Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Landgraaf

Verordening rechtspositie Wethouders en raadsleden 2006

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLandgraaf
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening rechtspositie Wethouders en raadsleden 2006
CiteertitelVerordening voorzieningen Wethouders en raadsleden 2006
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

terugwerkende kracht:

de artikelen 1 tot en met 13 werken terug tot en met 16 maart 2006.

voor wat betreft de artikelen 16 tot en met 26 werken deze artikelen ten aanzien van de op 13 april 2006 beëdigde wethouders terug tot en met de dag van benoeming.

voor wat betreft de artikelen 25 tot en met 27 werken deze artikelen voor zover het betreft de leden van de raad terug tot en met 16 maart 2006.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 44 en 95 t/m 99 Gemeentewet
  2. Rechtspositiebesluit Wethouders
  3. Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

08-11-200616-03-200619-11-2015Nieuwe regeling

07-09-2006

Landgraaf Koerier, 31-10-2006

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening rechtspositie Wethouders en raadsleden 2006

De raad der gemeente L a n d g r a af ;

gehoord het Presidium d.d. 29 augustus 2006;

gelet het van de commissie Burgers/Middelen d.d. 22 augustus 2006;

gelet op de artikelen 44 en 95 tot en met 99 van de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit Wethouders en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden,

besluit vast te stellen de volgende verordening:

besluit:

Verordening rechtspositie Wethouders en raadsleden 2006

Hoofdstuk I Begripsomschrijvingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    commissie: een commissie als bedoeld in hoofdstuk V van de Gemeentewet;

  • b.

    Rechtspositiebesluit Wethouders: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 243;

  • c.

    Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 244;

  • d.

    Regeling rechtspositiebesluit Wethouders: de ministeriële regeling van 20 februari 2001, Stcrt. 41 als bedoeld in artikel 23 van het Rechtspositiebesluit Wethouders;

  • e.

    Reisbesluit binnenland: het Koninklijk Besluit van 1 maart 1993, Stb. 144;

  • f.

    Reisregeling binnenland: het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 16 maart 1993, nr. AB93/U280, Stcrt. 56;

  • g.

    raadslid: lid van gemeenteraad, niet zijnde Wethouder;

  • h.

    Verplaatsingskostenbesluit 1989: het Koninklijk Besluit van 6 oktober 1989, Stb. 424.

  • i.

    griffier: de griffier, bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet;

  • j.

    gemeentesecretaris: de secretaris, bedoeld in artikel 102 van de Gemeentewet

Hoofdstuk II Voorzieningen voor raadsleden

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden

Aan het raadslid wordt een vergoeding voor de werkzaamheden toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien.

Artikel 3 Onkostenvergoeding

  • 1.

    Aan het raadslid wordt een onkostenvergoeding voor aan de uitoefening van het raadslidmaatschap

    verbonden kosten toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2,derde lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien.

  • 2.

    Ten aanzien van een raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, wordt in afwijking van het eerste lid een onkostenvergoeding toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, vierde lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, zoals dat bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien.

Artikel 4 Berekening en betaling vaste vergoedingen

  • 1.

    Hij die gedurende een gedeelte van het kalenderjaar raadslid is geweest ontvangt de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, naar evenredigheid van het aantal dagen dat hij in dat jaar raadslid is geweest.

  • 2.

    De betaling van de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, geschiedt in maandelijkse termijnen.

Artikel 5 Reiskosten

  • 1.

    Aan het raadslid worden de ten behoeve van de gemeente gemaakte kosten in verband met reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur vergoed.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde vergoeding betreft:

    • a.

      bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijk reiskosten;

    • b.

      bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke gemaakte reiskosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 van de Regeling rechtspositie Wethouders.

Artikel 6 Verblijfkosten

De in redelijkheid noodzakelijk gemaakte verblijfskosten ter zake van reizen buiten het grondgebied van de gemeente worden aan het raadslid vergoed overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, onderdeel c, van de Regeling rechtspositie Wethouders.

Artikel 7 Cursus, congres, seminar of symposium

  • 1.

    De kosten van deelname van een raadslid aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het gemeentebelang door of namens de gemeente worden aangeboden of verzorgd komen voor rekening van de gemeente.

  • 2.

    Het raadslid dat wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in.

    De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de gemeente als deelname van belang is in verband met de vervulling van het raadslidmaatschap.

Artikel 8 Computer en internetverbinding (onkostenvergoeding)

  • 1.

    het college verleent een raadslid op aanvraag voor de uitoefening van het raadslidmaatschap een tegemoetkoming voor:

    het gebruik van een eigen computer, bijbehorende apparatuur, software en een abonnement op een internetverbinding.

  • 2.

    De tegemoetkoming voor het gebruik van de eigen computer, bijbehorende apparatuur, software en een abonnement op een internetverbinding als bedoeld in het eerste lid, bedraagt per maand € 50,00 voor raadsleden die niet voor de opting-in-regeling hebben gekozen en € 76,00 voor raadsleden die voor de opting-in-regeling hebben gekozen;

  • 3.

    Het raadslid heeft de plicht om via een internetverbinding e-mail van de gemeente te kunnen ontvangen en e-mailberichten aan de gemeente te versturen.

Artikel 9 Kinderopvang

Het raadslid ontvangt een tegemoetkoming in de kosten van in verband met de vervulling van het raadslidmaatschap noodzakelijke kinderopvang overeenkomstig de ter zake voor het gemeentelijk personeel geldende kinderopvangregeling.

Artikel 10 Spaarloonregeling

  • 1.

    Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt kan op aanvraag deelnemen aan de voor het gemeentepersoneel geldende spaarloonregeling.

  • 2.

