Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Almelo

Treasury-statuut Gemeente Almelo 2016

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAlmelo
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingTreasury-statuut Gemeente Almelo 2016
Citeertitel
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

03-08-2016Vervanging treasurystatuut 2007

12-07-2016

gmb-2016-97553

Tekst van de regeling

Intitulé

Treasury-statuut Gemeente Almelo 2016

Inleiding

 

In de raadsvergadering van 16 december 2014 is ingestemd met de herziene financiële verordening artikel 212. In deze verordening is ten aanzien van treasury opgenomen:

 

Artikel 16 Financieringsfunctie

  • 1.

    Het college neemt bij de uitvoering van de financieringsfunctie de richtlijnen van het treasurystatuut in acht.

  • 2.

    Het college draagt bij de uitoefening van de financieringsfunctie zorg voor:

    • a.

      het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma’s binnen de door de raad vastgestelde kaders van de begroting uit te kunnen voeren;

    • b.

      het beheersen van de risico’s verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico’s, koersrisico’s en kredietrisico’s;

    • c.

      het zo veel mogelijk beperken van de kosten van de leningen en het bereiken van een voldoende rendement op de uitzettingen;

    • d.

      het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 3.

    Het college stelt regels op ter uitvoering van de financieringsfunctie en legt deze regels alsmede de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening vast in een treasurystatuut (2007/35508). Het college legt het treasurystatuut ter goedkeuring voor aan de raad.

 

 

Onderliggend treasury-statuut (ook wel financieringsstatuut genoemd) geeft een uiteenzetting van het treasurybeleid van de gemeente Almelo en geeft een beschrijving van de bevoegdheden en verantwoordelijkheden in het kader van de treasuryfunctie. Deze beschrijvingen moeten worden opgevat als dwingende richtlijnen. Het doel van dit statuut is om sturing te geven aan de treasuryfunctie en risico’s te beperken.

 

Dit financieringsstatuut kent de volgende opbouw:

  • Algemeen: Uitgangspunten en doelstellingen treasury.

  • Financiering en garanties: Uitgangspunten, richtlijnen, limieten en instrumenten m.b.t. het lenen en/of uitzetten van geld.

  • Relatiebeheer: Contacten (huis)bankier.

  • Verantwoordelijkheden en bevoegdheden: Verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden van divers actoren in proces treasury.

  • Informatievoorziening: Operationele en verantwoordingsinformatie.

  • Slotbepalingen: Rechtspositie, inwerkingtreding en hardheidsclausule m.bt. het treasury-statuut

  • Memorie van toelichting: Toelichting op de betreffende artikelen van het treasury-statuut.

  • Verklarende woordenlijst: Omschrijving van de gehanteerde begrippen.

 

Als uitvloeisel van het Treasurystatuut zijn nog twee belangrijke documenten opgesteld:

  • De beleidsregels publieke taak leningen en garanties gemeente Almelo 2016; deze regels scheppen een financieel toetsingskader voor het verstrekken van geldleningen en borgstellingen.

  • De handleiding treasury; waarin de activiteiten die zich richten op het beheren, besturen en bewaken van financiële posities/stromen zijn beschreven.

Deze documenten zijn afzonderlijk door het college vastgesteld.

 

Treasurystatuut Gemeente Almelo

Algemeen

 

Artikel 1 Doelstellingen treasurybeleid

De doelstellingen van het treasurybeleid van de gemeente zijn:

  • a.

    het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden met als doel het uitvoeren van de programma’s binnen de door de raad vastgestelde kaders van de begroting;

  • b.

    Het verzekeren van een duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities;

  • c.

    het beschermen van de gemeentelijke vermogens en resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en liquiditeitsrisico’s;

  • d.

    het optimaliseren van renteresultaten binnen de kaders van de wet Fido, aanvullende regelgeving en de voorschriften die in dit statuut zijn opgenomen;

  • e.

    het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

 

Artikel 2 Uitgangspunten risicobeheer treasuryfunctie

Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten voor de treasuryfunctie:

  • 1.

    Het college van B&W kan uit hoofde van de publieke taak en met in achtneming van de “Beleidsregels publieke taak leningen en garanties gemeente Almelo”, leningen of garanties verstrekken aan derden maar neemt hierbij in beginsel een terughoudende opstelling in.

  • 2.

    De treasurer vraagt ten minste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen op bij het aantrekken van financieringen voor het doen van uitzettingen voor zover er geen mantelovereenkomst is afgesloten.

  • 3.

    Het renterisico op de korte schuld bedraagt maximaal de kasgeldlimiet conform de Wet fido.

  • 4.

    Het renterisico op de lange schuld bedraagt maximaal de renterisiconorm conform de Wet fido.

  • 5.

    Overeenkomsten voor het aangaan van financieringen, het uitzetten van middelen en het verlenen van garanties luiden in uitsluitend euro’s om valutarisico’s uit te sluiten.

 

Financiering en garanties

 

Artikel 3 Uitgangspunten omvang gemeentelijke financiering

Er worden grenzen aan het treasurybeleid gesteld door:

  • 1.

