Organisatie | IJsselstein |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente IJsselstein 2007 |
Citeertitel | Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente IJsselstein 2007 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Wet maatschappelijke ondersteuning
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2007 | 31-12-2010 | Nieuwe regeling | 28-09-2006 Zenderstreeknieuws, 11-10-2006 | raadsstuk 2006-14501 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Persoon met beperkingen: een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief chronisch psychische of psychosociale problemen, aantoonbare beperkingen ondervindt bij het uitvoeren van activiteiten op het gebied van het voeren van een huishouden; bij het normale gebruik van een woning; bij het zich verplaatsen in en om de woning; bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel of bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden;
Mantelzorger: een persoon uit de directe omgeving van een hulpbehoevende, die niet in het kader van zijn beroep langdurige zorg verleent aan de hulpbehoevende, waarbij bedoelde zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;
Eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten: een door het college vast te stellen eigen bijdrage die bij respectievelijk de verstrekking van een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget (eigen bijdrage) of een financiële tegemoetkoming (eigen aandeel) betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit maatschappelijke ondersteuning van toepassing zijn;
Persoonsgebonden budget: een individueel te verstrekken geldbedrag, zoals bedoeld in artikel 6 en 6a van de wet, waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven en waarop de in deze verordening en het Besluit maatschappelijke ondersteuning te stellen regels van toepassing zijn. Hier valt ook de vergoeding voor een alfahulp onder: dit is een vergoeding voor een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting.
Woonruimte: I) een woning met uitzondering van kamers die zelfstandig verhuurd worden; II) woonwagen: voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst; III) woonschip: schip dat uitsluitend of in hoofdzaak gebezigd wordt of bestemd is voor bewoning; IV) het verblijf van een binnenschip;
Hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de persoon met beperkingen zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven of zal staan ingeschreven, dan wel het feitelijke woonadres in het geval dat deze persoon met een briefadres is ingeschreven;
Gemeenschappelijke ruimte: gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorende tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woning van de persoon met beperkingen vanaf de toegang van het woongebouw te bereiken (dit kan uitgebreid worden met: en ruimten die onder het gehuurde vallen en/of waarvan de persoon met beperkingen gebruik moet kunnen maken);
Artikel 1.2 Beperkingen bij het verlenen van voorzieningen
Een voorziening zoals bedoeld in deze verordening kan slechts worden toegekend voor zover:
deze al dan niet langdurig noodzakelijk is om beperkingen op het gebied van het voeren van een huishouden, dan wel langdurig noodzakelijk is om beperkingen op het gebied van het wonen en verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan, op te heffen of te verminderen;
Geen voorziening wordt toegekend:
indien een voorziening zoals die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze verordening, de Verordening voorzieningen gehandicapten 2004 dan wel de voormalige Regeling Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten is vergoed of verstrekt en de normale afschrijvingsduur voor deze voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening geheel of gedeeltelijk verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen;
Hoofdstuk 2 Vorm van te verstrekken voorzieningen
Artikel 2.1 Keuzevrijheid en nadere regelgeving
Een individuele voorziening kan verstrekt worden in natura, of een vergelijkbaar en toereikend persoonsgebonden budget, waaronder de vergoeding voor een alfahulp. Het college stelt vast in welke situaties de bij wet verplichte keuze tussen een voorziening in natura en een persoonsgebonden budget niet wordt geboden aan de hand van de in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente IJsselstein neergelegde criteria.
Artikel 2.2 Voorziening in natura
Indien een individuele voorziening in natura wordt verstrekt, wordt een bruikleen- of huurovereenkomst tussen de aanvrager en de gemeente, dan wel een dienstverleningsovereenkomst tussen de aanvrager en leverancier die de gemeente heeft gecontracteerd, afgesloten.
Artikel 2.3 Financiële tegemoetkoming
Bij de verstrekking van een individuele voorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming worden de toepasselijke voorwaarden zoals genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning in de beschikking opgenomen.
Artikel 2.4 Persoonsgebonden budget
Het college gaat steekproefsgewijs na of de verstrekte persoonsgebonden budgetten zijn besteed aan het doel waarvoor deze zijn verstrekt. De budgethouder is verplicht de daarvoor benodigde stukken, zoals genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning, op verzoek van het college binnen vier weken nadat het college hierom verzoekt te verstrekken.
Artikel 2.5 Eigen bijdrage en eigen aandeel
Het college legt de eigen inbreng zoals bedoeld in het eerste lid zodanig vast, dat hierin het voormalige beleid op grond van de Wet voorzieningen gehandicapten zoveel mogelijk is overgenomen en de bepalingen van de Algemene Maatregel van Bestuur zoals genoemd in artikel 15, derde lid en artikel 19, tweede lid van de wet voor het overige maximaal zijn toegepast.
