijk, indien zij bij de in het tweede lid genoemde Raad wordt aanhangig gemaakt later dan drie maanden na het in kracht van gewijsde gaan van de rechterlijke uitspraak. Degene die als scheidsman of secretaris aan de nietig verklaarde beslissing heeft medegewerkt, zal aan de nieuwe behandeling niet mogen medewerken.
Indien beide partijen in onderling overleg hieraan de voorkeur geven, worden de in het tweede lid bedoelde regelen vervangen door die, gegeven in de statuten van de Raad van Arbitrage voor Metaalnijverheid en -handel, met dien verstande dat in aanvulling dezer regelen de bepaling geldt, dat scheidslieden niet bevoegd zijn het tussen partijen overeengekomene te wijzigen.
§ 50. Voortzetting van het werk
De aannemer is gehouden, in afwachting van de totstandkoming van een uitspraak in het geschil, opvordering van de directie het werk volgens haar aanwijzingen voort te zetten, tenzij de Raad van Arbitrage in spoedgeschil anders beslist en onverminderd zijn rechten, die uit bedoelde uitspraak voor hem mochten voortvloeien.
Voor zover de uitkering van enige termijn van betaling vertraging zou ondervinden in verband met een aanhangig geschil, zal de opdrachtgever tot zodanige betaling overgaan als in verband met de stand van het werk en de wederzijdse vorderingen toelaatbaar is. Zodanige betaling zal niet in het geding kunnen worden gebruikt als bewijs van de erkenning door de opdrachtgever van enig recht van de aannemer.
Wijst/wijzen als zijn /hun gevolmachtigde aan ..... 3)
die hem/hun in alle opzichten vertegenwoordigt voor alle zaken betreffende .....
1) Naam en voornamen van de aannemer of de aannemers, indien hij een natuurlijk persoon is of zij natuurlijke personen zijn of – in andere gevallen – de hiermee overeenkomende gegevens.
2) Vermelding van het aangenomen werk.
3) Naam en voornamen van de gevolmachtigde.
4) Vermelding van het werk of gedeelte ervan alsmede eventuele bijzondere voorwaarden.
5) Indien de aannemer zelf gevolmachtigde is van gezamenlijke aannemers, wordt hier ingevoegd:
6) Plaats en datum van ondertekening.
hierna genoemd ‘de opdrachtgever’, aan
op welke overeenkomst de Uniforme Administratieve
Voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012 van toepassing zijn;
2e. dat de aannemer voornemens is daarin de in onderstaande
Lijst van Bouwstoffen vermelde bouwstoffen te verwerken;
dat hij/zij afstand doet van alle aanspraken op bedoelde bouwstoffen en deze na de goedkeuring beschouwt als eigendom van de opdrachtgever ingevolge § 19, eerste lid, der Uniforme Administratieve
1) Naam van de leverancier van c.q. rechthebbende op de bouwstoffen.
7) Korte beschrijving van het werk.
8) Opsomming der betrokken bouwstoffen.
9) Plaats en datum van ondertekening.
10) Handtekening van de leverancier van c.q. rechthebbende op de bouwstoffen.
Wijzigingen in de UAV 2012 ten opzichte van de UAV 1989:
Paragraaf 5 lid 5: de specifieke bepaling over de aansprakelijkheid van de opdrachtgever voor de niet of niet tijdige levering van bouwstoffen die bij een voorgeschreven leverancier worden betrokken, dan wel bouwstoffen die door de opdrachtgever zijn voorgeschreven, is vervallen. Hiermee wordt de positie van de voorgeschreven leverancier gelijkgetrokken met die van de voorgeschreven onderaannemer.
Paragraaf 5 lid 8 en paragraaf 6 lid 6: de zorg voor veiligheid en milieu is aangescherpt. Deze aanscherping is daarnaast terug te vinden in de toevoeging aan paragraaf 6 van lid 16a dat voorziet in een meldingsplicht voor het aantreffen van voorwerpen of stoffen waarvan redelijkerwijs geacht kan worden dat deze schade kunnen toebrengen aan personen, goederen of milieu.
Paragraaf 18 lid 1: keuring in de vorm van visuele beoordeling is opgenomen indien in het bestek is voorgeschreven dat bouwstoffen moeten worden geleverd met een kwaliteitsverklaring afkomstig van een door de Raad voor de Accreditatie erkende certificatie-instelling. Hiermee wordt aangesloten bij de praktijk.
Paragraaf 21: is in overeenstemming gebracht met de Wet milieubeheer door de term ‘niet van waarde zijn’ bij uit het werk komende oude bouwstoffen te schrappen. In het bestek kan worden afgeweken van de hoofdregel dat de uit het werk komende oude bouwstoffen eigendom blijven van de opdrachtgever. Voorts is verwijtbaarheid vervangen door toerekenbaarheid.
Paragraaf 22 lid 2: gebreken in relatie tot een garantie over één of meer onderdelen van het werk zijn duidelijker geformuleerd. In afwijking van het advies is niet overgenomen de voorgestelde toevoeging ‘op grond van de U.A.V.’. Een omstandigheid die aan de aannemer kan worden toegerekend kan namelijk bijvoorbeeld zijn gebaseerd op de UAV maar ook op het bestek voor het betreffende werk.
Paragraaf 23: de verplichtingen van de aannemer in relatie tot het ter beschikking stellen en onderhouden van loodsen en andere hulpmiddelen zijn algemener geformuleerd en er wordt verwezen naar het omschrijven van de verplichtingen in het bestek. De rest van paragraaf 23 is vervallen. In afwijking van het advies is verder toegevoegd ‘en verwijderen’ en ‘en/of directieverblijf’ in de zin: ‘De verplichtingen van de aannemer met betrekking tot het ter beschikking stellen, onderhouden en verwijderen van loodsen en/of directieverblijf en andere hulpmiddelen worden in het bestek omschreven.’ Ook over het ter beschikking stellen en onderhouden van een eventueel directieverblijf en het verwijderen van de loodsen en andere hulpmiddelen in zijn algemeenheid (inclusief een eventueel directieverblijf) dient in het bestek te worden voorzien. Hiermee wordt een verduidelijking gegeven van de hulpmiddelen waar in het bestek op moet worden ingegaan.
Overig: ‘geldsbedragen’ is gewijzigd in ‘geldbedragen’, ‘netto-prijzen’ is gewijzigd in ‘prijzen’, ‘netto-kosten’ is gewijzigd in ‘kosten’, de actuele naam van de Raad van Arbitrage voor de Bouw is opgenomen, ‘krankzinnigengesticht’ is gewijzigd in ‘psychiatrisch ziekenhuis’, ‘is te wijten aan schuld’ en ‘is te wijten aan’ is gewijzigd in ‘is toe te rekenen’, cursivering van de begrippen in paragraaf 1, verwijdering van de definitie van BW uit paragraaf 1, omdat die definitie niet meer in de tekst voorkomt, verwijdering van punten in de definitiebepaling van UAV in paragraaf 1 en overige paragrafen, toevoeging van ‘hij’ in paragraaf 10, derde lid, verwijdering van een tussenstreepje in de tweede zin van paragraaf 26, vierde lid en ‘formulier A’ is gewijzigd in ‘bijlage A’.