Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Enschede

Treasurystatuut 2014

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieEnschede
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingTreasurystatuut 2014
Citeertitel
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Dit treasurystatuut vervangt "Treasurystatuut 2009"

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

art. 212 Gemw

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Beleidsregels publieke taak leningen en garanties gemeente Enschede

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

29-11-201603-03-201415-03-2018Nieuwe regeling

03-03-2014

gmb-2016-165699

Tekst van de regeling

Intitulé

Treasurystatuut 2014

 

Inleiding

 

In de raadsvergadering van 17 december 2012 is ingestemd met de herziene financiële verordening artikel 212. In deze verordening is ten aanzien van treasury opgenomen:

 

Artikel 17. Financiering / Treasury

1. Het college biedt ten minste eenmaal in de vier jaar een treasurystatuut aan. Het statuut wordt door de raad vastgesteld.

2. In het treasurystatuut wordt aandacht besteed aan:

a. taken en bevoegdheden;

b. verantwoordingsrelaties en bijhorende informatievoorziening.

3. Bij de programmabegroting en de gemeenterekening wordt ingegaan op, de kasgeldlimiet, de renterisiconorm, de liquiditeitsplanning en de financieringsbehoefte voor de komende drie jaar, de rentevisie en de rentekosten en rente-opbrengsten verbonden aan de treasuryfunctie en de limieten voor het opnemen van kredieten in rekening-courant, het uitzetten van tijdelijk overtollige middelen en het aantrekken van langlopende geldleningen.

 

Bij deze wordt het treasurystatuut 2014 aan de raad voorgelegd. Dit treasurystatuut 2014 sluit aan op het gestelde in:

• de nota reserves en voorzieningen 2014

• de nota activeren en afschrijven 2012.

 

In dit herziene treasurystatuut zijn een aantal actuele wetswijzigingen en ontwikkeling op het gebied van treasury en financiering opgenomen, zijnde:

• De invoering van het verplichte schatkistbankieren. Hierdoor wordt de gemeente verplicht om overtollige middelen te beleggen bij het rijk en is niet langer toegestaan dat deze middelen bij financiële instellingen worden uitgezet.

• De voorgenomen aanscherping van de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden. Het Beleidskader inzake het gebruik van financiële derivaten door (semi)publieke instellingen is in oktober 2013 aan de Tweede Kamer gestuurd. Hierin staan de uitgangpunten vermeld voor het gebruik van financiële derivaten die moeten worden opgenomen in 2014 in de sectorale wet- en regelgeving. Naar aanleiding van een aantal financiële debacles als gevolg van toepassing van derivaten (waarvan Vestia de meest bekende is) wordt het gebruik van derivaten ingeperkt. De Gemeente Enschede heeft tot op heden geen financiële derivaten ingezet ter afdekking van haar financieringsbehoefte. In het treasurystatuut 2009 is opgenomen dat een beperkt aantal soorten derivaten waarvan het toegestaan is om deze in te zetten ter afdekking van de financieringsbehoefte van de gemeente Enschede. In dit treasurystatuut 2014 worden deze bevoegdheden teruggenomen. Financiële derivaten zullen slechts worden ingezet nadat de gemeenteraad actief is geïnformeerd over het gebruik en haar zienswijzen heeft kunnen indienen.

• De beleidsregels publieke taak leningen en garanties zijn op enkele punten aangepast. Hiermee wordt invulling gegeven aan een aantal aanbevelingen uit het rekenkameronderzoek naar het toezicht op externe relaties. Daarnaast is ook de toets op staatssteun opgenomen in de beleidsregels.

 

In dit statuut staan vele vaktermen vermeld. In bijlage 1 is daarom een verklarende woordenlijst opgenomen waarin de schuin gedrukte woorden uit het statuut worden toegelicht.

 

Algemeen

Artikel 1 Doelstellingen treasurybeleid

De doelstellingen van het treasurybeleid van de gemeente zijn:

  • a.

    het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden met als doel het uitvoeren van de programma’s binnen de door de raad vastgestelde kaders van de begroting;

  • b.

    Het verzekeren van een duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities;

  • c.

    het beschermen van de gemeentelijke vermogens en resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en liquiditeitsrisico’s;

  • d.

    het optimaliseren van renteresultaten binnen de kaders van de wet Fido, aanvullende regelgeving en de voorschriften die in dit statuut zijn opgenomen;

  • e.

    het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

Artikel 2 Uitgangspunten risicobeheer treasuryfunctie

Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten voor de treasuryfunctie:

  • 1.

    De gemeente kan uit hoofde van de publieke taak leningen of garanties verstrekken aan derden maar neemt hierbij in beginsel een terughoudende opstelling in.

  • 2.

    Overschotten worden gebruikt voor interne financiering.

  • 3.

    De gemeente vraagt ten minste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen op bij het aantrekken van financieringen voor het doen van uitzettingen voor zover er geen mantelovereenkomst is afgesloten.

  • 4.

    Het renterisico op de korte schuld bedraagt maximaal de kasgeldlimiet conform de Wet fido.

  • 5.

    Het renterisico op de lange schuld bedraagt maximaal de renterisiconorm conform de Wet fido.

  • 6.

    Overeenkomsten voor het aangaan van financieringen, het uitzetten van middelen en het verlenen van garanties luiden in uitsluitend euro’s om valutarisico’s uit te sluiten.

     

Financiering en garanties

Artikel 3 Beperking omvang gemeentelijke financiering

Er worden grenzen aan het treasurybeleid gesteld door:

  • 1.

    Er worden slechts financieringen aangetrokken voor investeringen. Er worden geen financieringen aangetrokken ter financiering van de reguliere gemeentelijke exploitatie-uitgaven.

  • 2.

    De omvang van de opgenomen leningenportefeuille is te allen tijde kleiner dan de balanswaarde van de materiële vaste activa en de verkoopbare financiële vaste activa.

  • 3.

    In principe bedragen de rentelasten van de opgenomen langlopende leningenportefeuille niet meer dan 5% van het begrotingstotaal.

 

Artikel 4 Richtlijnen en limieten externe financiering

  • 1.

    In een lange financieringsbehoefte wordt pas voorzien als de netto-vlottende schuld een omvang bereikt die gelijk is aan de kasgeldlimiet van de Wet fido. Hiervan kan worden afgeweken als:

    • a.

      De rente op vaste schuld lager is dan de rente voor vlottende schuld en een lange financiering dus voordeliger is dan korte financiering. Er is dan sprake van een inverse rentestructuur.

    • b.

      Uit de liquiditeitsprognose blijkt dat binnen afzienbare tijd geconsolideerd zal moeten worden en de rentevisie stijgend is. Het nu aantrekken van de lange financiering is voordeliger dan het wachten tot later met het risico dat de rente dan is gestegen.

    • c.

      Er redenen zijn om voor een specifiek investeringsproject een projectfinanciering aan te trekken om zo de projectrente te fixeren.

  • 2.

    In de korte termijn financieringsbehoefte ter afdekking van de netto-vlottende schuld wordt voorzien door het inzetten van rekeningen courant, daggeldleningen dan wel kasgeldleningen.

  • 3.

    In een lange financieringsbehoefte wordt voorzien door een of meer leningen aan te trekken, met een zodanige rentetypische looptijd dat het renterisico op de leningenportefeuille voor de komende jaren binnen de renterisiconorm conform de Wet fido komt of blijft.