    Deelname aan de spaarloonregeling is niet mogelijk indien het raadslid gebruik maakt van de wettelijke levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g van de Wet op de loonbelasting 1964.

Artikel 11 Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid

Op aanvraag verlaagt het college de vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2, in het geval een raadslid een uitkering ontvangt in verband met gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid.

Artikel 12 Compensatie korting werkloosheidsuitkering

  • 1.

    In het geval een raadslid een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangt en de na toepassing van artikel 20 van die wet ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het raadslid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de gemeente verhoogd tot het bedrag van de bedoelde korting.

  • 2.

    In het geval dat een raadslid een uitkering op grond van het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekspersoneel ontvangt en de na toepassing van artikel 6, vierde lid, van dat besluit ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het raadslid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de gemeente verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.

Artikel 13 Vergoeding voor waarneming voorzitterschap van de gemeenteraad
  • 1.

    Een raadslid dat op grond van artikel 77 van de Gemeentewet meer dan 30 dagen onafgebroken het voorzitterschap van de gemeenteraad waarneemt, ontvangt voor die waarneming een toeslag van 8% van de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden over de tijd van de waarneming.

  • 2.

    Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de onkostenvergoeding, bedoeld in artikel 3.

Hoofdstuk IIi Voorzieningen voor Wethouders
Artikel 14 Onkostenvergoeding

Aan de Wethouder wordt een onkostenvergoeding toegekend voor overige aan de uitoefening van het ambt verbonden kosten die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 25, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit Wethouders, zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien.

Artikel 15 Reiskosten woon-werkverkeer

De Wethouder wordt voor het reizen tussen zijn woning en zijn plaats van tewerkstelling een tegemoetkoming in de kosten van het reizen verleend overeenkomstig het bepaalde in artikel 3 van de Regeling rechtspositiebesluit Wethouders.

Artikel 16 Zakelijke reiskosten
  • 1.

    Aan de Wethouder wordt naast de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 15 vergoeding verleend voor reiskosten ter zake van andere dan de in artikel 15 bedoelde reizen ten behoeve van de gemeente gemaakt.

    • 1.

      De vergoeding betreft:

    • a.

      bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de reiskosten;

    • b.

      Bij gebruik van een eigen personenauto: de vergoeding als bedoeld in artikel 4, onderdeel b, van de Regeling rechtspositie Wethouders;

    • c.

      een vergoeding van noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte kosten.

  • 2.

    Op aanvraag worden de reiskosten voor de zakelijke reizen van de Wethouder gesaldeerd overeenkomstig de regeling voor gemeentelijk personeel. Indien geen regeling als bedoeld in de eerste volzin is vastgesteld vindt op aanvraag saldering van de reiskosten voor zakelijke reizen van de Wethouder plaats overeenkomstig artikel 4a van de Reisregeling binnenland, artikel 2a van de Reisregeling buitenland en artikel 13a van de krachtens het Verplaatsingskostenbesluit 1989 vastgestelde Verplaatsingskostenregeling 1989.

Artikel 17 Verblijfkosten

De Wethouder worden de in redelijkheid gemaakte verblijfkosten ter zake van reizen, bedoeld in artikel 16 volledig vergoed.

Artikel 18 Buitenlandse dienstreis
  • 1.

    Indien de Wethouder in het gemeentelijk belang een reis buiten Nederland maakt worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reis- en verblijfkosten vergoed.

  • 2.

    Voor een reis in het gemeentelijk belang buiten Nederland, niet zijnde een reis naar een Europese instelling, is vooraf toestemming van het college vereist. De gemeenteraad kan aan deze toestemming voorwaarden verbinden.

Artikel 19 Cursus, congres, seminar of symposium
  • 1.

    De kosten van deelname van een Wethouder aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het gemeentelijk belang door of namens de gemeente worden aangeboden of verzorgd komen voor rekening van de gemeente.

  • 2.

    De Wethouder die wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in.

    De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de gemeente als deelname van belang is in verband met de uitoefening van het ambt van Wethouder.

Artikel 20 Mobiele telefoon
  • 1.

    Op aanvraag wordt de Wethouder voor de uitoefening van zijn ambt een mobiele telefoon in bruikleen ter beschikking gesteld die mede gebruikt mag worden voor privé doeleinden.

  • 2.

    De Wethouder ondertekent daartoe een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

  • 3.

    Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

  • 4.

    Op de netto bezoldiging dan wel de netto onkostenvergoeding van de Wethouder die de mobiele telefoon voor meer dan 10% mede gebruikt voor privé-doeleinden wordt een bedrag ingehouden dat gelijk is aan het bedrag dat op grond van de artikelen 38 respectievelijk 39 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001tot het loon wordt gerekend.

Artikel 21 Spaarloonregeling/levensloopregeling
  • 1.

    De Wethouder kan op aanvraag deelnemen aan de voor het gemeentelijk personeel geldende spaarloonregeling.

  • 2.

    Deelname aan de spaarloonregeling is niet mogelijk indien de Wethouder gebruik maakt van de wettelijke levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g van de Wet op de loonbelasting 1964.

Artikel 22 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten

De Wethouder die bij benoeming nog niet over woonruimte in de gemeente beschikt heeft ten laste van de gemeente aanspraak op vergoeding van:

  • a.

    reis- en pensionkosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 1 van de ministeriele regeling als bedoeld in artikel 23, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit Wethouders;

  • b.

    verhuiskosten in verband met de benoeming als Wethouder overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 van de ministeriele regeling als bedoeld in artikel 22, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit Wethouders.

