Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Oegstgeest

Beleidsregels van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oegstgeest houdende regels voor tegemoetkoming kosten voor kinderopvang Beleidsregels tegemoetkoming eigen bijdrage kinderopvang gemeente Oegstgeest 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOegstgeest
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oegstgeest houdende regels voor tegemoetkoming kosten voor kinderopvang Beleidsregels tegemoetkoming eigen bijdrage kinderopvang gemeente Oegstgeest 2015
CiteertitelBeleidsregels tegemoetkoming eigen bijdrage kinderopvang gemeente Oegstgeest 2015
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Het college van burgemeester en wethouders heeft op 22 november 2016 (Z-16-18421) besloten om de regeling met terugwerkende kracht in werking te laten treden.

Deze regeling vervangt de Beleidsregels tegemoetkoming eigen bijdrage voor kinderopvang Gemeente Oegstgeest.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. art. 1.6 lid 1 Wko
  2. art. 1.13 Wko
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

16-12-201601-01-2015nieuwe regeling

07-07-2015

gmb-2016-176895

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oegstgeest houdende regels voor tegemoetkoming kosten voor kinderopvang Beleidsregels tegemoetkoming eigen bijdrage kinderopvang gemeente Oegstgeest 2015

Gelet op artikel 1.6 eerste lid onderdelen c en e, en artikel 1.13 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen,

Besluit het college van burgemeester en wethouders vast te stellen de volgende beleidsregels:

Beleidsregels tegemoetkoming eigen bijdrage kinderopvang gemeente Oegstgeest 2015

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oegstgeest;

  • b.

    de wet: de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko);

  • c.

    de ouder: een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de wet die op grond van de Wet basisadministratie persoonsgegevens bij de gemeente Oegstgeest is ingeschreven;

  • d.

    tegemoetkoming: een bijdrage in de kosten voor kinderopvang wanneer er tevens rechtmatig gebruik wordt gemaakt van de kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst.

Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de wet.

Artikel 2. Doelgroep

Deze regeling is van toepassing op:

  • 1.

    de ouder die een uitkering op ingevolge de Participatiewet (Pw), IOAW-, IOAZ- of Anw voor levensonderhoud ontvangt en gebruik maakt van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in art. 7 lid 1 a van de Pw of art. 34 lid 1 a van de IOAW en IOAZ die de noodzaak tot kinderopvang met zich brengt. Onder een voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt tevens begrepen een voorziening gericht op verplichte inburgering welke niet door het college is aangeboden.

  • 2.

    de ouder die een aanvullende Pw-, IOAW-, IOAZ- of Anw-uitkering ontvangt en daarnaast inkomsten uit arbeid heeft.

  • 3.

    Ouders die in het berekeningsjaar de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt en scholing of een opleiding volgen met toepassing van artikel 16 of artikel 18, eerste en vierde lid, van de Pw algemene bijstand ontvangen of kunnen ontvangen.

Artikel 3. Ingangsdatum

De tegemoetkoming kan met terugwerkende kracht worden verleend vanaf ten vroegste de eerste van de maand voorafgaand aan de maand waarin de aanvraag voor de tegemoetkoming is ontvangen.

Artikel 4. Omvang en periode van de kinderopvang

  • 1.

    Het college verleent de tegemoetkoming aan een ouder als bedoeld in artikel 2 en met inachtneming van artikel 5 lid 1 alleen voor het aantal uren en de periode dat kinderopvang per kind, naar het oordeel van het college, redelijkerwijs noodzakelijk is.

  • 2.

    De tegemoetkoming wordt telkens verleend voor de duur van de opleiding, voorziening gericht op arbeidsinschakeling, of loonvormende arbeid, voor zover de opvang noodzakelijk wordt geacht.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid kan het college de tegemoetkoming voor de (resterende) periode van een kalenderjaar vaststellen.

Artikel 5. Hoogte van de tegemoetkoming

  • 1.

