Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gelderland

Openstellingsbesluit “Niet-productieve investeringen Water – Klimaat ” Plattelandsontwikkelings- programma 2014-2020

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGelderland
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingOpenstellingsbesluit “Niet-productieve investeringen Water – Klimaat ” Plattelandsontwikkelings- programma 2014-2020
CiteertitelRegeling “Niet-productieve investeringen water – Klimaat” Gelderland 2016
Vastgesteld doorgedeputeerde staten
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpgemeenten, subsidies, water, waterschap

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

20-12-201629-10-2020nieuwe regeling

06-12-2016

prb-2016-6735

2015-010270

Tekst van de regeling

Intitulé

Openstellingsbesluit “Niet-productieve investeringen Water – Klimaat ” Plattelandsontwikkelings- programma 2014-2020

Bekendmaking van het besluit van 6 december 2016 – zaaknummer 2015-010270 tot vaststelling van een regeling

 

GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

 

Gelet op artikel 1.3 en paragraaf 6 van hoofdstuk 2 van de Verordening POP3 subsidies provincie Gelderland

 

BESLUITEN

 

  • I.

    Aanvragen om subsidie als bedoeld in paragraaf 6 van hoofdstuk 2 (Niet-productieve investeringen water) van de Verordening POP3 subsidies provincie Gelderland kunnen worden ingediend van 16 januari 2017 tot en met 28 februari 2017.

 

  • II.

    Het subsidieplafond is € 5,0 miljoen, waarvan € 2,5 miljoen uit middelen van het ELFPO en € 2,5 miljoen afkomstig van een of meer overheden. De provincie Gelderland levert hieraan geen bijdrage.

 

  • III.

    Verdeling van de middelen vindt op grond van artikel 1.15 van de Verordening POP3 subsidies provincie Gelderland plaats op grond van een rangschikking van de aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen.

 

  • IV.

    De volgende nadere regels vast te stellen:

 

Artikel 1 begripsomschrijvingen

In deze nadere regels wordt verstaan onder

  • a.

    Werkprogramma “Wel goed water geven”: het Werkprogramma Zoetwatervoorziening Hoge Zandgronden 2016-2021, behorende bij de bestuursovereenkomst Zoetwatervoorziening Hoge Zandgronden 2016-2021, ondertekend door de minister van I&M op 7 september 2015;

  • b.

    Waterbeheerplannen: het Waterbeheerplan 2016-2021 van Waterschap Rijn en IJssel (vastgesteld op 3 november 2015), het Waterbeheerprogramma 2016-2021 “Koers houden, kansen benutten” van Waterschap Rivierenland (vastgesteld 27 november 2015) en het Waterbeheerprogramma 2016-2021 “Partnerschap als watermerk” van Waterschap Vallei en Veluwe (vastgesteld op 30 september 2015);

  • c.

    KRW: Kaderrichtlijn Water, een Europese richtlijn. Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1);

  • d.

    KRW-factsheets: dit zijn factsheets voor de KRW-oppervlaktewateren, zoals opgenomen in de Omgevingsvisie Gelderland (zie bijlage 30 van Omgevingsvisie onderdeel Visie);

  • e.

    KRW-project: een project dat gericht is op realisatie van de doelen van de Kaderrichtlijn Water;

  • f.

    Urgente gebieden: prioritaire gebieden voor de realisatie van klimaat-investeringen;

  • g.

    Verordening: Verordening POP3 subsidies provincie Gelderland.

 

Artikel 2 subsidiabele activiteiten

Onverminderd het bepaalde in artikel 2.6.1 van de Verordening wordt subsidie verstrekt voor bovenwettelijke niet-productieve investeringen, die een directe link hebben met het landelijk gebied, het platteland of de agrarische sector en die zijn opgenomen in het Werkprogramma “Wel goed water geven” of in een van de Waterbeheerplannen. De investeringen dragen bij aan het provinciale klimaatdoel, zoals opgenomen in het Werkprogramma, namelijk “een maatschappelijk gewenst voorzieningenniveau voor voldoende schoon water voor een – ook op de langere termijn – klimaatbestendig, economisch vitaal en ecologisch leefbaar gebied en een brede maatschappelijke coalitie om dit integraal en duurzaam te realiseren.”

