De raad van de Gemeente Schiedam;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders inzake het
referendum;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;
Overwegende dat de raad ter bevordering van eenduidige procedures en vanuit
praktische overwegingen een verordening wil vaststellen regelende
raadplegende correctieve en niet-correctieve referenda;
Besluit de volgende verordening vast te stellen:
Referendumverordening Schiedam 2005
Artikel 1 Begripsbepalingen
In de verordening wordt verstaan onder:
- a.
een raadplegend correctief referendum: een door de raad geïnitieerd
referendum over een reeds genomen, maar nog niet in werking getreden
raadsbesluit;
- b.
een raadplegend niet-correctief referendum: een door de raad
geïnitieerd referendum over een voorgenomen raadsbesluit;
- c.
referendum: een raadplegende volksstemming waarbij de
kiesgerechtigden zich uitspreken over een door de raad voorgenomen
(niet-correctief) of genomen (correctief) besluit;
- d.
kiesgerechtigden: diegenen die op de drieënveertigste dag
voorafgaande aan de dag waarop het referendum wordt gehouden
overeenkomstig artikel B3 Kieswet kiesgerechtigd zijn voor de
verkiezing van de leden van de raad;
- e.
raad: de gemeenteraad van Schiedam.
Artikel 2 Toepassingsgebied
Een referendum kan worden gehouden onder de kiesgerechtigden van het hele
grondgebied van de gemeente of een gedeelte daarvan.
Artikel 3 Onderwerp
De volgende raadsbesluiten kunnen geen onderwerp van een referendum
zijn:
- a.
besluiten over adviezen van de Bezwaarschriftencommissie;
- b.
besluiten over het voor kennisgeving aannemen van notities en
rapportages en dergelijke;
- c.
besluiten over de vaststelling van de gemeentelijke begroting en de
rekening;
- d.
besluiten over individuele kwesties, zoals benoemingen, ontslagen,
schorsingen, kwijtscheldingen, schenkingen;
- e.
besluiten in het kader van deze verordening;
- f.
verordeningen die uitsluitend betrekking hebben op gemeentelijke
belastingen en leges;
- g.
besluiten waarvan de inwerkingtreding of uitvoering niet kan worden
uitgesteld vanwege de ermee gemoeide spoedeisende gemeentelijke
belangen;
- h.
besluiten waarvan de raad van mening is dat er andere dan
bovengenoemde dringende redenen zijn om geen referendum te
houden.
Artikel 4 Initiatief raad
- 1.
een referendum kan alleen worden gehouden indien de raad daartoe heeft
besloten
- 2.
indien de raad heeft besloten een raadsbesluit aan een referendum te
onderwerpen, wordt het betreffende raadsvoorstel op de gebruikelijke
wijze in de vergadering behandeld;
- 3.
indien de raad heeft besloten tot het houden van een raadplegend
correctief referendum, treedt het raadsbesluit waarover dit referendum
wordt gehouden, niet eerder in werking dan nadat de raad over de
uitkomst van dit referendum heeft besloten;
- 4.
in geval een raadplegend niet –correctief referendum is gehouden,
beslist de raad in de eerste raadsvergadering nadat de uitkomst van het
referendum bekend is over het voorgenomen raadsbesluit waarover het
referendum is gehouden;
- 5.
de raad stelt bij het besluit tot het houden van een referendum tevens
vast welke gevolgen aan de uitslag van het referendum zullen worden
verbonden.
Artikel 5 Budget
De raad neemt tegelijkertijd met het besluit tot het houden van een
referendum een besluit over de begroting van de kosten van het referendum en
de dekking ervan.
Artikel 6 Vraagstelling
- 1.
de raad stelt de vraagstelling en de antwoordcategorieën van het
referendum vast;
- 2.
de vraagstelling wordt weergegeven op de oproepingskaart.