  • 4.

    Toegestane leningvormen zijn:

    • a.

      onderhandse geldleningen

    • b.

      roll-over leningen

    • c.

      Medium Term notes

  • 5.

    Vervroegde aflossing van leningschuld van de gemeente kan plaatsvinden als de contante waarde van de rentebetalingen op een nieuwe lening lager is dan de contante waarde van de rentebetalingen van de oude lening, rekening houdend met de boete, die bij vervroegde aflossing betaald moet worden. Daarbij moet het voordeel groter zijn dan de boete.

 

Artikel 5 Afgeleide financiële instrumenten

Het gebruik van afgeleide financiële instrumenten (derivaten) is toegestaan nadat de gemeenteraad conform artikel 169 van de gemeenteraad in de gelegenheid is gesteld wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

 

Artikel 6 Richtlijnen en limieten uitzettingen

  • 1.

    Overtollige liquide middelen worden, met uitzondering van het zogenaamde drempelbedrag, aangehouden bij ’s Rijks schatkist.

  • 2.

    Voor de uitzetting tot aan het zogenaamde drempelbedrag kunnen de volgende producten worden gehanteerd:

    • a.

      rekening-courant

    • b.

      spaarrekening

    • c.

      daggeld

    • d.

      deposito’s

  • 3.

    Uitzettingen in aandelen zijn niet toegestaan behalve voor zover deze gekocht worden in het kader van de uitoefening van de publieke taak.

  • 4.

    Risico's bij uitzettingen conform lid 2 in vastrentende waarden dienen te worden beperkt door slechts uitzettingen met een looptijd van 3 maanden of langer te doen bij financiële ondernemingen die:

    • a.

      gevestigd zijn in een lidstaat die ten minste beschikt over een AA-rating afgegeven door ten minste 2 ratingbureaus;

    • b.

      voor henzelf of voor de door hen uitgegeven waardepapieren kan aantonen dat ze ten minste over AA-minusrating, afgegeven door ten minste twee ratingbureaus.

  • 5.

    Voor uitzettingen met een looptijd van minder dan 3 maanden geldt dat in afwijking van lid 3b een financiële onderneming moet kunnen aantonen dat waardepapieren met ten minste een A-rating, afgegeven door ten minste 2 ratingbureaus.

 

Artikel 7 Gemeenteleningen en gemeentegaranties

  • 1.

    De gemeente is bereid geldleningen aan derden te verstrekken of als borg garant te staan conform de beleidsregels publieke taak leningen en garanties gemeente Enschede. Ook is de gemeente bereid achtervang te zijn voor het Waarborgfonds Sociale Woningbouw in het kader van leningsverstrekking aan de woningcorporaties. Bij besluiten die niet binnen de beleidsregels vallen, vraagt het college vooraf instemming van de raad.

  • 2.

    Bij het aangaan van leningen of garanties bedingt het college zo veel mogelijk zekerheden.

  • 3.

    De bij een lening- of garantieverstrekking betrokken beleidssector of –afdeling is budgettair verantwoordelijk voor de gevolgen van het niet of te laat nakomen van de betalingsverplichtingen.

  • 4.

    Bij elk besluit tot leningverstrekking stelt het college het verschuldigde rentetarief vast. Dit rentetarief wordt gebaseerd op het rentetarief van een gelijksoortige lening bij de Bank Nederlandse Gemeenten ten tijde van de indiening van het collegevoorstel en wordt als regel verhoogd met een opslag voor administratiekosten en eventueel een opslag voor marktconformheid.

 

Artikel 8 Financieringsrelatie tussen concern en overige organisatieonderdelen

  • 1.

    Jaarlijks wordt door het rentecomité de omslagrente bepaald.

  • 2.

    Over de balanswaarde per 1 januari van enig boekjaar is het omslagrentepercentage verschuldigd aan het concern over de activa in gebruik en de activa in uitvoering.

  • 3.

    In afwijking van het vorige lid kan de raad bepalen dat aan investeringsprojecten een financiering op maat met een andere rente dan het renteomslagpercentage wordt gekoppeld.

  • 4.

    De treasuryfunctie betrekt de middelen van de reserves en voorzieningen in de gemeentebrede financiering. De vergoeding hiervoor is een rentepercentage die per reserve of per categorie van reserves bij de begroting van dat jaar is vastgesteld.

 

Geldstromenbeheer

Artikel 9 Liquiditeitsbeheer

  • 1.

    De gemeente beperkt haar liquiditeitsrisico’s door haar treasuryactiviteiten te baseren op een liquiditeitenprognose van minimaal 1 jaar en liquiditeitsplanning van minimaal 4 jaren.

  • 2.

    Ten einde de kosten van het geldstromenbeheer te minimaliseren is er sprake van concentratie van liquiditeiten binnen één saldo- en rentecompensatiecircuit bij de huisbankier.

 

Artikel 10 Betalingsverkeer

  • 1.

    Ten einde de verwerkingskosten te minimaliseren loopt het betalingsverkeer van de gemeente in beginsel alleen over bij de huisbankier aangehouden rekeningen.

  • 2.

    Iedere betaaltransactie wordt door minimaal twee functionarissen uitgevoerd (het vier-ogen-principe).

 

Relatiebeheer

Artikel 11 Relatiebeheer

  • 1.

    De treasuryfunctie onderhoudt namens de gemeente de contacten met de huisbankier en andere financiële instellingen en bemiddelaars over hun tarieven, producten en diensten.

  • 2.

    Banken waar rekening-courant verhoudingen mee worden aangegaan en waar betalingsverkeer is ondergebracht, dienen minimaal te voldoen aan de eisen gesteld in artikel 6, lid 6.

  • 3.

    Financiële instellingen dienen onder Nederlands toezicht, zoals De Nederlandse Bank en de Verzekeringskamer, te vallen of onder vergelijkbaar toezicht vanuit de lidstaten.

  • 4.

    Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markt (AFM).

 

Verantwoordelijkheden en bevoegdheden

Artikel 12 Verantwoordelijkheden en taken

 

Functie

Verantwoordelijkheden en taken

De gemeenteraad

Vaststellen treasurybeleid vervat in het treasurystatuut.

Vaststellen treasuryparagraaf in begroting.

Vaststellen treasuryparagraaf in jaarrekening.

Goedkeuren van te verstrekken van leningen en garanties die niet vallen binnen de beleidsregels (zie artikel 7).

College van Burgemeester en Wethouder

Uitvoeren van het treasurybeleid zoals vastgelegd in treasurystatuut tezamen met treasuryparagraaf (formele verantwoordelijkheid).

Vaststellen van nadere richtlijnen binnen kaders van dit statuut.

Concerncontroller

Integraal verantwoordelijk voor feitelijke uitvoering van en sturing op treasurybeleid en het betalingsverkeer.

Voeren van de ‘control’ op de treasuryfunctie.

Rentecomité

(concernstaf)

Besluiten over financieringstransacties onder mandaat van B&W.

Adviseren/monitoren van de treasuryactiviteiten.

Treasuryfunctie (concernstaf)

Ontwikkelen en herijken van de financieringsstrategie van de gemeente.

Initiëren van financieringstransacties.

Voeren van ‘control’ op vastleggen gegevens van leningen en garanties.

