Organisatie | Leidschendam-Voorburg |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene Subsidieverordening Leidschendam-Voorburg |
Citeertitel | Algemene Subsidieverordening Leidschendam-Voorburg |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
De verplichting van artikel 12, vijftiende lid, treedt in werking op 1 januari 2012.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-04-2011 | 01-01-2011 | 01-12-2016 | art. 12 | 15-03-2011 Leidschendammer / Voorburgse Courant 14-4-2010 | 544271 |
05-03-2010 | 15-04-2011 | art. 8, 10, 12, 17 en 18 | 03-02-2010 De Leidschendammer / De Voorburgse Courant 25-2-2010 | 2009/30668 2009/31137 | |
31-10-2008 | 05-03-2010 | art. 10, 17, 20 en 21 | 07-10-2008 De Leidschendammer / De Voorburgse Courant 23-10-2008 | 2008/19988 | |
10-05-2008 | 31-10-2008 | nieuwe regeling | 22-04-2008 De Leidschendammer / De Voorburgse Courant 2-5-2008 | 2008/3153 |
De raad van de gemeente Leidschendam-Voorburg;
gelezen het voorstel van het college van 12 februari 2008 disnummer: 2008/3153
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 4:23 van de Algemene wet bestuursrecht;
overwegende dat het wenselijk is de Algemene Subsidieverordening te dereguleren en de administratieve lasten voor burgers en bedrijven te verminderen;
vast te stellen de Algemene Subsidieverordening Leidschendam-Voorburg
PARAGRAAF 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 - Begripsomschrijvingen
In het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt verstaan onder:
budgetsubsidie: een subsidie voor de duur van een of meer jaren op grondslag van activiteiten, producten of prestaties, waarbij het subsidiebedrag direct is gerelateerd aan een met de subsidieontvanger overeengekomen niveau van activiteiten, producten of prestaties en de daarbij horende prioriteitstelling;
Artikel 3 - Reikwijdte van de verordening
Deze verordening is van toepassing op alle subsidieverstrekkingen, voorzover geen andere subsidieverordening geldt.
Paragraaf 2 Aanvraag en beschikking
Subsidie kan naast de in artikel 4:25 en 4:35 van de Awb genoemde gevallen worden geweigerd, indien gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:
Paragraaf 3 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Artikel 12 - Algemene verplichtingen
De activiteiten van de subsidieontvanger staan open voor alle groeperingen zonder onderscheid naar ras, godsdienst, leeftijd, levensovertuiging, sekse of seksuele geaardheid. Deze verplichting geldt niet zover sprake is van een op een specifieke door het gemeentebestuur erkende doelgroep gerichte activiteit.
Indien een vrijwillig bestuurslid wordt betaald voor activiteiten die deze heeft uitgevoerd ten behoeve van gesubsidieerde activiteiten geschied de betaling van de subsidieontvanger aan het vrijwillig bestuurslid uitsluitend op basis van een factuur opgenomen in de administratie van de subsidieontvanger.
Artikel 14 - Meldingsplicht bij wijziging omstandigheden
Een subsidieaanvrager of subsidieontvanger doet zo spoedig mogelijk mededeling aan het college van omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot verlening, wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie.
Paragraaf 5 Betaling, bevoorschotting en reserves
Artikel 23 - Vergoeding aan de gemeente bij vermogensvorming
Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding is verschuldigd, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Leidschendam-Voorburg van 22 april 2008
de griffier, mr. G.A.van Egmond
de voorzitter, drs. J.W.van der Sluijs
BIJLAGE bij de toelichting Algemene subsidieverordening Leidschendam-Voorburg
Tekst van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Hoofdstuk 4. Bijzondere bepalingen over besluiten
Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, wordt de aanvraag tot het geven van een beschikking schriftelijk ingediend bij het bestuursorgaan dat bevoegd is op de aanvraag te beslissen.
