Organisatie | Helmond |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel standplaatsen Helmond 2008 |
Citeertitel | Beleidsregel standplaatsen Helmond 2008 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | economie |
Deze regeling vervangt de Beleidsregel standplaatsen ingevolge artikel 8 APV Helmond 1978.
Algemene Plaatselijke Verordening, art. 5.2.3
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-01-2008 | 01-01-2008 | nieuwe regeling | 15-01-2008 | Collegebesluit, 2008, 0855002 |
Een standplaats is een permanent bemenste, aangewezen, vaste plaats in de openbare ruimte waar met mobiele middelen ter plaatse goederen worden aangeboden en/of verkocht buiten de reguliere weekmarkten om. Een standplaats heeft betrekking op een vaste plaats, wat het verschil aangeeft ten opzichte van 'venten'. De aanduiding dat bij een standplaats de verkoopactiviteit daadwerkelijk plaatsvindt, geeft het onderscheidend criterium aan ten opzichte van 'uitstallingen'. Tevens wordt onder 'standplaats' verstaan toonbanken en soortgelijke constructies die vanuit een pand in de openbare ruimte worden geplaatst of gerold (het 'vooruitschuiven van de pui') waarbij eveneens ter plaatse goederen worden aangeboden en/of verkocht. Onderscheiden criterium t.o.v. loketverkoop is hier dat de kraam of verkoopvoorziening zich voor de gevellijn van een pand bevindt. Het aanbieden of verkopen van goederen vanaf particulier terrein, maar grenzend aan of binnen redelijke afstand van openbaar terrein wordt tevens aangemerkt als een standplaats en is op basis van de APV vergunningplichtig en valt daarmee onder onderhavige beleidsregels.
Er dient onderscheid gemaakt te worden tussen verschillende soorten standplaatsen:
Standplaatsen verbonden aan (grootschalige) evenementen zoals braderieën, rommelmarkten etc.
Ten aanzien van deze categorie heeft jurisprudentie uitgewezen dat het niet noodzakelijk is om voor elke standplaats tijdens een evenement een aparte standplaatsvergunning aan te vragen. De evenementenvergunning is een integrale vergunning voor de activiteiten die hierin genoemd staan, inclusief standplaatsen (zie Hoofdstuk 2, afdeling 2, paragraaf 1 uit de APV). Deze categorie zal daarom hier niet verder behandeld worden.
Op dit moment heeft de gemeente Helmond voor 9 locaties huurovereenkomsten afgesloten. De huidige standplaatsen zijn aanwezig op de volgende locaties: Winkelcentrum Brouwhorst, Winkelcentrum Mierlo-Hout, Winkelcentrum De Bus ( Voor de gekozen locatie bij winkelcentrum De Bus is wegens strijd met het bestemmingsplan voorlopig niet mogelijk om standplaatsvergunningen te verlenen. Op termijn zal naar een alternatieve locatie worden gezocht. ), Dorpsstraat Stiphout, Winkelcentrum Straakven, nabij supermarkt Dierdonk, Kop van de Markt (alleen november en december), Lage Dijk (mobiele frituurwagen).
Standplaatsen dragen niet altijd bij aan de gewenste uitstraling van een gebied. Daarbij kunnen zij leiden tot overlast en verkeersonveilige situaties. Het college is dan ook van mening dat de locaties, waar standplaatsen ingenomen kunnen worden, op basis van de weigeringgronden, aangewezen moeten worden. Daarbij is de herinrichting van het centrum van Helmond mede aanleiding om het standplaatsen beleid te herformuleren. Het doel van de herinrichting is het creëren van een hoogwaardige uitstraling en met voldoende ruimte voor voetgangers en hulpdiensten. Structurele standplaatsen doen afbreuk aan de gewenste uitstraling. Tevens wil zij de te verlenen vergunningen aan regels binden.
Om een standplaats in te nemen in de openbare ruimte is een vergunning ingevolge artikel 5.2.3. APV vereist. Op basis van deze bepaling en aan de hand van in lid 5 genoemde criteria kan beleid geformuleerd worden. Middels deze beleidsregel is hieraan invulling gegeven. Bij het opstellen van deze beleidsregel zijn de huidige locaties heroverwogen en geformaliseerd, dan wel van de lijst afgevoerd.
