Organisatie | Westland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene Plaatselijke Verordening Westland 2010 |
Citeertitel | Algemene Plaatselijke Verordening Westland 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | Openbare orde en veiligheid |
Deze regeling is vervangen door de Algemene plaatselijke verordening Westland 2015.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 01-01-2015 | intrekking | 16-12-2014 | 14-0483433 | |
01-04-2014 | 01-01-2015 | art. 2:3, 2:10, 2:11, 2:12, 2:29, 2:44, 2:57, 2:58, 2:60, 2:64, 2:68, 4:17, 4:19, 5:2, 5:6, 5:12, 5:20, 5:32, 5:33, 5:69 | 28-01-2014 Elektronisch Gemeenteblad, 24-03-2014 | 13-0176757 | |
04-01-2013 | 01-02-2014 | art. 4:15 | 27-11-2012 Gemeenteblad Westland, 27-12-2012 | Gbw 2012, 62 | |
24-02-2012 | 04-01-2013 | art. 4:10, 4:11 | 24-01-2012 Gemeenteblad Westland, 16-02-2012 | Gbw 2012, 09 | |
07-01-2012 | 24-02-2012 | art. 1:8, 1:9, 1:10, 2:1, 2:29, 2:44, 2:47, 2:57, 2:71, 2:73, 2:74a, 4:3, 4:10, 4:11, 5:60, 5:61, 5:63, 5:64, 5:70, 6:5, 6:6 | 20-12-2011 Gemeenteblad Westland, 29-12-2011 | Gbw 2011, 69 | |
22-10-2010 | 07-01-2012 | nieuwe regeling | 05-10-2010 Gemeenteblad Westland 2010 nr. 34 d.d. 14-10-2010 | besluitenlijst b&w d.d. 24-08-2010, nr. 5B.1.1 |
De raad van de gemeente Westland;
gelezen het voorstel van het college van 24 augustus 2010, nr 5B.1.1;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;
overwegende dat het aanbeveling verdient regels te stellen ter handhaving van de openbare orde;
vast te stellen de Algemene plaatselijke verordening Westland 2010.
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
a. openbare plaats: een voor het publiek toegankelijke plaats, waaronder begrepen de weg als bedoeld onder b;
b. weg: wegen als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder b van de Wegenverkeerswet 1994;
c. openbaar water: alle wateren die, al dan niet met enige beperking, voor het publiek bevaarbaar of anderszins toegankelijk zijn;
d. bebouwde kom: de bebouwde kom of kommen waarvan gedeputeerde staten de grenzen hebben vastgesteld overeenkomstig artikel 27, tweede lid van de Wegenwet;
e. rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht;
f. voertuigen: alle voertuigen als bedoeld in artikel 1, onder a, al en ia van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van:
2. kruiwagens, kinderwagens en dergelijke kleine voertuigen.
g. vaartuigen: alle vaartuigen, daaronder mede verstaan drijvende werktuigen, alsmede woonschepen, glijboten en ponten;
h. woonschepen: schepen uitsluitend en hoofdzakelijk als woning gebezigd of tot woning bestemd;
i. bouwwerk: bouwwerk als bedoeld in artikel 1 van de Bouwverordening Westland 2005 ;
j. gebouw: gebouw als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder c van de Woningwet;
k. handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;
l. college: het college van burgemeester en wethouders;
m. bevoegde gezag: tot de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) het college. Vanaf de inwerkingtreding van de Wabo het bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wabo;
n. bevoegde bestuursorgaan: het college of de burgemeester of het bevoegde gezag.
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning en ontheffing
Een vergunning of ontheffing verleend krachtens deze verordening is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van besluit
Een krachtens deze verordening genomen besluit kan geheel, gedeeltelijk, tijdelijk of permanent worden ingetrokken of gewijzigd:
a. indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;
b. indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het nemen van het besluit moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan het besluit is vereist;
c. indien de aan het besluit verbonden voorschriften of beperkingen niet zijn of worden nagekomen;
d. indien van het besluit geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij gebrek aan een dergelijke termijn, binnen een redelijke termijn;
Een krachtens deze verordening genomen besluit geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij of krachtens deze verordening dan wel het besluit anders is bepaald of de aard van het besluit zich daartegen verzet.