 

Artikel 3 aanvrager

In afwijking van artikel 2.6.2 van de Verordening kan subsidie op grond van deze paragraaf alleen worden verstrekt aan:

  • a.

    waterschappen;

  • b.

    gemeenten;

  • c.

    samenwerkingsverbanden van een waterschap of gemeente met een of meer van de volgende partijen: waterschappen, gemeenten, landbouwers, grondeigenaren, grondgebruikers, landbouworganisaties, natuurorganisaties of landschapsorganisaties.

 

Artikel 4 subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 2.6.3 van de Verordening wordt subsidie alleen verstrekt voor:

  • a.

    de kosten van de bouw, verbetering, verwerving of leasing van onroerende goederen, waaronder ook wordt verstaan de inrichting van grond;

  • b.

    de kosten van de koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa;

  • c.

    de kosten van adviseurs, architecten en ingenieurs;

  • d.

    de kosten van adviezen duurzaamheid op milieu en economisch gebied;

  • e.

    niet verrekenbare of niet compensabele BTW;

  • f.

    personeelskosten.

 

Artikel 5 hoogte subsidie

  • 1.

    De subsidie bedraagt 100% van de subsidiabele kosten.

  • 2.

    De subsidie is, met inachtneming van het in deze regeling genoemde subsidieplafond, als volgt opgebouwd: 50% Europese ELFPO-middelen en 50% te financieren door het aanvragende waterschap, de aanvragende gemeente, of de in het samenwerkingsverband participerende waterschappen en gemeenten. De provincie Gelderland levert hieraan geen bijdrage.

 

Artikel 6 selectiecriteria

Gedeputeerde Staten hanteren voor de rangschikking als bedoeld in artikel 1.15 van de Verordening de volgende selectiecriteria:

  • a.

    de mate van kosteneffectiviteit van het project, die blijkt uit de verhouding tussen de proceskosten en de projectkosten die met de activiteiten zijn gemoeid;

  • b.

    de mate van effectiviteit van het project, i.c. de mate waarin het project bijdraagt aan realisatie van het provinciale klimaatdoel, zoals opgenomen in het Werkprogramma “Wel goed water geven” en in artikel 2 van deze regeling;

  • c.

    de haalbaarheid van het project. In samenhang worden de volgende aspecten bezien:

    • 1.

      de in het projectplan opgenomen vereisten aan de kwaliteit (deskundigheid, ervaring) van de projectleider;

    • 2.

      de kwaliteit van het projectplan;

    • 3.

      de mate waarin relevante partijen bij de uitvoering van het plan zijn betrokken;

    • 4.

      de mate waarin de planning, opzet en begroting van het project realistisch zijn;

    • 5.

      mate waarin het project snel in uitvoering kan worden genomen, waarbij wordt gekeken naar het al dan niet verworven zijn van benodigde gronden, het draagvlak bij belanghebbenden en de mate waarin vergunningen al zijn verkregen.

  • d.

    de mate van urgentie van het project, welke wordt bepaald door de mate waarin de uitvoering van de activiteiten op korte termijn nodig is om de doelen uit het Werkprogramma “Wel goed water geven” en de Waterbeheerplannen tijdig te kunnen realiseren.

 

Artikel 7 toepassing en weging van de selectiecriteria

  • 1.

    Gedeputeerde Staten bepalen het aantal punten voor een aanvraag als volgt:

    • a.

      voor artikel 6 onderdeel a (de mate van kosteneffectiviteit van het project):

      • i.

        1 punt: de opgevoerde proceskosten (artikel 4 onderdeel c, d en f, inclusief bijbehorende niet verrekenbare of compensabele BTW) bedragen meer dan 30% van de totale subsidiabele projectkosten;

      • ii.

        2 punten: de opgevoerde proceskosten (artikel 4 onderdeel c, d en f, inclusief bijbehorende niet verrekenbare of compensabele BTW) bedragen tussen de 15 en 30% van de totale subsidiabele projectkosten;

      • iii.

        3 punten: de opgevoerde proceskosten (artikel 4 onderdeel c, d en f, inclusief bijbehorende niet verrekenbare of compensabele BTW) bedragen tussen de 5 en 15 % van de totale subsidiabele projectkosten, of

      • iv.

