Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Helmond

Nadere regels seksinrichtingen en escortbedrijven Helmond 2008

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHelmond
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNadere regels seksinrichtingen en escortbedrijven Helmond 2008
CiteertitelNadere regels seksinrichtingen en escortbedrijven Helmond 2008
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpopenbare zedelijkheid

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt het Besluit nadere regels m.b.t. de uitvoering van de verordening op de

seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d. 2000 van 19 september 2000.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Algemene Plaatselijke Verordening Helmond 2008, art. 3.1.3
  2. Bouwbesluit
  3. Bouwverordening Helmond 2006
  4. Wet collectieve preventie volksgezondheid

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2008nieuwe regeling

06-11-2007

Gemeenteblad, 2007, 87

Collegebesluit, 2007, 0756247

Tekst van de regeling

Intitulé

Nadere regels seksinrichtingen en escortbedrijven Helmond 2008

Het college van burgemeester en wethouders van Helmond,

Gelet op het bepaalde in artikel 3.1.3 van de Algemene Plaatselijke Verordening Helmond 2008, het Bouwbesluit, de Bouwverordening Helmond 2006 en de Wet collectieve preventie volksgezondheid

 

b e s l u i t :

  • I.

    Vast te stellen de Nadere regels seksinrichtingen en escortbedrijven Helmond 2008.

  • II.

    In te trekken het Besluit nadere regels m.b.t. de uitvoering van de verordening op de seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d. 2000, zoals vastgesteld op 19 september 2000 (Gemeenteblad 2000, 10).

  • III

    Te bepalen dat dit besluit in werking treedt op 1 januari 2008.

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze nadere regels wordt verstaan onder:

  • a.

    Seksinrichting: de inrichting als bedoeld in artikel 3.1.1, onder c van de Algemene Plaatselijke Verordening Helmond 2008.

  • b.

    Escortbedrijf: het bedrijf als bedoeld in artikel 3.1.1., onder d van de Algemene Plaatselijke Verordening Helmond 2008.

  • c.

    Prostitutiebedrijf: een seksinrichting waarin bedrijfsmatig prostitutie plaatsvindt of een escortbedrijf dan wel een combinatie van beiden.

  • d.

    Prostituee: degene als bedoeld in artikel 3.1.1, onder b van de Algemene Plaatselijke Verordening Helmond 2008.

  • e.

    Exploitant: de exploitant als bedoeld in artikel 3.1.1, onder f van de Algemene Plaatselijke Verordening Helmond 2008.

  • f.

    Beheerder: de beheerder als bedoeld in artikel 3.1.1, onder g van de Algemene Plaatselijke Verordening Helmond 2008.

  • g.

    Verblijfsruimte: een ruimte als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van het Bouwbesluit 2003.

  • h.

    Werkruimte: een verblijfsruimte welke deel uitmaakt van de seksinrichting waarin seksuele handelingen worden verricht als bedoeld in artikel 3.1.1, onder a van de Algemene Plaatselijke Verordening.

  • i.

    Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Helmond.

Hoofdstuk 2 Geschiktheidsverklaring Seksinrichting

Artikel 2.1 Geschiktheidsverklaring

Het is verboden om zonder of in afwijking van een geschiktheidverklaring van het college een gebouw of deel daarvan als seksinrichting in gebruik te nemen, te hebben of te houden.

Artikel 2.2 Aanvraag geschiktheidsverklaring

Op het aanvragen van een geschiktheidverklaring als bedoeld in artikel 2.1 is artikel 6.1.2 van de Bouwverordening Helmond 2006 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2.3 Ontvankelijkheid

Op het bepalen van de ontvankelijkheid van een aanvraag om een geschiktheidsverklaring als bedoeld in artikel 2.1, is artikel 6.1.3 van de Bouwverordening van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2.4 Termijn van beslissing

  • 1.

    Het college beslist op een aanvraag om een geschiktheidsverklaring binnen twaalf weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen.

  • 2.

