Organisatie | Utrecht |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Besluit van gedeputeerde staten van Utrecht van 23 augustus 2016, nr. 818A26AA, tot openstelling van de regeling Trainingen, workshops, ondernemerscoaching en demonstraties uit de Verordening subsidies POP3 2014–2020 Provincie Utrecht (Openstellingsbesluit POP3 kennisoverdracht 2016 provincie Utrecht) |
Citeertitel | Openstellingsbesluit POP3 kennisoverdracht 2016 provincie Utrecht |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | duurzame landbouw, Agenda vitaal platteland, POP3 |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-09-2016 | nieuwe regeling | 23-08-2016 | 818A26AA |
Gedeputeerde staten van Utrecht;
Gelet op de artikelen 1.3 en paragraaf 1 van hoofdstuk 2 van de Verordening subsidies POP3 2014–2020 Provincie Utrecht;
dat Gedeputeerde Staten met deze subsidieregeling beogen de gestelde doelen in het Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) en het provinciaal meerjarenprogramma voor het landelijk gebied, Agenda Vitaal Platteland (AVP) te behalen, waaronder het behoud en het versterken van een economisch rendabele bedrijfsvoering, het versterken van de duurzaamheid en een aantrekkelijke leefomgeving;
dat in de afgelopen jaren veel kennis is ontwikkeld over de effecten van landbouw op het milieu, de gevolgen van klimaatverandering en het nut van verstandig omgaan met grondstoffen, maar deze kennis nog niet in de volle breedte wordt toegepast, stellen wij een subsidieregeling open met als doel deze kennis te verpreiden. De onderwerpen die we van belang achtten zijn:
Open te stellen: De regeling trainingen, workshops, ondernemerscoaching en demonstraties 2016 provincie Utrecht als bedoeld in paragraaf 1 van hoofdstuk 2 van de Verordening subsidies POP3 2014–2020 Provincie Utrecht – verder te noemen de Verordening subsidies POP3 – voor de periode van 1 september 2016 tot en met 28 oktober 2016.
Artikel 1 Subsidiabele activiteiten
Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor trainingen, workshops, ondernemerscoaching en demonstraties aan een groep van landbouwondernemers die bijdragen aan een of meer van de volgende thema’s:
Onverminderd het bepaalde in artikel 2.1.5 van de Verordening subsidies POP3 dient op moment van de subsidieverlening de subsidie per project minimaal € 50.000,– te bedragen en en indien meer dan € 200.000,– wordt aangevraagd, bedraagt de subsidie maximaal € 200.000,–.
Voor de rangschikking als bedoeld in artikel 1:15 en artikel 2.1.7 van de Verordening worden de volgende criteria toegepast voor de onder artikel 1 bedoelde subsidiabele activiteiten:
Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten hebben verkregen en hun plaats in de rangschikking zodanig is dat de som van de toe te kennen maximale subsidiebedragen het subsidieplafond overstijgt, wordt met inachtneming van het subsidieplafond subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.
Indien de aanvragen als bedoeld in het zesde lid een gelijk aantal punten hebben behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, wordt de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel c.
Uit de sterkte en- zwakteanalyse van het Nederlandse Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) blijkt dat de Nederlandse agrosector – het geheel van toelevering, verwerking en distributie van agrarische goederen – zich heeft ontwikkeld tot een speler van wereldformaat, getuige de sterke exportpositie. Deze exportpositie kon mede ontstaan door sterk geïntegreerde agrarische ketens, een goed samenspel tussen onderwijs, onderzoek en voorlichting én een intensieve productiewijze. De keerzijde is dat dit gepaard gaat met een verlies aan biodiversiteit, een toenemende druk op het milieu en een groeiende schaarste aan natuurlijke hulpbronnen. De grootschalige en intensieve productiewijze van de Nederlandse landbouw leidt tot ongewenste externe effecten op milieu, landschap en samenleving. Sinds de jaren negentig is welliswaar duidelijk sprake van een verlaging van de milieudruk. Toch zal het halen van verschillende milieudoelstellingen de komende jaren nog vragen om vele inspanningen.
De strategie van POP3 richt zich daarom op een realistische, ambitieuze groene groeistrategie. Deze strategie combineert het streven naar economische groei en versterking van de concurrentiepositie met het verbeteren van het milieu. Kennisoverdracht en innovatie zijn hierbij essentieel en tevens een prioriteit vanuit het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB) van de Europese Unie, waar het POP3 onderdeel van uit maakt.