        4 punten: de opgevoerde proceskosten (artikel 4 onderdeel c, d en f, inclusief bijbehorende niet verrekenbare of compensabele BTW) bedragen minder dan 5 % van de totale subsidiabele projectkosten;

    • b.

      voor artikel 6 onderdeel b (de mate van effectiviteit van het project): Dit criterium weegt de mate waarin het project bijdraagt aan de verschillende aspecten uit het provinciale klimaatdoel, zoals opgenomen in het Werkprogramma “Wel goed water geven”. Er worden vier aspecten beschouwd waarop een aanvraag positief kan scoren en daarmee per aspect een punt kan behalen De som van de behaalde punten bepaalt de totaalscore voor dit criterium. De vier aspecten zijn als volgt:

      • i.

        1 punt: als het klimaatproject bijdraagt aan de economische vitaliteit van het projectgebied en zijn omgeving door de beschikbaarheid van voldoende schoon water voor de agrarische sector en eventueel andere watergebruikers te vergroten;

      • ii.

        1 punt: als het project bijdraagt aan de ecologische doelen van de KRW, zoals opgenomen in de factsheets;

      • iii.

        1 punt: als bij het klimaatproject wordt samengewerkt met een of meer gebruikers van het watersysteem en

      • iv.

        1 punt: als het project activiteiten bevat die ook op de korte termijn al een gunstig effect hebben op de klimaatbestendigheid van het watersysteem door het verkleinen van water-overlast en watertekorten.

    • c.

      voor artikel 6 onderdeel c (de haalbaarheid van het project): Dit criterium weegt de concreetheid en (snelle) uitvoerbaarheid van het projectplan. Hoe beter het project is voorbereid, zowel inhoudelijk als qua timing, des te positiever het oordeel. Er worden vier aspecten beschouwd waarop een aanvraag positief kan scoren en daarmee per aspect een punt kan behalen. De som van de behaalde punten bepaalt de totaalscore voor dit criterium. De vier aspecten zijn als volgt:

      • i.

        1 punt: in het projectplan zijn voldoende eisen gesteld aan de kwaliteit van de nog aan te wijzen projectleider, dan wel is aangegeven dat de aangewezen projectleider met betrekking tot de subsidiabele activiteiten over voldoende kwaliteit beschikt. Kwaliteit houdt in voldoende aantoonbare expertise in de vorm van genoten opleiding en (meer dan vijf jaar) relevante ervaring in relatie tot de inhoud van het project;

      • ii.

        1 punt: wordt toegekend wanneer het projectplan reëel perspectief biedt op uitvoering van het project binnen de opgegeven projectduur;

      • iii.

        1 punt: wordt toegekend wanneer het projectplan een realistische begroting bevat en

      • iv.

        1 punt: wordt toegekend wanneer er draagvlak (geen weerstand) in de omgeving bestaat voor uitvoering van het projectplan;

    • d.

      Voor artikel 6 onderdeel d (de mate van urgentie van het project):

      • i.

        1 punt: als er sprake is van een opgave die, met het oog op het realiseren van de doelen uit het Werkprogramma en de Waterbeheerplannen, ook op langere termijn aangepakt kan worden, d.w.z. na 2021;

      • ii.

        2 punten: als het voor het realiseren van de doelen uit het Werkprogramma en de Waterbeheerplannen noodzakelijk is dat het project binnen afzienbare termijn wordt uitgevoerd, d.w.z. in 2020 of 2021;

      • iii.

        3 punten: als het voor het realiseren van de doelen uit het Werkprogramma en de Waterbeheerplannen noodzakelijk is dat het project op korte termijn wordt uitgevoerd, d.w.z. in 2018 of 2019, of

      • iv.

        4 punten: als het voor het realiseren van de doelen uit het Werkprogramma en de Waterbeheerplannen noodzakelijk is dat het project onmiddellijk wordt uitgevoerd, d.w.z. start in 2017.

  • 2.

    Bij de bepaling van het aantal punten per aanvraag wordt de volgende weging toegepast:

    • a.

      criterium a: gewicht 2;

    • b.

      criterium b: gewicht 2;

    • c.

      criterium c: gewicht 1;

    • d.

      criterium d: gewicht 1.

  • 3.

    Om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen, moeten minstens 13 punten behaald zijn.

 

Artikel 8 Weigeringsgronden

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.8 van de Verordening wordt subsidie geweigerd als:

  • a.

    de te verstrekken subsidie lager is dan € 250.000,-;

  • b.

    aanvrager niet een positief advies van het waterschap, of het Projectplan Waterwet, of het ontwerp-Projectplan Waterwet heeft overgelegd.

