Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Leusden

Verordening op de heffing en invordering van de afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2017 (reinigingsheffingen)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLeusden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en invordering van de afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2017 (reinigingsheffingen)
CiteertitelVerordening reinigingsheffingen 2017
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze versie van de Verordening vervangt de Verordening reinigingsrechten 2016.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. art. 229 lid 1 Gemw
  2. http://wetten.overheid.nl/jci1.3:c:BWBR0003245&hoofdstuk=15&titeldeel=15.9&artikel=15.33&z=2016-07-01&g=2016-07-01
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201701-01-2018Nieuwe regeling

15-12-2016

gmb-2016-185800

275845

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van de afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2017 (reinigingsheffingen)

De raad van de gemeente Leusden;

 

gelezen het voorstel van het college d.d. 8 november 2015, nummer 275845;

 

gelet op de artikelen 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

besluit:

 

vast te stellen de:

 

Verordening op de heffing en invordering van de afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2017 (reinigingsheffingen)

 

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Inleidende bepaling

Krachtens deze verordening worden geheven:

  • a.

    een afvalstoffenheffing;

  • b.

    reinigingsrechten.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    ‘gebruik maken’ in Hoofdstuk 2 Afvalstoffenheffing: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

  • b.

    grof bedrijfsafval: afvalstoffen, met uitzondering van autowrakken, afkomstig van bedrijven en instellingen, welke door aard, omvang of hoeveelheid niet periodiek worden ingezameld.

HOOFDSTUK 2 AFVALSTOFFENHEFFING

Artikel 3 Aard van de heffing en belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam ‘afvalstoffenheffing’ wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2.

    De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4 Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarieven

De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de hoofdstukken 1 tot en met 4 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 6 Belastingjaar

Met betrekking tot de belasting bedoeld in hoofdstuk 1 van de tarieventabel, is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

  • 1.

    De belasting bedoeld in hoofdstuk 1 van de tarieventabel wordt geheven bij wege van aanslag.

  • 2.

    De belasting bedoeld in hoofdstukken 2, 3 en 4 van de tarieventabel wordt geheven door middel van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting bedoeld in hoofdstuk 1 van de tarieventabel is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting bedoeld in hoofdstuk 1 van de tarieventabel verschuldigd voor zoveel driehonderdvijfenzestigste gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle etmalen overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat voor de belasting bedoeld in hoofdstuk 1 van de tarieventabel aanspraak op ontheffing voor zoveel driehonderdvijfenzestigste gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle etmalen overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 5,00.

  • 4.

    Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige in de loop van het belastingjaar het gebruik van een perceel beëindigt en direct aansluitend het gebruik van een ander perceel, dat eveneens in de gemeente ligt, heeft.

  • 5.

    De belasting van hoofdstuk 1 van de tarieventabel wordt niet geheven, indien het totale belastingbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, minder dan € 5,00 bedraagt.

  • 6.

    Indien de belastingplicht is beëindigd na de dagtekening van de aanslag, kan de belastingplichtige een aanvraag tot ontheffing indienen bij de ambtenaar belast met de heffing.

  • 7.

    De belasting bedoeld in hoofdstukken 2, 3 en 4 van de tarieventabel is verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, moet de op grond van artikel 7, eerste lid, bedoelde belastingaanslag worden betaald in één termijn die vervalt twee maanden na dagtekening van de aanslag.

  • 2.

    Belastingaanslagen voor de op grond van artikel 7, eerste lid, bedoelde belasting waarvoor de belastingplichtige een machtiging heeft afgegeven om deze af te schrijven door middel van automatische incasso, dienen te worden betaald in zoveel gelijke maandelijkse termijnen als er na de dagtekening van de aanslag nog in het desbetreffende kalenderjaar volle dan wel gedeeltelijke kalendermaanden resteren, met dien verstande dat het aantal maandelijkse termijnen niet minder dan zes bedraagt. Voor de overige aanslagen geldt onverkort de in lid 1 van dit artikel neergelegde hoofdregel.

  • 3.

    Op het bepaalde in lid 2 van dit artikel geldt als restrictie dat het bedrag per afschrijving op het totaalbedrag van het desbetreffende aanslagbiljet niet minder dan € 5,00 bedraagt.

  • 4.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, moet de belasting worden betaald ingeval de kennisgeving bedoeld in artikel 7, tweede lid:

    • a.

      mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;

    • b.

      schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het uitreiken van de kennisgeving, dan wel ingeval van toezending daarvan binnen 14 dagen na dagtekening van de kennisgeving.

  • 5.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste en vierde lid gestelde termijnen.

Artikel 10 Kwijtschelding

Bij de invordering van afvalstoffenheffing wordt alleen kwijtschelding verleend voor de tarieven zoals genoemd in hoofdstuk 1 van de tarieventabel.

HOOFDSTUK 3 REINIGINGSRECHTEN

Artikel 11 Aard van de heffing en belastbaar feit

Onder de naam ‘reinigingsrechten’ worden rechten geheven zowel voor het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.

Artikel 12 Belastingplicht

De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.

Artikel 13 Maatstaf van heffing en belastingtarieven

  • 1.

    De rechten worden geheven naar maatstaf en tarief zoals opgenomen in hoofdstuk 5 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 2.

    Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

Artikel 14 Belastingjaar

Met betrekking tot de rechten bedoeld in hoofdstuk 5 van de tarieventabel, is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 15 Wijze van heffing

De rechten bedoeld in hoofdstuk 5 van de tarieventabel worden geheven bij wege van aanslag met dien verstande dat per belastbaar feit een afzonderlijke aanslag kan worden opgelegd.