De regeling1 voor de POP3 maatregel ‘Trainingen, workshops, ondernemerscoaching en demonstraties’ draagt hier aan bij. De maatregel richt zich op kennisoverdracht aan grote groepen (c.q. het peloton) van ondernemers in de agrosector met als doel toepassing van gevalideerde kennis en innovaties in de praktijk. Deze maatregel positioneert zich vooral aan het eind van de innovatiecyclus, waar innovaties op grote schaal in de praktijk moeten worden geïmplementeerd. Ondersteuning van voorlichting en andere kennisoverdrachtacties is nodig omdat reeds ontwikkelde (veelal technische) innovaties vaak moeilijk voorbij de eindfase van de innovatiecyclus komen. Zonder deze maatregel blijft de grootschalige implementatie van de noodzakelijke innovaties uit of wordt deze vertraagd. Met het stimuleren van innovatie en kennisoverdracht wordt ook beoogd bij te dragen aan andere prioriteiten en aandachtsgebieden van het GLB op het gebied van het verbeteren van de concurrentiekracht, ecosystemen en milieu.
Het provinciaal meerjarenprogramma voor het landelijk gebied, Agenda Vitaal Platteland (AVP)2 en POP3 sluiten goed op elkaar aan. De landbouw is één van de sectoren waar AVP zich op richt. Het strategische doel van AVP is het behoud en het versterken van een economisch rendabele bedrijfsvoering, schaalvergroting afgestemd op de kwaliteit van het landschap, het versterken van de duurzaamheid en een aantrekkelijke leefomgeving en het versterken van de relatie tussen platteland en stad.Dit doel komt voort uit onze landbouwvisie.
Hiertoe zijn we op zoek naar projecten waarbij innovatieve maatregelen tot verduurzaming op bedrijfsniveau leiden. De activiteiten binnen het project kunnen bestaan uit trainingsprogramma’s met workshops of individuele coachingstrajecten van ondernemers waarin ook maatwerkadviezen worden geboden. Ook demonstratie activiteiten op het boerenerf behoren tot de mogelijkeid om invulling te geven aan kennisdeling. Een combinatie van deze activiteiten binnen één projectaanvraag behoort ook tot de mogelijkheden.
We willen de milieubelasting vanuit de landbouw verminderen en werken aan een duurzaam bodem- en watersysteem. Daarnaast stellen we ons tot doel om de kennis te verspreiden over maatregelen die bijdragen aan klimaatdoelen.
Voor deze openstelling beperken we ons daarom tot de volgende vier thema’s uit artikel Artikel 2.1.1 van de Verordening subsidies POP3:
Bij het creëren van een hoge meerwaarde kan het hier gaan om nieuwe concepten in het kader van multifunctionele landbouw en stadslandbouw of bijvoorbeeld de ontwikkeling van nieuwe teelten.
De bodem is essentieel om op de langere termijn vruchtbaarheid te garanderen en speelt ook een rol bij het vasthouden van water en bij de emissies van nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen richting oppervlakte en grondwater. Een duurzaam bodembeheer draagt ook bij aan vermindering van broeikasgassen zoals CO2 en lachgas. Het sluiten van de kringloop op bedrijfsniveau is essentieel. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan efficiëntere beweiding of bemesting die leidt tot het verminderen van de het mineralen belasting op het oppervlakte water. Het sluiten van de kringloop leidt tot productie met minder verliezen die het milieu belasten. Dit leidt tot vermindering van emissies van ammoniak, nutriënten en bestrijdingsmiddelen en voor de specifieke situatie in de veenweiden met bodemdaling een vermindering van de veenmineralisatie.
Klimaatadaptatie moet leiden tot vormen van landgebruik die inspelen op de klimaatverandering en bijdragen aan het voorkomen van zoetwatertekorten. Hierbij kan gedacht worden aan de teelten van nieuwe gewassen en extensievere vormen van landgebruik die ook bijdragen aan de kwaliteit van natuur en landschap.
Bij klimaatmitigatie gaat het om activiteiten die gericht zijn op het verminderen van de gevolgen van de klimaatverandering. Mogelijke activiteiten zijn verbetering waterbeheer, zoals flexibel peilbeheer en onderwaterdrainage en het verhogen van het waterbergend vermogen.
Een belangrijk gebied waar deze problematiek speelt zijn de veenweidengebieden met hun oude en unieke cultuurlandschappen. De grondgebonden landbouw is een belangrijke drager van dit cultuurlandschap, maar tegelijkertijd een oorzaak van (ongelijkmatig verlopende) bodemdaling. Om het veengebied op de lange termijn een rendabel perspectief te bieden is een duurzaam ontwikkelingsperspectief voor de landbouw en overige grondgebruikers nodig. Zo dalen in veengebieden de bodems van de landbouwgebieden door het lagere peil sneller dan de naastliggende natuurgebieden, waardoor die laatste relatief steeds hoger komen te liggen. Als gevolg van bodemdaling zal bij ongewijzigd beleid het in stand houden van de natuurwaarden steeds moeilijker en dus duurder worden. De bodem speelt ook een rol bij het vasthouden van water. Dat is tevens van belang om oxidatie van het veen te verminderen.