 

Artikel 9 Adviescommissie

Aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen worden voor advies voorgelegd aan een adviescommissie als bedoeld in artikel 1.14 van de Verordening.

 

Artikel 10 Bevoorschotting

Een aanvraag om voorschot als bedoeld in artikel 1.23 van de Verordening kan een keer per jaar worden ingediend.

 

Artikel 11 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling “Niet-productieve investeringen water – Klimaat” Gelderland 2016.

 

V Dit besluit treedt in werking op de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin het wordt geplaatst.

 

Gedeputeerde Staten van Gelderland

Gepubliceerd te Arnhem

Gedeputeerde Staten van Gelderland

C.G.A. Cornielje - Commissaris van de Koning

P.G.G. Hilhorst - secretaris

 

Toelichting bij de Regeling “Niet-productieve investeringen water - Klimaat” Gelderland 2016

1.Inleiding

Op 16 februari 2015 heeft de Europese Commissie het derde Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020 goedgekeurd. Het Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP) is een Europees subsidieprogramma dat gericht is op de versterking van het Nederlandse platteland. POP3 wordt gefinancierd vanuit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) en loopt van 2014-2020.

2.Regeling “Niet-productieve investeringen water”

De Regeling “Niet-productieve investeringen water - Klimaat” is één van de regelingen, op basis waarvan POP3-middelen kunnen worden aangevraagd. Niet-productieve investeringen zijn investeringen in het algemeen belang. Ze zijn niet gericht op individuele bedrijven (in tegenstelling tot productieve investeringen). Niet-productieve investeringen hebben geen aanzienlijke stijging van de waarde of rentabiliteit van een (landbouw)bedrijf tot gevolg. Productieve investeringen hebben dat wel. Op gebiedsniveau kunnen de niet-productieve investeringen echter wel bijdragen aan de bedrijfsvoering en de toekomstbestendigheid van (landbouw) bedrijven, van de agrarische sector of van het bedrijfsleven.

Het gaat bij deze regeling om niet-productieve investeringen die zijn gericht op verbetering van de waterkwaliteit en –kwantiteit, om daarmee een bijdrage te leveren aan doelstellingen van het Deltaprogramma Zoetwater (klimaat) en het Werkprogramma “Wel goed water geven”, de Waterbeheerplannen van de waterschappen en indirect de Kaderrichtlijn Water (incl. factsheets).

Voor de hoge zandgronden (grofweg Gelderland, exclusief Rivierenland) is op basis van onderzoek en gebiedskennis een dertigtal kansrijke activiteiten in beeld gebracht. Voorbeelden zijn: het verbeteren van de bodemstructuur, het opzetten van het peil voorafgaand aan een periode van droogte en verhogen van de grondwaterstand in combinatie met peilgestuurde drainage, evenals verbetering van de (ecologische) waterkwaliteit en het omzetten van naaldbos in loofbos.

Specifieke informatie is te vinden op internet: achtergrondinformatie en koppelingen naar het werkprogramma “Wel goed water geven” en andere documenten: www.overijssel.nl/thema’s/water/waterprojecten/zoetwatervoorziening/

De regeling is gericht op investeringen in het landelijk gebied, het platteland of de agrarische sector die betrekking hebben op de (her)inrichting/transformatie en het beheer van het watersysteem voor landbouw-, water- en klimaatdoelen. Activiteiten in kernen met meer dan 30.000 inwoners zijn uitgesloten (artikel 1.2 Verordening).

Een project moet een directe link met de landbouw hebben. Voor gebieden met de bestemming landbouw is dit geen discussie. Voor gebieden die geen bestemming landbouw hebben, is met instemming van de Europese Commissie aan de hand van een aantal fictieve voorbeeldpprojecten de “bandbreedte” voor de relatie met de landbouw aangegeven (zie www.regiebureau-pop.nl). Deze voorbeeldprojecten zijn onder andere gericht op het vasthouden van water om daarmee droogte en wateroverlast voor landbouw én natuur te voorkomen.

Aangezien in Nederland breed ingezet wordt op realisatie van klimaatdoelen en KRW-doelen en geen direct onderscheid kan worden gemaakt tussen activiteiten (maatregelen) in de landbouw en algemene activiteiten (maatregelen) op het gebied van water, is die link aanwezig binnen de POP3 subsidiemogelijkheden die voor Klimaat en KRW zijn opengesteld.