    De hoogte van de tegemoetkoming is afhankelijk van de mate waarin het eigen netwerk en de eigen omgeving van de ouder, of voorliggende voorzieningen, kunnen bijdragen aan de opvang van het(de) kind(eren).

  • 2.

    Het college verstrekt aan een ouder als bedoeld in artikel 2, een tegemoetkoming in aanvulling op de kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst, zodanig dat het totaal van de kinderopvangtoeslag en de tegemoetkoming, niet meer bedraagt dan de werkelijk gemaakte kosten voor kinderopvang, met in achtneming van een maximum van 103% van de uurprijs, waarnaar verwezen wordt in artikel 1.7 tweede lid van de wet.

  • 3.

    De in lid 2 genoemde tegemoetkoming wordt uitsluitend verstrekt voor het aantal uren kinderopvang dat op grond van lid 1 noodzakelijk is, ongeacht of de Belastingdienst uitgaat van een hoger aantal uren.

Artikel 6. Inhoud van de beschikking

Het besluit tot verlening van een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat in ieder geval:

  • a.

    de vaststelling dat de ouder tot een van de gemeentelijke doelgroepen behoort;

  • b.

    de mate waarin de ouder geacht wordt de opvang binnen het eigen netwerk, de eigen omgeving of andere voorliggende voorzieningen te organiseren;

  • c.

    de naam en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de tegemoetkoming betrekking heeft;

  • d.

    de naam en adres van de kinderopvangorganisatie of gastouderbureau waar de kinderopvang plaatsvindt;

  • e.

    de periode en de omvang van de kinderopvang per tijdvak waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend en het traject dat wordt gevolgd;

  • f.

    de wijze waarop het bedrag van de tegemoetkoming wordt bepaald en het bedrag dat op basis hiervan wordt verleend;

  • g.

    de wijze waarop de tegemoetkoming wordt uitbetaald;

  • h.

    de verplichtingen van de ouder.

Artikel 7. Bevoorschotting van de voorlopige tegemoetkoming

De tegemoetkoming is voorlopig en wordt in de vorm van een voorschot in maandelijkse termijnen uitbetaald.

Artikel 8 Het besluit tot vaststelling van de tegemoetkoming

  • 1.

    De ouder verstrekt, eventueel met medewerking van het kindcentrum of gastouderbureau, binnen vier weken na afloop van de periode waarvoor de tegemoetkoming is verleend, aan het college een schriftelijk overzicht over de feitelijke kosten van kinderopvang over deze periode.

  • 2.

    Het college stelt binnen uiterlijk 3 maanden na ontvangst van het overzicht, zoals bedoeld in lid 1 de definitieve tegemoetkoming vast.

Artikel 9. Afrekening

De tegemoetkoming wordt in overeenstemming met de vaststelling, zoals bedoeld in artikel 8 lid 2, binnen zes weken betaald onder verrekening van de betaalde voorschotten.

Artikel 10. Inlichtingenplicht

  • 1.

    Bij de aanvraag verstrekt de ouder of partner het college alle gegevens en inlichtingen van hem/haar en zijn/haar eventuele partner die voor de aanspraak op en de hoogte van de tegemoetkoming van belang zijn.

  • 2.

    De ouder of partner doet het college onmiddellijk na het bekend worden daarvan uit eigen beweging schriftelijk mededeling van inlichtingen en gegevens die kunnen leiden tot de vaststelling van een gewijzigde tegemoetkoming.

  • 3.

    De ouder of partner verstrekt desgevraagd het college, binnen een door het college te stellen redelijke termijn, alle gegevens en inlichtingen die voor de aanspraak op, en de hoogte van, de tegemoetkoming van de gemeente van belang zijn.

Artikel 11. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de ouder afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, als toepassing van beleidsregels tot onbillijkheden van overwegende aard leiden.

Artikel 12. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na de dag van bekendmaking in het elektronisch gemeenteblad en werken terug tot en met 1 januari 2015.