Artikel 16 Ontstaan van de belastingplicht en de heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De rechten bedoeld in hoofdstuk 5 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij het begin van het kalenderjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt zijn de rechten bedoeld in hoofdstuk 5 van de tarieventabel verschuldigd voor zoveel driehonderdvijfenzestigste gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na aanvang van de belastingplicht, nog volle etmalen overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing van de rechten bedoeld in hoofdstuk 5 van de tarieventabel voor zoveel driehonderdvijfenzestigste gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht nog volle etmalen overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 5,00.

  • 4.

    Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige in de loop van het belastingjaar het feitelijk gebruik van een perceel beëindigt en direct aansluitend het feitelijk gebruik van een ander perceel, dat eveneens in de gemeente ligt, heeft.

  • 5.

    De rechten van hoofdstuk 5 van de tarieventabel worden niet geheven indien het totale belastingbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen minder dan € 5,00 bedraagt.

  • 6.

    Indien de belastingplicht is beëindigd na de dagtekening van de aanslag, kan de belastingplichtige een aanvraag tot ontheffing indienen bij de ambtenaar belast met de heffing.

Artikel 17 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, moeten de op grond van hoofdstuk 5 van de tarieventabel bedoelde rechten worden betaald in één termijn die vervalt twee maanden na dagtekening van de aanslag.

  • 2.

    Belastingaanslagen op grond van hoofdstuk 5 van de bij deze verordening behorende tarieventabel bedoelde belasting, waarvoor de belastingplichtige een machtiging heeft afgegeven om deze af te schrijven door middel van automatische incasso, dienen te worden betaald in zoveel gelijke maandelijkse termijnen als er na de dagtekening van de aanslag nog in het desbetreffende heffingsjaar volle dan wel gedeeltelijke kalendermaanden resteren, met dien verstande dat het aantal maandelijks termijnen niet minder dan zes bedraagt. Voor de overige aanslagen geldt onverkort de in lid 1 van dit artikel neergelegde hoofdregel.

  • 3.

    Op het bepaalde in lid 2 van dit artikel geldt als restrictie dat het bedrag per afschrijving op het totaalbedrag van het desbetreffende aanslagbiljet niet minder dan € 5,00 bedraagt.

  • 4.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 en lid 1 van dit artikel, moet de belasting worden betaald ingeval de kennisgeving bedoeld in artikel 15, tweede lid, schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het uitreiken van de kennisgeving, dan wel ingeval van toezending daarvan binnen 14 dagen na dagtekening van de kennisgeving.

  • 5.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste en vierde lid gestelde termijnen.

Artikel 18 Kwijtschelding

Bij de invordering van reinigingsrechten wordt geen kwijtschelding verleend.

HOOFDSTUK 4 AANVULLENDE BEPALINGEN

Artikel 19 Overgangsbepaling, inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De Verordening reinigingsheffingen 2016, vastgesteld bij raadsbesluit van 17 december 2015 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2017.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening reinigingsheffingen 2017’.

 

Aldus besloten door de raad van de gemeente Leusden in zijn openbare vergadering van 15 december 2016,

griffier

I. Schutte-van der Schans

voorzitter

drs. A.Vermeulen

Tarieventabel behorende bij de ‘Verordening reinigingsheffingen 2017’

Hoofdstuk 1 tarieven afvalstoffenheffing (huishoudelijk afval)

1.1

De belasting bedraagt per perceel, per jaar € 195,--.

1.2

In afwijking van onderdeel 1.1 bedraagt de belasting per belastingjaar € 156,-- per

perceel, indien van het perceel slechts door één persoon gebruik wordt

gemaakt op 1 januari van het belastingjaar.

1.3

Voor de toepassing van onderdelen 1.1 en 1.2 is bepalend de situatie op 1 januari van het belastingjaar volgens de Basisregistratie Personen, tenzij blijkt dat de situatie anders is.

Hoofdstuk 2  tarieven bouw- en sloopafval, asbest, banden voertuigen

2.

Voor het achterlaten, aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen op een daartoe van gemeentewege ter beschikking gestelde plaats gelden de volgende tarieven:

 

 

 

 

2.1

Bouw- en sloopafval, per 10 kilogram

€ 0,90

 

 

 

2.2

Asbest:

 

2.2.1

tot een oppervlakte van 0,5 m²

gratis

2.2.2

per m², of gedeelte hiervan

€ 3,40

 

tot maximaal 35 m² per aanbieding

 

 

 

 

2.3

Banden van motoren en auto’s:

 

2.3.1

motor- en autoband zonder velg

gratis

2.3.2

motor- en autoband met velg, per stuk

€ 3,40

2.3.3

landbouwband, per stuk

€ 45,40

  

 

 

Hoofdstuk 3  tarieven ophalen grof huishoudelijk afval

3.1

Het tarief voor het ophalen van grofvuil bedraagt:

 

3.1.2

tot 1 m³

€ 30,00

3.1.3

voor elke volgende 0,5 m³

€ 10,00

 

tot een maximum van 3 m³ per keer

 

   

 

 

Hoofdstuk 4 tarieven afvalpas, weging

4.1

Het tarief bedraagt voor het verstrekken van een nieuwe afvalpas

€ 15,60

4.2

Het tarief bedraagt bij weging (weegbrug)

€ 6,85

Hoofdstuk 5 tarief reinigingsrechten (bedrijfsafval)

5.1

Het recht voor het periodiek verwijderen van bedrijfsafval van beperkte omvang

of hoeveelheid bedraagt per belastingjaar € 235,95 per bedrijfspand inclusief

21% btw.