    De gemeente Almelo hanteert integrale financiering in plaats van partiële- of projectfinanciering. Voor grote financieringsprojecten kan hier middels een raadsbesluit van worden afgeweken.

  • 2.

    Er worden slechts financieringen aangetrokken voor investeringen. Er worden geen financieringen aangetrokken ter financiering van de reguliere gemeentelijke exploitatie-uitgaven

  • 3.

    Richtlijnen/indicatoren met betrekking tot de omvang van de opgenomen leningenportefeuille en in het verlengde daarvan de financiële positie van de gemeente Almelo worden betrokken bij de het opstellen financieringsparagraaf voor zowel de begroting als de jaarverantwoording.

 

Artikel 4 Richtlijnen en limieten externe financiering

  • 1.

    In een lange financieringsbehoefte wordt pas voorzien als de netto-vlottende schuld een omvang bereikt die gelijk is aan de kasgeldlimiet van de Wet fido. Hiervan kan worden afgeweken als:

    • a.

      De rente op vaste schuld lager is dan de rente voor vlottende schuld. Er is sprake van een inverse rentestructuur.

    • b.

      Wanneer uit de liquiditeitsprognose blijkt dat consolidatie onontkoombaar is en de rentevisie stijgend is. Het nu aantrekken van de lange financiering is voordeliger dan het wachten tot later met het risico dat de rente dan is gestegen.

    • c.

      Er redenen zijn om voor een specifiek investeringsproject een projectfinanciering aan te trekken om zo de projectrente te fixeren.

  • 2.

    In de korte termijn financieringsbehoefte ter afdekking van de netto-vlottende schuld wordt voorzien door het inzetten van rekeningen courant en kasgeldleningen.

  • 3.

    In een lange financieringsbehoefte wordt voorzien door een of meer leningen aan te trekken, met een zodanige rentetypische looptijd dat het renterisico op de leningenportefeuille voor de komende jaren binnen de renterisiconorm conform de Wet fido komt of blijft.

  • 4.

    De gemeente Almelo hanteert leningsvormen met een zo laag mogelijk risicoprofiel.

  • 5.

    Vervroegde aflossing van leningschuld van de gemeente kan plaatsvinden als de contante waarde van de rentebetalingen op een nieuwe lening lager is dan de contante waarde van de rentebetalingen van de oude lening, rekening houdend met de boete, die bij vervroegde aflossing betaald moet worden.

 

Artikel 5 Afgeleide financiële instrumenten

  • 1.

    Het gebruik van afgeleide financiële instrumenten (derivaten) is toegestaan; nadat de gemeenteraad conform artikel 169 van de gemeenteraad in de gelegenheid is gesteld wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen. Voorgaande moet passen binnen de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo).

 

Artikel 6 Richtlijnen en limieten uitzettingen

  • 1.

    Overtollige liquide middelen boven het berekende drempelbedrag volgens de regeling schatkistbankieren decentrale overheden, worden aangehouden bij ’s Rijks schatkist of uitgeleend aan mede decentrale overheden voor gebruik binnen het publieke domein.

  • 2.

    Voor de uitzetting tot aan het zogenaamde drempelbedrag kunnen de volgende producten worden gehanteerd:

    • a.

      rekening-courant

    • b.

      spaarrekening

    • c.

      daggeld

    • d.

      deposito’s

  • 3.

    Uitzettingen in aandelen zijn niet toegestaan behalve voor zover deze gekocht worden in het kader van de uitoefening van de publieke taak.

  • 4.

    Risico's bij uitzettingen conform lid 2 in vastrentende waarden dienen te worden beperkt door slechts uitzettingen met een looptijd van 3 maanden of langer te doen bij financiële ondernemingen die:

    • a.

      gevestigd zijn in een lidstaat die ten minste beschikt over een AA-rating afgegeven door ten minste 2 ratingbureaus;

    • b.

      voor henzelf of voor de door hen uitgegeven waardepapieren kan aantonen dat ze ten minste beschikken over AA-minusrating, afgegeven door ten minste twee ratingbureaus.

  • 5.

    Voor uitzettingen met een looptijd van minder dan 3 maanden geldt dat in afwijking van lid 4b een financiële onderneming moet kunnen aantonen dat waardepapieren met ten minste beschikken een A-rating, afgegeven door ten minste 2 ratingbureaus.

 

Artikel 7 Gemeenteleningen en gemeentegaranties

  • 1.

    De gemeente is bereid uit hoofde van de publiek taak geldleningen aan derden te verstrekken of als borg garant te staan conform de afzonderlijk opgestelde “Beleidsregels publieke taak leningen en garanties gemeente Almelo”. Bij besluiten die niet binnen de beleidsregels vallen, vraagt het college vooraf instemming van de raad.

  • 2.

    Het college informeert in ieder geval vooraf de raad en neemt pas een besluit, nadat de raad in gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van college te brengen inzake het verstrekken van leningen en garanties groter dan € 300.000,-.