Een vergunning of ontheffing kan door het daartoe bevoegde gezag in ieder geval worden geweigerd in het belang van:
Artikel 1:9 Lex Silencio Positivo van toepassing
Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is van toepassing voor de volgende artikelen in deze verordening:
AFDELING 1: BESTRIJDING VAN ONGEREGELDHEDEN
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
Eenieder die op een openbare plaats aanwezig is bij enig voorval waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
Artikel 2:1a Vermommingen bij samenscholing en ongeregeldheden
Het is verboden zich zonder redelijk doel gemaskerd, vermomd of op andere wijze onherkenbaar gemaakt te bevinden op een openbare plaats bij enig voorval waar wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan of aanwezig te zijn bij een samenscholing.
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
a. naam en adres van degene die de betoging houdt;
c. de datum waarop de betoging wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en van beëindiging;
d. de plaats en, voor zover van toepassing, de route en de plaats van beëindiging;
e. voor zover van toepassing, de wijze van samenstelling;
f. maatregelen die degene die de betoging houdt zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen.
AFDELING 5: BRUIKBAARHEID EN AANZIEN VAN EEN OPENBARE PLAATS
Artikel 2:10 Voorwerpen of stoffen op, aan of boven een openbare plaats
1. Het is verboden een openbare plaats anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, als:
a. het beoogde gebruik schade toebrengt aan de openbare plaats, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de openbare plaats of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de openbare plaats;
b. het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.
Artikel 2:11 Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Het verbod geldt voorts niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet, de Wegenverordening Zuid-Holland (2010), de Waterschapskeur, de Telecommunicatiewet en de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening gemeente Westland.
AFDELING 6: VEILIGHEID OP DE WEG
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of daaraan op andere wijze hinder of gevaar oplevert.
Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Artikel 2:23 Veiligheid op het ijs
a. voor het publiek toegankelijke ijsvlakten te beschadigen, te verontreinigen, te versperren of het verkeer daarop op enige andere wijze te belemmeren of in gevaar te brengen;
b. bakens of andere voorwerpen ten behoeve van de veiligheid geplaatst op de onder a bedoelde ijsvlakten te verplaatsen, weg te nemen, te beschadigen of op enige andere wijze het gebruik daarvan te verijdelen of te belemmeren.
Artikel 2:24 Begripsomschrijving
1. In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:
b. markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid aanhef en onder h van de Gemeentewet en artikel 5:22 van deze verordening;
c. kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;
d. het in een inrichting in de zin van de Drank- en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;
e. betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;
f. activiteiten als bedoeld in artikel 2:9 en 2:39 van deze verordening;
g. een wedstrijd op of aan de weg voor zover in het geregelde wordt voorzien door artikel 10 juncto 148 van de Wegenverkeerswet 1994.
Geen vergunning is vereist voor een klein evenement, indien:
a. het ten hoogste één dag duurt;
b. het aantal aanwezigen niet meer bedraagt dan 100 personen van 16 jaar of ouder;
c. het evenement tussen 09.00 en 24.00 uur plaats vindt op maandag tot en met zaterdag;
d. het niet plaatsvindt op een erkende, nationale feest- of gedenkdag;
e. geen overmatige geluidshinder wordt veroorzaakt en geen muziek ten gehore wordt gebracht na 23.00 uur;
f. veroorzaakt geen of zeer geringe beperking van het gebruik van de openbare weg en het is niet noodzakelijk om meerdere verkeersmaatregelen te treffen;
g. slechts kleine objecten worden geplaatst met een oppervlakte van minder dan 10 m2 per object;
i. de organisator binnen 15 werkdagen voorafgaand aan het evenement daarvan melding heeft gedaan aan de burgemeester.
Artikel 2:25a Aanvullende eisen voor grote evenementen
1. Onder 'groot evenement' wordt voor de toepassing van dit artikel verstaan:
a. een evenement met meer dan 600 bezoekers per dag, of;
b. een evenement of een gedeelte daarvan dat wordt georganiseerd in een aaneengesloten periode van meer dan twee achtereenvolgende dagen, of;
c. een evenement dat naar het oordeel van de burgemeester ernstige gevolgen kan hebben voor de openbare orde.
AFDELING 8: TOEZICHT OP OPENBARE INRICHTINGEN
Artikel 2:27 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
a. openbare inrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder openbare inrichting wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis. Onder openbare inrichting wordt tevens verstaan een bij dit bedrijf behorend terras en andere aanhorigheden;
b. terras: een buiten de besloten ruimte van de openbare inrichting liggend deel waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.
Artikel 2:28 Exploitatievergunning openbare inrichting
Bij de toepassing van de in het derde lid genoemde weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk waarin de openbare inrichting is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van de openbare inrichting en de spanning waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie.