De aanvrager kan weigeren gegevens en bescheiden te verschaffen voorzover het belang daarvan voor de beslissing van het bestuursorgaan niet opweegt tegen het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, met inbegrip van de bescherming van medische en psychologische onderzoeksresultaten, of tegen het belang van de bescherming van bedrijfs- en fabricagegegevens.
Het bestuursorgaan bevestigt de ontvangst van een elektronisch ingediende aanvraag.
Het bestuursorgaan dat bevoegd is op de aanvraag te beslissen, kan voor het indienen van aanvragen en het verstrekken van gegevens een formulier vaststellen, voorzover daarin niet is voorzien bij wettelijk voorschrift.
Indien de aanvraag of een van de daarbij behorende gegevens of bescheiden in een vreemde taal is gesteld en een vertaling daarvan voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking noodzakelijk is, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn de aanvraag met een vertaling aan te vullen.
Indien de aanvraag of een van de daarbij behorende gegevens of bescheiden omvangrijk of ingewikkeld is en een samenvatting voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking noodzakelijk is, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn de aanvraag met een samenvatting aan te vullen.
De termijn voor het geven van een beschikking wordt opgeschort met ingang van de dag waarop het bestuursorgaan krachtens artikel 4:5 de aanvrager uitnodigt de aanvraag aan te vullen, tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
Afdeling 4.2.1 Inleidende bepalingen
Onder subsidieplafond wordt verstaan: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift.
Indien een zodanig wettelijk voorschrift is opgenomen in een niet op een wet berustende algemene maatregel van bestuur, vervalt dat voorschrift vier jaren nadat het in werking is getreden, tenzij voor dat tijdstip een voorstel van wet bij de Staten-Generaal is ingediend waarin de subsidie wordt geregeld.
Indien een subsidie op een wettelijk voorschrift berust, wordt ten minste eenmaal in de vijf jaren een verslag gepubliceerd over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.
Afdeling 4.2.2 Het subsidieplafond
Indien niet tijdig, dan wel in bezwaar of beroep of ter uitvoering van een rechterlijke uitspraak omtrent verstrekking wordt beslist, geldt de verplichting van het tweede lid slechts voorzover zij ook gold op het tijdstip, waarop de beslissing in eerste aanleg werd genomen of had moeten worden genomen.
Artikel 4:27, tweede lid, is niet van toepassing, indien:
Afdeling 4.2.3 De subsidieverlening
Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald kan voorafgaand aan een subsidievaststelling een beschikking omtrent subsidieverlening worden gegeven, indien een aanvraag daartoe is ingediend voor de afloop van de activiteit of het tijdvak waarvoor de subsidie wordt gevraagd.
Een subsidie in de vorm van een periodieke aanspraak op financiële middelen wordt verleend voor een bepaald tijdvak, dat in de beschikking tot subsidieverlening wordt vermeld.
Een subsidie kan niet worden verleend onder de voorwaarde dat uitsluitend het bestuursorgaan of uitsluitend de subsidieontvanger een bepaalde handeling verricht, tenzij het betreft de voorwaarde dat:
Afdeling 4.2.4 Verplichtingen van de subsidieontvanger
De verplichtingen kunnen na de subsidieverlening worden uitgewerkt, voorzover de beschikking tot subsidieverlening dit vermeldt.
Afdeling 4.2.5 De subsidievaststelling
De beschikking tot subsidievaststelling stelt het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag overeenkomstig afdeling 4.2.7.
Het bestuursorgaan kan de subsidie geheel of gedeeltelijk ambtshalve vaststellen, indien:
Afdeling 4.2.6 Intrekking en wijziging
De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd indien vijf jaren zijn verstreken sedert de dag waarop zij is bekendgemaakt dan wel, in het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, sedert de dag waarop de handeling in strijd met de verplichting is verricht of de dag waarop aan de verplichting had moeten zijn voldaan.