  • 3.

    Bij het aangaan van leningen of garanties bedingt het college zo veel mogelijk zekerheden.

  • 4.

    Bij elk besluit tot lening verstrekking stelt het college het verschuldigde rentetarief vast conform het gestelde in de “Beleidsregels publieke taak leningen en garanties gemeente Almelo”.

 

Kasbeheer

 

Artikel 8 Liquiditeitsbeheer

  • 1.

    De gemeente beperkt haar liquiditeitsrisico’s door haar treasuryactiviteiten te baseren op een liquiditeitenprognose van minimaal 1 jaar en liquiditeitsplanning van maximaal 4 jaren.

De liquiditeitenprognose wordt tussentijds aangepast.

  • 2.

    Ten einde de kosten van het geldstromenbeheer te minimaliseren is er sprake van concentratie van liquiditeiten binnen één saldo- en rentecompensatiecircuit bij de huisbankier.

Artikel 9 Betalingsverkeer

  • 1.

    Ten einde de verwerkingskosten te minimaliseren loopt het betalingsverkeer van de gemeente in beginsel alleen over bij de huisbankier aangehouden rekeningen.

  • 2.

    Iedere betaaltransactie wordt door minimaal twee functionarissen uitgevoerd (het vier-ogen-principe).

 

Relatiebeheer

 

Artikel 10 Relatiebeheer

  • 1.

    De treasurer onderhoudt namens de gemeente de contacten met de huisbankier en andere financiële instellingen en bemiddelaars over hun tarieven, producten en diensten.

  • 2.

    Banken waar rekening-courant verhoudingen mee worden aangegaan en waar betalingsverkeer is ondergebracht, dienen minimaal te voldoen aan de eisen gesteld in artikel 6.

  • 3.

    Financiële instellingen dienen onder Nederlands toezicht, zoals De Nederlandse Bank en de Verzekeringskamer, te vallen of onder vergelijkbaar toezicht vanuit de lidstaten.

  • 4.

    Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markt (AFM).

 

Verantwoordelijkheden en bevoegdheden

 

Artikel 11 Verantwoordelijkheden en taken

Functie

Verantwoordelijkheden en taken

Gemeenteraad

Vaststellen financiële beheersverordening volgens art. 212 Gemeentewet

Vaststellen treasurybeleid vervat in het treasurystatuut (kaderstellende rol).

Vaststellen financieringsparagraaf in de begroting en in de jaarverantwoording (controlerende rol).

Goedkeuren van de te verstrekken leningen en garanties die niet vallen binnen de beleidsregels (zie artikel 7).

Evalueren – en zo nodig bijstellen – van het treasurybeleid en het controleren van de uitvoering daarvan.

College van burgemeester en Wethouders

Het (laten) opstellen van een treasurystatuut

Het (doen) uitvoeren van het treasurybeleid zoals vastgelegd in het treasurystatuut tezamen met de treasuryparagraaf (formele verantwoordelijkheid).

Vaststellen van nadere richtlijnen binnen de kaders van dit statuut.

Het houden van toezicht op het treasurybeleid en de uitvoering hiervan.

Sectordirecteur BO

Het (laten) uitvoeren van het treasurybeleid

Concerncontroller

Het toezicht houden op de uitvoering van het treasurybeleid.Het (laten) afleggen van verantwoording aan het college van B&W over de uitvoering van het treasurybeleid.

Treasurer (treasuryfunctie)

Financiering:

Initiëren van financieringstransacties.

Adviseren bij en over besluiten tot lening- en garantieverstrekking.

Uitvoering:

Opstellen en actualiseren van de liquiditeitsplanning.

Geven van aanwijzingen aan de sectoren inzake het betalingsverkeer.

Voeren van het functioneel applicatiebeheer ten aan zien van het elektronisch betalingsverkeer.

Coördineren van het toekennen van autorisatie ten aanzien van het elektronisch betalingsverkeer.Relatiebeheer met financiële instellingen.

Control:

Monitoren van limieten zoals vastgelegd in treasuryparagraaf.

Per kwartaal vindt overleg plaats tussen de concerncontroller en de treasurer inzake de financieringsstrategie en overige treasury activiteiten.

\Voeren van ‘control’ op vastleggen gegevens van leningene en garanties.

Financiële administratie

Registreren van opgenomen en verstrekte leningen en garanties.

Verzorgen van betalen van rente en aflossing van opgenomen geldleningen.

Innen van rente- en aflossingsverplichtingen op verstrekte leningen.

Afdeling AOIC/Externe accountant

Vaststellen of de preventieve maatregelen worden nageleefd en de administratieve vastlegging een juiste, volledige en tijdige weergave is van de stand van zaken op enig moment.

Controle op de mate waarin de treasury haar doelen realiseert.

