Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Leidschendam-Voorburg

Verordening houdende bepalingen ter compensatie van onevenredig nadelige gevolgen veroorzaakt door het project 'revitalisering historisch centrum Leidschendam (Leidschendam Centrum)'

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLeidschendam-Voorburg
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening houdende bepalingen ter compensatie van onevenredig nadelige gevolgen veroorzaakt door het project 'revitalisering historisch centrum Leidschendam (Leidschendam Centrum)'
CiteertitelVerordening nadeelcompensatie Leidschendam centrum 2006
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerpruimtelijke ordening en volkshuisvesting

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

27-01-2007nieuwe regeling

19-12-2006

De Leidschendammer / De Voorburgse Courant 26-1-2007

2006/27476

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening nadeelcompensatie Leidschendam centrum 2006

De raad van de gemeente ;

gezien het voorstel van het college d.d. 7 november 2006 (2006/27476);

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de bij dit besluit gevoegde Verordening Nadeelcompensatie Leidschendam Centrum 2006.

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente Leidschendam-Voorburg;

  • b.

    het project: de revitalisering van het historisch centrum Leidschendam;

  • c.

    v.o.f. Leidschendam Centrum: het samenwerkingsverband tussen de Gemeente Leidschendam-Voorburg en de Ontwikkelingscombinatie Schouten De Jong/Bouwfonds, zoals bedoeld in de grondexploitatie tevens v.o.f.-overeenkomst d.d. 22 november 2004;

  • d.

    het verzoek: een verzoek om toekenning van nadeelcompensatie als bedoeld in artikel 3 van deze verordening of het verzoek om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8 van deze verordening;

  • e.

    de belanghebbende: een natuurlijke of rechtspersoon die een verzoek indient ingevolge artikel 3 of 8 van deze verordening;

  • f.

    het nadeel: het nadeel dat een direct gevolg is van de uitvoering van het project;

  • g.

    de deskundige: de door het college aan te wijzen onafhankelijke deskundige op het gebied van nadeelcompensatie;

  • h.

    onevenredig nadeel: nadeel dat het maatschappelijk risico overschrijdt;

  • i.

    nadeelcompensatie: vergoeding overeenkomstig deze verordening van onevenredig nadeel.

Artikel 2 Recht op nadeelcompensatie

  • 1.

    Iedere belanghebbende die onevenredig nadeel lijdt waarvan de compensatie niet of niet voldoende anderszins verzekerd is, kan bij het college een verzoek om nadeelcompensatie indienen.

  • 2.

    Het college kent nadeelcompensatie toe als door belanghebbende is aangetoond dat nadeel is geleden als bedoeld in artikel 2.1.

  • 3.

    De vergoeding kan in geld of, indien dat naar het oordeel van het college geschikter is, op andere wijze plaatsvinden. Indien de nadeelcompensatie plaatsvindt op een andere wijze dan in geld, gaat de waarde van deze compensatie de hoogte van de anders op hetzelfde verzoek uit te keren nadeelcompensatie in geld niet te boven.

Artikel 3 Het verzoek om nadeelcompensatie

  • 1.

    Het verzoek om nadeelcompensatie kan niet later dan twee jaar na de eindoplevering van het project (zijnde het moment van overdracht van het openbaar gebied naar de beheerder) worden ingediend bij het college. Indien een verzoek na het verstrijken van deze termijn wordt ingediend, blijft een niet-ontvankelijkheidsverklaring achterwege, indien redelijkerwijs moet worden geoordeeld dat de belanghebbende niet in verzuim is geweest. Indiening dient te geschieden bij aangetekend schrijven. De aanvraag bevat naast hetgeen op grond van artikel 4:2, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht is vereist tenminste:

    • a.

      een opgave van de aard en de omvang van het gestelde nadeel, alsmede de daarbij behorende bewijsstukken en met bijbehorende toelichting waarom en in hoeverre het nadeel onevenredig is;

    • b.