De regeling Beleidsregels tegemoetkoming eigen bijdrage voor kinderopvang Gemeente Oegstgeest, wordt per 1 januari 2015 ingetrokken.

Artikel 13. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels tegemoetkoming eigen bijdrage kinderopvang gemeente Oegstgeest 2015.

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 7 juli 2015,

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oegstgeest,

De secretaris,

De burgemeester,

Algemene toelichting  

Op 1 januari 2005 trad de Wet kinderopvang (Wko) in werking. De Wko is bedoeld om het ouders of verzorgers gemakkelijker te maken werk en zorg te combineren. Niet alleen werkenden kunnen een beroep doen op de Wko, maar ook niet-werkenden. Tot 1 januari 2013 werd er een aantal doelgroepen in de wet genoemd die een beroep op de gemeente konden doen voor vergoeding van een (aanzienlijk) deel van de kosten die zij maakten voor kinderopvang. Bij de wetswijziging van 1 januari 2013 worden deze kosten voortaan, op een eigen bijdrage na, volledig betaald door de Belastingdienst/Toeslagen.

De gemeente heeft de beleidsvrijheid ervoor te kiezen voor bepaalde doelgroepen de eigen bijdrage te vergoeden. Deze bevoegdheid wordt nader ingevuld met deze beleidsregels.

Het college van burgemeester en wethouders kan aan een ouder als bedoeld in artikel 1.6, eerste lid, onderdelen c en e van de Wko een tegemoetkoming verstrekken in aanvulling op de kinderopvangtoeslag, zodanig dat het totaal van de kinderopvangtoeslag en de tegemoetkoming niet meer bedraagt dan de totale kosten van kinderopvang, bedoeld in artikel 1.7, eerste lid van de wet.

Voor de doelgroep Pw-, IOAZ-, IOAW- en Anw- uitkeringsgerechtigden is besloten deze tegemoetkoming ter compensatie van de eigen bijdrage kinderopvang te verstrekken.

In deze beleidsregels zijn de hoofdlijnen van het proces van verstrekking van de tegemoetkoming door de gemeente vastgelegd. De omvang van de aanspraak van ouders op de tegemoetkoming wordt aan beperkingen gebonden. De tegemoetkoming wordt verstrekt voor het aantal uren kinderopvang per week dat naar het oordeel van het college voor de ouder redelijkerwijs noodzakelijk is. Bij de beoordeling hiervan is de wens van de ouder niet bepalend.

De tegemoetkoming kan, mits tijdig aangevraagd, ingaan op de datum dat de feitelijke opvang start. De tegemoetkoming wordt alleen verstrekt als er ook feitelijk kinderopvang plaatsvindt en deze voldoet aan de eisen opgenomen in de Wko en de voorwaarden die gehanteerd worden door de Belastingdienst, en alleen als aanvulling op de toeslag van de Belastingdienst. Wanneer er geen recht bestaat op kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst of dit recht niet te gelde gemaakt kan worden, bestaat er ook geen recht op een bijdrage van de gemeente. De tegemoetkoming wordt voorlopig toegekend en uitbetaald in maandelijkse termijnen. Hierdoor blijft de omvang van eventuele onverschuldigde betalingen die de gemeente van de ouders moet terugvorderen, beperkt. Bij toekenning van de tegemoetkoming wordt altijd rekening gehouden met het maximum aantal toegestane uren zoals bedoeld in artikel 1.7 lid 4 van de Wko.

De verstrekking van de tegemoetkoming vindt plaats in twee stappen. De eerste stap is het afgeven van de beschikking tot het verlenen van de tegemoetkoming. Deze beschikking geeft de ontvanger een voorwaardelijke aanspraak op de tegemoetkoming tot een maximumbedrag. De aanspraak is voorwaardelijk omdat er op het moment dat de beschikking wordt afgegeven onzekerheid bestaat omrent daadwerkelijke gebruikmaking van de kinderopvang in de toekomst en omdat niet bekend is of de opgelegde verplichtingen zullen worden nageleefd.