 

Artikel 12 Bevoegdheden

 

Taak

Autorisatie

Uitvoering

Control

Financiering (zie artikel 4 en artikel 5 treasurystatuut )

Het aantrekken van kasgeld-leningen (looptijd < 1 jaar)

College B&W

Treasurer

AOIC

Aantrekken van langlopende geldleningen (looptijd >= 1 jaar)

College B&W

Treasurer

AOIC

Uitzettingen (artikel 6 treasurystatuut )

Verrichten van kortlopende uitzettingen (looptijd < 1 jaar).

College B&W

Treasurer

Concerncontroller

Verrichten van langlopende uitzettingen (looptijd >= 1 jaar).

College B&W

Treasurer

Concerncontroller

Verstrekte leningen en garanties (zie artikel 7 treasurystatuut )

Verstrekken van leningen en garanties.

College B&W

Sectoren met advies vantreasurer

Concerncontroller

Liquiditeitenbeheer

Bankrekeningen openen/sluiten/wijzigen.

Concerncontroller

Treasurer

AOIC

Vaststellen/wijzigen bankcondities bij huidige bankrelaties.

Concerncontroller

Treasurer

AOIC

Aangaan nieuwe bankrelaties.

College van B&W

Treasurer

Concerncontroller

Betalingsverkeer (zie artikel 10 treasurystatuut )

Verrichten betaalopdrachten

Budgethouder/prestatieverklaarders

Financiële administratie

AOIC

Selecteren betaalinstrumenten

Concerncontroller

Financiële administratie

AOIC

Autorisaties verstrekken voor het verrichten betaaltransacties

Applicatiebeheerder/treasurer

Financiële administratie

AOIC

 

Informatievoorziening

 

Artikel 13 Operationele en verantwoordingsinformatie

 

Informatie

Informatieverstrekker

Informatieontvanger

Frequentie

Treasurystatuut

Treasurer

Gemeenteraad

1x per 4 jaar.

Treasuryparagraaf

Treasurer

Gemeenteraad

2 x per jaar, begro-ting en rekening.

Besluiten tot lening en/of garantieverstrekking

Treasurer

College van B&W

Variabel.

Treasuryrapportage

Treasurer

College van B&W

2 x per jaar.

Liquiditeitenprognose en -planning

Treasurer

College van B&W

1 x per jaar + actu-alisatie.

 

 

Slotbepalingen

 

Artikel 14 Rechtspositie treasurystatuut

Het treasurystatuut is geschreven als uitwerking van artikel 16 uit de Financiële Verordening artikel 212 Gemeentewet zoals vastgesteld in de vergadering 16 december 2014.

 

Artikel 15 Inwerkingtreding

Dit Treasurystatuut treedt in werking na vaststelling door de gemeenteraad in haar vergadering van 12 juli 2016 en vervangt het door het college van Burgemeester en Wethouders vastgestelde Treasurystatuut (en de daarbij behorende handleiding Treasury) gemeente Almelo 2007.

 

 

Memorie van toelichting Treasurystatuut 2016 gemeente Almelo

 

In deze memorie van toelichting wordt het wettelijke kader voor de treasuryfunctie van de gemeente kort beschreven. Onderliggend Treasurystatuut voldoet aan de wettelijke verplichtingen en opgelegde randvoorwaarden.

 

Wettelijk kader

 

Het wettelijke kader aangaande treasuryfunctie betreft een drietal wetten namelijk:

  • 1.

    de Gemeentewet

  • 2.

    Besluit Begroting en Verantwoording gemeenten (BBV)

  • 3.

    de Wet financiering en decentrale overheden (fido) en daaruit voortvloeiende regelingen.

 

Ad 1: Gemeentewet

In de Gemeentewet staat ten aanzien van treasury het volgende:

  • Artikel 212 van de Gemeentewet stelt dat een verordening moet worden opgesteld waarin o.a. de regels voor de treasuryfunctie zijn opgenomen. In dit Treasurystatuut is de verdere uitwerking van de in deze verordening opgenomen regels met betrekking tot de treasuryfunctie opgenomen.

  • In artikel 160, lid 1e is opgenomen dat het college bevoegd is tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van de gemeente te besluiten. Het college is daarom verantwoordelijk voor een deugdelijke uitvoering van het treasurybeleid en –functie.

  • In artikel 169, lid 4 is hier wel een beperking op aangebracht. Het college behoort geen besluiten te nemen aangaande privaatrechtelijke handelingen indien de raad daarom verzoekt of het besluit ingrijpende gevolgen heeft voor de gemeente. In dit geval moet de raad in staat zijn om vooraf wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

  • Vervolgens is in artikel 171 opgenomen dat de burgemeester de gemeente in en buiten rechte vertegenwoordigt en deze bevoegdheid ook over kan dragen aan een door hem aan te wijzen persoon.

 

Ad 2: Besluit Begroting en Verantwoording

In het BBV zijn een aantal zaken vermeld ten aanzien van de treasuryfunctie, zijnde:

  • De verplichting tot het opstellen van een financierings/treasuryparagraaf in zowel de begroting als de jaarrekening staat in artikel 9, lid 2d en artikel 26 van het Besluit begroting en verantwoording en (BVV).