Artikel 23 Kinderopvang

De Wethouder ontvangt een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang die in verband met de vervulling van het ambt van Wethouder noodzakelijk is, overeenkomstig de ter zake voor het gemeentelijk personeel geldende kinderopvangregeling.

Hoofdstuk IV De procedure van declaratie

Artikel 24 Betaling van kosten

Betaling van kosten op grond van deze verordening vindt plaats door

  • a.

    betaling uit eigen middelen; of

  • b.

    rechtstreekse toezending van de factuur aan de gemeente; of

Artikel 25 Declaratie van vooruit betaalde kosten

  • 1.

    Voor de vergoeding van de kosten, bedoeld in de artikelen 5, 6, 16, 17, 18, en 23 wordt gebruik gemaakt van een declaratieformulier, waarvan het model door het college is vastgesteld, indien deze kosten uit eigen middelen vooruit zijn betaald.

  • 2.

    Het declaratieformulier wordt volledig ingevuld en ondertekend. Het raadslid, onderscheidelijk de Wethouder dient het declaratieformulier binnen 2 maanden bij de griffier, onderscheidelijk de gemeentesecretaris of een door hem aangewezen ambtenaar in, onder bijvoeging van de originele bewijsstukken.

Artikel 26 Rechtstreekse facturering bij de gemeente

  • 1.

    De vergoeding van kosten, bedoeld in de artikelen 7, 16, 17, 18 en 23 kan plaatsvinden door rechtstreekse toezending van de door het raadslid, onderscheidenlijk de Wethouder voor akkoord ondertekende factuur aan de gemeente.

  • 2.

    Verantwoording van deze wijze van vergoeding vindt plaats door het begeleidingsformulier, waarvan het model door het college is vastgesteld, volledig in te vullen en te ondertekenen.

  • 3.

    Het raadslid, onderscheidelijk de Wethouder dient het begeleidingsformulier en de factuur binnen 2 maanden in bij de griffier, onderscheidelijk de gemeentesecretaris of de door hem aangewezen ambtenaar.

Hoofdstuk V Citeertitel en inwerkingtreding

Artikel 27 Intrekking oude regeling

De verordening Voorziening Wethouders, raads- en commissieleden wordt ingetrokken.

Artikel 28 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 7 september 2006 en werkt voor wat betreft de artikelen 1 tot en met 13 terug tot en met 16 maart 2006 en voor wat betreft de artikelen 16 tot en met 23 ten aanzien van de op 13 april 2006 beëdigde Wethouders terug tot en met de dag van hun beëdiging. De artikelen 25 tot en met 27 werken voor zover het betreft de leden van de raad terug tot en met 16 maart 2006. De artikelen 24 tot en met 26 werken voor zover het de op 13 april 2006 beëdigde Wethouders betreft terug tot en met de dag van hun beëdiging.

Artikel 29 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening voorzieningen Wethouders en raadsleden

2006.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 7 september 2006.

De griffier, De voorzitter,

Nota-toelichting  

ALGEMEEN

 

Wettelijke regelingen

 

De regeling van de rechtspositie van Wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies vindt op drie niveaus plaats, te weten bij wet, AMvB en gemeentelijke verordening. Wettelijk is voor Wethouders in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) de uitkering na aftreden en het pensioen geregeld.

In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van Wethouders, raads- en commissieleden moet worden geregeld bij AMvB. Daartoe zijn totstandgekomen het Rechtspositiebesluit Wethouders en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. Daarin zijn alle voor de rechtspositie van belang zijnde onderwerpen geregeld. Een aantal voorzieningen, zoals de hoogte van de bezoldiging en de verschillende onkostenvergoedingen, zijn in beide rechtspositiebesluiten overwegend geregeld in dwingende bepalingen. Voor de secundaire voorzieningen van raadsleden, zoals bijvoorbeeld een regeling voor de kinderopvang, de uitkering bij aftreden, een pensioenvoorziening en de beschikbaarstelling van computer- en communicatieapparatuur, geldt dat de gemeente de vrijheid heeft om deze voorzieningen te treffen.

 

Bij het ontwerpen van deze verordening hebben wij gebruik gemaakt van het door de VNG aangeboden model.

Bepaalde regelingen van dit model, zoals  een uitkering voor raadsleden bij aftreden, het gebruik van een dienstauto en creditcards hebben wij niet overgenomen, omdat wij vinden dat deze voorzieningen voor Landgraafse bestuurders nog niet nodig zijn, c.q. de gemeente geen dienstauto heeft en het gebruik van creditcards ontraden wordt.

Het VNG model hebben wij voor wat het PC gebruik vereenvoudigd.

Verder is het hoofdstuk over commissieleden niet overgenomen, omdat wij sedert de invoering van het nieuwe commissiestelsel geen burgercommissieleden hebben, maar fractieassistenten.

De fractieassistenten kunnen betaald worden door de fractie. Zij kunnen eveneens door de fractie een vergoeding krijgen voor congresbezoek etc. Deze kosten kunnen de fracties tot een in de verordening aangegeven maximum declareren bij de gemeente. Zie hiervoor de verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning.

 

De vaststelling van deze verordening is enerzijds noodzakelijk ten einde een op onderdelen van deze regeling nog niet geformaliseerde regeling te formaliseren en anderzijds secundaire arbeidsvoorwaarden voor o.a. raadsleden vast te leggen op grond waarvan zij bepaalde aanspraken kunnen maken. Denk hierbij aan PC gebruik voor raadsleden.

 

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

 

In de verordening zijn bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van Wethouders en raadsleden. Een regeling voor commissieleden is niet (meer) opgenomen, omdat de raadscommissies geen burgercommissieleden kent. Zie hiervoor de algemene toelichting. Mocht in de toekomst de verordening op de raadscommissies gewijzigd worden en de mogelijkheid worden gecreëerd om burgercommissieleden te benoemen en deze voor het bijwonen van de raadscommissievergaderingen een presentiegeld toe te kennen, dan is het noodzakelijk deze verordening aan te passen.