Artikel 7 Commissie van advies en toezicht
- 1.
de raad kan zich bij het vaststellen van de vraagstelling laten
adviseren door een commissie van advies en toezicht;
- 2.
de raad stelt deze commissie van advies en toezicht in en benoemt en
ontslaat haar leden;
- 3.
de commissie bestaat uit drie deskundige leden. Het lidmaatschap van de
commissie is onverenigbaar met het lidmaatschap van de raad, van het
college of met een dienstverband bij de gemeente Schiedam;
- 4.
de commissie kiest uit haar midden een voorzitter en bepaalt haar eigen
werkwijze. De commissie wordt bijgestaan door een ambtelijk
secretaris;
- 5.
de commissie heeft tot taak:
- a.
het formuleren van de vraagstelling en antwoordcategorieën;
- b.
het toezicht houden op de organisatie van het referendum;
- c.
het toezicht houden op de objectiviteit van de
voorlichting;
- d.
het desgevraagd adviseren over de toepassing van deze
verordening;
- 6.
de commissie brengt van haar werkzaamheden verslag uit aan de raad.
Artikel 8 Datum
- 1.
de raad stelt de dag vast waarop het referendum wordt gehouden. Een
referendum wordt bij voorkeur gelijktijdig met een verkiezing voor een
vertegenwoordigend lichaam gehouden;
- 2.
er kunnen meerdere referenda op een dag worden gehouden.
Artikel 9 Uitvoering
- 1.
het college is belast met de uitvoering van het raadsbesluit tot het
houden van een referendum;
- 2.
het college regelt de bestuurlijke en ambtelijke coördinatie van het
referendum.
Artikel 10 De procedure rond de stemming
- 1.
een kiesgerechtigde voor het referendum ontvangt een
oproepingskaart;
- 2.
deelname aan een referendum door middel van een volmacht of in een ander
stemlokaal dan waarvoor de oproeping geldt, is toegestaan.
Artikel 11
- 1.
het referendum vindt plaats in de stemlokalen die worden gebruikt voor
de stemmingen van de verkiezingen van de vertegenwoordigende
lichamen;
- 2.
de kiesgerechtigden voor het referendum worden in de gelegenheid gesteld
deel te nemen aan een referendum met behulp van stemmachines. Daarvan
wordt aantekening gemaakt in het kiesregister;
- 3.
de stemmachine vermeldt de vraagstelling en de antwoordcategorieën;
- 4.
het stembureau maakt een aantekening van deelname met behulp van de
stemmachine.
Artikel 12
Voor zover in deze verordening in de procedure ten aanzien van de stemming
niet is voorzien, zijn de bepalingen van de Kieswet zoveel mogelijk van
overeenkomstige toepassing.
Artikel 13 Geldigheid van de uitslag
- 1.
het referendum wordt als geldig beschouwd, indien meer dan 30% van de
kiesgerechtigden een stem heeft uitgebracht;
- 2.
de uitslag van het referendum wordt berekend op basis van de gewone
meerderheid van het totaal aantal uitgebrachte stemmen.
Artikel 14 Deelreferendum
- 1.
indien de raad besluit een referendum te houden onder de kiezers van een
gedeelte van het grondgebied van de gemeente, is het bepaalde in deze
verordening van overeenkomstige toepassing;
- 2.
in het raadsbesluit wordt nauwkeurig aangegeven welk gedeelte van het
grondgebied dit betreft;
- 3.
het college kan nadere regels geven ter uitwerking van dit besluit.
Artikel 15
Met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede
categorie wordt gestraft degene die:
- a.
stembiljetten, volmachtbewijzen of referendumkaarten namaakt of
vervalst met het oogmerk deze als echt en onvervalst te gebruiken of
door anderen te doen gebruiken;
- b.
stembiljetten, volmachtbewijzen of referendumkaarten die hij zelf
heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing
hem, toen hij deze ontving, bekend was, opzettelijk als echt en
onvervalst gebruik of door anderen doet gebruiken, dan wel deze met
het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door
anderen te doen gebruiken, in voorraad heeft;
- c.
stembiljetten, volmachtbewijzen of referendumkaarten voorhanden
heeft met het oogmerk deze wederrechtelijk te gebruiken of door
anderen te doen gebruiken;
- d.
als gemachtigde stemt voor een persoon, wetende dat deze is
overleden.
Artikel 16 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als “Referendumverordening Schiedam
2005”.
Artikel 17 Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na de datum
van haar bekendmaking. Met ingang van dezelfde datum wordt de “Verordening
op het referendum 2003” vastgesteld door de raad op 27 oktober 2003
ingetrokken.