  • In artikel 13 is vervolgens vermeld dat in de treasuryparagraaf minimaal de beleidsvoornemens ten aanzien van het risicobeheer van de financieringsportefeuille moet zijn opgenomen.

 

Ad 3: Wet fido

De Wet fido (Financiering Decentrale Overheden) heeft begin 2001 de Wet filo (Financiering Lagere Overheden) uit 1987 vervangen. In 2006 is de wet geëvalueerd en enigszins aangepast. In december 2013 is vervolgens de regelgeving ten aanzien van de verplichting tot schatkistbankieren toegevoegd.

 

Daarnaast gelden, als uitvloeisel van de Wet fido:

  • De uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden.

  • De regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden die is aangescherpt naar aanleiding van de problemen met de beleggingen in IJsland uit het najaar van 2008. In 2014 zijn deze regels wederom worden aangepast als gevolg van het beleidskader inzake het gebruik van financiële derivaten door (semi)publieke instelling.

  • De regeling schatkistbankieren decentrale overheden waarin de spelregels zijn vastgelegd ten aanzien van het verplichte aanhouden van overtollige liquide middelen bij ’s Rijks schatkist.

De hoofdzaken uit de Wet fido en bijbehorende regelingen zijn:

  • De gemeente gaat slechts leningen aan, zet middelen uit of verleent garanties ten behoeve van de publieke taak. Decentrale overheden kunnen binnen het wettelijke kader zelf bepalen wat zij tot hun publieke taak rekenen. Wel wordt terughoudendheid van de decentrale overheden verwacht en zal door de toezichthouder worden gekeken of de gemeente degelijk motiveert waarom een activiteit tot zijn publieke taak wordt gerekend.

Bij het vaststellen van criteria ten aanzien van het begrip en het doel van de publieke taak kunnen de volgende punten in ogenschouw genomen worden:

  • Op die gebieden waar de gemeente geen beleidsvormende c.q. stimulerende taak voor haar ziet weggelegd, worden in beginsel geen garanties/leningen verstrekt;

  • Pas als de raad van mening is dat het doel van de lening of garantie voldoende past in het (al) geformuleerde gemeentelijke beleid kan deze worden verstrekt. De mate waarin het doel van de lening of garantie past in het gemeentelijk beleid is mede af te lezen uit de wijze waarop de gemeente tot dan is omgegaan met de desbetreffende activiteiten, voorzieningen of organisaties;

  • Men doet er goed aan zich af te vragen wat het belang van de eigen inwoners van de gemeente is bij de bepaling van de desbetreffende taak.

    • De gemeente hanteert slechts derivaten of zet slechts middelen uit, anders dan ten behoeve van de publieke taak, indien deze uitzettingen of derivaten een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Hierbij worden minimumeisen gesteld aan de tegenpartijen waarbij uitzettingen mogen worden gedaan.

    • Het prudente gebruik van derivaten houdt in dat:

  • De inzet van derivaten is slechts toegestaan voor het afdekken van financiële risico’s.

  • Er moet sprake zijn van een gesloten positie dus de onderliggende waarde waarop het derivaat betrekking heeft, heeft gelijke modaliteiten (in omvang en looptijd) als de bijbehorende financieringsbehoefte of bijbehorende overtollige middelen. Het derivaat brengt geen groter risico met zich mee dan het risico dat ermee wordt afgedekt.

    • Een belangrijk uitgangspunt van de Wet fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. De kasgeldlimiet is opgenomen in de Wet fido ter beperking van het bedrag van de vlottende schuld waarover dagelijks renterisico wordt gelopen. Zo worden grote fluctuaties in de korte rentelasten vermeden. Bij een derde achtereenvolgende overschrijding wordt de toezichthouder op de hoogte gebracht tezamen met een plan om binnen de limiet te blijven in het lopende kwartaal. De toezichthouder kan ontheffing verlenen van de verplichting om onder de kasgeldlimiet te blijven.

    • Het renterisico op de vaste schuld van de gemeente overschrijdt de renterisiconorm niet. Deze norm beoogt de beperking van het bedrag van de vaste schuld waarover op termijn renterisico wordt gelopen. De renterisiconorm is een bedrag ter grootte van een percentage van het totaal van de vaste schuld van de gemeente bij aanvang van het jaar. De toezichthouder geeft een aanwijzing als hieraan niet wordt voldaan. Ook hier kan de toezichthouder ontheffing verlenen.

    • Overtollige liquide middelen moeten, behoudens het drempelbedrag, worden aangehouden bij ’s Rijks schatkist. Het drempelbedrag bedraagt 0,75% van het begrotingstotaal bij decentrale overheden met een begrotingsomvang dat kleiner is dan 500 miljoen euro. Bij een groter begrotingstotaal dan 500 miljoen euro, bedraagt het drempelbedrag 3,75 miljoen euro plus 0,2% over het meerdere dat 500 miljoen euro te boven gaat.