Voor de Regeling “Niet-productieve investeringen water - Klimaat” Gelderland 2016 acht de provincie Gelderland de volgende punten van belang:

  • een kosteneffectieve uitvoering van projecten;

  • projecten zijn effectief. Ze leveren een – liefst zo groot mogelijke - bijdrage aan de realisatie van het (provinciale) doel voor “klimaatadaptatie/zoetwatervoorziening”, zoals opgenomen in het Werkprogramma “Wel goed water geven” en de waterbeheerplannen van de waterschappen;

  • de kwaliteit van de projectplannen is goed en de voorbereiding verkeert in een gevorderd stadium, waardoor de projecten snel in uitvoering kunnen worden genomen;

  • uitvoering van de projecten is nodig (urgentie) om het doel uit het Werkprogramma “Wel goed water geven” en de Waterbeheerplannen tijdig te kunnen realiseren.

Deze punten worden hierna (onder “selectiecriteria”) toegelicht.

De Regeling “Niet-productieve investeringen water – Klimaat” Gelderland 2016 is een nadere invulling van de algemene bepalingen uit de Verordening POP3 subsidies provincie Gelderland. Aanvragen dienen te voldoen aan de criteria uit beide regelingen. Daarnaast moeten ze – uiteraard - voldoen aan alle overige toepasselijke wet- en regelgeving.

3.Artikelgewijze toelichting

Subsidiabele activiteiten (artikel 2)

Dit openstellingsbesluit richt zich primair op de uitvoering van klimaatprojecten en –activiteiten/-maatregelen die bijdragen aan de realisatie van het (provinciale) klimaatdoel, zoals opgenomen in het Werkprogramma “Wel goed water geven”. Voorts richt het zich op projecten en activiteiten uit de vigerende Waterbeheerplannen van de waterschappen. “Bovenwettelijk” houdt in dat het in een project om meer moet gaan dan om activiteiten die een aanvrager toch al verplicht is uit te voeren op grond van een wettelijke verplichting, zoals de Kaderrichtlijn Water.

De subsidiabele activiteiten kunnen in heel Gelderland plaatsvinden. Voorbeelden van deze activiteiten zijn het herstel van watersystemen naar hun natuurlijke toestand, waaronder beekherstel, activiteiten die het waterbergend vermogen van gronden en watersystemen vergroten (b.v. peilgestuurde drainage), de vernatting van gronden, de aanleg van bufferzone’s langs watergangen, de aanleg van helofytenfilters (natuurlijke waterzuiveringsystemen) en waterhuishoudkundige aanpassingen in het watersysteem, aanleg natuurvriendelijke oevers en de hermeandering van waterlopen.

Subsidieaanvrager (artikel 3)

Als aanvrager een samenwerkingsverband van een waterschap of een gemeente met andere partijen is, dan wordt die samenwerking in de aanvraag onderbouwd met documenten (artikel 1.6 Verordening). Samenwerking blijkt uit de aanwezigheid van een ondertekende samenwerkingsovereenkomst tussen tenminste twee partijen, waarvan er minstens één een overheid is, voor minimaal de projectperiode waarin afspraken zijn vastgelegd over de uitvoering van het project.

Subsidiabele kosten (artikel 4 en 5)

In afwijking van artikel 2.6.3 van de Verordening zijn niet alle in dat artikel genoemde kosten subsidiabel. Sommige van deze kosten zijn namelijk bij de inrichting van gebieden, zoals hier aan de orde, niet nodig en tevens niet wenselijk. Niet subsidiabel zijn bijvoorbeeld de aanschaf van tweedehands installaties en de kosten van haalbaarheidsstudies.

Onderdeel van de subsidiabele kosten kan de aankoop van grond zijn. In dat geval zijn de voorwaarden uit artikel 1.10 van de Verordening onverkort van toepassing. Inrichtingsmaatregelen op de (aangekochte) grond vallen onder ‘verbetering’ van de gronden, waarop deze voorwaarden voor de aankoop van grond niet van toepassing zijn.

De subsidie is 100% van de subsidiabele kosten. Dit is opgebouwd als volgt: 50% vanuit ELFPO (het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling) en 50% vanuit een Nederlandse overheid. Het deel Nederlandse overheid wordt geleverd door aanvrager als deze een waterschap of gemeente is, of, als aanvrager een samenwerkingsverband is, door de in het samenwerkingsverband deelnemende overheid of overheden. De Nederlandse overheid die 50% van de subsidie beschikbaar stelt mag daaraan geen eigen beleidsmatige eisen verbinden.