De grondslag voor de verordening is te vinden in de Gemeentewet en genoemde rechtspositiebesluiten. Buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend genieten de Wethouders als zodanig geen inkomsten, in welke vorm dan ook, ten laste van de gemeente (artikel 44 van de Gemeentewet). Een soortgelijke bepaling is in artikel 99 opgenomen voor raads- en commissieleden. Het tweede lid van die bepaling voegt daaraan toe dat bij gemeentelijke verordening aan raads- en commissieleden voordelen, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkomingen, mogen worden toegekend. Daarvoor is wel de goedkeuring van de gedeputeerde staten vereist.

De verordening bevat bepalingen inzake:

-    de beloning voor de werkzaamheden van raadsleden (artikelen 2) , waarbij is op te merken dat voor Wethouders niets is opgenomen omdat hun bezoldiging uitputtend is geregeld in het Rechtspositiebesluit Wethouders;

-    een vaste algemene onkostenvergoeding voor Wethouders en raadsleden (artikelen 3 en 17);

-    reis- en verblijfkosten van Wethouders en raadsleden, waarbij voor Wethouders een onderscheid is gemaakt tussen woon-werkverkeer en zakelijke reizen (artikelen 5, 6, 15 t/m 18);

-    beschikbaarstelling van computer- en communicatieapparatuur aan Wethouders en raadsleden

      (artikelen 8, 20 en 21) en faciliteiten in de vorm van deelname van Wethouders en raadsleden aan cursussen, congressen e.d. (artikelen 7 en 19);

-    de mogelijkheid voor een aantal secundaire voorzieningen voor raadsleden, zoals een voorziening voor kinderopvang (artikel 9), een spaarloonregeling (artikel 10), verlaging van de vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid (artikel 11) en een compensatieregeling i.v.m. korting op de werkloosheidsuitkering (artikel 12).

Voor de meer dan 30 dagen onafgebroken vervanging van de voorzitter van de raad is eveneens een voorziening opgenomen (artikel 13).

Voor de Wethouders zijn soortgelijke voorzieningen opgenomen met inbegrip van een voorziening mobiele telefonie.

In afwijking van het model zijn geen voorzieningen voor Wethouders opgenomen voor o.a. het gebruik van een dienstauto en het gebruik van creditcards. De gemeente Landgraaf heeft niet de beschikking over een dienstauto en het gebruik van creditcards achten wij ongewenst.

 

Een voorziening voor een uitkering bij aftreden van raadsleden of een uitkering bij arbeidsongeschiktheid of overlijden van een raadslid is niet opgenomen, omdat die regelingen het karakter van een sobere regeling overstijgen.

Verder is opgenomen de procedure van declareren (artikelen 31 t/m 34)

 

De arbeidsverhouding van de Wethouder en het raadslid

 

Wethouders en raadsleden zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet, Ziektewet en WAO. Evenmin geldt voor hen de pensioenvoorziening van bijvoorbeeld het ABP. Eigen voorzieningen zijn er op die onderdelen getroffen in o.a. de wet (Appa).

Omdat er geen dienstbetrekking met de gemeente is vallen Wethouders en raadsleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten getoetst aan de Wet inkomstenbelasting 2001.

 

De loon- en inkomstenbelasting

“Opting-in-regeling”

 

Wethouders en raadsleden kunnen opteren voor de loonbelasting. De Wethouder en het raadslid kan met de gemeente overeenkomen dat deze loonheffing inhoudt. Dat wordt de ´opting-in-regeling´ genoemd. De administratie van de gemeente is zodanig ingericht dat wordt voldaan aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. In een gezamenlijke verklaring melden de gemeente en de Wethouder c.q. het raadslid aan de Belastingdienst dat wordt geopteerd voor de loonbelasting. Een model voor een verklaring is als bijlage opgenomen in de VNG-ledenbrief van 15 december 2000 (MARZ/CvA/2000005423).

Als gezamenlijk wordt gekozen voor het loonbelastingsysteem dan draagt de gemeente de ingehouden loonheffing af aan de Belastingdienst. De inkomsten worden als loon belast in box 1. De Wethouder of het raadslid hoeft in dat geval geen administratie bij te houden. Kosten die worden gemaakt kunnen niet worden afgetrokken. Wel kan de gemeente onder voorwaarden bepaalde vergoedingen onbelast verstrekken en bepaalde faciliteiten onbelast in bruikleen beschikbaar stellen. Genoemd kunnen worden de vergoeding van reis- en verblijfkosten, de zakelijke beschikbaarstelling van computer- en communicatieapparatuur en zakelijke deelname aan cursussen en congressen. Er zijn ook vergoedingen die niet belastingvrij kunnen worden verstrekt. Deze vergoedingen worden gebruteerd toegekend waardoor na inhouding van de loonheffing de netto bedoelde vergoeding resteert. Ook kan betrokkene tegen een forfaitaire fiscale bijtelling in verband met privé-gebruik, een GSM ter beschikking worden gesteld die hij mede voor privé-doeleinden kan aanwenden, en kan hij deelnemen in de spaarloonregeling die er voor het gemeentelijk personeel is. Het gebruik van de dienstauto is niet een voordeel dat bij de loonheffing een rol speelt. Als op basis van de bepalingen uit de Wet inkomstenbelasting 2001 een bijtelling van toepassing is dan moet dat in de aangifte inkomstenbelasting worden meegenomen.