      een schriftelijke toelichting waarom en/of in hoeverre het gestelde nadeel het rechtstreeks gevolg van de uitvoering van het project is, alsmede de daarbij behorende bewijsstukken;

    • c.

      een opgave van inspanningen en pogingen om nadeel te voorkomen en/of te beperken en een afschrift van een terzake aan het college gezonden kennisgeving;

    • d.

      een omschrijving van de wijze waarop het gestelde nadeel naar het oordeel van de aanvrager dient te worden gecompenseerd en, indien een financiële compensatie wordt aangevraagd, een opgave van het bedrag dat naar het oordeel van de aanvrager dient te worden vergoed.

  • 2.

    Indien naar het oordeel van het college niet of onvoldoende gegevens zijn verstrekt om het verzoek te beoordelen, wordt belanghebbende in de gelegenheid gesteld het verzuim te herstellen binnen een termijn van vier weken na verzending van de brief waarin op het verzuim is gewezen. Indien het verzuim niet tijdig is hersteld, kan het verzoek alsnog niet-ontvankelijk worden verklaard.

  • 3.

    Gegevens die worden verstrekt in verband met een verzoek zullen vertrouwelijk worden behandeld.

  • 4.

    Het college bevestigt schriftelijk de ontvangst van het verzoek uiterlijk binnen twee weken na ontvangst daarvan. Bij de ontvangstbevestiging wordt een kopie van deze verordening gevoegd.

Artikel 4 De procedure met advies deskundige

  • 1.

    Een verzoek wordt door het college binnen vier weken na ontvangst, dan wel binnen vier weken nadat het verzoek is aangevuld op basis van artikel 3 lid 2, behoudens toepassing van artikel 7 (vereenvoudigde procedure), ter advisering voorgelegd aan de deskundige.

  • 2.

    De deskundige stelt binnen zes weken na ontvangst van het verzoek van het college om advies als bedoeld in het eerste lid zowel de belanghebbende als het college in de gelegenheid zijn zienswijzen naar keuze schriftelijk of mondeling naar voren te brengen;

  • 3.

    Zowel belanghebbende als het college verschaft de deskundige, voor zover zij daarover redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen, alle gegevens en bescheiden die voor advisering nodig zijn;

  • 4.

    De deskundige kan inlichtingen inwinnen bij derden en kan een bezichtiging ter plaatse houden.

Artikel 5 Het advies van de deskundige

  • 1.

    Alvorens de deskundige zijn definitieve advies aan het college opstelt, maakt hij een concept-advies. Dit concept-advies wordt uiterlijk binnen twaalf weken na de toelichtingen als bedoeld in artikel 4, lid 2 aan de belanghebbende en aan het college toegezonden

  • 2.

    De deskundige kan de in het eerste lid genoemde termijn eenmaal met ten hoogste zes weken verlengen. De deskundige deelt de belanghebbende en het college schriftelijk en gemotiveerd mede waarom de termijn wordt verlengd.

  • 3.

    De belanghebbende en het college maken hun eventuele zienswijzen tegen het concept-advies binnen zes weken na de datum van verzending daarvan schriftelijk aan de deskundige bekend.

  • 4.

    De deskundige zendt zijn definitieve advies met inachtneming van de in het vorige lid bedoelde zienswijzen binnen vier weken na het verstrijken van de in het vorige lid genoemde termijn toe aan de belanghebbende en aan het college.

  • 5.

    In het advies dient de deskundige aan te geven:

    • a.

      of belanghebbende nadeel heeft geleden als bedoeld in artikel 2.1.;

    • b.

      of belanghebbende dit nadeel redelijkerwijs had kunnen voorkomen c.q. had kunnen beperken;

    • c.

      of, en zo ja in welke mate, belanghebbende kosten heeft moeten maken voor nadeelvoorkomende en /of -beperkende maatregelen, die voor vergoeding in aanmerking komen;

    • d.

      of, en zo ja voor welke bedrag, belanghebbende kosten heeft moeten maken voor het indienen en onderbouwen van zijn verzoek, die voor vergoeding in aanmerking komen;

    • e.

      of, en zo ja op welke wijze c.q. voor welk bedrag, belanghebbende dient te worden gecompenseerd.

