Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Westland

Verordening Wet kinderopvang Westland

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWestland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening Wet kinderopvang Westland
CiteertitelVerordening Wet kinderopvang Westland
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De datum ondertekening van de regeling is bij benadering ingevuld.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, art. 1.25

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201301-01-2013intrekking

18-12-2012

Gemeenteblad Westland, 24-01-2013

Gbw, 2013, 11
12-02-201101-01-2013art. 1, art. 2, art. 5, art. 6, art. 8, art. 10, art. 11, toelichting

01-02-2011

Gemeenteblad westland 10-02-2011

2011, 1
05-12-200412-02-2011nieuwe regeling

23-11-2004

Het hele Westland d.d. 2-12-2004

besluitenlijst b&w 2-11-2004, nr. 5.7.3

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Wet kinderopvang Westland

De raad van de gemeente Westland;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 2-11-2004, nr. 5.7.3;

gelet op het bepaalde in artikel 25 van de Wet kinderopvang en artikel 149 van de Gemeentewet; overwegende dat het noodzakelijk is de verlening, de voorschotverlening en de vaststelling van de tegemoetkoming van de gemeente in de kosten van kinderopvang bij verordening te regelen;

gezien de brief van 18 augustus 2004 van de minister van Sociale en Werkgelegenheid aan de Tweede Kamer der Staten Generaal, waarin hij aankondigt artikel 6 eerste lid, onder k, artikel 6, eerste lid onder 1, en artikel 23 van de Wet kinderopvang vooralsnog per 2005 niet in werking te laten treden;

 

besluit:

 

vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening Wet kinderopvang Westland.

§ 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westland;

  • b.

    de wet: de Wet kinderopvang;

  • c.

    kinderopvang: gastouderbureaus, gastouderopvang, kinderdagopvang, peuteropvang, en buitenschoolse opvang.

§ 2. VASTSTELLING NOODZAAK VAN KINDEROPVANG OP GROND VAN SOCIAAL-MEDISCHE INDICATIE

Artikel 2 Te verstrekken gegevens

  • 1.

    Een aanvraag tot vaststelling van de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie als bedoeld in artikel 1.23 van de wet bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      naam en adres van de ouder;

    • b.

      indien van toepassing: naam van de partner en, indien dit een ander adres is dan het adres van de ouder: het adres van de partner;

    • c.

      naam en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • d.

      overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag van de tegemoetkoming.

  • 2.

    Het college kan bepalen dat de aanvraag geschiedt met behulp van een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

  • 3.

    Indien de ouder een partner heeft, wordt de aanvraag mede ondertekend door de partner.

Artikel 3 Beslistermijn

  • 1.

    Het college besluit over de aanvraag binnen acht weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.

  • 2.

    Het college kan dit besluit met ten hoogste vier weken verdagen. Het college stelt de ouder hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 4 Inhoud van de beschikking

Het besluit tot vaststelling van de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie bevat in ieder geval:

  • a.

    de geldigheidsduur van de indicatie;

  • b.

    de omvang van de kinderopvang die noodzakelijk wordt geacht.

Artikel 5 Weigeringsgronden

Het college weigert de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie vast te stellen indien:

  • a.

    de ouder en de partner al een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang ontvangt of kan ontvangen; of

  • b.

    de ouder of de partner niet behoort tot de personen als bedoeld in artikel 1.6, eerste lid, onderdeel k of l van de wet.

  • c.

    geen gebruik wordt gemaakt van een bij het landelijk register Kinderopvang geregistreerde kinderopvang.