Monitoren van limieten zoals vastgelegd in treasuryparagraaf.

Geven van aanwijzingen aan FDC inzake het betalingsverkeer.

Relatiebeheer met financiële instellingen.

Financieel Diensten Centrum (FDC)

Is verantwoordelijk voor feitelijke inrichting en uitvoering van het betalingsverkeer.

Registreren van opgenomen en verstrekte leningen en garanties.

Verzorgen van betalen van rente en aflossing van opgenomen geldleningen.

Innen van rente- en aflossingsverplichtingen op verstrekte geldleningen.

Programmacontroller

Is verantwoordelijk voor feitelijke inrichting en uitvoering van het betalingsverkeer(voor zover niet aangesloten bij FDC).

Opstellen besluiten tot lening- of garantieverstrekking.

Aanleveren informatie voor liquiditeitenplanning.

Informatiemanagement

(IM)

Voeren van het functioneel applicatiebeheer ten aanzien van het elektronisch betalingsverkeer.

Coördineren van het toekennen van decentrale autorisaties ten aanzien van het elektronisch betalingsverkeer.

Externe accountant

In het kader van de reguliere controletaak adviseren en controleren van de treasuryfunctie.

 

Artikel 13 Bevoegdheden

 

Taak

Autorisatie

Uitvoering

Registratie

Control

Financiering (zie artikel 4 en artikel 5 treasurystatuut)

 

 

Het aantrekken van callgelden en kasgeld-leningen (looptijd < 1 jaar).

College B&W

Rentecomité

FDC

Treasury-functie

Aantrekken van leningen (looptijd >= 1 jaar).

College B&W

Rentecomité

FDC

Treasury-functie

Benutten van vervroegde aflossingen en renteherzieningen.

College B&W

Rentecomité

FDC

Treasury-functie

Uitzettingen (zie artikel 6 treasurystatuut)

 

Verrichten van kortlopende uitzettingen (looptijd < 1 jaar).

College B&W

Rentecomité

FDC

Concern-controller

Verrichten van langlopende uitzettingen (looptijd >= 1 jaar).

College B&W

Rentecomité

FDC

Concern-controller

Verstrekte leningen en garanties (zie artikel 7 treasurystatuut)

 

Verstrekken van leningen en garanties

College B&W

Treasury-functie / programma

FDC

Concern-controller

Liquiditeitsbeheer (zie artikel 9 treasurystatuut)

 

 

Bankrekeningen openen/sluiten/wijzigen

Concern-controller

Treasury-functie

FDC

Rentecomité

Vaststellen/wijzigen bankcondities bij huidige bankrelaties.

Concern-controller

Treasury-functie

FDC

Rentecomité

Aangaan nieuwe bankrelaties.

College B&W

Treasury-functie

FDC

Concern-controller

Betalingsverkeer (zie artikel 10 treasurystatuut)

 

Verrichten betaalopdrachten.

Concern-controller

FDC

FDC

Treasury-functie

Selecteren betaalinstrumenten

Concern-controller

FDC

FDC

Treasury-functie

Autorisaties verstrekken voor verrichten betaaltransacties

Concern-controller

IM

IM

Treasury-functie

 

Informatievoorziening

Artikel 14 Operationele en verantwoordingsinformatie

 

Informatie

Informatieverstrekker

Informatieontvanger

Frequentie

Treasurystatuut

Treasuryfunctie

Gemeenteraad

1x per 4 jaar

Treasuryparagraaf

Treasuryfunctie

Gemeenteraad

2x per jaar, begroting en jaarrekening

Kwartaalrapportage transacties en limieten

Treasuryfunctie

College van B&W

1x per kwartaal

Besluit tot lening en/of garantieverstrekking

Programma/treasury-functie

College van B&W (eventueel gemeenteraad)

variabel

 

Voortgangsrapportage treasuryfunctie

Treasuryfunctie

College van B&W/gemeenteraad

Onderdeel van IPC.

Analyse leningen- en garantieportefeuille

Treasuryfunctie

Rentecomité.

Minimaal 1x per jaar.

Liquiditeitenprognose en -planning

Treasuryfunctie

Rentecomité

1x per 6 weken

Transactiebesluit

Treasuryfunctie

Rentecomité

variabel

 

Slotbepalingen

Artikel 15 Rechtspositie treasurystatuut

Het treasurystatuut is geschreven als uitwerking van artikel 17 uit de Financiële Verordening artikel 212 Gemeentewet zoals vastgesteld in de vergadering van de gemeenteraad op 17 december 2012.

 

Artikel 16 Inwerkingtreding

Dit Treasurystatuut treedt in werking na vaststelling door de gemeenteraad in haar vergadering van 3 maart 2014 en vervangt het door het college van Burgemeester en Wethouders vastgestelde Treasurybesluit 2009.

 

Artikel 17 Hardheidsclausule

In niet voorziene situaties behoudt de raad het recht anders te beslissen dan in dit treasurystatuut is vermeld.

 

 

2. Memorie van toelichting Treasurystatuut 2014 gemeente Enschede

 

In deze memorie van toelichting wordt het wettelijke kader voor de treasuryfunctie van de gemeente kort beschreven. Het Treasurystatuut is opgesteld met als aanname dat aan de wettelijke verplichtingen en opgelegde randvoorwaarden wordt voldaan.

 

2.1Wettelijk kader

Het wettelijke kader aangaande treasuryfunctie betreft een drietal wetten namelijk:

  • 1.

    de Gemeentewet

  • 2.

    Besluit Begroting en Verantwoording gemeenten (BBV)

  • 3.

    de Wet financiering en decentrale overheden (fido) en daaruit voortvloeiende regelingen.

 

Ad 1: Gemeentewet

In de Gemeentewet staat ten aanzien van treasury het volgende:

  • Artikel 212 van de Gemeentewet stelt dat een verordening moet worden opgesteld waarin o.a. de regels voor de treasuryfunctie zijn opgenomen. In dit Treasurystatuut is de verdere uitwerking van de in deze verordening opgenomen regels met betrekking tot de treasuryfunctie opgenomen.

  • In artikel 160, lid 1e is opgenomen dat het college bevoegd is tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van de gemeente te besluiten. Het college is daarom verantwoordelijk voor een deugdelijke uitvoering van het treasurybeleid en -functie. In artikel 169, lid 4 is hier wel een beperking op aangebracht. Het college behoort geen besluiten te nemen aangaande privaatrechtelijke handelingen indien de raad daarom verzoekt of het besluit ingrijpende gevolgen heeft voor de gemeente. In dit geval moet de raad in staat zijn om vooraf wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

  • Vervolgens is in artikel 171 opgenomen dat de burgemeester de gemeente in en buiten rechte vertegenwoordigen maar deze bevoegdheid ook over kan dragen aan een door hem aan te wijzen persoon.

 

Ad 2: Besluit Begroting en Verantwoording

In het BBV zijn een aantal zaken vermeld ten aanzien van de treasuryfunctie, zijnde:

  • De verplichting tot het opstellen van een financierings/treasuryparagraaf in zowel de begroting als de jaarrekening staat in artikel 9, lid 2d en artikel 26 van het Besluit begroting en verantwoording en (BVV).

  • In artikel 13 is vervolgens vermeld dat in de treasuryparagraaf minimaal de beleidsvoornemens ten aanzien van het risicobeheer van de financieringsportefeuille moet zijn opgenomen.