Toelichting op paragraaf 1 van hoofdstuk 2 van de Verordening subsidies POP3
Met deze openstelling worden, naast de hoogte van het subsidieplafond en de periode van indiening aanvullende vereisten gesteld ten opzichte van paragraaf 1 van hoofdstuk 2 van de de Verordening subsidies POP3. De aanvullende regels staan in de artikelen 1 tot en met 4 (zie artikelsgewijze toelichting) van dit openstellingsbesluit.
De basisregels uit paragraaf 1 van hoofdstuk 2 van de de Verordening subsidies POP3 zijn:
Artikel 2.1.1 Subsidiabele activiteit
Een opsomming van alle mogelijke activiteiten (demonstraties en het verzorgen van trainingen, workshops en coaching aan een groep van landbouwondernemers) en de thema’s die deze activiteiten behandelen. Het gaat om:
In artikel 1 van dit openstellingsbesluit is dit beperkt tot 5 thema’s.
Subsidie wordt verstrekt aan degene die de opleiding of andere vorm van kennisoverdracht of voorlichting levert. Hoewel landbouwondernemingen tot de doelgroep behoren, dient de subsidie altijd door een organisatie te worden aangevraagd die de trainingen, workshops, coachingsactiviteiten en demonstraties aanbiedt aan de doelgroep.
Indien het voornemen is om voor deelname aan een kennisoverdrachtsactiviteit bij de deelnemers een bijdrage in rekening te brengen, dan dient dit inzichtelijk gemaakt te worden bij de subsidieaanvraag. De bijdrage van de deelnemers kan worden gebruikt als dekking van de eigen bijdrage van 30%–40% door de aanvrager. Het is belangrijk om vooraf aan te geven of dit het geval is en daarover een administratie bij te houden.
Artikel 2.1.4 Subsidiabele kosten
Subsidie wordt verstrekt voor de volgende kosten:
Artikel 2.1.5 Niet subsidiabele kosten
De volgende kosten zijn niet subsidiabel:
Zie artikel 2.1.1 van de Verordening subsidies POP3 voor de lijst met thema’s.
Bij een combinatie van thema’s, geldt het percentage van het thema met het laagste subsidiepercentage.
Artikel 2.1.7 Selectiecriteria
Hier staan de verplichte categorieën selectiecriteria voor deze regeling. Een uitwerking daarvan is opgenomen in artikel 3 van dit openstellingsbesluit.
Artikel 2.1.8 Verplichting aanvrager
Indien een prijs moet worden betaald om de kennisoverdrachtsactiviteit te kunnen bezoeken is de subsidieontvanger verplicht om bij de berekening van de prijs die aan bezoekers in rekening wordt gebracht rekening te houden met de te ontvangen subsidie. Hiermee wordt voorkomen dat de financiele bijdrage van de deelnemers tot netto-inkomsten voor de aanvrager leidt en niet slechts als dekking voor de eigen bijdrage van 30%–40% door de aanvrager.
Artikel 1 Subsidiabele activiteiten
In de inleiding zijn de 4 thema’s toegelicht die in het kader van deze openstelling relevant zijn. Het soort activiteit (Training, workshop, ondernemerscoaching en demonstratieactiviteit) is bedoeld om voorlichting dan wel een opleiding te verstrekken aan landbouwondernemers. Het kan ook gaan om onderlinge kennisovedracht.
Artikel 2 Hoogte van de subsidie
Naast de beperking, uitgedrukt in percentage (60% of 80%) van de subsidiable kosten geldt ook een beperking voor wat betreft minimum en maximum subsidiebedrag dat uitgekeerd kan worden. Het minimumbedrag is € 50.000,– aan subsidiabele kosten. Dit kan betekenen dat een subsidieaanvraag voor een bedrag van € 50.000 toch kan worden geweigerd als na de beoordeling een deel van de kosten niet subsidiabel blijken te zijn.