 

Fiscale standaardpositie

 

Als niet voor de loonbelasting wordt geopteerd dan geldt voor de Wethouder en het raadslid dat hij voor de Wet inkomstenbelasting 2001 resultaat uit een werkzaamheid geniet. In dat geval is het winstsysteem van toepassing. Betrokkene moet dan alle ontvangsten verantwoorden als winst en kan de gemaakte kosten daarop in mindering brengen. Zij kunnen niet deelnemen aan de spaarloonregeling.

Betrokkenen kunnen bij de aangifte inkomstenbelasting hun werkelijke beroepskosten, met inachtneming van een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering brengen op hun belastbaar inkomen (belastbare resultaat). De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen op grond van deze verordening aan de Belastingdienst te melden middels een opgave IB47. Verstrekkingen moeten naar de waarde in het economische verkeer worden opgegeven (niet naar de forfaitaire bedragen die gelden voor hen die van de ´opting-in-regeling´ gebruik maken).Ook voor de hoogte van de vaste kostenvergoeding maakt het verschil uit of de Wethouder of het raadslid wel of niet heeft geopteerd voor de loonbelasting (zie daarvoor hieronder de toelichting op de artikelen 3 en 14).

Zoals hierboven naar voren is gekomen kan de keuze om al of niet te opteren voor de loonbelasting voor de Wethouder en het raadslid ingrijpende gevolgen hebben. De beslissing om voor de loonbelasting te opteren kan eenmaal per zittingsperiode worden gemaakt en geldt in beginsel voor de (resterende) zittingsperiode.

Wel kan betrokkene als spijtoptant terugkomen op deze beslissing voor de resterende periode. Opteren voor de loonbelasting hoeft niet bij aanvang van de zittingsperiode te gebeuren maar kan ook gedurende de zittingsperiode voor de resterende periode.

 

De vergoedingssystematiek

 

Voor de uitoefening van het politieke ambt moeten bestuurders niet het eigen inkomen hoeven aan te spreken Een adequate vergoedingssystematiek is daarom van belang. Waar er functionele uitgaven zijn verdient het aanbeveling terughoudend te zijn met een financieringswijze waarin de bestuurder deze uit eigen middelen vooruit betaalt en de gemeente ze terugbetaalt. Eigen middelen en publieke middelen moeten zoveel mogelijk gescheiden worden gehouden. Vanuit die overweging heeft het de voorkeur de kosten direct in rekening te brengen bij de gemeente. Aan de mogelijkheid om zo nodig declaraties in te dienen zal echter behoefte blijven bestaan. Als vergoedingssystematiek is gekozen voor de volgende wijze van redeneren:

-    welke voorzieningen worden aangeboden door de organisatie (bedrijfsvoering en bestuurskosten);

-    welke voorzieningen zijn noodzakelijk voor de uitoefening van het ambt, maar zijn niet rechtstreeks aan te bieden door de organisatie;

-    kan voor deze voorzieningen nog een onbelaste vergoeding worden aangeboden (indien is geopteerd voor de loonbelasting);

-    voor voorzieningen die niet onbelast aangeboden kunnen worden, kan een (bruto) vergoeding worden verstrekt.

 

Concreet betekent deze vergoedingssystematiek het volgende.

 

Voorzieningen die zijn ondergebracht in de bedrijfsvoering

 

-    bruikleen van computer- en communicatieapparatuur;

-    gebruik van dienstauto's;

-    deelname aan cursussen en congressen e.d.

De zakelijke uitgaven hoeven niet te worden voorgeschoten door de Wethouder of het raadslid maar worden direct door de gemeente voldaan en de voorzieningen worden om niet in bruikleen gegeven. Zij vallen derhalve buiten de vergoedingssfeer.

 

Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten maar onbelast kunnen worden vergoed

 

Voor een aantal zakelijke uitgaven, zoals reis- en verblijfkosten, blijft het systeem overeind dat de gedane zakelijke uitgaven de Wethouder of het raadslid op basis van declaratie worden vergoed. Deze kunnen, als is voldaan aan de gestelde voorwaarden, onbelast worden vergoed.

 

Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten en niet onbelast kunnen worden vergoed

 

Voor een aantal andere beroepskosten wordt een vaste (bruto) kostenvergoeding verstrekt. In de toelichting op de artikelen 3 en 14 is aangegeven om welke beroepskosten het gaat.

Voor hen die niet voor de loonbelasting hebben geopteerd geldt dezelfde systematiek maar zijn de fiscale gevolgen anders. Zij dienen alle vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer als opbrengst te verantwoorden. Omdat zij hun werkelijk gemaakte kosten fiscaal kunnen verrekenen worden hun vergoedingen niet gebruteerd toegekend.

 

Controle en verantwoording

 

Voor de bestuurlijke uitgaven is - net als voor de besteding van alle andere publieke middelen - transparantie van groot belang. Daartoe dienen enerzijds inzichtelijke regels en richtlijnen die voor het vergoedingen- en voorzieningenstelsel gelden en anderzijds een duidelijke verantwoording van het daadwerkelijk gebruik. Op deze wijze kan worden voorkomen dat er onnodige discussies plaatsvinden omtrent het gebruik van onkostenregelingen of voorzieningen door gemeentebestuurders.

Dat is ook in hun belang omdat zij hun functie moeten kunnen uitoefenen zonder te worden gehinderd door onzekerheden omtrent de financiering van de functionele uitgaven. Daartoe is vereist dat er een zodanig sluitende financiële en administratieve organisatie is ingericht dat er vertrouwen kan bestaan omtrent de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven.

In hoofdstuk III is in verband hiermee een aantal belangrijke procedures vastgelegd over rechtstreekse facturering van functionele uitgaven en declaratie van vooruit betaalde kosten.