Indien aan een subsidieontvanger voor drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie is verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten, geschiedt gehele of gedeeltelijke weigering van de subsidie voor een daarop aansluitend tijdvak op de grond, dat veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, slechts met inachtneming van een redelijke termijn.
Voorzover aan het einde van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend sedert de bekendmaking van het voornemen tot weigering voor een daarop aansluitend tijdvak nog geen redelijke termijn is verstreken, wordt de subsidie voor het resterende deel van die termijn verleend, zo nodig in afwijking van artikel 4:25, tweede lid.
Afdeling 4.2.7 Betaling en terugvordering
Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kan het subsidiebedrag in gedeelten worden betaald, mits bij de subsidieverlening, of indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, bij de subsidievaststelling, is bepaald hoe de gedeelten worden berekend en op welke tijdstippen zij worden betaald.
De verplichting tot betaling van een subsidiebedrag of een voorschot wordt opgeschort met ingang van de dag waarop het bestuursorgaan aan de subsidieontvanger schriftelijk kennis geeft van het ernstige vermoeden dat er grond bestaat om toepassing te geven aan artikel 4:48 of 4:49, tot en met de dag waarop de beschikking omtrent de intrekking of wijziging is bekendgemaakt of de dag waarop sedert de kennisgeving van het ernstige vermoeden dertien weken zijn verstreken.
Onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten kunnen worden teruggevorderd voorzover na de dag waarop de subsidie is vastgesteld, dan wel de handeling als bedoeld in artikel 4:49, eerste lid, onderdeel c, heeft plaatsgevonden, nog geen vijf jaren zijn verstreken.
Afdeling 4.2.8 Per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen
Indien dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald, behoeft de subsidieontvanger de toestemming van het bestuursorgaan voor:
het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan, indien deze goederen geheel of gedeeltelijk zijn verworven door middel van de subsidie dan wel de uitgaven daarvoor mede zijn bekostigd uit de subsidie;
Afdeling 5.2 Toezicht op de naleving
Onder toezichthouder wordt verstaan: een persoon, bij of krachtens wettelijk voorschrift belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.
Een toezichthouder maakt van zijn bevoegdheden slechts gebruik voorzover dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is.
Bij wettelijk voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan dat de toezichthouder als zodanig aanwijst, kunnen de aan de toezichthouder toekomende bevoegdheden worden beperkt.
Een toezichthouder is bevoegd inlichtingen te vorderen.
Een toezichthouder is bevoegd van personen inzage te vorderen van een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.
Toelichting Algemene Subsidieverordening Leidschendam-Voorburg
In de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is bepaald dat subsidieverstrekking in beginsel dient te berusten op een wettelijk voorschrift. De Algemene Subsidieverordening Leidschendam-Voorburg (hierna: ASV) voorziet hierin.
Deregulering, vermindering van administratieve lasten en uitvoeringslasten
De ASV vervangt de oude ASV van 2004. De ASV is gebaseerd op de ASV van 2004, maar is geheel geactualiseerd en gedereguleerd. Hierbij zijn de administratieve lasten voor burgers en instellingen en de uitvoeringslasten van de gemeente sterk verminderd. Ook is aandacht besteedt aan de rechtmatigheid van de ASV.
De ASV kent veel minder regels (28 in plaats van 63 artikelen) dan de ASV 2004 en een eenvoudiger structuur (6 paragrafen in plaats van 7 hoofdstukken met een aantal paragrafen).
Het aantal regels is verminderd door het schrappen van: overbodige regels, herhaling van regels, de uitgebreide onderverdeling in soorten subsidies (budget-, waarderings-, start- en eenmalige subsidies) en een flink aantal onnodig belastende administratieve verplichtingen (bijvoorbeeld de accountantsverklaring).