In artikel 5.2.3. is het volgende opgenomen
De in het eerste en tweede lid gestelde verboden gelden niet op de plaats die is aangewezen voor het houden van een markt, zulks gedurende de tijden dat de markt gehouden wordt,
voor een evenement als bedoeld in artikel 2.2.1.1. of voor het organiseren van een markt of kermis als bedoeld in artikel 5.2.4.
Het college houdt de beslissing op een aanvraag voor een standplaatsvergunning aan, indien de aanvraag tevens een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 Wet milieubeheer is vereist en indien geen toepassing kan worden gegeven aan het vijfde lid, tot de dag waarop de beslissing over de Wet - milieubeheervergunningaanvraag is genomen.
in het belang van de openbare orde;
De activiteiten die bij een standplaats plaatsvinden, kunnen leiden tot overlast voor de omgeving. Ofwel door het innemen van de standplaats zelf, ofwel door het verkeersaantrekkende bewegingen door bijv. auto's en voetgangers.
Op basis van dit criterium gelden de volgende regels:
Daarnaast dienen tenminste 6 parkeerplaatsen in de directe nabijheid (maximaal 50m buiten het voetgangersgebied) van de standplaats aanwezig te zijn. Standplaatsen mogen zelf geen officiële parkeerplaats in de openbare ruimte innemen, dit om een tekort aan parkeergelegenheid en de daaruit voortvloeiende parkeeroverlast op nabijgelegen locaties te voorkomen.
Het hebben van een standplaats tijdens marktdagen op dezelfde locatie is niet toegestaan. Indien men een standplaats wenst tijdens marktdagen, dan dient deze standplaats binnen de regels van de marktverordening te vallen en zich dus tot het officiële marktterrein te beperken. Hiervoor dient een aparte vergunning te worden aangevraagd.
in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;
Om overlast tegen te gaan zal per locatie slechts één vergunning per dag afgegeven worden.
Tegelijkertijd wordt hiermee verkapte marktvorming tegengegaan. Van verkapte marktvorming is sprake bij het innemen van drie of meer standplaatsen op dezelfde locatie op dezelfde tijd. Tevens kan op basis van dit criterium een vergunning geweigerd worden indien sprake is van stankoverlast en brandgevaarlijkheid. Zie verder onder a.
in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving;
Op basis van jurisprudentie is gebleken dat het weigeren van een standplaatsvergunning op basis van redelijke eisen van welstand terecht is. Dit is het geval als het innemen van een standplaats/meerdere standplaatsen het uiterlijk aanzien en het straatbeeld ernstig verstoren.
Hiermee wordt niet alleen verkapte marktvorming tegengegaan, ook is het mogelijk om het aanzien van monumentale panden of een stedenbouwkundig ensemble te waarborgen. In principe vinden wij het innemen van meer dan één standplaats per locatie afbreuk doen aan het uiterlijk aanzien van de omgeving. In het voetgangersgebied in het centrum worden i.v.m. de gewenste beeldkwaliteit geen structurele standplaatsen toegestaan (zie beeldkwaliteitplan centrum). Verstoring van het aanzien van monumentale panden en stedenbouwkundige ensembles wordt bij voorbaat niet toegestaan. De Welstandcommissie kan in deze om advies gevraagd worden.
in het belang van de verkeersvrijheid of -veiligheid;
Door hun aantrekkende werking kunnen standplaatsen gevolgen hebben voor de verkeersveiligheid. Genoemd kunnen worden: geparkeerde of stilstaande auto's, overstekende voetgangers, blokkades van zichtlijnen op zijwegen en bochten in wegen. Om deze reden wordt ten aanzien van het innemen van standplaatsen de volgende eisen gesteld:
een vrij passeerbare ruimte voor voetgangers (incl. gehandicapten en rolstoelgebruikers) voor de standplaats van tenminste 2,5 meter dient gewaarborgd te zijn. Deze ruimte wordt gemeten vanaf het punt waar zich redelijkerwijs geen klanten/consumenten voor de standplaats meer bevinden. In deze ruimte mogen zich geen kabels, vuilnisbakken, generatoren en andere obstakels bevinden. Daarbij is het niet relevant of deze obstakels van de standplaatsondernemer, van de gemeente of van een derde zijn (bijvoorbeeld lichtmasten, hekken etc.)