  • 6.

    De kosten van het advies van de deskundige komen volledig ten laste van de gemeente.

Artikel 6 De beslissing op het verzoek

  • 1.

    Het college neemt uiterlijk zes weken na ontvangst van het definitieve advies van de deskundige een besluit op het verzoek van belanghebbende.

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde termijn kan door het college éénmaal met ten hoogste zes weken worden verlengd.

Artikel 7 De vereenvoudigde procedure zonder advies deskundige

  • 1.

    Het college kan een verzoek om nadeelcompensatie zonder advies van de deskundige, binnen twaalf weken na ontvangst van het verzoek af- of toewijzen, indien blijkt dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk gegrond dan wel kennelijk ongegrond is;

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde termijn kan door het college éénmaal met ten hoogste twaalf weken worden verlengd.

Artikel 8 Voorlopige voorziening

  • 1.

    Het college kan op verzoek van een belanghebbende, die naar redelijkerwijs valt te verwachten in aanmerking komt voor nadeelcompensatie en die een spoedeisend belang heeft, vooruitlopend op zijn besluit als bedoeld in de artikelen 6 of 7 besluiten een voorlopige voorziening te treffen.

  • 2.

    Een verzoek om een voorlopige voorziening, onder meer ter beperking of ter voorkoming van nadeel als bedoeld in artikel 2.1, kan worden ingediend gelijktijdig of na indiening van een verzoek om nadeelcompensatie.

  • 3.

    Met het besluit als bedoeld in het eerste lid wordt geen recht op nadeelcompensatie erkend of verleend.

  • 4.

    Indien de voorlopige voorziening van financiële aard is, dient belanghebbende, alvorens het voorschot wordt uitgekeerd, schriftelijk de verplichting te aanvaarden het eventueel te veel of ten onrechte ontvangen bedrag terug te betalen indien blijkt dat:

    • a.

      op grond van het besluit van het college omtrent het verzoek om nadeelcompensatie en de bij dat besluit behorende gegevens blijkt dat het voorschot geheel of gedeeltelijk ten onrechte is verstrekt;

    • b.

      op grond van nieuwe gegevens blijkt dat de getroffen voorlopige voorzieningen geheel of gedeeltelijk ten onrechte zijn getroffen.

  • 5.

    Terugbetaling als bedoeld in het vierde lid van dit artikel dient te geschieden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag dat de belanghebbende over het bedrag heeft kunnen beschikken.

  • 6.

    Bij het treffen van een voorlopige voorziening in de vorm van een voorschot kan het college een zekerheidsstelling verlangen in de vorm van een hypotheek of een bankgarantie.

Artikel 9 Hardheidsclausule

Indien een strikte toepassing van deze verordening zou leiden tot een onmiskenbare onredelijke situatie c.q. besluit voor de belanghebbende, kan het college afwijken van het in deze verordening bepaalde.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking de dag na de dag van bekendmaking.

Artikel 11 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: “Verordening Nadeelcompensatie Leidschendam Centrum 2006”

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente van 19 december 2006,

de griffier, mr. G.A.van Egmond,

de voorzitter, mr. M.A.P.van Haersma Buma

Toelichting op de Verordening Nadeelcompensatie Leidschendam Centrum 2006

Artikel 1 Definities

In dit artikel worden enkele kernbegrippen van de regeling omschreven. De belangrijkste omschrijving is die van het begrip onevenredig nadeel. Het in deze verordening bedoelde nadeel dat het maatschappelijk risico overschrijdt, is niet vooraf in een percentage uit te drukken en derhalve ook niet in deze regeling vastgelegd. Per verzoek om nadeelcompensatie moet zulks worden beoordeeld en worden vastgesteld.