Structuur en inhoud ASV en Awb
In de ASV zijn de regels gestructureerd overeenkomstig de indeling van titel 4.2 van de Awb (subsidietitel). In de subsidietitel van de Awb zijn landelijk uniforme regels van subsidiëring vastgelegd. De Awb geldt ten opzichte van de ASV als hogere regelgeving. De raad kan geen regels vaststellen die in strijd zijn met de Awb-regels. De raad kan wel een aantal aanvullende regels vaststellen. In de ASV zijn deze aanvullende regels opgenomen. Voor alle duidelijkheid zijn in een bijlage (hierna: Bijlage) bij deze toelichting de geldende Awb-regels opgenomen.
De ASV volgt in navolging van de Awb zo veel mogelijk de chronologie van het subsidieproces: aanvraag, subsidieverlening, subsidievaststelling, betaling en bevoorschotting.
Teneinde de administratieve lasten en de uitvoeringslasten te beperken, geldt in de ASV als hoofdregel dat op een aanvraag direct een subsidievaststelling volgt. Bij complexe of omvangrijke subsidieaanvragen kan de subsidievaststelling worden voorafgegaan door een beschikking tot subsidieverlening. Deze structuur is duidelijk terug te vinden in de opbouw van de ASV.
Om de toegankelijkheid van de ASV te bevorderen zijn de artikelen in onderstaande paragrafen onderverdeeld.
Paragraaf 1: algemene bepalingen;
Paragraaf 2: aanvraag en beschikking;
Paragraaf 3: verplichtingen van de subsidieontvanger;
Paragraaf 4: verslag en subsidievaststelling;
Paragraaf 5: betaling, bevoorschotting en reserves;
De bevoegdhedenverdeling in de ASV is overeenkomstig de Gemeentewet: de raad stuurt op hoofdlijnen en het college zorgt voor de uitvoering.
De raad zet de algemene beleidslijnen uit, stelt de prioriteiten en stelt bij begroting de gelden ter beschikking die per beleidstaak voor subsidiëring in enig jaar beschikbaar zijn.
Het college is binnen deze door de raad vastgestelde grenzen verantwoordelijk voor de uitvoering, dat wil zeggen voor de verlening, bevoorschotting, vaststelling en betaling van de subsidies. Ook is het college bevoegd om subsidies te indexeren en om toezicht en controle uit te oefenen op de naleving van de subsidieafspraken. Daarnaast is het college bevoegd om een subsidie in te trekken, als niet (meer) aan de in de verordening gestelde regels wordt voldaan.
De rechtsbescherming is volledig geregeld in de Awb. Voor een subsidieaanvrager staat de mogelijkheid open om tegen alle besluiten bezwaar aan te tekenen bij het college.
Tegen de beslissing op bezwaar staat beroep open bij de Rechtbank, sector bestuursrecht en hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
PARAGRAAF 1 ALGEMENE BEPALINGEN
In het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt verstaan onder:
budgetsubsidie: een subsidie voor de duur van een of meer jaren op grondslag van activiteiten, producten of prestaties, waarbij het subsidiebedrag direct is gerelateerd aan een met de subsidieontvanger overeengekomen niveau van activiteiten, producten of prestaties en de daarbij horende prioriteitstelling;
In dit artikel zijn omschrijvingen opgenomen van een aantal begrippen in de ASV.
Een omschrijving van subsidie ontbreekt in artikel 1, omdat artikel 4:21 van de Awb al daarin voorziet. De tekst van artikel 4:21 ev. is in de Bijlage opgenomen.
De Awb-definitie van subsidie bevat vier elementen:
1e: een aanspraak op financiële middelen;
2e: anders dan betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten;
3e: door een bestuursorgaan verstrekt;
4e: met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager.
Zodra aan deze elementen is voldaan, wordt van subsidie gesproken.
a en b: budget- en waarderingssubsidie
De gemeente kent in hoofdzaak twee subsidiesoorten: budget- en waarderingssubsidies.