Het is de exploitant van een openbare inrichting behorende bij, op of in een sportaccommodatie, verboden dit voor bezoekers geopend te hebben, aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven gedurende andere tijden dan de tijd gelegen tussen een uur voor en een uur na het gebruik overeenkomstig de bestemming van de sportaccommodatie, met dien verstande dat het de exploitant van de openbare inrichting verboden is dit voor bezoekers geopend te hebben of aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven tussen 01.00 en 06.00 uur.
Het is de exploitant van een openbare inrichting waar tegen vergoeding, al dan niet door middel van een automaat, eetwaren of alcoholvrije dranken voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, verboden dit voor bezoekers geopend te hebben en aldaar bezoekers te laten verblijven tussen 02:00 en 06:00 uur, met dien verstande dat na 01:30 geen bezoekers mogen worden toegelaten.
De burgemeester kan 10 keer per kalenderjaar ontheffing verlenen van het in het eerste, tweede en derde lid gestelde verbod, met dien verstande dat voor openbare inrichtingen die gevestigd zijn op het Noordzeestrand er maximaal 6 keer per kalenderjaar kan worden verleend. De ontheffing kan worden verleend tot 04.00 uur.
Artikel 2:31 Verboden gedragingen
Het is verboden in een openbare inrichting:
b. zich te bevinden in een openbare inrichting gedurende de tijd dat het bedrijf krachtens artikel 2:29 of ingevolge een op grond van artikel 2:30 genomen besluit gesloten dient te zijn.
AFDELING 9: TOEZICHT OP INRICHTINGEN TOT HET VERSCHAFFEN VAN NACHTVERBLIJF
Artikel 2:35 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder inrichting: elke al dan niet besloten ruimte, waarin in de uitoefening van beroep of bedrijf aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft.
Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of de exploitatie of feitelijke leiding van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de exploitant of feitelijke leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, betrekking, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken.
AFDELING 10: TOEZICHT OP SPEELGELEGENHEDEN
Artikel 2:39 Speelgelegenheden
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op:
a. speelautomatenhallen waarvoor op grond van artikel 30c, eerste lid aanhef en onder c van de Wet op de Kansspelen vergunning is verleend;
b. speelgelegenheden waarvoor de minister van Justitie of de Kamer van Koophandel bevoegd is vergunning te verlenen;
c. speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoel in artikel 7c van de Wet op de Kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder a van de Wet op de Kansspelen te verrichten.
De burgemeester weigert de vergunning:
a. indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de speelgelegenheid of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de exploitatie van de speelgelegenheid;
b. indien de exploitatie van een speelgelegenheid in strijd is met een geldend bestemmingsplan.
In dit artikel wordt verstaan onder:
a. Wet: de Wet op de Kansspelen;
b. kansspelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, aanhef en onder c, van de Wet;
c. hoogdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, aanhef en onder d, van de Wet;
d. laagdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, aanhef en onder e, van de Wet.
AFDELING 11: MAATREGELEN TEGEN OVERLAST EN BALDADIGHEID
Artikel 2:42 Plakken en kladden
Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende van een openbare plaats of op dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is:
a. een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding aan te plakken, te doen aanplakken, op andere wijze aan te brengen of te doen aanbrengen;
b. met kalk, krijt, teer of een kleur- of verfstof een afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of te doen aanbrengen.
Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen
In dit artikel wordt onder inbrekerswerktuigen in elk geval verstaan: lopers, valse sleutels, touwladders, lantaarns of enig ander gereedschap, voorwerp of middel, dat ertoe kan dienen zich onrechtmatig de toegang tot een woning, vaartuig, voertuig, woonschip, gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken,ontdekking te bemoeilijken, wederrechtelijke verkrijging te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden zonder ontheffing van het college zich te bevinden in of op bij de gemeente in onderhoud zijnde parken, wandelplaatsen, plantsoenen, groenstroken of grasperken, buiten de daarin gelegen wegen of paden.
Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
a. op een openbare plaats te klimmen of zich te bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hekheining of andere afsluiting, verkeersmeubilair en daarvoor niet bestemd straatmeubilair;
b. zich op een openbare plaats zodanig op te houden dat voor gebruikers van de openbare plaats of bewoners van nabij de openbare plaats gelegen woningen, scholen, bedrijven of andere instellingen onnodig overlast of hinder wordt veroorzaakt.
De verboden uit het eerste lid gelden niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet milieubeheer, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Vaarwegenverordening Zuid-Holland of de Verordening Bescherming Landschap en Natuur Zuid-Holland.
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Artikel 2:50b Verblijfsontzegging
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan degene die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht een verbod opleggen om zich gedurende 24 uur te bevinden op in dat verbod aangewezen plaatsen, waar of in de nabijheid waarvan de gedragingen hebben plaatsgehad.
Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan degene aan wie eerder een verbod als bedoeld in het eerste lid is opgelegd en ten aanzien van wie wordt geconstateerd dat hij opnieuw strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een verbod opleggen om zich gedurende een in dat verbod genoemd tijdvak van ten hoogste acht weken te bevinden op in dat verbod aangewezen plaatsen, waar of in de nabijheid waarvan de gedragingen hebben plaatsgehad.
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt, kermisterrein e.d.
Het is verboden op de door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits dit verbod bekend is bij de bezoekers van het terrein.
Artikel 2:57 Loslopende honden
Het is de eigenaar of houder van een van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen:
a. op een openbare plaats zonder dat die hond aangelijnd is;
b. op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide of op een andere door het college aangewezen plaats;
c. op een openbare plaats zonder voorzien te zijn van een identificatiemerk dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen.
De verboden genoemd in het eerste lid, aanhef en onder a en b gelden niet voorzover de eigenaar of houder van een hond zich vanwege zijn handicap door een geleidehond laat begeleiden en de hond als zodanig aantoonbaar gekwalificeerd is of indien een eigenaar of houder van een hond deze aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond.
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden
Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen op een openbare plaats of op het terrein van een ander:
a. anders dan kort aangelijnd nadat het college aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat het die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en een aanlijngebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt;
b. anders dan kort aangelijnd en voorzien van een muilkorf nadat het college aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat het die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en een aanlijn- en muilkorfgebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt.
In het eerste lid wordt verstaan onder:
a. muilkorf: een muilkorf vervaardigd van stevige kunststof, of van stevig leer of van beide stoffen, die door middel van een stevige leren riem rond de hals zodanig is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is en die zodanig is ingericht dat de drager geen mens of dier kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn;
b. kort aanlijnen: aanlijnen van een hond met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, die niet langer is dan 1,50 meter.
De rechthebbende op vee dat zich bevindt in een aan een weg liggend weiland of terrein, dat niet van die weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die weg niet kan bereiken.
AFDELING 12: BEPALINGEN TER BESTRIJDING VAN HELING VAN GOEDEREN
Artikel 2:66 Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt verstaan onder handelaar: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
De handelaar is verplicht, in een doorlopend en een door of namens de burgemeester gewaarmerkt register, aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt. In dit register vermeldt hij onverwijld:
a. het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;
b. de datum van verkoop of overdracht van het goed;
c. een omschrijving van het goed, daaronder voor zover mogelijk begrepen soort, merk en nummer van het goed;
d. de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed;
e. de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen.
Artikel 2:71 Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk:
a. consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit), van toepassing is.
b. Carbidschieten: het in een (melk)bus, container of opslagvat of ander daarmee gelijk te stellen voorwerp op explosieve wijze verbranden van acetyleengas, afkomstig van een reactie tussen calciumacetylide (carbid) en water of gasmengsels met vergelijkbare eigenschappen.
Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen
Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, zonder een vergunning van het college.
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Onverminderd de Opiumwet is het verboden op of aan een openbare plaats post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan een openbare plaats in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
AFDELING 15: BESTUURLIJKE OPHOUDING, VEILIGHEIDSRISICOGEBIEDEN EN CAMERATOEZICHT OP OPENBARE PLAATSEN
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen artikel 2:1 (Samenscholingsverbod), 2:10 (Voorwerpen of stoffen op, aan of boven de weg), 2:11 (Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg), 2:16 (Openen straatkolken e.d.), 2:25 (Evenement), 2:47 (Hinderlijk gedrag op of aan de weg), 2:48 (Hinderlijk drankgebruik), 2:49 (Hinderlijk gedrag bij of in gebouwen), 2:50 (Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten), 2:73 (Bezigen consumentenvuurwerk tijdens jaarwisseling) of 5:34 (Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken) van de Algemene plaatselijke verordening Westland 2010 groepsgewijs niet naleven.
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een openbare plaats met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet besluiten tot plaatsing van vaste camera's voor een bepaalde duur ten behoeve van toezicht op een openbare plaats en op voor publiek toegankelijke plaatsen.
HOOFDSTUK 3 SEKSINRICHTINGEN, SEKSWINKELS, STRAATPROSTITUTIE E.D.