 

Ad 3: Wet fido

De Wet fido (Financiering Decentrale Overheden) heeft begin 2001 de Wet filo (Financiering Lagere Overheden) uit 1987 vervangen. In 2006 is de wet geëvalueerd en enigszins aangepast. In december 2013 is vervolgens de regelgeving ten aanzien van de verplichting tot schatkistbankieren toegevoegd.

Daarnaast gelden, als uitvloeisel van de Wet fido:

  • De uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden.

  • De regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden die is aangescherpt naar aanleiding van de problemen met de beleggingen in IJsland uit het najaar van 2008. In 2014 zullen deze regels wederom worden aangepast als gevolg van het beleidskader inzake het gebruik van financiële derivaten door (semi)publieke instelling.

  • De regeling schatkistbankieren decentrale overheden waarin de spelregels zijn vastgelegd ten aanzien van het verplichte aanhouden van overtollige liquide middelen bij ’s Rijks schatkist.

 

De hoofdzaken uit de Wet fido en bijbehorende regelingen zijn:

  • De gemeente gaat slechts leningen aan, zet middelen uit of verleent garanties ten behoeve van de publieke taak. Decentrale overheden kunnen binnen het wettelijke kader zelf bepalen wat zij tot hun publieke taak rekenen. Wel wordt terughoudendheid van de decentrale overheden verwacht en zal door de toezichthouder worden gekeken of de gemeente degelijk motiveert waarom een activiteit tot zijn publieke taak wordt gerekend

  • De gemeente hanteert slechts derivaten of zet slechts middelen uit, anders dan ten behoeve van de publieke taak, indien deze uitzettingen of derivaten een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Hierbij worden minimumeisen gesteld aan de tegenpartijen waarbij uitzettingen mogen worden gedaan. Het prudente gebruik van derivaten houdt in dat:

    • De inzet van derivaten is slechts toegestaan voor het afdekken van financiële risico’s.

    • Er moet sprake zijn van een gesloten positie dus de onderliggende waarde waarop het derivaat betrekking heeft, heeft gelijke modaliteiten (in omvang en looptijd) als de bijbehorende financieringsbehoefte of bijbehorende overtollige middelen. Het derivaat brengt geen groter risico met zich mee dan het risico dat ermee wordt afgedekt.

  • Een belangrijk uitgangspunt van de Wet fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. De kasgeldlimiet is opgenomen in de Wet fido ter beperking van het bedrag van de vlottende schuld waarover dagelijks renterisico wordt gelopen. Zo worden grote fluctuaties in de korte rentelasten vermeden. Bij een derde achtereenvolgende overschrijding wordt de toezichthouder op de hoogte gebracht tezamen met een plan om binnen de limiet te blijven in het lopende kwartaal. De toezichthouder kan ontheffing verlenen van de verplichting om onder de kasgeldlimiet te blijven.

  • Het renterisico op de vaste schuld van de gemeente overschrijdt de renterisiconorm niet. Deze norm beoogt de beperking van het bedrag van de vaste schuld waarover op termijn renterisico wordt gelopen. De renterisiconorm is een bedrag ter grootte van een percentage van het totaal van de vaste schuld van de gemeente bij aanvang van het jaar. De toezichthouder geeft een aanwijzing als hieraan niet wordt voldaan. Ook hier kan de toezichthouder ontheffing verlenen.

  • Overtollige liquide middelen moeten, behoudens het drempelbedrag, worden aangehouden bij ’s Rijks schatkist. Het drempelbedrag bedraagt 0,75% van het begrotingstotaal bij decentrale overheden met een begrotingsomvang dat kleiner is dan 500 miljoen euro. Bij een groter begrotingstotaal dan 500 miljoen euro, bedraagt het drempelbedrag 3,75 miljoen euro plus 0,2% over het meerdere dat 500 miljoen euro te boven gaat.

  • Aangezien vrijwel alle overtollig middelen belegd moeten worden bij ’s Rijks schatkist, zijn de regels ten aanzien van uitzettingen van gering belang geworden. Er gelden echter wel eisen voor de tegenpartijen waarmee zaken wordt gedaan, zijnde:

    • Het moeten financiële ondernemingen zijn.

    • Deze ondernemingen moeten in lidstaten gevestigd zijn die ten minste beschikken over een AA-rating, afgegeven door minimaal twee ratingbureaus.

    • De door deze ondernemingen uitgegeven waardepapieren moeten minimaal over aan AA minusrating beschikken, afgegeven door minimaal twee ratingbureaus. Indien de uitzetting een looptijd heeft van minder dan 3 maanden dan moet over minimaal een A-rating worden beschikt, wederom afgegeven door twee ratingbureaus.

    • Het bovenstaande geldt niet bij beleggingen in waardepapieren met een solvabiliteitsratio van 0% (doorgaans overheden).

 

2.3Toelichting per artikel

 

Artikel 2Uitgangspunten risicobeheer treasuryfunctie

Met de in artikel 2, lid 3 vermelde mantelovereenkomst wordt onder meer bedoeld het contract met de huisbankier waarmee afspraken zijn vastgelegd over daggeld- en kasgeldleningen. Voor dergelijke kortlopende leningen dient slechts een offerte bij de huisbankier opgevraagd te worden. Overigens is de gemeente niet verplicht deze leningen bij de huisbankier aan te trekken dus kan de treasuryfunctie te allen tijde meerdere offertes opvragen.

 

Artikel 3Beperking omvang gemeentelijke financiering

In de programmabegroting 2009-2012 zijn een aantal regels vastgesteld ter beperking van de groei van de leningenportefeuille. Deze regels zijn:

1. Niet lenen voor in de exploitatierekening opgenomen reguliere uitgaven

Uitgangspunt moet zijn dat de reguliere exploitatie moet kunnen worden betaald uit het lopende banksaldo, waarbij binnen de kasgeldlimiet gebleven moet worden. Voor jaarlijks terugkerende uitgaven, zoals lonen en onderhoudskosten, moet dus niet worden geleend.

2. Omvang leningenportefeuille is te allen tijde kleiner dan de balanswaarde van de materiële vaste activa

Deze spelregel is een uitvloeisel van spelregel 1. Overheden moeten slechts moeten lenen voor rendabele investeringen (zijnde investeringen die worden geactiveerd). Dit betekent voor de gemeente dat de omvang van de leningportefeuille nooit groter zou mogen zijn dan het totaal van materiële vaste activa op de balans en het deel van de financiële vaste activa die verkoopbaar zijn tegen minimaal de balanswaarde.

3. Signaalwerking: rentelasten bedragen niet meer dan 5% van het begrotingstotaal.

De spelregels 1 en 2 zorgen nog niet automatisch voor een inperking van de groei van de leningenportefeuille en daarmee verdere uitholling van de balanspositie. Daarnaast is het van belang dat het aandeel van de rentelasten in het begrotingstotaal niet te groot wordt. Daarom wordt bij een aandeel van de rentelasten van 5% van het begrotingstotaal een bezinningsmoment ingebouwd, waarbij we bezien of een eventueel hoger aandeel van de rentelasten acceptabel is. Deze afweging zullen we maken mede in licht van de beleidsprioriteiten en de financiële positie van de gemeente van dat moment.