Daarnaast zijn er in de bruikleenovereenkomsten heldere afspraken vastgelegd over het gebruik van computer- en communicatieapparatuur die beschikbaar wordt gesteld voor de uitoefening van de politieke functie. In aanvulling hierop is een gedragscode ontwikkeld waarin nadere gedragsregels zijn vastgelegd. De gedragscode is opgenomen in de handreiking ´Integriteit van bestuurders bij gemeenten en provincies´ welke bij VNG/ledenbrief van 22 oktober 2001(kenmerk CvA/2001004348) aan de gemeenten is toegezonden. Daarbij gaat het onder meer om afspraken omtrent de bestuurlijke uitgaven die in aanmerking komen voor bespreking en zonodig besluitvorming in het college. In die gedragscode is ook het beleid rond buitenlandse reizen en de bekostiging van zakendiners met derden opgenomen. Verder zijn er aanvullende administratieve procedures beschreven over de afwikkeling van declaraties en facturen en de daarbij te hanteren verdeling van verantwoordelijkheden en hoe bijvoorbeeld om te gaan met interpretatie- of meningsverschillen.

De gemeenteraad van Landgraaf heeft op 18 mei 2006 de integriteitscodes voor raad en leden van het college vastgesteld.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 2

Vergoeding voor de werkzaamheden van het raadslid

 

In het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is geregeld dat raadsleden voor hun werkzaamheden een vergoeding ontvangen. De hoogte van de vergoeding wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in het Rechtspositiebesluit het maximale bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden aangegeven.

In artikel 2 is de hoogte van de vergoeding bepaald op het maximale bedrag. Het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer C AO lonen overheid voor volwassenen, inclusief bijzondere beloningen. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig omdat het bedrag van de vergoeding is gekoppeld aan het maximumbedrag dat de minister van BZK jaarlijks bijstelt.

Op grond van het bepaalde in de artikelen 3 en 4 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden kan de raad besluiten dat voor alle leden tot ten hoogste 20% naar beneden wordt afgeweken van de door de minister vastgestelde maximumbedragen. De raad kan bovendien besluiten ten hoogste 20% van de (eventueel verlaagde) raadsvergoeding als presentiegeld uit te betalen.

De raadsvergoeding wordt aangepast bij indeling in een hogere gemeenteklasse of bij overgang naar een andere klasse bij stijging of daling van het inwonertal.

 

Artikelen 3 en 14

vaste onkostenvergoeding

 

Hierin is de vaste vergoeding geregeld voor aan het ambt van Wethouder c.q. aan het raadslidmaatschap verbonden kosten. De vergoeding is opgebouwd op basis van de volgende kostencomponenten:

-    representatie

-    vakliteratuur

-    contributies, lidmaatschappen

-    telefoonkosten

-    bureaukosten, porti

-    zakelijke giften

-    bijdrage aan fractiekosten

-    ontvangsten thuis

-    excursies.

Sedert 1 januari 2001 zitten daarin niet langer de kostensoorten fax/pc en cursussen en congressen.

Daarvoor zijn vanaf dat tijdstip specifieke voorzieningen getroffen (zie de artikelen 7, 8 en 19 t/m 21). De onkostenvergoeding is in verband met deze overheveling naar de gemeentelijke bedrijfsvoering vanaf die datum neerwaarts bijgesteld. De vaste kostenvergoeding kan sinds 1 januari 2001 niet meer onbelast worden verstrekt. Om netto het bedrag van de vaste kostenvergoeding gelijk te houden is het (neerwaarts bijgestelde) bedrag gebruteerd tegen het belastingtarief van 52%. Deze brutering heeft echter geen betrekking op Wethouders en raadsleden die niet hebben geopteerd voor het loonbelastingregime.

Voor hen blijven de aftrekmogelijkheden van de werkelijk gemaakte kosten op het resultaat uit onderneming bestaan. Zij ontvangen de vaste kostenvergoeding zonder de brutering.

De hoogte van de kostenvergoeding wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in de

rechtspositiebesluiten voor Wethouders en raadsleden het maximale bedrag van de kostenvergoeding aangegeven. In de artikelen 3 en 14 is de hoogte van de kostenvergoeding bepaald op het maximale bedrag.

Het bedrag van de kostenvergoeding is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van de consumentenprijsindex. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig omdat het bedrag van de kostenvergoeding is gekoppeld aan het maximumbedrag dat de minister van BZK jaarlijks bijstelt.

Ook voor de onkostenvergoeding geldt dat deze met toepassing van artikel 3 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden met 20% kan worden verlaagd. Tevens wordt de onkostenvergoeding aangepast bij wijziging van de gemeenteklasse.

In de vaste kostenvergoeding zit ook een component telefoonkosten. Indien de gemeente voor zakelijk gebruik een mobiele telefoon aan een Wethouder beschikbaar stelt moet er een korting worden toegepast op die vaste kostenvergoeding om te voorkomen dat voor dezelfde zakelijke telefoonkosten zowel in natura (mobiele telefoon in bruikleen) als in geld (via de vaste kostenvergoeding) een voorziening ten laste van de gemeente is getroffen. Dat is geregeld in artikel 20, vierde lid. Voor alle Wethouders aan wie de gemeente een mobiele telefoon beschikbaar heeft gesteld geldt dezelfde korting. Zie voor een specifieke toelichting op de ter beschikking stelling van een mobiele telefoon en de inhouding op de onkostenvergoeding de toelichting

bij artikel 20.