    • Aangezien vrijwel alle overtollig middelen belegd moeten worden bij ’s Rijks schatkist, zijn de regels ten aanzien van uitzettingen van gering belang geworden. Er gelden echter wel eisen voor de tegenpartijen waarmee zaken wordt gedaan, zijnde:

  • Het moeten financiële ondernemingen zijn.

  • Deze ondernemingen moeten in lidstaten gevestigd zijn die ten minste beschikken over een AA-rating, afgegeven door minimaal twee ratingbureaus.

  • De door deze ondernemingen uitgegeven waardepapieren moeten minimaal over aan AA minusrating beschikken, afgegeven door minimaal twee ratingbureaus. Indien de uitzetting een looptijd heeft van minder dan 3 maanden dan moet over minimaal een A-rating worden beschikt, wederom afgegeven door twee rating-bureaus.

  • Het bovenstaande geldt niet bij beleggingen in waardepapieren met een solvabiliteitsratio van 0% (doorgaans overheden).

 

 

Toelichting per artikel

 

Niet alle artikelen zijn voorzien van een toelichting, in het hierna volgende wordt zover nodig per artikel nog een nadere toelichting verstrekt.

 

Artikel 2 Uitgangspunten risicobeheer treasuryfunctie

Met de in artikel 2, lid 3 vermelde mantelovereenkomst wordt onder meer bedoeld het contract met de huisbankier waarmee afspraken zijn vastgelegd over daggeld- en kasgeldleningen. Voor dergelijke kortlopende leningen dient in ieder geval een offerte bij de huisbankier opgevraagd te worden. Overigens is de gemeente niet verplicht deze leningen bij de huisbankier aan te trekken dus kan de treasuryfunctie te allen tijde meerdere offertes opvragen.

In dit artikel worden al een tweetal verantwoordelijkheden/bevoegdheden benoemd, voor een totaaloverzicht van de verantwoordelijkheden en bevoegdheden wordt verwezen naar artikel 11.

 

Artikel 4 Richtlijnen en limieten externe financiering

De rente voor vlottende schuld is normaliter lager dan de rente op vaste schuld. Vandaar dat tot maximaal het bedrag van de kasgeldlimiet kort kan worden geleend alvorens tot consolidatie wordt overgegaan.

 

Bij het aantrekken van vaste schuld wordt gekeken naar de bestaande leningenportefeuille samen met de verwachte financieringsbehoefte die blijkt uit de liquiditeitsplanningen van de investeringen. Er wordt bij het aantrekken van langlopende leningen gezorgd voor een spreiding van het renterisico. Dit betekent dat de leningenportefeuille een evenwichtig aflossingspatroon kent en het renterisico langjarig binnen de voorgeschreven renterisiconorm blijft.

Onderhandse geldleningen zijn er in diverse vormen:

  • Lineaire leningen met een jaarlijks gelijkblijvende aflossing.

  • Annuïtaire leningen met een jaarlijkse gelijkblijvende betaling van rente en aflossing.

  • Fixe leningen waarbij jaarlijks slechts rente wordt betaald en aflossing van de gehele lening aan het einde van de looptijd plaatsvindt.

 

Een roll-over lening wordt uitgegeven op basis van een variabele rente die elke afgesproken periode (tussen 1 en 12 maanden) herzien wordt op basis van de dan actuele rentestand. Normaliter behoren deze leningen tot de kortlopende schulden (met looptijd van minder dan 1 jaar). Indien echter een cap (zie afgeleide financiële producten) wordt afgesloten, dan wordt het een langlopende geldlening met eenzelfde looptijd als de cap.

 

De Gemeente Almelo kan Medium Term Notes (MTN’s) uitgeven onder het programma ‘Ongelimiteerde Medium Term Note Programma Nederlandse Gemeenten’ dat in 1998 van start is gegaan. In de raad van 21 september 1998 heeft ingestemd met deelname van de Gemeente Almelo aan dit programma. Het voordeel van MTN’s kan zijn dat de rente lager is door de betere verhandelbaarheid van de notes ten opzichte van onderhandse geldleningen.

 

In het leningcontract van een onderhandse lening kan de clausule zijn opgenomen dat de mogelijkheid bestaat tot vervroegde aflossing van de restant hoofdsom van de lening. Doorgaans bestaat deze mogelijkheid voor de eerste maal na een looptijd van 10 jaren. Het benutten van deze clausule brengt wel extra kosten met zich mee in de vorm van een boete.

Vervroegde aflossing is interessant op het moment dat de huidig geldende rente lager is dan de rente die nu wordt betaald. Indien de contante waarde van de resterende rentebetalingen van een lening tegen de huidige rente, dus de rente waartegen eventueel hergefinancierd kan worden, lager is dan de contante waarde tegen de contractrente dan is vervroegde aflossing interessant. Om de administratieve kosten te dekken, wordt als vuistregel gehanteerd dat het voordeel groter moet zijn dan te betalen boete.