Over de regels zal in de treasuryparagraaf in de begroting jaarlijks worden gerapporteerd.

 

Artikel 4Richtlijnen en limieten externe financiering

De rente voor vlottende schuld is normaliter lager dan de rente op vaste schuld. Vandaar dat tot maximaal het bedrag van de kasgeldlimiet kort kan worden geleend alvorens tot consolidatie wordt overgegaan.

Bij het aantrekken van vaste schuld wordt gekeken naar de bestaande leningenportefeuille samen met de verwachte financieringsbehoefte die blijkt uit de liquiditeitsplanningen van de investeringen. Er wordt bij het aantrekken van langlopende leningen gezorgd voor een spreiding van het renterisico. Dit betekent dat de leningenportefeuille een evenwichtig aflossingspatroon kent en het rentesico langjarig binnen de voorgeschreven renterisiconorm blijft.

 

Onderhandse geldleningen zijn er in diverse vormen:

• Lineaire leningen met een jaarlijks gelijkblijvende aflossing.

• Annuïtaire leningen met een jaarlijkse gelijkblijvende betaling van rente en aflossing.

• Fixe leningen waarbij jaarlijks slechts rente wordt betaald en aflossing van de gehele lening aan het einde van de looptijd plaatsvindt.

Ook zogenaamde Schuldscheine behoren tot de categorie onderhandse geldleningen. In de afgelopen jaren is sporadisch een dergelijke lening aangetrokken vanwege de lage rente in Duitsland. Deze leningen vallen onder het Duitse recht. Deze regelgeving wijkt echter nauwelijks af van de normaliter geldende Nederlandse wetgeving.

Een roll-over lening wordt uitgegeven op basis van een variabele rente die elke afgesproken periode (tussen 1 en 12 maanden) herzien wordt op basis van de dan actuele rentestand. Normaliter behoren deze leningen tot de kortlopende schulden (met looptijd van minder dan 1 jaar). Indien echter een cap (zie afgeleide financiële producten) wordt afgesloten, dan wordt het een langlopende geldlening met eenzelfde looptijd als de cap.

De Gemeente Enschede kan Medium Term Notes (MTN’s) uitgeven onder het programma ‘Ongelimiteerde Medium Term Note Programma Nederlandse Gemeenten’ dat in 1998 van start is gegaan. In de raad van 21 september 1998 heeft ingestemd met deelname van de Gemeente Enschede aan dit programma. Het voordeel van MTN’s kan zijn dat de rente lager is door de betere verhandelbaarheid van de notes ten opzichte van onderhandse geldleningen.

In het leningcontract van een onderhandse lening kan de clausule zijn opgenomen dat de mogelijkheid bestaat tot vervroegde aflossing van de restant hoofdsom van de lening. Doorgaans bestaat deze mogelijkheid voor de eerste maal na een looptijd van 10 jaren. Het benutten van deze clausule brengt wel extra kosten met zich mee in de vorm van een boete.

Vervroegde aflossing is interessant op het moment dat de huidig geldende rente lager is dan de rente die nu wordt betaald. Indien de contante waarde van de resterende rentebetalingen van een lening tegen de huidige rente, dus de rente waartegen eventueel hergefinancierd kan worden, lager is dan de contante waarde tegen de contractrente dan is vervroegde aflossing interessant. Om de administratieve kosten te dekken, wordt als vuistregel gehanteerd dat het voordeel groter moet zijn dan te betalen boete.

 

Artikel 6 Richtlijnen en limieten uitzettingen

Uitzettingen in de vorm van aandelen zijn niet toegestaan omdat deze in hoge mate gevoelig zijn voor marktbewegingen. Volgens de Wet fido is de aankoop van aandelen de gemeente slechts toegestaan als aantoonbaar is dat deze worden gekocht in het kader van de publieke taak. Conform artikel 160, lid 2 van de Gemeentewet zal het college alvorens tot aanschaf van aandelen over te gaan, een ontwerpbesluit hierover sturen aan de raad die wensen en bedenkingen kan uiten.

De genoemde randvoorwaarden zijn conform de ministeriële regeling ‘uitzettingen en derivaten decentrale overheden’ behorende bij de Wet fido.

De ratings moeten zijn afgegeven door één van de officiële ratingbureaus (bijvoorbeeld Standard & Poor’s, Moody’s of Fitch IBCA).

 

Artikel 7 Gemeenteleningen en gemeentegaranties

In de vergadering van 23 juni 2003 heeft de Raad ingestemd met de beleidsregels publieke taak leningen en garanties gemeente Enschede voor de terreinen sport, welzijn, zorg en opvang, volksgezondheid, onderwijs, kunst en cultuur. In de collegevergadering van 28 januari 2014 is ingestemd met aanpassing van deze regels. Het aangaan van leningen en garanties is een bevoegdheid van het college. Door middel van deze regels worden deze bevoegdheden ingeperkt. Als een lening- of garantieverstrekking niet past binnen deze regels dan zal de raad om instemming worden gevraagd alvorens het college tot verstrekking overgaat.

In de raadsvergadering van 7 februari 2000 is ingestemd met het voorstel om geen leningen meer te verstrekken aan woningcorporaties in het geval zij hiervoor borging kunnen krijgen van het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). Het argument dat de woningcorporaties via de gemeente voordeliger kunnen lenen, geldt tegenwoordig niet meer. Voor een lening met WSW-garantie geldt een zelfde rentepercentage als voor een lening die de gemeente (door)verstrekt aan de woningcorporatie. In geval van borging door het WSW vormt de gemeente de zogenaamde achtervang. Dit betekent dat in geval een corporatie niet aan haar betaalverplichtingen voldoet, het WSW de verplichtingen overneemt. Mocht het WSW niet over voldoende middelen beschikken om aan deze verplichtingen te voldoen dan pas wordt de gemeente aangesproken voor het gedeelte dat het WSW onvoldoende heeft. Overigens bezit het WSW een AAA-rating en is daarom uitermate kredietwaardig. De kans dat de gemeente op betaalverplichtingen wordt aangesproken is zeer gering.

Het rentetarief van een gemeentelijke lening is gebaseerd op het rentetarief dat de gemeente zelf voor een (vrijwel) soortgelijke geldlening zou hebben moeten betalen. De leningverstrekking is dan voor de gemeente in beginsel budgettair neutraal. In verband met die budgettaire neutraliteit is het noodzakelijk dat het rentetarief pas wordt vastgesteld ten tijde van de indiening van het conceptvoorstel aan Raad of college. Hiermee wordt ook voorkomen dat er een achterhaald rentetarief in een voorstel is opgenomen.

Bij het verstrekken van een lening of garantie moet een toets op staatssteun worden uitgevoerd. Het is de gemeente niet toegestaan om een lening of garantie te verstrekken waarbij de tegenpartij een rentevoordeel verkrijgt van meer van 200.000 euro over een periode van 3 jaren. Als er sprake is van staatssteun is het de gemeente slechts toegestaan om een lening of garantie te verstrekken tegen marktconforme tarieven. Dit houdt in dat het rentepercentage vergelijkbaar moet zijn met de rente die deze partij aan een andere geldgever zou betalen. De gemeente zal dan een opslag voor marktconformheid in rekening moeten brengen.