 

Artikel 4

Berekening en betaling vaste vergoedingen

 

In het eerste lid van dit artikel is aangegeven vanaf wanneer de raadsvergoeding aanvangt. Een raadslid dat tijdens de demissionaire periode ook nog Wethouder is heeft geen aanspraak op de raadsvergoedingen, maar blijft tot hij aftreedt als Wethouder in het genot van de Wethouderswedde en de bijbehorende onkostenvergoeding. Dit blijkt onder meer uit de definitie van raadslid in artikel 1, onder c, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

Het tweede lid bevat de artikelen die aangegeven wanneer de raadsvergoeding eindigt. Voor een raadslid dat tussentijds ontslag neemt is dat uiterlijk één maand nadat hij zijn ontslag heeft ingediend of zoveel eerder als dat de geloofsbrieven van zijn opvolger zijn onherroepelijk (lees goedgekeurd) zijn geworden.

 

Artikel 5

Reiskosten raadsleden

 

In dit artikel is het recht op vergoeding van reiskosten voor raadsleden geregeld. De grondslag hiervoor is te vinden in artikel 97 van de Gemeentewet. De vergoeding kan worden toegekend als het raadslid een dienstreis maakt ter uitvoering van een besluit van de raad, het college of de burgemeester. Vergoed kunnen worden de kosten van openbaar vervoer of bij gebruik van eigen vervoermiddelen een km-vergoeding zoals die voor het rijkspersoneel geldt.

 

Artikel 6

Verblijfkosten raadsleden

 

Dit artikel regelt de vergoeding van verblijfkosten. De grondslag hiervoor is te vinden in artikel 97 van de Gemeentewet. De vergoeding kan worden toegekend als het raadslid een dienstreis maakt ter uitvoering van een besluit van de raad, het college of de burgemeester. Daarvoor gelden dezelfde maxima als voor het rijkspersoneel.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en

verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

 

Artikelen 7 en 19

Cursus, congres, seminar of symposium

 

Zoals hierboven al aangegeven is deze voorziening in de bedrijfsvoering gebracht en komen de kosten rechtstreeks voor rekening van de gemeente. Zij zijn in verband hiermee uit de vaste kostenvergoeding gehaald. Een onderscheid is gemaakt tussen cursussen, congressen e.d. die door of vanwege de gemeente in het gemeentelijk belang zijn georganiseerd en cursussen, congressen e.d. waaraan het individuele raadslid in verband met de vervulling van het raadslidmaatschap op eigen initiatief deelneemt. In het laatste geval zijn er aanvullende voorwaarden gesteld (inhoudelijke informatie over de cursus of het congres en een kostenspecificatie). Hierbij kan de fractievoorzitter een rol spelen. In het aanvraagformulier is een vraag opgenomen of de fractievoorzitter de aanvraag ondersteunt.

De in deze artikelen bedoelde cursussen en congressen hebben een zakelijk karakter en zijn aan te merken als beroepskosten waarvan de vergoeding c.q. verstrekking van loonbelasting is vrijgesteld. Voor raadsleden en Wethouders die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

 

Artikel 8

Computer en laptop met ISDN of internetaansluiting

 

Voor de uitoefening van het raadslidmaatschap kan om niet een computer of laptop met bijbehorende apparatuur in bruikleen beschikbaar worden gesteld. De Wethouders hebben allemaal in het raadhuis een werkkamer, die is voorzien van een computer met een internetverbinding etc. Voor Wethouders hoeft geen speciale regeling te worden opgenomen voor het op kosten van de gemeente thuis gebruik laten maken van een PC.

 

In de voorliggende regeling wordt de raad de keuze gelaten uit 2 modellen.

De eerste is de bruikleenovereenkomst en de tweede is een onkostenvergoeding per maand.

 

Bruikleenovereenkomst

 

De nadere voorwaarden zijn geregeld in de bruikleenovereenkomst die het raadslid  met de gemeente sluit. Het model van die overeenkomst wordt door het college vastgesteld. De grondslag

voor deze faciliteit is te vinden in de rechtspositiebesluiten voor  raadsleden.

Zoals hierboven al aangegeven is deze voorziening in de bedrijfsvoering gebracht en komen de kosten rechtstreeks voor rekening van de gemeente. Zij zijn in verband hiermee uit de vaste kostenvergoeding gehaald.

Aangezien de computer en laptop voor zakelijke doeleinden beschikbaar zijn gesteld gaat het hier om een belastingvrije verstrekking. Daaraan doet niet af dat daarvan ook privé-gebruik wordt gemaakt. Per drie kalenderjaren mag voor de loonbelasting de waarde van de computer en laptop met bijbehorende apparatuur, om deze belastingvrij beschikbaar te kunnen stellen, in totaal niet meer zijn dan € 2.269 (2002). Bijbehorende apparatuur is apparatuur die is bestemd om aan de computer te worden gekoppeld om informatie uit te wisselen. Voorbeelden hiervan zijn een modem, een printer, een fax en een digitale fotocamera.

In de artikelen 8 is geregeld dat de voorzieningen als ISDN, ADSL en internetaansluiting via de kabel binnen de belastingvrije mogelijkheden voor rekening van de gemeente komen. Daarbij is uitgegaan van een meer dan bijkomstig zakelijk gebruik, maar minder dan geheel of nagenoeg geheel zakelijk gebruik van de computer. Bij vergoeding of verstrekking van een ISDN-abonnement geldt bijvoorbeeld dat een bedrag van € 18,72 per maand (2002) voor rekening van het raadslid of de Wethouder komt. Alleen het bedrag daarboven kan onbelast worden vergoed. Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

 Onkostenvergoeding

 

Het als variant opgenomen artikel 8 gaat uit van een onkostenvergoeding per maand van netto € 50,00. Dit bedrag is tot stand gekomen na informatie bij het Facilitair bedrijf van de gemeente Landgraaf. Het bedrag is globaal opgebouwd als volgt: € 30,00 voor aanschaf PC, printer, bijbehorende apparatuur en software; € 10,00o als bijdrage voor eventuele aanleg en abonnement van een internetverbinding, ADSL etc., waarvan het goedkoopste abonnement thans € 19,95 per maand bedraagt, en € 10,00 kosten papier, inkt en stroomverbruik. Bij deze berekening is er rekening mee gehouden dat raadsleden ook privé gebruik maken van deze faciliteiten en hiervoor zelf de kosten moeten dragen.