Bij budgetsubsidies worden met een instelling afspraken gemaakt om voor een bepaald budget bepaalde activiteiten, producten of prestaties te verrichten. Deze vorm van subsidie komt het meest tegemoet aan de bestuurlijke wens om te sturen op gemeentelijke doeleinden. Een waarderingssubsidie is een subsidie die wordt verstrekt als waardering voor het uitvoeren van activiteiten die het gemeentebestuur voor de bevolking van belang acht. Waarderingssubsidies worden verstrekt aan instellingen met een eenduidige, concrete en eenvoudig controleerbare doelstelling.
Beide subsidiesoorten kunnen zowel een eenmalig als structureel karakter hebben. In onderdeel a is een omschrijving van budgetsubsidie opgenomen en in onderdeel b een omschrijving van waarderingssubsidie.
Daarnaast zijn ook nog incidentele, eenmalige subsidies mogelijk voor bijvoorbeeld evenementen, projecten en nieuwe initiatieven.
In onderdeel c en d zijn kortheidshalve de Algemene wet bestuursrecht en het college van burgemeester en wethouders gedefinieerd als Awb en college.
In onderdeel d is bestemmingsreserve gedefinieerd. Dit is een reserve die met toestemming van het college wordt gevormd met een van tevoren bepaalde bestemming.
Volgens de bevoegdhedenverdeling, zoals uiteengezet in de algemene toelichting, stuurt de raad op hoofdlijnen (vaststellen ASV en subsidiebeleidskader, zie artikel 4) en is het college verantwoordelijk voor de uitvoering van het door de raad vastgestelde beleid.
Het college is op grond van artikel 4:81 Awb bevoegd tot het vaststellen van beleidsregels met betrekking tot de hem toekomende bevoegdheden.
Het college kan subsidies jaarlijks indexeren. Het voor gesubsidieerde instellingen voor een bepaald jaar te hanteren indexpercentage wordt opgenomen in de gemeenterichtlijnen voor het opstellen van de begroting van gesubsidieerde instellingen.
Artikel 3 Reikwijdte van de verordening
Deze verordening is van toepassing op alle subsidieverstrekkingen, voorzover geen andere subsidieverordening geldt.
De ASV is als algemene verordening niet van toepassing indien een bijzondere verordening geldt. De ASV is bijvoorbeeld niet van toepassing op de Subsidieverordening restauratie en onderhoud monumentale panden Leidschendam-Voorburg 2004.
Artikel 4 Subsidiebeleidskader
Het subsidiebeleidskader geeft een zo compleet mogelijk, compact overzicht van het subsidiebeleid. Door de periodieke vaststelling daarvan (in beginsel eens in de vier jaar) komt de schijnwerper regelmatig te staan op het bestaande beleid. De raad kan hiermede zijn kaderstellende rol op het gebied van subsidies vervullen. De kaders worden bepaald door het vaststellen van de doelstellingen van de subsidies, de subsidiabele activiteiten, de subsidienormen en de beschikbare budgetten per beleidsterrein. Aan de hand van deze kaders moet het college overgaan tot subsidieverstrekking (zie artikel 2).
De raad kan het subsidiebeleidskader tussentijds wijzigen door nieuw beleid vast te stellen op grond waarvan subsidies kunnen worden verstrekt, of door het eerder vastgestelde subsidiebeleid te wijzigen.
Al het door de raad vastgestelde subsidiebeleid wordt tot het subsidiebeleidskader gerekend.
In artikel 4:22 van de Awb is een definitie van subsidieplafond gegeven: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift. In artikel 4:25 van de Awb wordt de mogelijkheid geschapen een subsidieplafond te hanteren. De bevoegdheid tot vaststelling van een subsidieplafond moet dan wel in de verordening zijn opgenomen. Op grond van het eerste lid van artikel 4:26 van de Awb moet de verordening tevens regelen hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld en welk orgaan dat krachtens de verordening mag doen. Artikel 5 voorziet in deze wettelijke eisen, zodat nu de mogelijkheid bestaat om met subsidieplafonds te werken.
de raad is bevoegd om subsidieplafonds vast te stellen.
het college is vervolgens bevoegd de verdelingssystematiek te bepalen.