De tweede stap is het afgeven van de beschikking waarin de definitieve vaststelling van de hoogte van de tegemoetkoming is opgenomen.

 

Artikelsgewijze Toelichting

Artikel 1

Onderdeel d.

Hier wordt expliciet aangegeven dat de tegemoetkoming alleen verstrekt wordt wanneer er sprake is van een kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst (blijkend uit een voorschotbeschikking van die dienst). Hiermee wordt geregeld dat de kinderopvang moet voldoen aan de voorwaarden zoals de Belastingdienst die stelt en wordt gewezen op het feit dat de Belastingdienst de voorliggende voorziening uitvoert. Er zal dus geen vergoeding plaatsvinden voor zover betrokkende recht heeft/had op een vergoeding van de Belastingdienst maar van dit recht geen gebruik heeft gemaakt. Overigens betekent dit niet dat de tegemoetkoming altijd gebaseerd is op hetzelfde aantal opvanguren als de toeslag van de Belastingdienst. Er zal altijd een eigen onderzoek plaatsvinden naar de noodzakelijkheid van de opvang waarbij ook onderzocht zal worden of er goedkopere of gratis adequate opvangmogelijkheden zijn; zie toelichting bij artikelen 4 en 5.

 

Artikel 2

In dit artikel wordt de doelgroep van de regeling aangeduid. De doelgroep is beperkt tot ouders die een uitkering voor levensonderhoud van de gemeente ontvangen (of een Anw-uitkering van de SVB) en die deelnemen aan een voorziening gericht op arbeidsinschakeling of parttime-werken.

Voorts kunnen jongeren onder de 18 jaar die een opleiding of scholing volgen en tegelijkertijd een uitkering voor levensonderhoud ontvangen of kunnen ontvangen, voor de tegemoetkoming in aanmerking komen.

Daarnaast is de doelgroep uitgebreid met verplichte inburgeraars die een uitkering voor levensonderhoud van de gemeente ontvangen.

 

Artikel 3

Dit artikel bepaalt dat de tegemoetkoming met (beperkte) terugwerkende kracht kan worden verleend.

Dit artikel is ook van toepassing bij aanvragen voor uitbreiding van het aantal uren kinderopvang.

 

Artikel 4

De Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen regelt voor deelnemers aan een re-integratievoorziening vooralsnog uitsluitend de aanspraak van ouders op een tegemoetkoming voor de kosten van kinderopvang en nog niet de omvang van die aanspraak. In dit artikel wordt de omvang van de aanspraak geregeld. Overigens geldt voor bijstandsgerechtigden met parttime inkomsten dat de Belastingdienst wel een urenkoppeling hanteert.

 

Lid 1

Regelt dat de tegemoetkoming slechts verstrekt wordt wanneer er een noodzaak is, daarbij wordt ook gekeken naar de mogelijkheden om de kinderopvang “gekanteld” te organiseren, bijvoorbeeld in het eigen netwerk.

 

Lid 2

De tegemoetkoming wordt in principe voor de duur van het re-integratietraject/de voorziening gericht op arbeidsinschakeling verleend.

 

Lid 3

Het college kan de tegemoetkoming voor een andere periode, bijvoorbeeld een kalenderjaar, vaststellen. Dit is bijvoorbeeld mogelijk als de aanvrager parttime inkomsten uit werk heeft voor onbepaalde tijd.

 

Artikel 5

Lid 1

De gemeente beoordeelt “gekanteld” of de opvang niet (geheel of gedeeltelijk) binnen het eigen netwerk of via voorliggende voorzieningen zoals een peuterspeelzaal geregeld kan worden.

 

Lid 2

In de Wko is geregeld dat ouders die aanspraak maken op kinderopvangtoeslag voor de kosten van kinderopvang een inkomensafhankelijke bijdrage betalen. Ouders met een inkomen op minimum niveau ontvangen een toeslag van de Belastingdienst die plusminus 90% van alle kosten dekt.