Voor raadsleden, die geopteerd hebben voor de z.g. opting-in-regeling (pseudo-werknemer), wordt het bedrag gebruteerd, omdat hierover loonbelasting verschuldigd is. Het maandbedrag voor deze faciliteit komt daarmede op € 76,00.

Voor degenen die niet geopteerd hebben voor de opting-in-regeling bedraagt de bijdrage € 50,00.

Omdat de meeste raadsleden gekozen hebben voor de opting-in-regeling wordt rekening gehouden met een gemiddelde last per raadslid per maand van € 70,00, of wel € 840,00 per jaar.

E.e.a. betekent een totale jaarlast van € 21.000,00.

De begroting/meerjarenbegroting hoeft niet te worden aangepast, omdat in het betreffende programmaonderdeel voldoende middelen zijn geraamd en in een werkconferentie met het college is afgesproken wat risicovoller te gaan ramen.

 

Artikel 15 en 16

Reiskosten woon-werk en zakelijke reiskosten

 

Voor Wethouders met een enkele reisafstand tussen woning en werk van meer dan 10 kilometer is in artikel 16 een belastingvrije vergoeding voor het woon-werkverkeer geregeld die aansluit bij die voor het rijkspersoneel.

Voor Wethouders die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Ingevolge artikel 18 worden zakelijke reiskosten, indien gemaakt met het openbaar vervoer of met een taxi, volledig vergoed (mits in redelijkheid gemaakt) en indien gemaakt met eigen middelen van vervoer volgens het belastingvrije tarief dat ook geldt voor het rijkspersoneel.

 

Artikel 18

Buitenlandse dienstreis

 

Bij buitenlandse dienstreizen in het gemeentelijk belang kunnen de Wethouder de in redelijkheid gemaakte werkelijke reis- en verblijfkosten worden vergoed. De tarieven in het voor het rijkspersoneel geldende Reisbesluit buitenland zijn daarbij richtsnoer. In de eerder genoemde gedragscode zijn nadere gedragsregels vastgesteld. Daarbij gaat het om expliciete besluitvorming in het college over buitenlandse reizen en over uitnodigingen daartoe op kosten van derden. Maar ook om bijvoorbeeld de rekening en verantwoording achteraf (zowel inhoudelijk als financieel), het meereizen van de partner en het combineren van een dienstreis met een (direct voorafgaande of aansluitende) privé-reis.

Voor degenen die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

 

Artikel 20

Mobiele telefoon

 

Als onderdeel van de bedrijfsvoering kan de Wethouder voor overwegend zakelijk gebruik (90% of meer) belastingvrij een mobiele telefoon als 2e telefoon om niet ter beschikking worden gesteld. De abonnementskosten en de (zakelijke) gesprekskosten komen dan voor rekening van de gemeente. De nadere voorwaarden zijn geregeld in de bruikleenovereenkomst die de Wethouder met de gemeente sluit. In het voorliggend model is gekozen voor het gebruik van de mobiele telefoon mede voor privé-doeleinden. In deze regeling komen ook de privé-gesprekskosten voor rekening van de gemeente. Als het privé-gebruik meer dan 10% is vindt er een fiscale bijtelling plaats. Daarvoor geldt een forfaitair bedrag van € 22,69 per maand (2002). Dit forfaitaire bedrag wordt ingehouden op de bezoldiging van de Wethouder zodat er geen fiscale bijtelling hoeft plaats te vinden. De fiscale regeling geldt alleen als de waarde in het economisch verkeer van het privé-gebruik van de mobiele telefoon niet meer is dan euro 454 op jaarbasis (2002).Is dat wel het geval dan moet het werkelijke privé-voordeel tot het loon worden gerekend.]

In Landgraaf wordt een forfaitair bedrag voor privé-gebruik op het salaris/onkostenvergoeding in mindering gebracht.

 

Artikelen 24 t/m 26

De procedure van declaratie

 

In artikel 25 zijn de twee wijzen van betaling aangegeven. In de artikelen 25 en 26 is vervolgens

aangegeven in welke gevallen welke betalingswijze aan de orde is en welke procedurevoorschriften in achtgenomen moeten worden.

 

Declaratie van vooruitbetaalde kosten

 

Daarbij gaat het om vergoeding van de volgende kosten:

-    reis- en verblijfkosten van raadsleden;

-    zakelijke reis- en verblijfkosten van Wethouders;

-    reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van Wethouders.

 

Rechtstreekse facturering bij de gemeente

 

Rekeningen kunnen rechtstreeks bij de gemeente in rekening worden gebracht in de volgende gevallen:

-    deelname aan cursussen, congressen, seminars en symposia door raadsleden en Wethouders;

-    zakelijke reis- en verblijfkosten van Wethouders;

-    reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van Wethouders.

 

Artikel 28

Inwerkingtreding

 

In de toelichting op de artikelen 3 en 14 is al aangegeven dat de vaste kostenvergoeding voor Wethouders en raadsleden per 1 januari 2001 is gewijzigd. De artikelen 3 en 14 zijn daarmee nu in overeenstemming gebracht.