Hoofdstuk 3 Hulp bij het huishouden
Artikel 3.1 Vormen van hulp bij het huishouden
De door het college te verstrekken individuele voorziening in de vorm van hulp bij het huishouden in het kader van het compensatiebeginsel kan bestaan uit:
Artikel 3.2 Het recht op hulp bij het huishouden
Een aanvrager kan voor de in artikel 3.1 vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht, indien:
het zelf uitvoeren van een of meer huishoudelijke taken onmogelijk maken.
Artikel 3.3 Gebruikelijke zorg
In afwijking van het gestelde in artikel 3.2 komt een aanvrager niet in aanmerking voor hulp bij het huishouden als tot de leefeenheid waarvan deze persoon deel uitmaakt een of meer huisgenoten behoren, die wel in staat zijn het huishoudelijk werk te verrichten.
Artikel 4.1 Type woonvoorzieningen
De door het college te verstrekken individuele woonvoorziening in het kader van het compensatiebeginsel kan bestaan uit:
Artikel 4.2 Het recht op een woonvoorziening
Een aanvrager kan voor een voorziening zoals genoemd in artikel 4.1, vierde lid onder b (uitraasruimte) in aanmerking worden gebracht, indien sprake is van een op basis van aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek aanwezige gedragsstoornis met ernstig ontremd gedrag tot gevolg waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin deze persoon tot rust kan komen.
Het college verleent slechts een woonvoorziening voor de kosten van keuring, onderhoud en reparatie van een woonvoorziening zoals genoemd in artikel 4.1, tweede lid, indien de woonvoorziening is verleend in het kader van deze verordening, de Verordening voorzieningen gehandicapten 2004 dan wel de voormalige Regeling Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten en indien deze woonvoorziening voorkomt op de in bijlage I van het Besluit maatschappelijke ondersteuning genoemde lijst van voorzieningen, mits de aanvrager ten tijde van de keuring, het onderhoud of de reparatie de woonruimte als hoofdverblijf bewoont.
Artikel 4.3 Leges bij woonvoorziening (urgentieverklaring nieuwe woonruimte, bouwvergunning woningaanpassing)
Indien een woonvoorziening zoals genoemd in artikel 4.1, eerste lid wordt verstrekt en er in verband met het verkrijgen van nieuwe woonruimte een urgentieverklaring moet worden afgegeven, dan worden de voor de afgifte van deze verklaring verschuldigde leges op grond van de gemeentelijke legesverordening bij de verstrekking van de woonvoorziening meegenomen.
Indien een woonvoorziening zoals genoemd in artikel 4.1, tweede lid, onder a wordt verstrekt, waarvoor een bouwvergunning moet worden afgegeven, dan worden de voor de afgifte van deze bouwvergunning verschuldigde leges op grond van de gemeentelijke legesverordening bij de verstrekking van de woonvoorziening meegenomen.
Artikel 4.4. Noodzakelijke extra te verwerven grond voor woningaanpassing
Indien het voor de woningaanpassing zoals bedoeld in artikel 4.1, tweede lid, onder a noodzakelijk is de bestaande woning uit te breiden, of een nieuw te bouwen woning groter te bouwen, kan het college eveneens een financiële tegemoetkoming verlenen voor de extra te verwerven grond. De financiële tegemoetkoming bedraagt ten hoogste het bedrag voor het aantal vierkante meters per vertrek en een gedeelte van de buitenruimte bij de woning, zoals vermeld in het Besluit maatschappelijke ondersteuning.
De bepalingen van hoofdstuk 4 zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, verzorgings- en verpleeghuizen, vakantiewoningen, kloosters, recreatiewoningen, tweede woningen, kamerverhuur en specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij (nieuw)bouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden.
Artikel 4.6 Woonwagens, woonschepen en binnenschepen
Indien de technische levensduur van de woonwagen of het woonschip ten tijde van indiening van de aanvraag minder dan vijf jaar is of de standplaats van de woonwagen binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt of het woonschip niet tenminste nog vijf jaar op de ligplaats mag liggen, bedragen de maximale aanpassingskosten het bedrag zoals genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning.
Het college verleent slechts een woonvoorziening in de aanpassingskosten van een binnenschip, indien de aanpassing betrekking heeft op het voor de schipper, de bemanning en hun gezinsleden bestemde gedeelte van het verblijf van een binnenschip, zoals bedoeld in het Binnenschepenbesluit (Stb. 1987, 466), dat:
Artikel 4.8 Financiële tegemoetkomingen artikel 4.1, eerste en derde lid
(Vallend onder woonvoorzieningen van niet-bouwkundige en niet-woontechnische aard)
Het college kan een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting verlenen, die door de aanvrager moeten worden gemaakt in verband met het aanpassen van zijn huidige woonruimte of de door de aanvrager nog te betrekken woonruimte, alleen voor de periode dat de woonruimte ten gevolge van het verrichten van de woningaanpassing niet bewoond kon worden en de aanvrager voor dubbele woonlasten komt te staan.