Dit artikel regelt dat de gemeente voor de genoemde doelgroepen de resterende kosten vergoedt. Zo wordt voorkomen dat deelname aan een traject wordt belemmerd door de kosten. Er is echter wel een maximum gesteld. In artikel 1.7 lid 2 van de wet is geregeld dat een maximum uurprijs wordt vastgelegd in een algemene maatregel van bestuur. In artikel 4 van het Besluit tegemoetkoming kosten kinderopvang worden deze maximum uurprijzen vermeld. Indien de uurprijs voor kinderopvang hoger is dan de maximum uurprijs wordt bij de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming door de Belastingdienst een maximum uurprijs gehanteerd.

Bij bepaling van de hoogte van de gemeentelijke tegemoetkoming, wordt rekening gehouden met een eventueel hogere uurprijs (dan het maximum dat de Belastingdienst hanteert). De ervaring leert dat in Oegstgeest de prijzen doorgaans 2 à 3% hoger liggen. Dat is de reden dat dit lid een (iets) hogere vergoeding mogelijk is gemaakt.

 

Lid 3

De Belastingdienst beoordeelt niet “gekanteld” of de kinderopvang ook met het eigen netwerk kan worden gerealiseerd. Hierdoor kan de Belastingdienst een hoger aantal uren vergoeden dan het aantal dat de gemeente na onderzoek als noodzakelijk heeft aangemerkt. Voor de niet-noodzakelijke uren wordt geen tegemoetkoming verstrekt.

 

Artikel 6

Hier wordt bepaald aan welke eisen de (toekennende) beschikking moet voldoen.

In die beschikking moet onder meer worden opgenomen welke verplichtingen de ouder worden opgelegd. Daarbij moet mede aan de volgende verplichtingen worden gedacht:

  • -

    De verplichting om uiterlijk 4 weken na afloop van de toekenningsperiode een overzicht van de feitelijke kosten te verstrekken (artikel 8 lid 1 van deze beleidsregels);

  • -

    De verplichting om de gemeente direct op de hoogte te stellen van relevante wijzigingen die van invloed kunnen zijn voor de hoogte of duur van de tegemoetkoming (artikel 10 van deze beleidsregels).

 

Artikel 7

 

De tegemoetkoming is in eerste instantie voorlopig. De ouder ontvangt een beschikking met een voorlopige tegemoetkoming. De verstrekking van deze tegemoetkoming vindt plaats in de vorm van maandelijkse voorschotten. Dit betekent dat het totale bedrag van de tegemoetkoming waarop de aanvrager recht heeft, wordt gedeeld in twaalf gelijke delen (indien de aanvraag het gehele kalenderjaar betreft).

De gemeente betaalt de voorlopige tegemoetkoming in beginsel uit aan de ouder. De ouder kan, al dan niet op verzoek van het kindercentrum of het gastouderbureau, de gemeente machtigen om de betalingen rechtstreeks aan het kindercentrum of gastouderbureau te doen. Deze machtiging verandert juridisch gezien niets aan de verhouding tussen de gemeente en de ouder.

Het betreft een voorschot omdat de definitieve hoogte van de tegemoetkoming pas kan worden vastgesteld wanneer de ouder de definitieve afrekening van de kinderopvangorganisatie of het gastouderbureau aan de gemeente heeft verstrekt.

 

Artikel 8

 

Lid 1

 

De ouder is verplicht om binnen vier weken na afloop van de periode waarvoor de tegemoetkoming is verleend, een schriftelijk overzicht van de feitelijke kosten van kinderopvang aan het college te verstrekken. Het overzicht van de kosten kan zowel een apart jaaroverzicht zijn dat door het kindercentrum of gastouderbureau is opgesteld of een verzameling van maandoverzichten.