    Het college kan haar beslissing éénmaal voor ten hoogste twaalf weken verdagen. Van het besluit tot verdaging wordt voor de afloop van de in het eerste lid bedoelde termijn schriftelijk mededeling gedaan aan de aanvrager.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste en het tweede lid houdt het college de beslissing op de aanvraag aan indien:

    • a.

      voor dezelfde seksinrichting een bouwvergunning is vereist en op deze aanvraag nog niet is beslist;

    • b.

      op dezelfde seksinrichting een aanschrijving rust wegens strijd met de voorschriften van het Bouwbesluit of de Bouwverordening Helmond 2006 en aan die aanschrijving (nog) niet is voldaan.

  • 4.

    De in het vorige lid bedoelde aanhouding eindigt zes weken nadat op de aanvraag om een bouwvergunning is beslist of nadat is voldaan aan de aanschrijving.

Artikel 2.5 Weigering geschiktheidsverklaring

Een geschiktheidsverklaring wordt geweigerd indien één van de volgende omstandigheden zich voordoet:

  • a.

    de bouwvergunning is geweigerd;

  • b.

    de seksinrichting niet of niet meer voldoet aan het bepaalde in hoofdstuk 3 of 4.

Artikel 2.6 Intrekken of wijzigen geschiktheidsverklaring

Het college kan een geschiktheidsverklaring intrekken of wijzigen indien:

  • a.

    blijkt dat zij de geschiktheidsverklaring ten gevolge van onjuiste of onvolledige gegevens heeft afgegeven;

  • b.

    blijkt dat de exploitant van de geschiktheidsverklaring niet of niet of niet binnen de gestelde termijn(en) heeft voldaan aan een aan deze verklaring verbonden voorwaarde;

  • c.

    het belang op grond waarvan de geschiktheidsverklaring is afgegeven dit vereist op grond van een verandering van de inzichten met betrekking tot de bescherming van de prostituees en de verbetering van hun positie, opgetreden na het afgeven van de verklaring.

Hoofdstuk 3 Inrichtingseisen seksinrichtingen

Artikel 3.1 Reikwijdte

  • 1.

    Het gestelde in dit hoofdstuk is alleen van toepassing op seksinrichtingen behoudens raambordelen (raamprostitutiebedrijven).

  • 2.

    Het gestelde in de artikelen 3.2 en 3.4 van dit besluit is niet van toepassing op sekstheaters, seksbioscopen en seksautomatenhallen voorzover de activiteiten in die inrichtingen beperkt blijven tot vertoningen van erotisch-pornografische aard.

Artikel 3.2 Inrichtingseisen seksinrichtingen (prostitutiebedrijven)

  • 1.

    Tot een seksinrichting moet tenminste behoren:

    • a.

      een verblijfsruimte ingericht als keuken;

    • b.

      een verblijfsruimte ingericht als kleedkamer met afsluitbare hang-legkasten;

    • c.

      een verblijfsruimte ingericht als dagverblijf met een oppervlakte van ten minste 3,6 m x 3,6 m.

  • 2.

    Het bepaalde onder b. en c. van het vorige lid is niet van toepassing op een bedrijf met meer dan vijf werkruimten.

  • 3.

    Samenvoeging van de keuken en het dagverblijf, dan wel de kleedkamer en het dagverblijf, is toegestaan als daarmee, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, een gelijkwaardige situatie wordt bereikt.

  • 4.

    Het dagverblijf, de keuken en de kleedkamer mogen niet voor seksuele handelingen met derden worden gebruikt.

  • 5.

    Elke werkruimte moet zijn voorzien van een wasbak met warm en koud stromend water en de mogelijkheid dient aanwezig te zijn tot het inschakelen van heldere witte elektrische verlichting.

  • 6.

    Gezien het bepaalde onder het tweede lid dient elke werkruimte bij een bedrijf met niet meer dan vijf werkruimten te zijn voorzien van een afsluitbare hang-legkast;

  • 7.

    In een seksinrichting moeten ten minste één toiletruimte en één badruimte aanwezig zijn, met dien verstande:

    • a.

      per bouwlaag ten minste één toiletruimte en één badruimte;

    • b.

      per vijf werkruimten ten minste één toiletruimte en per tien werkruimten ten minste één badruimte.