Artikel 2 Recht op nadeelcompensatie

Dit artikel bevat de maatstaf aan de hand waarvan wordt gekeken of nadeelcompensatie zal worden toegekend. De schade moet het rechtstreekse gevolg zijn van de feitelijke uitvoering van het project. Verder moet het gaan om nadeel dat het normaal maatschappelijk risico te boven gaat en dat niet of onvoldoende anderszins is verzekerd.

Nadeel kan worden gecompenseerd in de vorm van geld of op andere wijze.

Artikel 3 Het verzoek om nadeelcompensatie

In dit artikel worden regels en termijnen gegeven voor de indiening van bedoeld verzoek. De indieningstermijn is gesteld op uiterlijk twee jaar na afloop van het project (tenzij zulks redelijkerwijs niet haalbaar is). Afbakening van de indieningstermijn is gewenst om te voorkomen dat langer dan noodzakelijk wordt gewacht met het indienen van een verzoek.

Bij het indienen van een verzoek moet worden gedacht aan nadeel dat voortkomt uit bijvoorbeeld de uitvoering van civieltechnische werken waarbij de sprake is van een onnodig lange periode van slechte bereikbaarheid van panden. Ook kan schade voortvloeien uit het omleggen van wegen of het instellen van eenrichtingverkeer waardoor de bereikbaarheid onaanvaardbaar vermindert. Benadrukt wordt dat hier slechts om voorbeelden gaat.

Voorts regelt dit artikel dat bewijsstukken dienen te worden overgelegd. Wanneer een compensatie in geld wordt geclaimd (veelal winstderving) dient zulks te worden onderbouwd met financiële bescheiden (bijvoorbeeld jaarrekeningen, verlies- en winstrekeningen en accountantsverklaringen). Het college kan verzoeker om aanvullende gegevens vragen. Tevens dient verzoeker aan te geven op welke wijze hij zich heeft ingespannen om het geclaimde nadeel te beperken of zelfs te voorkomen.

Verzoeker ontvangt een kopie van deze verordening zodat zekerheid bestaat dat verzoeker voldoende bekend is met deze regeling.

Artikelen 4 en 5 De procedure en het advies van de deskundige

Dit artikel bepaalt de termijnen en de totstandkoming van adviezen waarbij een onafhankelijke deskundige wordt ingeschakeld. Het deskundigenbureau wordt door het college ingeschakeld. Er is geen sprake van een vaste commissie die het college hierover adviseert.

Voorts worden de zaken aangegeven waarover de deskundige in ieder geval dient te adviseren.

De deskundigenkosten zijn voor rekening van de gemeente.

Artikel 6 De beslissing op het verzoek

In dit artikel worden termijnen genoemd waarbinnen het college een besluit moet nemen.

Artikel 7 De vereenvoudigde procedure zonder advies deskundige

Het college kan in enkele gevallen ook zonder advies van een deskundige besluiten. In dit artikel worden hiervoor de termijnen genoemd. Het gaat dan wel over zeer duidelijke gevallen waarvoor geen advies noodzakelijk is.

Artikel 8 Voorlopige voorziening

Dit artikel geeft regels omtrent de behandeling van een verzoek om een voorschot te verlenen. Deze bepaling is opgenomen om het nadeel zonodig te beperken, danwel de verzoeker de mogelijkheid te geven om tijdig te starten met bijvoorbeeld een vervangingsinvestering. Met de term wettelijke rente wordt bedoeld de in het Burgerlijk Wetboek bedoelde rente welke door de rijksoverheid wordt bepaald en bijgesteld conform de renteontwikkelingen.

Artikel 9 Hardheidsclausule

Indien er bijzondere omstandigheden zich voordoen, kan het college afwijken van de bepalingen in deze verordening. Welke omstandigheden daartoe behoren, zal in voorkomende gevallen apart moeten worden beoordeeld.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Spreekt voor zich.

Artikel 11 Citeerartikel

Spreekt voor zich.