wanneer als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel der gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt;
Een vergunning kan worden geweigerd door beroep te doen op een DPO (distributieplanologisch onderzoek). In een dergelijk onderzoek wordt aan de hand van uit onderzoek verkregen gegevens aangegeven wat de minimale voorzieningen moeten zijn in de gemeente of in een bepaalde wijk van de gemeente. Indien uit onderzoek blijkt dat er voldoende verkooppunten zijn, hoeft dit geen weigeringgrond voor de aanvraag voor het innemen van een standplaats te betekenen. In beginsel is de concurrentiepositie van een gevestigde winkelier geen zaak van openbare orde en als zodanig ook geen zaak van gemeentelijke afweging in het kader van het verlenen van een standplaatsvergunning. Ook kunnen winkeliers in een nieuw opgezet winkelcentrum op grond van een DPO beschermd worden tegen concurrentie door standplaatshouders. In het belang van het opzetten van een voldoende voorzieningenniveau voor de consument, kunnen de winkeliers gedurende een bepaalde aanloopperiode gevrijwaard worden van concurrentie. Indien blijkt dat binnen een verzorgingsgebied in een bepaalde branche nog slechts één winkelier is gevestigd is die door de concurrentie met een standplaatshouder ten onder dreigt te gaan, kan het verzorgingsniveau in het gedrang komen. De winkelier dient dan op basis van zijn boekhouding aan te tonen dat de levensvatbaarheid van zijn winkel in het gedrang is. Op de dagen dat de standplaatshouder zijn goederen niet aanbiedt, zou er in dat geval geen aanbod meer van het betreffende product in het verzorgingsgebied zijn. In een dergelijk geval kan een vergunning tot het innemen van een standplaats worden geweigerd omdat het verzorgingsniveau van de consument in het geding is. In beginsel is de concurrentiepositie van een gevestigde winkelier geen zaak van openbare orde en als zodanig ook geen zaak van gemeentelijke afweging in het kader van het verlenen van een standplaatsvergunning.
vanwege de strijd met een geldend bestemmingsplan;
Besluiten op basis van de Wet op de ruimtelijke ordening, zoals een bestemmingsplan, vormen een zelfstandige weigeringgrond. Bij het innemen van een standplaats zal derhalve altijd gelet worden op de voorschriften uit het ter plaatse geldende bestemmingsplan.
Aanwijzing toegestane locaties op basis van bovenstaande weigeringgronden:
Bovenstaande weigeringgronden en de toelichting daarop leiden tot de volgende kaart voor de verschillende categorieën standplaatsen (structureel, tijdelijk/seizoensgebonden, incidenteel). De bestaande vergunningen zijn hierin opgenomen voor zover ze passen binnen de beleidsregels zoals hier opgenomen.
Structurele standplaatsen (zie bijgevoegde kaarten)
1.Voor de gekozen locatie bij winkelcentrum De Bus is wegens strijd met het bestemmingsplan voorlopig niet mogelijk om standplaatsvergunningen te verlenen. Op termijn zal naar een alternatieve locatie worden gezocht.
Tijdelijke/seizoensgebonden en incidentele standplaatsen (zie bijgevoegde kaarten)
De volgende standplaatsen komen te vervallen:
Een tijdelijke/incidentele standplaats kan nooit een structurele standplaats worden. Een structurele standplaats kan wel tijdelijk of incidenteel bezet worden indien zich geen potentiële standplaatshouder heeft gemeld voor een structurele vergunning.
Indien er een wachtlijst is voor een structurele standplaats, dan hebben structurele standplaatshouders voorrang op de tijdelijke/incidentele standplaatshouders.
Beleidscriteria voorwaarden vergunningvoorschriften
Beleidscriteria aanvraagprocedure