Artikel 3.3 Inrichtingseisen seksbioscoop en seksautomatenhal

  • 1.

    De toegangsdeur van iedere cabine moet van binnenuit afsluitbaar zijn. De beheerder dient zich in noodgevallen toegang te kunnen verschaffen tot de cabine met een moedersleutel.

  • 2.

    In iedere cabine dienen een afvalmand en een voldoende hoeveelheid papieren tissues aanwezig te zijn.

Artikel 3.4 Veiligheidsvoorzieningen prostituees in seksinrichtingen (prostitutiebedrijven)

  • 1.

    Iedere werkruimte dient voorzien te zijn van een zogenoemd stil alarm.

  • 2.

    De toegangsdeur van een werkruimte mag slechts afsluitbaar zijn als in de seksinrichting een, voor de overige aanwezige prostituees goed bereikbare, op die deur passende moedersleutel aanwezig is.

  • 3.

    Indien de toegangsdeur van de werkruimte is gelegen in een gevel en de werkruimte niet beschikt over een gesloten verbinding naar andere verblijfsruimten, dienen maatregelen te zijn getroffen met het oog op de veiligheid van de in de werkruimte verblijvende prostituees.

  • 4.

    Ruimten in de seksinrichting waarin zich één of meer prostituees plegen te bevinden, moeten zijn voorzien van duidelijk kenbare gelegenheid tot ontvluchting indien de normale uitgangen daartoe onvoldoende zijn. Deze moeten, mede gelet op het aantal andere personen dat zich in die ruimte pleegt te bevinden, in aantal, in ligging en in grootte toereikend zijn om de prostituees op een zo veilig mogelijke wijze een zo veilig mogelijke plaats te doen bereiken. Vorenbedoelde gelegenheden tot ontvluchting moeten worden vrijgehouden van obstakels.

  • 5.

    De toegangsdeur van een werkruimte mag alleen van binnenuit afsluitbaar zijn met een knopcilinder.

  • 6.

    Het bepaalde in het vorige lid is niet van toepassing indien een toegangsdeur van een werkruimte is gelegen aan de weg.

  • 7.

    Een werkruimte waarvan de toegangsdeur is gelegen aan de weg moet in open verbinding staan met andere ruimten.

  • 8.

    Indien het bepaalde in het vorige lid niet mogelijk is of niet kan worden gevergd, dienen maatregelen te worden getroffen waardoor de veiligheid van de prostituees anderszins wordt gewaarborgd.

  • 9.

    De seksinrichting moet, mede ten behoeve van de prostituees, aangesloten zijn op het telefoonnet tenzij zulks redelijkerwijs niet mogelijk is.

Hoofdstuk 4 Brandveiligheidseisen

Artikel 4.1 Brandveiligheidsvoorschriften seksinrichtingen

  • 1.

    Voor een seksinrichting is het bepaalde in het Bouwbesluit van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    Voor een seksinrichting zijn de algemene gebruikseisen van hoofdstuk 6 van de Bouwverordening Helmond 2006 van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 5 Veiligheid, gezondheid en hygiëne

Artikel 5.1 Gebruiks- en gezondheidsvoorschriften voor prostitutiebedrijven

  • 1.

    De exploitant en de beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf zijn verplicht maatregelen te treffen in het belang van de veiligheid, de hygiëne en de bescherming van de gezondheid van de aldaar werkzame prostituees alsmede in het belang van de bescherming van de volksgezondheid.

  • 2.

    De in het vorige lid bedoelde verplichting houdt in, dat:

    • a.

      de prostituee zelf zijn / haar klantenkeuze mag bepalen;

    • b.

      de prostituee bepaalde diensten of handelingen mag weigeren;

    • c.

      de prostituee niet verplicht mag worden alcoholhoudende dranken en / of drugs te gebruiken;

    • d.

      aan de prostituee permanent voldoende wettelijk goedgekeurde condooms voor gebruik beschikbaar worden gesteld;

    • e.

      de prostituee niet verplicht is om als daarom wordt verzocht zonder condoom te werken;

    • f.

      de exploitant en beheerder alle overige maatregelen treffen die in het kader van de in het eerste lid genoemde belangen noodzakelijk zijn en waarbij de toepassing van veilige sekstechnieken en het zelfbeschikkingsrecht van de prostituee centraal staan.