De provincie draagt niet bij aan de subsidiëring.

Voor deze systematiek van 100% subsidie met daarbinnen 50% eigen financiering door een overheid is gekozen omdat de Europese Unie eist dat naast de ELFPO-middelen 50% nationaal wordt gefinancierd. Met deze systematiek wordt dat gegarandeerd. In de praktijk hoeven niet daadwerkelijk transacties plaats te vinden tussen de aanvrager en subsidieverlener voor wat betreft het door een Nederlandse overheid te financieren eigen aandeel.

Waterschap of gemeente kunnen voor de financiering van hun eigen aandeel proberen de eventuele rijksbijdrage uit het Deltafonds Zoetwater in te zetten (zg. Zoetwatermiddelen of Klimaatgelden). Deze bijdrage is beschikbaar op basis van de bestuursovereenkomst Zoetwatervoorziening Hoge Zandgronden 2016-2021, die op 7 september 2015 door de minister van I&M is ondertekend.

Selectiecriteria (artikel 6)

Het Comité van Toezicht (CvT), dat een doeltreffende uitvoering van POP3 waarborgt, heeft onder meer bepaald dat voor niet-productieve investeringen water bij de rangschikking van aanvragen minimaal de volgende selectiecriteria gehanteerd moeten worden (Addenda bij Handboek selectie POP3 projecten, versie 14 oktober 2016):

 

 

Selectiecriterium

 

Weging

Te behalen punten

Te behalen minimumscore

a.

Kosteneffectiviteit

 

2 of 3

1 - 4

55% van het maximaal te behalen punten

b.

 

2 of 3

 

1 - 4

 

c.

Kans op succes / haalbaarheid

1 of 2

 

1 - 4

 

d.

Urgentie

1 of 2

 

1 - 4

 

 

De concrete invulling is als volgt:

a. Mate van kosteneffectiviteit van de activiteit

De kosteneffectiviteit van de activiteit blijkt uit de verhouding tussen de opgevoerde proceskosten en de totale subsidiabele projectkosten. De bedoeling is dat zoveel mogelijk geld besteed wordt aan fysieke activiteiten. Het CvT gaat ervan uit dat de kosteneffectiviteit hoger is naarmate de opgevoerde proceskosten lager zijn. Proceskosten zijn de kosten die in het project zijn aan te merken als voorbereiding en begeleiding (hier: artikel 4 onderdeel c, d en f, inclusief bijbehorende niet verrekenbare of compensabele BTW).

b. Mate van effectiviteit van de activiteit

Het project dient een bijdrage te leveren aan de realisatie van het (provinciale) doel voor Klimaat-adaptatie en Zoetwatervoorziening, zoals opgenomen in het Werkprogramma “ (pg. 10 paragraaf 1.4):

“een maatschappelijk gewenst voorzieningenniveau voor voldoende schoon water voor een – ook op de langere termijn – klimaatbestendig, economisch vitaal en ecologisch leefbaar gebied en een brede maatschappelijke coalitie om dit integraal en duurzaam te realiseren.”

Dit komt erop neer dat de hoofddoelstelling is dat watersystemen robuust en klimaatbestendig worden, waarbij de volgende aspecten te onderscheiden zijn:

  • 1.

    Economische vitaliteit

  • 2.

    Ecologie, ecologisch leefbaar gebied

  • 3.

    Gebruikers worden betrokken, maatschappelijke coalitie samenwerking

  • 4.

    Korte versus lange termijn.

Deze vier aspecten zijn in de tekst van de regeling geoperationaliseerd. Naarmate de projecten waarvoor subsidie wordt aangevraagd voldoen aan meer van deze vier aspecten, krijgen ze een hogere waardering (meer punten).

Bij punt 1: bedoeld is niet de economische vitaliteit in de zin van economisch voordeel voor een of enkele bedrijven, maar meer de toekomstbestendigheid van de agrarische sector of van het (water gebruikende) bedrijfsleven in het projectgebied en zijn ruime omgeving.