§ 3. AANVRAAG VAN DE TEGEMOETKOMING

Artikel 6 Te verstrekken gegevens bij de aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat:

    • a.

      naam, adres en sofi-nummer van de ouder;

    • b.

      indien van toepassing: naam en sofi-nummer van de partner en, indien dit een ander adres is dan het adres van de ouder: het adres van de partner;

    • c.

      naam, geboortedatum en sofi-nummer van het kind of de kinderen waarop de aangevraagde tegemoetkoming betrekking heeft;

    • d.

      een offerte of contract van het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen waarin in ieder geval wordt aangegeven: het aantal uren kinderopvang per kind, de kostprijs per uur en de aanvangsdatum van de opvang;

    • e.

      gegevens of een verwijzing naar gegevens waaruit blijkt dat de ouder behoort tot de groep personen als bedoeld in artikel 1.22 van de wet;

    • f.

      overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag van de tegemoetkoming

  • 2.

    Het college kan bepalen dat de aanvraag geschiedt met behulp van een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

  • 3.

    Indien de ouder een partner heeft, wordt de aanvraag mede ondertekend door de partner.

§ 4. VERLENING VAN DE TEGEMOETKOMING

Artikel 7 Het besluit tot verlenen van de tegemoetkoming

  • 1.

    Het college besluit over de aanvraag binnen vier weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.

  • 2.

    Het college kan dit besluit met ten hoogste vier weken verdagen. Het stelt de ouder hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 8 Weigeringsgrond

Het college weigert de tegemoetkoming indien de ouder niet behoort tot de personen als bedoeld in artikel 1. 22 van de wet; of indien geen gebruik wordt gemaakt van een bij het Landelijk Register Kinderopvang geregistreerde kinderopvangorganisatie.

Artikel 9 Ingangsdatum van de tegemoetkoming

  • 1.

    De tegemoetkoming wordt verleend met ingang van de datum waarop de aanvraag voor de tegemoetkoming door het college in ontvangst is genomen.

  • 2.

    Als op deze datum nog geen kinderopvang plaatsvindt, wordt de tegemoetkoming verleend met ingang van de datum waarop de kinderopvang zal plaatsvinden.

Artikel 10 De periode waarvoor de tegemoetkomingwordt verleend

  • 1.

    De tegemoetkoming wordt verleend voor de periode van een tegemoetkomingsjaar.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan het college de tegemoetkoming voor een andere periode verlenen.

  • 3.

    Indien een gastouderbureau uit het register kinderopvang wordt verwijderd, geldt de voorwaarde voor de tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau voor gastouderopvang niet, gedurende een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen uitlooptermijn waarbinnen de voorziening voor gastouderopvang in het register kinderopvang ingeschreven blijft.

Artikel 11 Omvang van de kinderopvang

  • 1.

    Het college verleent de tegemoetkoming voor het aantal uren kinderopvang dat door de ouder is aangevraagd.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid verleent het college bij een ouder als bedoeld in artikel 1.24, eerste lid, onderdeel a, of tweede lid, onderdeel a, van de wet de tegemoetkoming voor het aantal uren kinderopvang dat naar zijn oordeel redelijkerwijs noodzakelijk is voor de combinatie van arbeid en zorg.

Artikel 12 Inhoud van de beschikking

Het besluit tot verlening van een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat in ieder geval:

  • a.

    de vaststelling tot welke van de gemeentelijke doelgroepen de ouder behoort;

  • b.

    de naam en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de tegemoetkoming betrekking heeft;

  • c.

    de naam en adres van het kindercentrum of gastouderbureau waar de kinderopvang plaatsvindt;

  • d.

    de periode en de omvang van de kinderopvang per tijdvak waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend;

  • e.

    de wijze waarop het bedrag van de tegemoetkoming wordt bepaald en het bedrag dat op basis hiervan wordt verleend;

  • f.

    de wijze waarop de tegemoetkoming wordt uitbetaald;

  • g.

    de verp lichtingen van de ouder.

Artikel 13 De betaling van de tegemoetkoming

  • 1.

    De uitbetaling van de verleende tegemoetkoming geschiedt per maand, op declaratiebasis.

  • 2.

    Voor de declaratie overlegt de ouder aan het college de factuur van het kindercentrum of het gastouderbureau.

  • 3.