  • 3.

    De exploitant en de beheerder zijn verplicht een adressen- en telefoonlijst met hulpverleningsinstanties en belangenverenigingen van prostituees in de seksinrichting aanwezig te hebben.

  • 4.

    De exploitant en de beheerder zijn verplicht medewerkers van de GGD toegang te verlenen tot de seksinrichting om in het kader van de technische hygiënezorg onderzoeks- en controleactiviteiten te verrichten.

Artikel 5.2 Gezondheidsvoorlichting

De exploitant en de beheerder zijn verplicht:

  • a.

    medewerkers van de GGD toegang te verlenen tot de seksinrichting om voorlichtings- en preventieactiviteiten uit te voeren en voorlichtingsmateriaal te verstrekken gericht op de bevordering en instandhouding van de gezondheidssituatie van de in de seksinrichting werkzame prostituees;

  • b.

    er zorg voor te dragen dat onder de in de seksinrichting of voor het escortbedrijf werkzame prostituees voldoende informatie- en voorlichtingsmateriaal in verschillende talen wordt verspreid over de aan de prostitutie verbonden gezondheidsrisico's en over de aanwezigheid en bereikbaarheid van instellingen op het gebied van de gezondheidszorg en de hulpverlening.

  • c.

    er zorg voor te dragen dat in de seksinrichting op een voor de klant duidelijk zichtbare plaats voldoende informatie- en voorlichtingsmateriaal aanwezig is over veilige sekstechnieken en seksueel overdraagbare aandoeningen.

Artikel 5.3 Geneeskundig onderzoek

  • 1.

    De exploitant en de beheerder zijn verplicht de in de seksinrichting of escortbedrijf werkzame prostituees in de gelegenheid te stellen zich regelmatig geneeskundig op seksueel overdraagbare aandoeningen en overige aan het beroep gerelateerde klachten door een arts naar eigen keuze te laten onderzoeken.

  • 2.

    Indien aan de seksinrichting of het escortbedrijf een vaste arts verbonden is, worden naam en adres van deze arts aan de GGD bekend gemaakt. De prostituee mag niet gedwongen worden van deze arts gebruik te maken.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen voor punten waaraan specifieke aandacht besteed moet worden bij het geneeskundig onderzoek als bedoeld in het eerste lid.

  • 4.

    Van het geneeskundig onderzoek mogen uitsluitend niet op personen herleidbare gegevens worden vastgelegd voor wetenschappelijk of epidemiologisch onderzoek.

  • 5.

    De Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst wordt op het bepaalde in dit artikel van toepassing verklaard.

Hoofdstuk 6 Overige verplichtingen van exploitant en beheerder

Artikel 6.1 Bewoningsverbod

  • 1.

    Het is verboden om een gebouw dat geheel of gedeeltelijk bestemd is als seksinrichting als woonruimte te gebruiken of in gebruik te nemen.

  • 2.

    De exploitant en de beheerder zijn verplicht op het bepaalde in het vorige lid toezicht uit te oefenen.

  • 3.

    Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid vervatte verbod.

Artikel 6.2 Verboden reclame prostitutiebedrijven

Het is verboden voor een seksinrichting of escortbedrijf reclame te maken waarbij de garantie wordt gegeven of op andere wijze wordt aangegeven dat de in de seksinrichting of voor het escortbedrijf werkzame prostituees vrij zijn van seksueel overdraagbare aandoeningen.

