Organisatie | Regionale Afvalstoffendienst Hoeksche Waard |
---|---|
Organisatietype | Regionaal samenwerkingsorgaan |
Officiële naam regeling | VERORDENING AFVALSTOFFENHEFFING 2017 |
Citeertitel | |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
16-12-2016 | nieuwe regeling | 12-12-2016 |
Het Algemeen Bestuur van de Regionale Afvalstoffendienst Hoeksche Waard;
gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur d.d. 21 november 2016;
overwegende dat in zijn vergadering van is vastgesteld de begroting voor het dienstjaar 2017;
dat als gevolg hiervan de tarieven voor het jaar 2017 dienen te worden vastgesteld;
gelet op artikel 5 van de gemeenschappelijke regeling Regionale Afvalstoffendienst Hoeksche Waard;
mede gelet op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;
vast te stellen de volgende : “Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2017”
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder ‘gebruik maken’: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer.
De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
De belasting als bedoeld in artikel 3 wordt geheven naar de volgende grondslagen die naast elkaar verschuldigd zijn, te weten:
Indien sprake is van een perceel dat wordt gebruikt door een instelling in de zin van artikel 1, onder f, van de Wet toelating zorginstellingen, en de huishoudelijke afvalstoffen worden als bedrijfsafval van de instelling afgevoerd en bij de instelling in de heffing van de reinigingsrechten betrokken, wordt ter zake van dit perceel geen afvalstoffenheffing geheven.
Indien de belastingplicht voor de belasting verschuldigd naar de grondslag als bedoeld in artikel 4, onderdelen a en b, in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Indien de belastingplicht voor de belasting, bedoeld in artikel 4, onderdelen a en b in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 5,00.
Indien de grondslag van de belasting als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel c, in de loop van het belastingtijdvak wijzigt in die zin, dat minder belasting verschuldigd is, bestaat aanspraak op vermindering voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de vermindering minder bedraagt dan € 5,00.
In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
Het dagelijks bestuur kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de afvalstoffenheffing.