AFDELING 1: BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN
Artikel 3:1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
a. prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
b. prostituee/prostitué: degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
c. seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
d. escortbedrijf: de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;
e. sekswinkel: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografisch aard aan particulieren plegen te worden verkocht of verhuurd;
f. exploitant: de natuurlijke persoon of personen of rechtspersoon of rechtspersonen die een seksinrichting of escortbedrijf exploiteert en de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon of rechtspersonen bevoegde natuurlijke persoon of personen;
g. beheerder: de natuurlijke persoon of personen die de onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent in een seksinrichting of escortbedrijf;
h. bezoeker: degene die aanwezig is in een seksinrichting, met uitzondering van:
4. het personeel dat in de seksinrichting werkzaam is;
5. toezichthouders die zijn aangewezen op grond van artikel 6:2;
6. andere personen wier aanwezigheid in de seksinrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.
AFDELING 2: SEKSINRICHTINGEN, STRAATPROSTITUTIE, SEKSWINKELS E.D.
1.Het is verboden een seksinrichting of escortbedrijf te exploiteren of te wijzigen zonder vergunning van het bevoegde bestuursorgaan. 2. In de aanvraag om vergunning en in de vergunning wordt in ieder geval vermeld:
a. de persoonsgegevens van de exploitant;
b. de persoonsgegevens van de beheerder;
c. de aard van de seksinrichting of het escortbedrijf;
d. een plattegrond van de seksinrichting met een schaal van tenminste 1:100 waarop duidelijk de inrichting en de bestemming van de werkruimten is aangegeven;
e. de plaatselijke en kadastrale ligging van de seksinrichting door middel van een situatietekening met een schaal van tenminste 1:1000;
f. het aantal werkzame prostituees/prostitués;
g. bewijs van inschrijving in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel;
h. het bewijs waaruit blijkt dat de exploitant zelfstandig gerechtigd is tot het gebruik van de ruimte bestemd voor de seksinrichting.
Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder
Naast de gestelde eisen in het eerste lid, zijn de exploitant en de beheerder niet:
a. met toepassing van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst of met toepassing van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht ter beschikking gesteld;
b. binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafverordening is toegelaten;
c. binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid onder a, van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
o bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen;
o de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240b, 242 tot en met 249, 252, 250a (oud), 273a, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 426, 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht;
o de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;
o de artikel 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de kansspelen;
Met een veroordeling als bedoeld in het tweede lid wordt gelijk gesteld:
a. vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid onder a van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid onder a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan 375 euro bedraagt;
b. een bevel tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf.
De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting die of escortbedrijf dat voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten of waarvan de vergunning als bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, is ingetrokken tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.
Artikel 3:7 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting
Met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen of in geval van strijdigheid met de bepalingen in dit hoofdstuk kan het bevoegde bestuursorgaan:
a. tijdelijk andere dan de krachtens artikel 3:6, eerste of tweede lid, geldende sluitingsuren vaststellen;
b. van een afzonderlijke seksinrichting al dan niet tijdelijk de gedeeltelijke of algehele sluiting bevelen.
Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:
a. geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie en;
b. geen prostitutie wordt uitgeoefend door personen in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.
Het is verboden door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken. Voorts is het verboden op een openbare plaats gebruik te maken van de diensten van een prostitué/prostituee dan wel op enigerlei wijze in te gaan op voorstellen, in welke vorm dan ook, om van die diensten gebruik te maken. Onder ingaan op voorstellen wordt mede verstaan het laten instappen of meerijden van een prostitué/prostituee in of op een voertuig.
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.
Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin of daarop goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen van erotisch-pornografische aard openlijk ten toon te stellen, aan te bieden of aan te brengen dan wel dit toe te laten:
a. indien het bevoegde bestuursorgaan aan de rechthebbende heeft bekendgemaakt dat de wijze van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen daarvan de openbare orde of de woon- en leefomgeving in gevaar brengt;
b. anders dan overeenkomstig de door het bevoegde bestuursorgaan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving gestelde regels.
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
AFDELING 3: BESLISSINGSTERMIJN; WEIGERINGSGRONDEN
Artikel 3:13 Weigeringsgronden
De vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, wordt geweigerd indien:
a. de exploitant of de beheerder niet voldoet aan de in artikel 3:5 gestelde eisen;
b. de vestiging of de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan, stadvernieuwingsplan of leefmilieuverordening;
c. er aanwijzingen zijn dat in de seksinrichting of het escortbedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht of met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.
In aanvulling op artikel 1:8 kan de vergunning als bedoeld in artikel 3:4, eerste lid worden geweigerd:
a. in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;
b. in het belang van het woon- en leefklimaat;
c. in het belang van de veiligheid van personen of goederen;
d. in het belang van de verkeersvrijheid of verkeersveiligheid;
e. in het belang van de gezondheid of zedelijkheid;
f. in het belang van de arbeidsomstandigheden van de prostituee/prostitué.