Besloten in de vergadering van 6 november 2007

Burgemeester en wethouders van Helmond

De burgemeester,

Drs. A.A.M. Jacobs

De secretaris,

Mr. A.C.J.M. de Kroon

Bekend gemaakt op:

03 december 2007

De gemeentesecretaris,

Mr. A.C.J.M. de Kroon

Toelichting nadere regels  

1. Algemeen

Artikel 156, derde lid van de Gemeentewet bepaalt dat de raad de bevoegdheid tot het maken van verordeningen, door strafbepaling of bestuursdwang te handhaven, slechts kan delegeren voorzover het betreft de vaststelling van nadere regels met betrekking tot bepaalde door hem in zijn verordeningen aangewezen onderwerpen. Dit houdt in dat het college slechts nadere (uitvoerings-)regels kan vaststellen die gebaseerd zijn op verordeningen die door de raad zijn vastgesteld.

Op 5 september 2000 heeft de gemeenteraad vastgesteld de Verordening op de Seksinrichtingen, Sekswinkels, Straatprostitutie e.d. 2000. In deze verordening is destijds onder artikel 13 de mogelijkheid voor het college opgenomen om ten aanzien van de exploitatie van alle (of bepaalde categorieën) seksinrichtingen nadere regels vast te stellen. Per 1 januari 2008 komt voornoemde verordening te vervallen en treffen we de onderhavige materie aan in hoofdstuk 3 van de Algemene Plaatselijke Verordening Helmond 2008 (hierna te noemen: APV). De juridische basis voor het stellen van nadere regels is vanaf dat moment gelegen in artikel 3.1.3 APV.

Nadere regels (ook wel aangeduid als gedelegeerde regelgeving) worden aangemerkt als algemeen verbindende voorschriften en dienen derhalve als zodanig te worden bekend gemaakt. Nadere regels kunnen worden vastgesteld met betrekking tot de in artikel 3.3.2, tweede lid APV genoemde belangen, te weten de openbare orde, voorkomen of beperken van overlast, voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat, veiligheid van personen- of goederen, verkeersvrijheid of- veiligheid, gezondheid of zedelijkheid en de arbeidsomstandigheden van de prostitué(e).

 

De vraag is nu voor welke belangen en welke categorieën bedrijven nadere regels gesteld dienen te worden. Belangrijk punt hierbij zijn de (arbeids-)omstandigheden in de seksinrichtingen (inrichting, hygiëne, (brand)veiligheid, gezondheidsomstandigheden en dergelijke). Een ander belangrijk punt is de bedrijfsvoering (lichamelijke en geestelijke integriteit van prostituees, aanwezigheid van minderjarige en illegale prostituees en dergelijke).

 

2. Veiligheid van personen en goederen.

Seksinrichtingen moeten voldoen aan zogenaamde objectgebonden eisen inzake bouw- en brandveiligheid. Dergelijke eisen zijn opgenomen in het Bouwbesluit. Bij de exploitatie van seksinrichtingen is het van groot belang de brandveiligheid te kunnen waarborgen. Wat de inrichtingen betreft die zijn aan te merken als bouwwerk in de zin van de Woningwet:

  • a.

    is het Bouwbesluit daarop van toepassing met het oog op de brandveiligheid van de inrichting zelf en

  • b.

    biedt de gemeentelijke bouwverordening daarvoor de grondslag voorzover het gaat om het gebruik van de inrichting.

 

Ad. A. Een seksinrichting dient te worden aangemerkt als een bedrijfspand. Wat de brandveiligheid betreft kan verder nog worden gewezen op hoofdstuk 4 van het Bouwbesluit. Dit hoofdstuk bevat nadere technische voorschriften omtrent het bouwen van niet tot bewoning bestemde gebouwen. Voor inrichtingen die niet zijn aan te merken als bouwwerk in de zin van de Woningwet (bijvoorbeeld woonboten), zijn noch het Bouwbesluit, noch de gemeentelijke bouwverordening van toepassing. In die gevallen kan worden teruggevallen op de Brandbeveiligingsverordening Helmond 1993.

Ad B. Verder is hoofdstuk 6 van de Bouwverordening Helmond 2006 van toepassing. Indien er vijf of meer personen aanwezig zijn in een seksinrichting is een zogeheten gebruiksvergunning vereist van het college (zie artikel 6.1.1, eerste lid onder d van voornoemde verordening). In alle andere gevallen zijn de algemene gebruikseisen, zoals opgenomen in artikel 6.2.1 en volgende van voornoemde verordening van toepassing.