 

Artikel 6 Richtlijnen en limieten uitzettingen

Uitzettingen in de vorm van aandelen zijn niet toegestaan omdat deze in hoge mate gevoelig zijn voor marktbewegingen. Volgens de Wet fido is de aankoop van aandelen de gemeente slechts toegestaan als aantoonbaar is dat deze worden gekocht in het kader van de publieke taak. Conform artikel 160, lid 2 van de Gemeentewet zal het college alvorens tot aanschaf van aandelen over te gaan, een ontwerpbesluit hierover sturen aan de raad die wensen en bedenkingen kan uiten.

De genoemde randvoorwaarden zijn conform de ministeriële regeling ‘uitzettingen en derivaten decentrale overheden’ behorende bij de Wet fido.

De ratings moeten zijn afgegeven door één van de officiële ratingbureaus (bijvoorbeeld Standard & Poor’s, Moody’s of Fitch IBCA).

 

Artikel 7 Gemeenteleningen en gemeentegaranties

Het laatst vastgestelde gemeentelijk garantiebeleid stamt uit 1998. Samen met dit financieringsstatuut zijn dan ook de beleidsregels inzake gemeenteleningen en gemeentegaranties geactualiseerd. Met deze actualisatie houden wij rekening met de tussentijdse ontwikkelingen en willen wij de risico’s voor de gemeente zoveel mogelijk beperken. Deze beleidsregels zijn door het college van B&W vastgesteld.

 

Artikel 8 Liquiditeitsbeheer

Om de treasuryfunctie goed te kunnen uitoefenen is het van belang om grip te hebben op het liquiditeitsverloop van de gemeentelijke organisatie. Een gestructureerde integrale liquiditeitsplanning is daarbij een essentiële voorwaarde. Daarbij wordt gestreefd naar een liquiditeitenprognose van minimaal 1 jaar en liquiditeitsplanning van maximaal 4 jaren. De doorkijk naar 4 jaar vergt nog enige inspanning van de organisatie. De vervolmaking van deze 4 jarige planningsperiode zal dan ook gefaseerd plaats vinden.

 

 

 

Bijlage 1: Verklarende woordenlijst

 

Aandeel: Bewijs van deelname in het kapitaal van een vennootschap.

 

Activa in gebruik: Elk werk dat op balansdatum gereed is en voor eigen gebruik bestemd is.

 

Activa in uitvoering: Elk werk dat op balansdatum nog niet gereed is en voor eigen gebruik bestemd is.

 

Consolidatie: Het omzetten van korte financieringsmiddelen in lange financiering.

 

Contante waarde: Dit is de waarde van toekomstige (uit- en/of ingaande) geldstromen op het huidige tijdstip. Deze wordt berekend door de geldstromen te disconteren naar het huidige tijdstip tegen het nu geldende rentetarief.

 

Daggeld (callgeld): Lening of deposito voor één dag tegen een vast rentepercentage.

 

Deposito :Niet-verhandelbare belegging bij een financiële instelling, waarbij een bedrag voor een vaste periode tegen een vast rentepercentage wordt weggezet.

 

Derivaten: Financiële instrumenten belichaamd in contracten waarin de voorwaarden zijn vastgelegd waartegen een transactie op een bepaald moment zal of kan plaatsvinden en waarvan de waarde afhankelijk is van één of meer onderliggende activa, referentieprijzen of indices.

 

Drempelbedrag: Een bedrag ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar dat niet belegd hoeft te worden bij ’s Rijks schatkist.

 

Externe financiering: Het aantrekken van middelen uit bronnen die buiten de organisatie liggen.

Financieringsbehoefte: De behoefte om uit interne of externe bronnen vermogen aan te trekken voor de dekking van de vermogenbehoefte.

 

Financiële vaste activa: Bezittingen van een gemeente waarvan het daarvoor benodigde vermogen voor een periode langer dan een jaar is vastgelegd. Het zijn de bezittingen die een gemeente die bestaan uit kapitaalgoederen zoals deelnemingen in andere organisatie, aandelen, langlopende verstrekte geldleningen en andere financiële vorderingen.

 

Geldmarkt: Financiële markt voor het aantrekken of uitzetten van gelden met een looptijd van minder dan 1 jaar.

 

Integrale financiering: Vorm van financiering waarbij de vermogensbehoefte van de organisatie als geheel wordt betrokken, in tegenstelling tot projectgewijze financiering.

 

Interne financiering: De financiering door het aanwenden van geldmiddelen die al in de organisatie aanwezig zijn.

 

Kapitaalmarkt: Financiële markt voor het aantrekken of uitzetten van gelden met een looptijd van langer of gelijk aan 1 jaar.

 

Kasgeldlening: Lening met een looptijd van maximaal 1 jaar tegen een vast rentepercentage en een aflossing ineens aan het einde van de looptijd.

 

Kasgeldlimiet: Een bedrag ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar.

 

Koersrisico: Het risico dat voortvloeit uit de mogelijkheid dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen.

 

Kredietrisico: Het risico dat voortvloeit uit de mogelijkheid op een waardedaling van de vorderingspositie ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie.