Er kan alleen een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting worden verleend, indien deze kosten gemaakt werden in verband met het tijdelijk betrekken van een zelfstandige woonruimte of het tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte, of het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte.
8.In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte die voor meer dan het bedrag zoals genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning is aangepast, kan het college een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkomsten voor de duur van maximaal 6 maanden, waarbij de eerste maand huurderving niet voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt.
9.Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten van de verzekering van de toe te kennen woonvoorziening in die gevallen waarin de aanvrager gehouden is zorg te dragen voor de verzekering van deze woonvoorziening.
Artikel 4.9 Aanvang van werkzaamheden en inzicht in de woonruimte
Het college verleent slechts een woonvoorziening zoals genoemd in artikel 4.1, tweede lid, indien:
aan deze personen alle informatie wordt verstrekt, die zij voor een goede beoordeling van de aanvraag nodig achten, waaronder, in geval van een woonvoorziening zoals genoemd in artikel 4.1, tweede lid, onder a (woningaanpassing), alle bescheiden en tekeningen die betrekking hebben op de woonvoorziening;
Artikel 4.11 Voorwaarden in geval van meerwaarde woning door woningaanpassing
De eigenaar-bewoner die krachtens deze verordening een voorziening heeft ontvangen zoals genoemd in artikel 4.1, tweede lid, onder a (bouwkundige woonvoorziening) of artikel 4.1, vierde lid (verwijderen woonvoorziening, uitraasruimte) en die binnen een periode van vijf jaar na de datum van gereedmelding van de werkzaamheden de woning verkoopt, is gehouden om binnen een week na het passeren van de akte het college hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen. Het college kan de meerwaarde die door het treffen van de woonvoorziening is ontstaan terugvorderen.
in alle gevallen onder aftrek van het bedrag dat voor rekening van de eigenaar van de woonruimte is gekomen.
Hoofdstuk 5 Vervoersvoorzieningen (lokaal verplaatsen per vervoermiddel)
Artikel 5.1 Algemene omschrijving
De door het college te verstrekken vervoersvoorziening in het kader van het compensatiebeginsel kan bestaan uit:
Artikel 5.2 Het recht op een vervoersvoorziening
Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek noodzakelijk is voor de aanvrager om dreigende vereenzaming te voorkomen.
Bij het vaststellen van de vervoersvoorziening zoals bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, onder a (collectief vervoerssysteem) en tweede lid, onder b t/m e (gebruik bruikleenauto, gebruik regiotaxi, individuele taxi of eigen auto, gebruik individuele rolstoeltaxi, gebruik ander verplaatsingsmiddel) wordt rekening gehouden met de individuele vervoersbehoefte van de aanvrager.
Indien het inkomen hoger is dan 1,5 maal het norminkomen, wordt in geval van een vervoersvoorziening zoals bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, onder a (collectief vervoerssysteem) en tweede lid, onder b tot en met e (gebruik bruikleenauto, gebruik regiotaxi, individuele taxi of eigen auto, gebruik individuele rolstoeltaxi, gebruik ander verplaatsingsmiddel) geen of geen volledige vervoersvoorziening verstrekt. In dat geval wordt de zogenoemde glijdende schaal toegepast, zoals nader uitgewerkt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning.
De wijze waarop de hoogte van het inkomen en de hoogte van het norminkomen zoals bedoeld in het derde lid wordt bepaald, evenals het algemeen gebruikelijk kostendeel zoals bedoeld in het vierde lid, wordt uitgewerkt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning. Hierin wordt tevens nadere regelgeving uitgewerkt omtrent hoogte van de vergoedingen voor de verschillende vervoersvoorzieningen, zoals eveneens bedoeld in artikel 2.1.
Collectief systeem van aanvullend al dan niet openbaar vervoer
6.Een aanvrager kan voor een vervoersvoorziening zoals genoemd in artikel 5.1, eerste lid, onder a (collectief vervoerssysteem) in aanmerking worden gebracht, indien aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het gebruik van het openbaar vervoer of het bereiken van dit openbaar vervoer onmogelijk maken en deze vervoersvoorziening beschikbaar is (primaat collectief vervoerssysteem).