 

Artikel 8 Financieringsrelatie tussen concern en overige organisatieonderdelen

Het percentage voor de omslagrente wordt jaarlijks vastgesteld door het rentecomité en opgenomen in de richtlijnen van de programmabegroting.

In uitzonderingsgevallen kan een investeringsproject in aanmerking komen voor een ander rentepercentage dan het omslagpercentage. Dit kan het geval zijn als door externe partijen (bijvoorbeeld het Rijk) een rentetarief wordt opgelegd of als het project dusdanig grote financiële risico’s met zich meebrengt dat zekerheid van financieringslasten is gewenst (het omslagpercentage kan fluctueren per jaar). Indien wordt afgeweken van het omslagpercentage zal hiervan in het betreffende raadsbesluit, waarin de autorisatie en de dekking wordt vastgesteld, expliciet melding moeten worden gemaakt. We spreken dan van interne projectfinanciering.

Een stap verder is het door de treasuryfunctie ook daadwerkelijk aantrekken van de financiering ter afdekking van een gedefinieerde financieringsbehoefte tegen bepaalde condities voor een specifiek project. Hier is sprake van externe projectfinanciering die afwijkt van de normale financieringswijze van de Gemeente Enschede. Als beleidslijn geldt dat de gemeente de methode van integrale financiering hanteert. Er bestaat geen één op één relatie tussen de externe financiering en investeringen.

Conform het raadsbesluit van 20 december 2004 wordt rente vergoed over een aantal categorieën reserves. Zie hiervoor ook de nota reserves en voorzieningen 2014.

 

Artikel 9Liquiditeitsbeheer

De tegoeden worden zo veel mogelijk bij de huisbankier geconcentreerd aangezien daar de meest gunstige tarieven in rekening worden gebracht c.q. worden vergoed. Dit alles wederom om de kosten te minimaliseren.

 

Artikel 10 Betalingsverkeer

Elke 4 à 6 jaren zal een evaluatie door de treasuryfunctie worden uitgevoerd ten aanzien van de kosten van het betalingsverkeer en zal een aanbesteding van het betalingsverkeer worden uitgevoerd om te zorgen dat de kosten ook minimaal blijven.

Het betalingsverkeer moet zodanig zijn ingericht dat aan de doelstelling van het minimaliseren van interne en externe verwerkingskosten wordt voldaan. Hiertoe kan de treasuryfunctie aanwijzingen geven en richtlijnen vaststellen betreffende het betalingsverkeer.

 

Artikel 12 Verantwoordelijkheden en taken

De treasuryfunctie is ondergebracht bij de concernstaf. Het rentecomité is het centrale orgaan binnen de Gemeente Enschede inzake het rente- en treasurymanagement.

 

Artikel 13 Bevoegdheden

In de kolom autorisatie staat vermeld wie tekenbevoegd is. In het geval het college van B&W vermeldt staat als tekenbevoegd betekent dit dat de burgemeester (of dienstdoende loco-burgemeester) de bijbehorende documenten tekent. De kolom uitvoering geeft aan wie de taak daadwerkelijk verricht. Wie de administratie voert staat vermeld in de kolom registratie. En in de kolom control is opgenomen wie de registratie controleert.

In artikel 17, lid 3 van de Verordening artikel 212 Gemeentewet is gemeld dat de limieten tot het opnemen van kredieten in rekening-courant, het uitzetten van tijdelijk overtollige middelen en het aantrekken van langlopende geldleningen jaarlijks worden vastgesteld in de treasuryparagraaf in de begroting. Het college zal haar bevoegdheden doorgeven aan het rentecomité door vaststelling van zorgvuldige opgestelde procedureafspraken waarbij onderscheid wordt gemaakt in het aantrekken van financieringen en het doen van uitzettingen. Deze mandatering is noodzakelijk om slagvaardig handelen op de geld- en kapitaalmarkten mogelijk te maken. De mandatering wordt verleend tot maximaal de vastgestelde limieten.

In de procedureafspraken worden o.a. zaken opgenomen zoals dat te allen tijde 2 leden van het rentecomité aanwezig zijn bij het afsluiten van transacties, wie onderdeel uitmaken van het rentecomité en hoe om te gaan met wel of geen meerderheid van stemmen in het rentecomité.

 

Bijlage 1: Verklarende woordenlijst

 

Aandeel

Bewijs van deelname in het kapitaal van een vennootschap.

 

Activa in gebruik

Elk werk dat op balansdatum gereed is en voor eigen gebruik bestemd is.

 

Activa in uitvoering

Elk werk dat op balansdatum nog niet gereed is en voor eigen gebruik bestemd is.

 

Consolidatie

Het omzetten van korte financieringsmiddelen in lange financiering.

 

Contante waarde

Dit is de waarde van toekomstige (uit- en/of ingaande) geldstromen op het huidige tijdstip. Deze wordt berekend door de geldstromen te disconteren naar het huidige tijdstip tegen het nu geldende rentetarief.

 

Daggeld (callgeld)

Lening of deposito voor één dag tegen een vast rentepercentage.

 

Deposito

Niet-verhandelbare belegging bij een financiële instelling, waarbij een bedrag voor een vaste periode tegen een vast rentepercentage wordt weggezet.

 

Derivaten

Financiële instrumenten belichaamd in contracten waarin de voorwaarden zijn vastgelegd waartegen een transactie op een bepaald moment zal of kan plaatsvinden en waarvan de waarde afhankelijk is van één of meer onderliggende activa, referentieprijzen of indices.

 

Drempelbedrag

Een bedrag ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar dat niet belegd hoeft te worden bij ’s Rijks schatkist.

 

Externe financiering

Het aantrekken van middelen uit bronnen die buiten de organisatie liggen.

 

Financieringsbehoefte

De behoefte om uit interne of externe bronnen vermogen aan te trekken voor de dekking van de vermogenbehoefte.

 

Financiële vaste Activa

Bezittingen van een gemeente waarvan het daarvoor benodigde vermogen voor een periode langer dan een jaar is vastgelegd. Het zijn de bezittingen die een gemeente die bestaan uit kapitaalgoederen zoals deelnemingen in andere organsiatie, aandelen, langlopende verstrekte geldleningen en andere financiële vorderingen.

 

Geldmarkt

Financiële markt voor het aantrekken of uitzetten van gelden met een looptijd van minder dan 1 jaar.

 

Integrale financiering

Vorm van financiering waarbij de vermogensbehoefte van de organisatie als geheel wordt betrokken, in tegenstelling tot projectgewijze financiering.

 

Interne financiering

De financiering door het aanwenden van geldmiddelen die al in de organisatie aanwezig zijn.

 

Kapitaalmarkt

Financiële markt voor het aantrekken of uitzetten van gelden met een looptijd van langer of gelijk aan 1 jaar.

 

Kasgeldlening

Lening met een looptijd van maximaal 1 jaar tegen een vast rentepercentage en een aflossing ineens aan het einde van de looptijd.

 

Kasgeldlimiet

Een bedrag ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar.

 

Koersrisico

Het risico dat voortvloeit uit de mogelijkheid dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen.

 

Kredietrisico

Het risico dat voortvloeit uit de mogelijkheid op een waardedaling van de vorderingspositie ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie.