Artikel 3 Selectie van projecten
Voor het bepalen van de rangorde van projecten zijn vier selectiecriteria benoemd. Het project met het meest aantal punten krijgt de hoogste ranking. Toetsing vindt plaats door een onafhankelijk toetsingscommissie die Gedeputeerde Staten adviseert. De selectiecriteria 1) en 4) zijn nader onderverdeeld in sub criteria. Aan elk selectiecriterium worden maximaal 4 punten toegekend. Aan elk selectiecriterium is een wegingsfactor toegekend. Het criterium ‘mate van effectiviteit’ krijgt een hogere wegingsfactor (3) ten opzichte van de andere 3 criteria. De maatregel beoogd door middel van kennisoverdracht daadwerkelijk effect te sorteren op onze milieu en klimaatdoelen. Bewezen innovatieve maatregelen willen we daardoor invoeren in de bedrijfsvoering van deelnemers. In totaal zijn maximaal 32 punten te behalen. De plaats in de rangorde wordt bepaald door het aantal punten dat de toetsingscommissie aan het project toekent. Voor elk project geldt dat een minimum aantal punten dient te worden behaald om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen (55% van 32 punten = minimaal 18 punten). Het doel van deze systematiek is om alle projecten onderling te vergelijken en de beste projecten uit het totaalaanbod te kunnen selecteren.
Mate van innovativiteit, hetgeen blijkt uit de toepassing van nieuwe kennis op landbouwbedrijven (max 4 punten, weging 1)
Bij innovatie gaat het om vernieuwende producten en diensten die tot een betere en effectievere manier van landbouw bedrijven leiden. Wanneer deze producten en diensten bewezen effectief zijn en breder worden toegepast noemen we ze minder innovatief.
Kosteneffectiviteit, hetgeen blijkt uit de kostprijs per deelnemer (max 4 punten weging 2)
Een maat voor de kosteneffectiviteit is wat gelijksoortige projecten in het verleden hebben gekost, waarbij als maat de kosten per deelnemer wordt gebruikt. Onderscheid kan gemaakt worden typen activiteit voor kennisverspreiding. Een workshop zal per deelnemer minder kosten dan een coachingstraject bijvoorbeeld.
Haalbaarheid; de mate waarin het project haalbaar is vanuit organisatorisch oogpunt. (max 4 punten, weging 3)
de kwaliteit van het projectplan:
De kwaliteit van een projectplan wordt gescoord aan de hand van de beschrijving van het probleem en onderbouwing van de aanpak van activiteiten. Daarnaast dient een projectplan een heldere omschrijving van de beheersmatige aspecten zoals tijdsplanning, kosten, menskracht, organisatie, en risico’s te bevatten.
De aanvrager mag maximaal 1 keer per jaar een betalingsverzoek indienen (aanvraag voorschot op basis van realisatie). Omdat de aanvrager al verplicht is, op basis van artikel 1.17 van de Verordening subsidies POP3, 1 keer per jaar een voortgangsverslag in te dienen is het aan te bevelen om dit te combineren. Een aanvraag om een voorschot voorafgaand aan de realisatie is in ieder geval niet mogelijk. Met realisatie wordt bedoeld dat de kosten ook daadwerkelijk gemaakt zijn en dit aangetoond kan worden met facturen en betaalbewijzen.
Artikel 5 Verplichtingen aanvrager
De aanvrager is verplicht een CV mee te sturen om aan te tonen dat de aanvrager beschikt over voldoende gekwalificeerd en getraind personeel om de activiteit uit te voeren. Tevens geld de verplichting dat gedurende de looptijd van het project de aanvrager 1 keer per jaar verslag uitbrengt over de voortgang van de activiteiten.
Aanvragen kunnen worden ingediend via een digitaal loket bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.NL). De link is terug te vinden in de samenvatting van deze regeling via https://www.provincie-utrecht.nl/loket/subsidie/
Aanvragen worden eerst beoordeeld op ontvankelijkheid en vervolgens voorgelegd aan een onafhankelijke adviescommissie van deskundigen. De aanvragen worden door de adviescommissie gerangschikt op basis van de scores. Op basis van dit advies neemt het college van Gedeputeerde Staten een besluit. Alle aanvragers ontvangen binnen 22 weken na sluiting von de openstellingsperiode (op 28 oktober 2016) een beschikkingsbrief.
Paragraaf 1 van hoofdstuk 2 van de Verordening subsidies POP3. Zie: https://www.provincie-utrecht.nl/loket/regelgeving-0/regeling/1130/verordening_subsidies_pop3/#regeling
Het Meerjarenprogramma Agenda Vitaal Platteland 2016-2019 is op 7 december 2015 door provinciale staten van Utrecht vastgesteld.Voor meer informatie over AVP zie: https://www.provincie-utrecht.nl/onderwerpen/alle-onderwerpen/agenda-vitaal/