 

Als de aanvrager de gegevens niet verstrekt, kan het college de tegemoetkoming op een lager bedrag vaststellen. Lager vaststellen kan ook betekenen op nul vaststellen. Het college heeft deze bevoegdheid op grond van artikel 4:46, tweede en derde lid, Awb. Op grond van het tweede lid kan de subsidie lager worden vastgesteld indien:

  • a.

    de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

  • b.

    de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

  • c.

    de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of

  • d.

    de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.

Het derde lid van artikel 4:46 Awb luidt: ‘Voor zover het bedrag van de subsidie afhankelijk is van de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, worden kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd bij de vaststelling van de subsidie niet in aanmerking genomen’.

 

Lid 2

 

Het college heeft maximaal 3 maanden de tijd om de definitieve tegemoetkoming vast te stellen.

In deze periode kan een onderzoek worden gedaan naar de rechtmatigheid van de tegemoetkoming door gegevens van de ouders te controleren en eventueel inlichtingen bij het kindercentrum of gastouderbureau op te vragen.

 

Artikel 10

 

Het is van belang dat niet alleen in de aanvraag maar ook in een later stadium, relevante wijzigingen direct worden doorgegeven (inlichtingenplicht). Er kunnen globaal twee vormen van schending van de inlichtingenplicht worden onderscheiden:

  • 1.

    het betreffende kind maakt geen of in mindere mate gebruik van kinderopvang;

  • 2.

    er wordt wel gebruik gemaakt van kinderopvang, maar de ouder heeft geen recht op een tegemoetkoming (hij behoort niet of niet meer tot gemeentelijke doelgroep).

Als een ouder de inlichtingenplicht schendt en als gevolg daarvan ten onrechte een tegemoetkoming heeft ontvangen of een te hoog bedrag, kan het college de beschikking tot het verlenen of tot het vaststellen van de tegemoetkoming intrekken of wijzigen en het te veel betaalde bedrag terugvorderen. Hieronder wordt hierop nader ingegaan.

 

In de Awb is geregeld op welke gronden een subsidie (een tegemoetkoming in de terminologie van de Wet kinderopvang) kan worden ingetrokken en teruggevorderd. Daarbij kunnen drie situaties worden onderscheiden:

  • a.

    de situatie waarin de voorlopige tegemoetkoming nog niet is vastgesteld;

  • b.

    de situatie waarin de voorlopige tegemoetkoming wel is vastgesteld.

  • c.

    de situatie waarin de definitieve tegemoetkoming wel is vastgesteld

 

Ad a. de tegemoetkoming is nog niet vastgesteld: de aanvraag wordt afgewezen in verband met schending van de informatieplicht

 

Ad b en c. Wanneer de (voorlopige of definitieve) tegemoetkoming is vastgesteld, is het college in bepaalde gevallen bevoegd de beschikking in te trekken of ten nadele van de ontvanger van de tegemoetkoming te wijzigen, het teveel verstrekte zal worden teruggevorderd.

Indien de beschikking tot het verlenen of het vaststellen van de tegemoetkoming is ingetrokken of ten nadele van de ouder is gewijzigd, kan de gemeente het al betaalde bedrag van de ouder terugvorderen.

 

N.B. De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd, indien vijf jaren zijn verstreken sinds de dag waarop zij is bekendgemaakt.

 

Artikel 11

 

Dit artikel geeft de mogelijkheid tot individualiserend handelen als strikte toepassing van deze beleidsregels tot onbillijkheden leidt. Bij het afwijken van de bepalingen kunnen de rechten van belanghebbende op basis van deze regeling niet worden aangetast.

 

Er kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een ouder met een bijstandsuitkering die een opleidingstraject volgt waarbij sprake is van wisselende diensten. In dat geval kan het noodzakelijk zijn dat er dure flexibele 24-uursopvang plaatsvindt. Dit kan betekenen dat een tegemoetkoming vertrekt wordt die gebaseerd is op een hogere uurprijs dan het in artikel 5 genoemde maximum.