 

Materiële vaste activa

Bezittingen van een gemeente waarvan het daarvoor benodigde vermogen voor een periode langer dan een jaar is vastgelegd. Het zijn de bezittingen die een gemeente gebruikt voor de bedrijfsvoering, niet om te verkopen. Deze bezittingen zijn, in tegenstelling tot immateriële en financiële vaste activa, stoffelijk van aard.

 

Lidstaat

Een staat die lid is van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

 

Limiet

Een type richtlijn die de (uiterste) grens aangeeft van een bepaalde handeling, verantwoordelijkheid en/of bevoegdheid.

 

Liquide middelen

De direct opvraagbare financiële middelen van de organisatie.

 

Liquiditeitsrisico

Het risico dat verbonden is aan het onvoorzien ontstaan van tekorten op kortlopende geldmiddelen.

 

Mandaat

Het opdragen van taken en bevoegdheden. Degene die de taak overdraagt, blijft zelf verantwoordelijk. Mandaatverlening aan ondergeschikte ambtenaren is altijd mogelijk. Mandaatbesluiten hebben betrekking op de verdeling van interne bevoegdheden en behoeven niet openbaar gemaakt te worden.

 

Medium Term Note(MTN)

Verhandelbare schuldtitels aan toonder, met een minimum looptijd van twee jaar en een omvang van minimaal € 500.000. Maakt onderdeel uit van een medium term note programma.

 

Netto-vlottende schuld

Het gezamenlijk bedrag van:

• de opgenomen gelden met een oorspronkelijke rentetypische looptijd van korter dan één jaar

• de schuld in rekening-courant

• de voor een termijn van korter dan één jaar ter bewaring in kas gestorte gelden van derden

• overige geldleningen die geen onderdeel uitmaken van de vaste schuld;

verminderd met het bedrag van:

• de contante gelden in kas

• de tegoeden in rekening-courant

• de overige uitstaande gelden met een rentetypische looptijd van korter dan één jaar.

 

Onderhandse geldlening

Schuldpapier op (middel)lange termijn dat niet genoteerd staat aan een geldlening beurs maar dat volledig op maat wordt afgesproken tussen geldgever en geldnemer. Vaak komen transacties tot stand met behulp van bemiddelaars.

 

Projectfinanciering

Vorm van financiering waarbij voor een enkel project de financiering wordt geregeld, in tegenstelling tot integrale financiering waarbij de gehele gemeentelijke financieringsbehoefte is betrokken.

 

Rating

Taxatie van de kredietwaardigheid van een financiële onderneming of een land, bepaald door een ratingbureau.

 

Rekening-courant

Lopende rekening tussen twee partijen waarop de onderlinge vorderingen of schulden staan vermeld.

 

Rentecomité

Het centrale orgaan binnen de Gemeente Enschede inzake het rente- en treasurymanagement.

 

Renteomslagpercentage

De rekenrente waarmee de betaalde rente wordt verdeeld over de bestaande investeringen in vaste activa.

 

Renterisico

Het risico dat voortvloeit uit de mogelijkheid dat in de toekomst de rentelasten van het vreemd vermogen hoger respectievelijk dat de renteopbrengsten van activa lager zullen zijn dan een bestuurlijk wenselijk geacht niveau, c.q. het in de meerjarenraming en begroting geraamde niveau.

 

Renterisiconorm

Een bedrag ter grootte van een percentage van het totaal van de vaste schuld van het openbare lichaam bij aanvang van het jaar.

 

Rentetypischelooptijd

De looptijd tussen twee momenten waarop een tussentijdse aanpassing van de contractuele rente plaatsvindt.

 

Rentevisie

Toekomstverwachting over de ontwikkeling van de rente op basis waarvan een financierings- en uitzettingenbeleid wordt gevoerd.

 

Richtlijn

Een bindend voorschrift c.q. aanwijzing van een te volgen handelswijze.

 

Roll-over lening

Een financieringsvorm op middellange termijn met een variabele rente die gekoppeld is aan de geldmarktrente. De rente heeft een looptijd van 1, 2, 3, 6 of 12 maanden.

 

Saldorentecompensatiecircuit

De debet- en credit saldi van meerdere rekeningen van een organisatie bij eenzelfde financiële instellingen worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo; en over dit gecombineerde saldo berekent de bank de te betalen of ontvangen rente.

 

Treasurybeleid

Bestaat uit de uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten, de organisatorische en administratieve kaders, de informatievoorziening en de administratieve organisatie ter uitvoering van de treasuryfunctie.

 

Treasuryfunctie

Omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheren van de financiële stromen en voorraad financiën van een organisatie, alsmede de daaruit voortvloeiende risico’s.

 

Uitzetting

Belegging in een vastrentende waarde.

 

Valutarisico

Het risico dat voortvloeit uit de mogelijkheid dat op een bepaald moment de waarde van de vreemde valutastromen, uitgedrukt in eigen valuta, afwijkt van hetgeen verwacht werd op het beslissingsmoment.

 

Vaste schuld

Schuldtitels met een looptijd van minimaal één jaar en één dag.

 

Vastrentende waarde

Vermogenstitels met een vaste renteopbrengst.

 

Vlottende schuld Schuldtitels met een looptijd van maximaal één jaar.

 

 

Bijlage 2: Beleidsregels publieke taak leningen en garanties gemeente Enschede 2014

 

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Enschede;

gelet op artikel 160, lid 1, sub e, en artikel 169, lid 4, van de Gemeentewet;

gelet op artikel 2 en 2a van de Wet financiering decentrale overheden en artikel 7 van het Treasurystatuut;

gelet op titel 4.1 ('Beschikkingen'), titel 4.2 ('Subsidies') en titel 4.3 ('Beleidsregels') van de Algemene wet bestuursrecht;

gelet op de Algemene subsidieverordening 2009;

overwegende dat openbare lichamen uitsluitend ten behoeve van de publieke taak geldleningen en garanties voor geldleningen kunnen verstrekken;

overwegende dat het aanbeveling verdient beleidsregels vast te stellen inzake het verstrekken van leningen en garanties door de gemeente Enschede voor de deelgebieden sport (exclusief betaald voetbal), welzijn, zorg en opvang, volksgezondheid, onderwijs, kunst en cultuur;

 

besluit vast te stellen:

 

Beleidsregels publieke taak leningen en garanties gemeente Enschede.

 

Artikel 1: Begripsbepalingen

  • c.

    lening: een lening door de gemeente Enschede die kan worden verstrekt in de vorm van een hypothecaire lening of in de vorm van een onderhandse lening (afhankelijk van de gestelde zekerheden) voor roerende en onroerende zaken;

  • d.

    garantie: een borgstelling van de gemeente Enschede ten behoeve van een door de aanvrager bij een financiële instelling aan te trekken lening en de daaruit voortvloeiende verplichtingen;

  • e.

    financiële instelling: al dan niet commerciële instellingen zoals banken, leveranciers, leasemaatschappijen, waarborgfondsen die bijvoorbeeld hypothecaire leningen, onderhandse leningen, (consumenten)kredieten, garanties / borgstellingen of financial lease kunnen verstrekken.

 

Artikel 2: Kring van rechthebbenden

  • 1.

    Leningen en garanties worden slechts verstrekt aan organisaties die bijdragen aan de maatschappelijke doelen van de gemeente Enschede.

  • 2.

    Organisaties mogen geen winstoogmerk hebben.

  • 3.

    Organisaties mogen geen besloten karakter en geen politieke of religieuze doelstelling hebben.