    Als de ouder hiervoor een machtiging heeft afgegeven, worden de maandbedragen na ontvangst van de factuur rechtstreeks overgemaakt aan het kindercentrum of gastouderbureau.

  • 4.

    Bij het ontbreken van een machtiging voor rechtstreeks betaling aan het kindercentrum of het gastouderbureau, worden de maandbedragen binnen twee weken na ontvangst van de declaratie overgemaakt op het bankrekening nummer van de ouder.

§ 5. VASTSTELLING VAN DE TEGEMOETKOMING

Artikel 14 Ambtshalve vaststelling

  • 1.

    De ouder, die geen of slechts voor een gedeelte van de verleningsperiode, een machtiging heeft afgegeven voor rechtstreekse betaling aan het kindercentrum of het gastouderbureau, overlegt uiterlijk op het in de beschikking vermelde tijdstip, over deze periode bewijzen van betalingen voor de kinderopvang.

  • 2.

    De vaststelling van de tegemoetkoming geschiedt ambtshalve binnen acht weken:

    • a.

      na afloop van de toekenningsperiode, als de ouder voor de gehele periode een machtiging heeft afgegeven voor rechtstreekse betaling aan het kindercentrum of het gastouderbureau; of

    • b.

      nadat de gegevens, als bedoeld in het eerste lid, zijn ontvangen of nadat de datum waarvoor de gegevens uiterlijk moesten zijn verstrekt, is verstreken zonder dat de ouder aan zijn informatieplicht heeft voldaan.

§ 6. VERPLICHTINGEN VAN DE OUDER

Artikel 15 Inlichtingenplicht

  • 1.

    De ouder of de partner doet het college onmiddellijk na het bekend worden daarvan uit eigen beweging schriftelijk mededeling van inlichtingen en gegevens die kunnen leiden tot de vaststelling van een lagere tegemoetkoming.

  • 2.

    De ouder of partner verstrekt desgevraagd aan het college, binnen een door het college te stellen redelijke termijn, alle gegevens en inlichtingen van hem en zijn partner die voor de aanspraak op en de hoogte van de tegemoetkoming van de gemeente van belang zijn.

§ 7. SLOTBEPALINGEN

Artikel 16 Inwerkingtreding

  • 1.

    Onder toepassing van artikel 25 van de Tijdelijke referendumwet treedt deze verordening in werking 3 dagen na haar bekendmaking.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid treedt paragraaf 2 van deze verordening in werking op het moment dat artikel 23 van de Wet kinderopvang in werking treedt.

  • 3.

    De Verordening Kinderopvang van de gemeente Wateringen, de Verordening kinderopvang van de gemeente Naaldwijk, de Verordening kinderopvang van de gemeente De Lier, de Verordening kinderopvang van de gemeente 's-Gravenzande en de Verordening kinderopvang van de gemeente Monster worden met ingang van 1 januari 2005 ingetrokken.

     

[Op grond van de wet Algemene regels herindeling dient alhier voor "ingetrokken" te worden gelezen "vervallen verklaard".]

Artikel 17 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet kinderopvang (VWk) gemeente Westland.

Aldus vastgesteld door de raad in zijn openbare vergadering van 23 november 2004.

de griffier a.i. - J. Hagenaars

de voorzitter - J. van der Tak

Toelichting  

Artikel 10

Indien een gastouderbureau uit het register kinderopvang wordt verwijderd, kan de bij dit bureau ingeschreven gastoudervang gedurende een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen uitlooptermijn in het LRKO ingeschreven blijven om wetmatig alle kinderopvangwerkzaamheden voort te kunnen zetten. In dit uitlooptermijn zal de tussenkomst van een ander geregistreerd gastouderbureau plaats moeten vinden. Dit is bedoeld om te voorkomen dat bij verwijdering van een gastouderbureau uit het LRKO er directe volledige opheffing ontstaat van alle gastouderopvangplaatsen welke ondergebracht zijn bij het betreffende gastouderbureau.