Bij punt 3: hier wordt niet samenwerking bedoeld in de zin van artikel 3 sub c. Ook als aanvrager niet een samenwerkingsverband is, kan door het aanvragende waterschap of de aanvragende gemeente samengewerkt worden bij de voorbereiding of uitvoering van het project.

c. De haalbaarheid van het project

Uitgangspunt is dat de haalbaarheid van een project groter is, als in het projectplan eisen worden gesteld aan de kwaliteit (deskundigheid, ervaring) van de projectleider, als het projectplan realistisch is, als de relevante partijen bij de uitvoering van het plan zijn betrokken, als planning, opzet en begroting realistisch zijn en als het project snel in uitvoering kan worden genomen.

De adviescommissie heeft bij de beoordeling van deze aspecten een belangrijke rol, omdat zij een eigen afweging maakt.

d. Mate van urgentie van de activiteit

Hierbij gaat het erom in hoeverre de opgave die wordt aangepakt noodzakelijk is en op welke termijn die noodzakelijk is. Gekozen is om hierbij om het (provinciale) doel, zoals opgenomen in het Werkprogramma “Wel goed water geven”, en de doelen uit de Waterbeheerplannen als uitgangspunt te hanteren. De mate van urgentie van het project wordt bepaald door de mate waarin de uitvoering van de activiteiten op korte termijn nodig is om de doelen tijdig te kunnen realiseren.

Weging

Het CvT stelt voor om het criterium kosteneffectiviteit en de mate van effectiviteit wegingsfactor 2-3 mee te geven. Gelderland kiest voor wegingsfactor 2 voor beide criteria. Projecten moeten bijdragen aan (de doelen van) zoetwaterbeschikbaarheid/klimaatadaptatie. Dit is de reden waarom het subsidie überhaupt beschikbaar wordt gesteld. De effectiviteit van de maatregelen, ofwel de mate waarin ze bijdragen aan de doelen, is misschien wel het belangrijkste inhoudelijke criterium.

Op het vlak van randvoorwaarden is de kosteneffectiviteit het belangrijkste, mede vanwege het grote belang dat vanuit de Europese Unie aan dit criterium wordt toegekend. Als maatregelen niet of onvoldoende kosteneffectief zijn, zouden ze in principe niet gesubsidieerd moeten worden. Vandaar dat deze criteria zwaarder meewegen dan de beide andere criteria. Er is niet gekozen voor een nog zwaardere weging, omdat dan de criteria “kans op succes/haalbaarheid” en “urgentie” naar verhouding weer te weinig zouden meetellen. Deze krijgen wegingsfactor 1.

NB: Als aanvragen te weinig bijdragen aan het realiseren van de doelen, i.c. ze scoren niet het vereiste minimumaantal van 13 van de maximaal 24 te behalen punten, dan kunnen ze om die reden geweigerd worden.

Weigeringsgronden (artikel 8)

Voor de voorgenomen activiteiten, waarvoor subsidie wordt aangevraagd, zal in de regel een Watervergunning of een Advies Projectplan Waterwet vereist zijn. Door een positief advies van het Waterschap hierover bij indiening van de aanvraag verplicht te stellen, wordt voorkomen dat subsidie wordt toegekend voor aanvragen/activiteiten die uiteindelijk wegens het uitblijven van een Watervergunning of een positief Advies Projectplan Waterwet niet worden uitgevoerd.

Let op: dit geldt voor alle aanvragers (genoemd in artikel 3), dus ook voor de waterschappen zelf.

NB: Als de aanvrager een samenwerkingsverband is, dan moet de samenwerking worden aangetoond.

Samenwerking blijkt uit de aanwezigheid van een ondertekende samenwerkingsovereenkomst tussen tenminste twee partijen voor minimaal de projectperiode waarin afspraken zijn vastgelegd over de uitvoering van het project (zie artikel 1.6 Verordening).

Adviescommissie (artikel 9)

Na sluiting van de indieningstermijn worden alle aanvragen door een onafhankelijke adviescommissie beoordeeld. Aanvragen moeten minstens 13 punten behalen om voor subsidie in aanmerking te komen. Als een aanvraag onvoldoende punten scoort, wordt dat bij deze beoordeling duidelijk. Vervolgens worden aanvragen met gebruikmaking van de selectiecriteria in een bepaalde rangorde geplaatst. Het doel van de rangschikking is om de aanvragen/activiteiten onderling te vergelijken en de beste te selecteren en te honoreren.

De systematiek staat het niet toe dat na sluiting van de indieningstermijn de aanvragen alsnog worden gewijzigd. Dit laat onverlet de eventuele mogelijkheid om na de sluitingsdatum onvolledige aanvragen aan te vullen.