Gebruik van regiotaxi, individuele taxi of eigen auto en gebruik van individuele rolstoeltaxi
Al dan niet aangepast(e) bruikleenauto, gesloten buitenwagen, open elektrische buitenwagen, ander verplaatsingsmiddel
8.Een aanvrager kan voor een vervoersvoorziening zoals genoemd in artikel 5.1, eerste lid, onder b t/m e (bruikleenauto, gesloten buitenwagen, open elektrische buitenwagen, ander verplaatsingsmiddel) dan wel zoals genoemd in artikel 5.1, tweede lid, onder a (aanpassing eigen auto), onder b (gebruik bruikleenauto), onder e (gebruik ander verplaatsingsmiddel) of onder f (begeleiding door derde) in aanmerking worden gebracht, indien aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het gebruik van voorzieningen zoals genoemd in het zesde en zevende lid onmogelijk maken of deze voorzieningen niet het goedkoopst-adequaat zijn.
Samenloop vervoersvoorzieningen
Een vervoersvoorziening zoals genoemd in artikel 5.1, eerste lid, onder d (open elektrische buitenwagen) of onder e (ander verplaatsingsmiddel) kan ook in aanvulling op een vervoersvoorziening zoals genoemd in het eerste lid, onder a (collectief vervoerssysteem) en het tweede lid, onder c (gebruik regiotaxi, individuele taxi of eigen auto) of onder d (gebruik individuele rolstoeltaxi) worden verstrekt.
De combinatie van de vervoersvoorzieningen zoals hiervoor bedoeld, leidt ertoe dat op een eventueel toegekende of toe te kennen vervoersvoorziening zoals genoemd in artikel 5.1, eerste lid, onder a (collectief vervoerssysteem) en het tweede lid, onder c (gebruik regiotaxi, individuele taxi of eigen auto) en onder d (gebruik individuele rolstoeltaxi), de helft wordt gekort.
Artikel 5.3 Leges bij vervoersvoorziening (gehandicaptenparkeerplaats en gehandicaptenparkeerkaart)
Indien een individuele vervoersvoorziening wordt verstrekt, waarvoor eveneens een gehandicaptenparkeerplaats of gehandicaptenparkeerkaart wordt afgegeven, dan worden de hiervoor verschuldigde leges op grond van de gemeentelijke legesverordening bij de verstrekking van de vervoersvoorziening meegenomen.
Hoofdstuk 6 Rolstoelen (verplaatsen in en om de woning)
Artikel 6.1 Algemene omschrijving
De door het college te verstrekken individuele rolstoelvoorziening in het kader van het compensatiebeginsel kan bestaan uit:
een voorziening in natura in de vorm van een rolstoel voor verplaatsing binnen de woonruimte, een rolstoel voor verplaatsing binnen en buiten de woonruimte dan wel een aanpassing aan een rolstoel voor binnen of voor binnen en buiten de woonruimte, evenals daarbij behorende keuring, onderhoud, reparatie, verzekering en eventuele medisch noodzakelijke accessoires;
Artikel 6.2 Het recht op een rolstoelvoorziening
Een aanvrager kan voor een rolstoel in aanmerking worden gebracht, indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek het in belangrijke mate zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) of een andere wettelijke regeling onvoldoende oplossing bieden.
In afwijking van het gestelde in artikel 6.2 komt een persoon die verblijft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling uitsluitend voor een rolstoelvoorziening in aanmerking, indien hij geen recht heeft op een rolstoelvoorziening verstrekt op grond van de AWBZ.
Hoofdstuk 7 Het verkrijgen van een voorziening
De aanvraag voor een voorziening zoals bedoeld in deze verordening dient te worden ingediend bij het loket in het stadhuis of op een in het Besluit maatschappelijke ondersteuning nader vast te stellen plaats. In dit loket kunnen zowel aanvragen voor individuele voorzieningen inzake de wet (maatschappelijke ondersteuning) als aanvragen inzake de AWBZ (zorg) worden ingediend.
Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.
Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per 4 jaar geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft, wordt deze verordening aangepast. Het college zendt hiertoe telkens na 4 jaar na de inwerkingtreding van de verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effectiviteit van de verordening in de praktijk.
De Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente IJsselstein 2004 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2007 met dien verstande dat:
deze van toepassing blijft op de financiële verantwoording, vaststelling en uitbetaling van op grond van die verordening verleende uitkeringen, aangevraagde en aan te vragen uitkeringen tot aan het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning;
in wettelijke procedures en rechtsgedingen tegen besluiten die op grond van de bedoelde verordening zijn genomen, dan wel op tegen deze besluiten in te stellen of ingestelde beroepen, blijven, zowel in eerste aanleg als in verdere instantie, de regels van toepassing, die golden voor de intrekking van bedoelde verordening.