HOOFDSTUK 4. BESCHERMING VAN HET MILIEU EN HET NATUURSCHOON EN ZORG VOOR HET UITERLIJK AANZIEN VAN DE GEMEENTE
AFDELING 1: GELUIDHINDER EN VERLICHTING
Artikel 4:1a Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
a. Besluit: het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;
b. inrichting: inrichting type A of type B zoals bedoeld in het Besluit;
c. houder van een inrichting: degene die als eigenaar, bedrijfsleider, beheerder of anderszins een inrichting drijft;
d. collectieve festiviteit: festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen is verbonden;
e. incidentele festiviteit: festiviteit of activiteit die gebonden is aan één of een klein aantal inrichtingen;
f. geluidsgevoelige gebouwen: woningen en gebouwen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige gebouwen met uitzondering van gebouwen behorende bij de betreffende inrichting;
g. geluidsgevoelige terreinen: terreinen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige terreinen met uitzondering van terreinen behorende bij de betreffende inrichting;
h. onversterkte muziek: muziek die niet elektronisch is versterkt.
Artikel 4:1b Horeca,- sport- en recreatie-inrichting
In deze paragraaf wordt verstaan onder 'Horeca-, sport- en recreatie-inrichting': een inrichting type A of type B zoals bedoeld in het Besluit waarbij:
a. uitsluitend of in hoofdzaak sprake is van:
o een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis, clubhuis of daaraan verwante inrichting waar tegen vergoeding logies wordt verstrekt, dranken worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt, of;
o een gelegenheid tot zwemmen of baden.
b. uitsluitend of in hoofdzaak sprake is van een of meer voorzieningen of installaties voor:
o het in een besloten ruimte dansen of geven van dansonderricht;
o het in een besloten ruimte onderrichten van muziek of toneel of oefenen of houden van muziek-, toneel- of daarmee verwante uitvoeringen;
o het in een besloten ruimte vertonen van films, houden van presentaties, vergaderingen of congressen of tentoonstellen van gebruiksvoorwerpen of voortbrengsels van kunst, cultuur of wetenschap;
o het in de open lucht of in een besloten ruimte beoefenen van sport in wedstrijdverband ter voorbereiding van wedstrijden of voor recreatieve doeleinden, of;
o het in de open lucht vertonen van films, houden van muziek-, toneel- of daarmee verwante uitvoeringen of houden van tentoonstellingen van gebruiksvoorwerpen of voortbrengsels van kunst, cultuur of wetenschap.
c. uitsluitend of in hoofdzaak gelegenheid wordt geboden tot het deelnemen aan kansspelen of om mee te dingen naar prijzen of premies door enige kansbepaling of tot het gebruiken van speelautomaten, of;
d. uitsluitend of in hoofdzaak:
o recreatief dagverblijf wordt geboden of waar een of meer voorzieningen aanwezig zijn voor recreatieve doeleinden;
o recreatief nachtverblijf wordt geboden in ten hoogste 400 vakantiewoningen, of;
o recreatief nachtverblijf wordt geboden in ten hoogste 750 trekkershutten.
e. uitsluitend of in hoofdzaak sprake is van een samenstel van bedrijvigheden als bedoeld onder a tot en met d.
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De voorschriften met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Artikel 4:3 Kennisgeving van incidentele festiviteit
Het is een inrichting toegestaan maximaal twaalf incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal vier incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximaal geluidsniveau LAmax veroorzaakt door de inrichting bedraagt tijdens een incidentele festiviteit niet meer dan de toegestane geluidsnorm verhoogd met 10 dB(A), gemeten op de gevel van geluidgevoelige gebouwen op een hoogte van 1,5 meter.
Op de dagen als bedoeld in het eerste lid wordt het ten gehore brengen van extra muziek - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening - uiterlijk om 01.00 uur beëindigd. De geluidsnorm is exclusief 10 dB(A) aftrek vanwege muziekcorrectie.
Artikel 4:5 Onversterkte muziek
a. de in de tabel aangegeven waarden binnen in- of aanpandige gevoelige gebouwen niet gelden indien de gebruiker van deze gevoelige gebouwen geen toestemming geeft voor het in redelijkheid uitvoeren of doen uitvoeren van geluidsmetingen;
b. de in de tabel aangegeven waarden op de gevel ook gelden bij gevoelige terreinen op de grens van het terrein;
c. de waarden in in- en aanpandige gevoelige gebouwen, voor zover het woningen betreft, gelden in geluidsgevoelige ruimten en verblijfsruimten;
d. bij het bepalen van de geluidsniveaus zoals vermeld in de tabel geen bedrijfsduurcorrectie wordt toegepast.