 

Materiële vaste activa: Bezittingen van een gemeente waarvan het daarvoor benodigde vermogen voor een periode langer dan een jaar is vastgelegd. Het zijn de bezittingen die een gemeente gebruikt voor de bedrijfsvoering, niet om te verkopen. Deze bezittingen zijn, in tegenstelling tot immateriële en financiële vaste activa, stoffelijk van aard.

 

Lidstaat: Een staat die lid is van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

 

Limiet: Een type richtlijn die de (uiterste) grens aangeeft van een bepaalde handeling, verantwoordelijkheid en/of bevoegdheid.

 

Liquide middelen: De direct opvraagbare financiële middelen van de organisatie.

 

Liquiditeitsrisico: Het risico dat verbonden is aan het onvoorzien ontstaan van tekorten op kortlopende geldmiddelen.

 

Mandaat: Het opdragen van taken en bevoegdheden. Degene die de taak overdraagt, blijft zelf verantwoordelijk. Mandaatverlening aan ondergeschikte ambtenaren is altijd mogelijk. Mandaatbesluiten hebben betrekking op de verdeling van interne bevoegdheden en behoeven niet openbaar gemaakt te worden.

 

Medium Term Note (MTN): Verhandelbare schuldtitels aan toonder, met een minimum looptijd van twee jaar en een omvang van minimaal € 500.000. Maakt onderdeel uit van een medium term note programma.

 

Netto-vlottende schuld: Het gezamenlijk bedrag van:

• de opgenomen gelden met een oorspronkelijke rentetypische looptijd van korter dan één jaar

• de schuld in rekening-courant

• de voor een termijn van korter dan één jaar ter bewaring in kas gestorte gelden van derden

• overige geldleningen die geen onderdeel uitmaken van de vaste schuld;

verminderd met het bedrag van:

• de contante gelden in kas

• de tegoeden in rekening-courant

• de overige uitstaande gelden met een rentetypische looptijd van korter dan één jaar.

 

Onderhandse geldlening: Schuldpapier op (middel)lange termijn dat niet genoteerd staat aan een beurs maar dat volledig op maat wordt afgesproken tussen geldgever en geldnemer. Vaak komen transacties tot stand met behulp van bemiddelaars.

 

Projectfinanciering: Vorm van financiering waarbij voor een enkel project de financiering wordt geregeld, in tegenstelling tot integrale financiering waarbij de gehele gemeentelijke financieringsbehoefte is betrokken.

 

Rating: Taxatie van de kredietwaardigheid van een financiële onderneming of een land, bepaald door een ratingbureau.

 

Rekening-courant: Lopende rekening tussen twee partijen waarop de onderlinge vorderingen of schulden staan vermeld.

 

Renteomslagpercentage: De rekenrente waarmee de betaalde rente wordt verdeeld over de bestaande investeringen in vaste activa.

 

Renterisico: Het risico dat voortvloeit uit de mogelijkheid dat in de toekomst de rentelasten van het vreemd vermogen hoger respectievelijk dat de renteopbrengsten van activa lager zullen zijn dan een bestuurlijk wenselijk geacht niveau, c.q. het in de meerjarenraming en begroting geraamde niveau.

 

Renterisiconorm: Een bedrag ter grootte van een percentage van het totaal van de vaste schuld van het openbare lichaam bij aanvang van het jaar.

 

Rentetypische looptijd: De looptijd tussen twee momenten waarop een tussentijdse aanpassing van de contractuele rente plaatsvindt. 21

 

Rentevisie: Toekomstverwachting over de ontwikkeling van de rente op basis waarvan een financierings- en uitzettingenbeleid wordt gevoerd.

 

Richtlijn: Een bindend voorschrift c.q. aanwijzing van een te volgen handelswijze.

 

Roll-over lening: Een financieringsvorm op middellange termijn met een variabele rente die gekoppeld is aan de geldmarktrente. De rente heeft een looptijd van 1, 2, 3, 6 of 12 maanden.

 

Saldo rentecompensatiecircuit: De debet- en credit saldi van meerdere rekeningen van een organisatie bij eenzelfde financiële instellingen worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo; en over dit gecombineerde saldo berekent de bank de te betalen of ontvangen rente.

 

Treasurybeleid: Bestaat uit de uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten, de organisatorische en administratieve kaders, de informatievoorziening en de administratieve organisatie ter uitvoering van de treasuryfunctie.

 

Treasuryfunctie: Omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheren van de financiële stromen en voorraad financiën van een organisatie, alsmede de daaruit voortvloeiende risico’s.

 

Uitzetting: Belegging in een vastrentende waarde.

 

Valutarisico: Het risico dat voortvloeit uit de mogelijkheid dat op een bepaald moment de waarde van de vreemde valutastromen, uitgedrukt in eigen valuta, afwijkt van hetgeen verwacht werd op het beslissingsmoment.

 

Vaste schuld: Schuldtitels met een looptijd van minimaal één jaar en één dag.

 

Vastrentende waarde: Vermogenstitels met een vaste renteopbrengst.

 

Vlottende schuld Schuldtitels met een looptijd van maximaal één jaar.