  • 4.

    Organisaties dienen rechtspersoonlijkheid te bezitten.

  • 5.

    Organisaties moeten in de gemeente Enschede zijn gevestigd.

  • 6.

    Organisaties moeten ten minste drie jaar lang een gemeentelijk jaarlijkse bijdrage hebben ontvangen zodat reeds sprake is van een duurzame financiële relatie met de gemeente.

 

Artikel 3: Inhoudelijke criteria

  • 1.

    De te financieren zaken moeten nodig zijn in het kader van de uitvoering van een publieke taak in de gemeente Enschede. Dat wil zeggen dat ze moeten passen binnen en bijdragen aan het gemeentelijk beleid en het openbaar belang. Tevens moet er met de financiering een voor de gemeente relevant maatschappelijk doel worden gediend. De gemeenteraad geeft door middel van de vaststelling van de gemeentebegroting, de begrotingswijzigingen en beleidsnota’s het richtinggevende en budgettaire kader.

  • 2.

    De te financieren zaken moeten essentieel zijn voor het voortbestaan of het in voldoende mate kunnen functioneren van de aanvrager (functionaliteitscriterium).

  • 3.

    De te financieren zaken moeten in overwegende mate ten goede komen aan de inwoners van de gemeente Enschede.

  • 4.

    De zaken zijn zonder gemeentelijke lening of borgstelling niet te realiseren. Eerst dienen zelfwerkzaamheid, eigen middelen, subsidiegelden en middelen van sponsoren, etc., door de aanvrager te worden benut (vangnetcriterium).

  • 5.

    Een lening wordt niet verstrekt indien de te financieren zaken niet voldoende zekerheid bieden voor verhaal van rente en aflossing van de te verstrekken garantie of lening. Dit betekent dat in geval de te financieren zaak een onroerende zaak is, het recht van hypotheek wordt verleend en voor roerende zaken een recht van pand wordt verleend.

 

Artikel 4: Financiële criteria

  • 1.

    Een rentevoordeel ten opzichte van een financiële instelling is onvoldoende reden voor verstrekking van een lening door de gemeente.

  • 2.

    Verzoeken om leningen worden geweigerd als de betreffende lening zonder onoverkomelijke bezwaren voor de aanvrager door een financiële instelling kan worden verleend.

  • 3.

    Een gemeentegarantie heeft de voorkeur boven een gemeentelijke lening. Indien een garantie voldoende is wordt geen lening door de gemeente verstrekt.

  • 4.

    De financiële positie en prognoses van de aanvrager moeten zodanig zijn dat rente en aflossing betaald kunnen blijven worden.

  • 5.

    Geen garantie of lening is mogelijk indien een beroep kan worden gedaan op een voorziening in de vorm van een (nationaal) waarborgfonds zoals Waarborgfonds Sociale Woningbouw, Waarborgfonds voor de Zorg en Waarborgfonds Kinderopvang. De gemeente heeft dan vaak wel een zogenaamde achtervangfunctie.

  • 6.

    Specifiek voor sport geldt dat er wordt samengewerkt met de Stichting Waarborgfonds Sport (SWS). Zonder medewerking van dit Fonds wordt in beginsel geen lening of borgstelling door de gemeente verstrekt. Deze stichting biedt naast een borgstelling van 50% ook een aanvullende toetsing zoals een sporttechnische keuring en een jaarlijkse controle van de begroting en jaarrekening. Er wordt aansluiting gezocht bij de eisen aan een borgstelling van het SWS.

  • 7.

    Een aanvraag voor een lening of garantie lager dan € 7.500 wordt niet in behandeling genomen.

 

Artikel 5: De aanvraag

  • 1.

    Aanvragen moeten vóór het aangaan van verplichtingen met betrekking tot de gevraagde garantie of lening volledig en schriftelijk worden ingediend bij het college.

  • 2.

    Aanvragen moeten zijn voorzien van (a) een exemplaar van de statuten, (b) een opgave van de bestuurssamenstelling, (c) tekeningen en technische omschrijving als de gemeentelijke lening de aankoop of verbouwing van een onroerende zaak betreft, (d) een document waaruit blijkt dat het onderpand vrij is van hypotheek (of van pand als het om roerende zaken gaat). (e) de laatst bekende taxatiewaarde van het onderpand voor de OZB in geval het gaat om een bestaand onroerende zaak, (f) de jaarrekeningen van de laatste twee boekjaren, (g) een exploitatiebegroting waarin rente en aflossing van de geldlening zijn verwerkt, (h) een gespecificeerde opstelling van de wijze van financiering van de voorgenomen investering. Als het een aanvraag voor een gemeentegarantie betreft moet deze ook zijn voorzien van de concept-leningsovereenkomst met de beoogde financiële instelling.

  • 3.

    Een verzoek om een lening of garantie wordt in ieder geval afgewezen indien de gemeente niet de zekerheid heeft dat (a) de investeringen zullen plaatsvinden, (b) de aanvrager zal voldoen aan de aan de lening of garantieverstrekking verbonden verplichtingen, (c) aan de betalingsverplichting van rente en aflossing naar behoren zal worden voldaan, (d) de aanvrager in het kader van de aanvraag juiste of volledige gegevens heeft verstrekt.

 

Artikel 6: Overige criteria en uitgangspunten

  • 1.

    De hoogte van in rekening te brengen rentepercentage en administratiekosten wordt bepaald aan de hand van een door de gemeente vastgestelde rekenmethode. Hierbij wordt rekening gehouden met de regelgeving rondom staatssteun en kan sprake zijn van een toeslag op de rente voor marktconformiteit. De notariskosten zijn ook voor rekening van de aanvrager.

  • 2.

    De leningaanvraag wordt getoetst op aan de geldende regelgeving rondom staatssteun. Het in lid 1 vermelde rentepercentage kan worden verhoogd met een toeslag voor marktconformiteit vanuit deze toets.

  • 3.

    De looptijd van de lening of garantie moet zijn afgestemd op de te verwachten technische (dan wel economische levensduur als deze korter is) gebruiksduur van de activa.

  • 4.

    Leningverstrekking is alleen mogelijk op basis van door het college vastgestelde modelcontracten en schuldbekentenissen.

  • 5.

    De aanvrager moet instemmen met een aantal voorwaarden zoals voorafgaande toestemming van de gemeente voor een aantal juridische handelingen zoals statutenwijziging, wijziging bestemming van het onderpand, en vervreemding van het onderpand door de aanvrager gedurende de contractperiode.

  • 6.

    De gemeente sluit in beginsel alleen lineaire leningen af.

  • 7.

    Gedurende de looptijd vindt een volledige aflossing plaats waardoor het financiële risico van de gemeente in de loop der jaren steeds verder afneemt.

  • 8.

    De aanvrager heeft een instandhouding- en onderhoudsverplichting van het onderpand. De aanvrager verplicht zich daarom tot het afsluiten van opstal- en inboedelverzekeringen en het in goede staat houden van het onderpand gedurende de gehele looptijd van de lening of garantie.

  • 9.

    De aanvrager verstrekt de exploitatiebegroting en een financieel verslag aan het college welke nodig zijn voor de beoordeling van het financiële beheer van de aanvrager.

 

Artikel 7: Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag van inwerkingtreding van het Treasurystatuut 2014.