Voor de duur van 10 uur in de week is onversterkte muziek, vanwege het oefenen door muziekgezelschappen zoals orkesten, harmonie- en fanfaregezelschappen, in een inrichting gedurende de dag- en avondperiode uitgezonderd van de genoemde geluidsniveaus in het eerste lid. Indien versterkte elementen worden gecombineerd met onversterkte elementen, wordt het hele samenspel beschouwd als versterkte muziek en is het Besluit van toepassing.
AFDELING 3: HET BEWAREN VAN HOUTOPSTANDEN
Artikel 4:10 Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt verstaan onder:
vellen: afzagen, afhakken kappen, rooien, snoeien van meer dan 30 procent van het kroonvolume, met inbegrip van maatregelen als kandelaberen, verplanten of het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood, ernstige beschadigingen of ernstige ontsiering van de boom ten gevolge kan hebben.
AFDELING 4: MAATREGELEN TEGEN ONTSIERING EN STANKOVERLAST
Artikel 4:13 Opslag van voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen e.d.
Het is verboden op een door het college aangewezen plaats buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht en buiten de weg gelegen in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
a. onbruikbare of aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen of onderdelen daarvan;
b. bromfietsen en motorvoertuigen of onderdelen daarvan;
c. kampeermiddelen als bedoeld in artikel 4:17 of onderdelen daarvan, indien het plaatsen of aanwezig hebben daarvan geschiedt voor verkoop of verhuur of anderszins voor een commercieel doel;
d. mestopslag, gierkelder of andere verzamelplaatsen van vuil, een verzameling ingekuild gras, loof of pulp of ingekuilde landbouwproducten, afbraakmaterialen en oude metalen.
Artikel 4:15 Verbod hinderlijke, gevaarlijke of ontsierende reclame
Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet beheer Rijkswaterstaatwerken, de Wegenverordening Zuid-Holland (2010), de Verordening Behoud Landschap en Natuur of het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer.
AFDELING 5: KAMPEREN BUITEN KAMPEERTERREINEN
Artikel 4:17 Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1 eerste lid onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd is of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
HOOFDSTUK 5. ANDERE ONDERWERPEN BETREFFENDE DE HUISHOUDING VAN DE GEMEENTE WESTLAND
Artikel 5:1 Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt verstaan onder parkeren: parkeren als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder ac, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990).
Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.
Tot de voertuigen als bedoeld in dit artikel worden niet gerekend:
a. voertuigen waaraan herstel- of onderhoudswerkzaamheden worden verricht die in totaal niet meer dan een uur vergen, gedurende de tijd die nodig is en gebruikt wordt voor deze werkzaamheden;
b. voertuigen voor persoonlijk gebruik van de in het derde lid bedoelde persoon.
Het is degene die er zijn bedrijf, nevenbedrijf dan wel een gewoonte van maakt voertuigen te stallen, te herstellen, te slopen, te verhuren of te verhandelen, verboden:
a. drie of meer voertuigen die hem toebehoren of zijn toevertrouwd op de weg te parkeren binnen een cirkel met een straal van 25 meter met als middelpunt een van deze voertuigen;
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.d.
Het is verboden een voertuig dat voor recreatie of anderszins voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt:
a. langer dan drie achtereenvolgende dagen te plaatsen of te hebben op een door het college aangewezen weg, waar dit naar zijn oordeel buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte of schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente;
b. op een door het college aangewezen plaats te parkeren, waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.
Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Artikel 5:17 Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt verstaan onder standplaats: het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of het anderszins aanbieden van goederen en diensten, gebruikmakend van fysieke middelen zoals een kraam, een wagen of een tafel.
Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
Onverminderd artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd:
a. indien de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan eisen van redelijke welstand;
b. indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van een vergunning voor het hebben van een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Vaarwegenverordening Zuid-Holland , de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.
Artikel 5:25 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen
Het college kan aan het innemen, hebben of beschikbaar stellen van een ligplaats met dan wel voor een vaartuig op niet krachtens het eerste lid aangewezen gedeelten van openbaar water:
a. nadere regels stellen in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente;
Artikel 5:26 Aanwijzingen ligplaats
Onverminderd het krachtens het tweede lid van artikel 5:25 bepaalde kan het college aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.
Artikel 5:27 Verbod innemen ligplaats
Het is verboden een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen in strijd met het krachtens de artikelen 5:25, tweede lid, en 5:26 bepaalde.
Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Artikel 5:31a Overlast vaarwegen
Het is de schipper of de eigenaar van een vaartuig op openbaar water verboden toe te staan dat door opvarenden, passagiers of bemanningsleden op of nabij zijn vaartuig handelingen worden verricht, waardoor voor overige waterrecreanten, omwonenden en de omgeving, hinder of overlast wordt of kan worden veroorzaakt.
De verboden uit dit artikel gelden niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet milieubeheer, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Vaarwegenverordening Zuid-Holland of de Verordening Bescherming Landschap en Natuur Zuid-Holland.
AFDELING 7: CROSSTERREINEN EN GEMOTORISEERD EN RUITERVERKEER IN NATUURGEBIEDEN
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder z, en een bromfiets als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder ha en ia, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder z, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een bromfiets als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder ha en ia, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een fiets of een paard.
Het verbod in het eerste lid geldt niet voor bestuurders van motorvoertuigen en bromfietsen en voor fietsen of berijders van paarden:
a. ten dienste van politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening en van andere krachtens artikel 29, eerste lid, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 door de minister van Verkeer en Waterstaat aangewezen hulpverleningsdiensten;
b. die worden gebruikt in verband met beheer, onderhoud of exploitatie van de terreinen als in het eerste lid bedoeld;
c. die worden gebruikt in verband met werken die krachtens wettelijk voorschrift moeten worden uitgevoerd;
d. van de zakelijk gerechtigden, huurders en pachters van percelen die gelegen zijn binnen de terreinen als in het eerste lid bedoeld;
e. voor het verkeer ten behoeve van bezoek en van de verzorging van de onder d bedoelde personen.
AFDELING 8: VERBOD VUUR TE STOKEN
Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
Het eerste en tweede lid gelden niet voor zover het betreft:
a. verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijk;
b. sfeervuren zoals terrashaarden en vuurkorven, indien geen afvalstoffen worden verbrand;
c. vuur voor koken, bakken en braden, voor zover dat geen gevaar, overlast of hinder voor de omgeving oplevert.
AFDELING 9: VERSTROOIING VAN AS
Artikel 5:35 Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
Artikel 5:36 Verboden plaatsen
AFDELING 12: BIJZONDERE BEPALINGEN OMTRENT HET NOORDZEESTRAND
Het is verboden op het strand afval of resten van levensmiddelen, papier, blikken, flessen of ander verpakkingsmateriaal weg te werpen, neer te leggen of achter te laten.
Onverminderd artikel 2:10 is het zonder vergunning van het college verboden op het Noordzeestrand:
a. tenten, strandhuisjes of dergelijke te plaatsen, te laten liggen of te laten staan;
b. afsluitingen te maken, lijnen te spannen of het verkeer in enig opzicht te belemmeren.
Het is zonder vergunning van het college verboden op het Noordzeestrand stoelen, windschermen dan wel rij- of trekdieren te verhuren of door verhuur aanwezig te hebben dan wel op enige wijze ten vermake van het publiek van dieren gebruik te maken.
Artikel 5:68 Strandhuisjes, -paviljoens en –posten
Het in lid 1 gestelde verbod geldt niet voor:
a. personen die gerechtigd zijn tot het gebruik van de in lid 1 genoemde opstallen;
b. personen voor zover de uitoefening van hun functie dat vereist:
o in hun functie als lid van de 's-Gravenzandse Vrijwillige Reddingsbrigade;
o in hun functie als lid van de Monsterse Reddingsbrigade;
o in hun functie als lid van de Koninklijke Vereniging voor E.H.B.O., afdeling Monster/Poeldijk.
AFDELING 14: MAATREGELEN TER BESCHERMING VAN EIGENDOMMEN
De gebruiker of, bij gebreke van deze, de eigenaar van een niet voor bewoning gebezigd gebouw is verplicht om door middel van een goed zichtbaar en duidelijk leesbare kennisgeving, bevestigd in de onmiddellijke omgeving van de ingang van dat gebouw, aan te geven het telefoonnummer van degene die de sleutel van het gebouw voorhanden heeft.
HOOFDSTUK 6 STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde dan wel de gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Artikel 6:4 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening
Deze verordening treedt in werking op de 8e dag na die waarop zij is bekendgemaakt. 2. De "Algemene Plaatselijke Verordening Westland 2007" wordt ingetrokken op het tijdstip bedoeld in het eerste lid.
Een krachtens de verordening bedoeld in artikel 6:4, tweede lid genomen besluit blijft – voor zover het gebod of verbod waarop het besluit betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder is vervallen of ingetrokken – van kracht voor de termijn waarvoor zij werd genomen of totdat zij wordt ingetrokken.