Seksinrichtingen waar tevens horecavoorzieningen aanwezig zijn dienen eveneens te voldoen aan de voorschriften van het Besluit eisen inrichtingen Drank- en Horecawet.

 

3. Gezondheid.

Per 1 oktober 2000 is het landelijke, algemene bordeelverbod opgeheven. Een van de hoofddoelstellingen van de opheffing van het algemeen bordeelverbod was en is het verbeteren van de positie (waaronder de gezondheidssituatie) van de prostituee. Een dergelijk gemeentelijk beleid zal vooral flankerend en slechts in beperkte mate dwingend van aard kunnen zijn. Doelstelling van zo'n beleid kan om te beginnen zijn het (doen) verzorgen van voorlichting over besmettingsrisico's en seksueel veilig gedrag aan prostituees, prostituanten en exploitanten. Voor gemeenten is hier een initiërende taak weggelegd. De verantwoordelijkheid voor de daadwerkelijke preventie van seksueel overdraagbare aandoeningen (soa's, waaronder aids) berust uiteindelijk bij de betrokken partijen, zoals prostituees, prostituanten en exploitanten.

 

4. Arbeidsomstandigheden.

Onder de eerdergenoemde hoofddoelstellingen - te weten de bescherming en verbetering van de positie van de prostituee - kunnen eveneens de arbeidsomstandigheden in een prostitutiebedrijf vallen. Door het opheffen van het algemeen bordeelverbod is de Arbo-wet van toepassing op delen van de prostitutiebranche, te weten waar sprake is van een arbeidsverhouding als bedoeld in de wet. Blijkens haar aanhef ziet deze Arbo-wet op de arbeidsomstandigheden in het algemeen en op de veiligheid, de gezondheid en het welzijn in het bijzonder. De wet geeft daarover, ten aanzien van zowel werkgevers als werknemers, voorschriften.

Voor de toepasselijkheid van de Arbo-wet en het Arbeidsomstandighedenbesluit is het bestaan van een (gezag)relatie tussen werkgever en werknemer(s) van belang. Deze begrippen zijn omschreven in artikel 1, eerste en tweede lid van de Arbo-wet.

 

Als werkgever moeten onder meer worden beschouwd:

a) degene jegens wie een ander krachtens arbeidsovereenkomst gehouden is tot het verrichten van arbeid en

b) degene die, zonder werkgever te zijn als bedoeld onder a, een ander onder zijn gezag arbeid doet verrichten.

Als "werknemer" moet worden beschouwd "de ander" als hiervoor bedoeld.

Tussen exploitant en prostituee bestaat een gezagsrelatie indien eerstgenoemde bevoegd is toezicht uit te oefenen op de werkzaamheden van de laatstgenoemde en deze leiding dan wel aanwijzingen of instructies heeft. Of de prostituee arbeid verricht "onder gezag" van de exploitant zal moeten worden beoordeel aan de hand van de feiten en omstandigheden van het voorkomende geval. Bij de zelfstandige prostituee ontbreekt voornoemde relatie doorgaans. Net als zelfstandig werkenden zijn ook deze zelfstandig werkende prostituees zelf verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering en voor de arbeidsomstandigheden. Om die reden is de Arbo-wet op hen dan ook niet van toepassing. Kortom, de gemeenten kunnen inzake Arbo-omstandigheden geen nadere eisen stellen aan de zelfstandige prostituee. Indien er sprake is van een gezagsrelatie dan is de Arbo-regelgeving van toepassing. Het toezicht hierop wordt uitgeoefend door de Arbeidsinspectie.

Het is in eerste instantie de prostitutiebranche zelf die verantwoordelijk is voor de invulling van het Arbobeleid. Gemeenten hebben wel tot hun taak te informeren over het feit dat werkgevers in de prostitutiebranche thans ook geacht worden een Arbobeleid op te stellen. Daarbij moet in ieder geval aandacht worden besteed aan enkele Arbo-aspecten, zoals de verplichting tot het opstellen van een risico-inventarisatie en - evaluatie (RIE) en de aansluiting bij een Arbodienst.