Het COLLEGE van BURGEMEESTER en WETHOUDERS van de gemeente DORDRECHT;
gelet op:
- •
artikel 5:34 Algemene plaatselijke verordening Dordrecht (APV);
- •
artikel 1:3, lid 4 Algemene wet bestuursrecht;
- •
titel 4.3 Algemene wet bestuursrecht;
overwegende dat:
- •
op grond van artikel 5.34, lid 1 APV het verboden is in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben;
- •
op grond van artikel 5.34, lid 1 APV het verbod niet geldt voor zover het betreft:
- a.
verlichting door middel van kaarsen en fakkels en dergelijke; of
- b.
sfeervuren zoals terrashaarden en vuurkorven, indien geen afvalstoffen worden verbrand en deze vuren op eigen terrein zonder openbaar karakter branden; of
- c.
vuur voor koken, bakken en braden,
voor zover dat geen gevaar, overlast of hinder voor de omgeving oplevert;
- •
op grond van artikel 5.34, lid 3 APV het college van dit verbod ontheffing kan verlenen;
- •
de gemeenteraad vanaf 2015 geen financiële middelen meer beschikbaar heeft gesteld voor het begeleiden van vreugdevuren;
- •
door dit raadsbesluit organisatoren zelf verantwoordelijk worden voor het veilig begeleiden van vreugdevuren;
- •
op basis van de ervaringen van de jaarwisseling 2015-2016 geconstateerd is dat het verkrijgen van een ontheffing voor vreugdevuren een te grote verantwoordelijkheid van de aanvrager vraagt voor het goede verloop en voor eventuele schade;
- •
het college vreugdevuren niet geheel wil verbieden en daarom ter bescherming van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid en de bescherming van het milieu een beleidsregel ten aanzien van het gebruik van de hiervoor genoemde ontheffingsbevoegdheid wil vaststellen;
B E S L U I T :
vast te stellen de navolgende
Beleidsregel vreugdevuren inzake het gebruik van de bevoegdheid ex artikel 5:34, lid 3 APV om ontheffing te verlenen van het verbod als omschreven in artikel 5:34, lid 1 Algemene plaatselijke verordening Dordrecht