Het subsidieplafond en de verdelingssystematiek moeten gelijktijdig worden gepubliceerd.
Het plafond (inclusief de verdelingsmaatstaven) moet bekendgemaakt worden voor aanvang van het tijdvak waarop het betrekking heeft. Potentiële subsidieaanvragers moeten daarmee immers rekening kunnen houden bij de inrichting van hun aanvraag. Ook behoren zij te weten, dat hun subsidieaanvraag kan worden geweigerd wegens het ontbreken van gelden, ook al voldoet de aanvraag aan de gestelde eisen.
Bij de verdelingssystematiek kan gedacht worden aan het tendersysteem, waarbij aanvragen voor een bepaalde datum moeten worden ingediend, waarna aan de hand van bepaalde criteria een selectie wordt gemaakt. Een andere mogelijkheid is toepassing van het principe: ‘die het eerst komt, het eerst maalt’. Bij de bekendmaking van het subsidieplafond moet op deze verdelingsmaatstaven worden gewezen.
In afwijking van artikel 4:24 Awb is het college bevoegd tot evaluatie van subsidieverstrekkingen, indien dit door het college nodig wordt geacht.
In artikel 4:24 van de Awb is bepaald dat ten minste eenmaal in de vijf jaren een verslag wordt gepubliceerd over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk, tenzij bij wettelijk voorschrift anders wordt bepaald.
Artikel 6 bevat een andersluidende bepaling en zet daarmee artikel 4:24 Awb opzij. Het college is bevoegd tot evaluatie indien hij dit nodig oordeelt. Geen eisen worden gesteld aan de inhoud van de evaluatie. Deze zullen per subsidie anders kunnen zijn. Ook een termijn wordt niet voorgeschreven, omdat deze afhankelijk is van de effecten die in beeld moeten komen (soms op korte termijn, soms op langere termijn, soms periodiek).
Het college kan personen aanwijzen, die zijn belast met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde.
In de Awb is in hoofdstuk 5, afdeling 5.1, het nodige geregeld over toezichthouders. Een uitgebreide regeling in de ASV is daarom niet nodig. Wel moet de ASV de mogelijkheid aangeven om toezichthouders aan te wijzen.
Op grond van het bepaalde in afdeling 5.1 Awb moet een gesubsidieerde instelling de toezichthouder toegang verlenen tot de accommodatie en de administratie. De toezichthouder is bevoegd inlichtingen te vorderen en zo nodig zakelijke bescheiden en gegevens mee te nemen om kopieën te kunnen maken. Zie voor verdere bevoegdheden de tekst van afdeling 5.1 in de Bijlage.
PARAGRAAF 2 AANVRAAG EN BESCHIKKING
Artikel 8 Aanvraag om subsidie
De datum van uiterlijk 1 juni voor het indienen van de aanvraag is ruim gekozen om subsidieaanvragers de tijd te geven voor de indiening van een degelijke en complete aanvraag. Deze bepaling is niet dwingend.
Voor aanvragen om eenmalige subsidie is een afwijkende, kortere, termijn opgenomen van tien weken voor de aanvang van de gesubsidieerde activiteiten.
Dit onderdeel geeft aan welke gegevens met een aanvraag moeten worden ingediend. Deze gegevens zijn beperkt tot de strikt noodzakelijke gegevens. Hiermee worden de administratieve lasten voor de aanvragers zo veel mogelijk beperkt.
Het college kan in aanvulling op het derde lid andere gegevens opvragen, indien dit nodig is voor een goede beoordeling van de aanvraag.
Daarnaast kan het college vrijstelling verlenen van de genoemde eisen. Deze vrijstellingsmogelijkheid voorkomt onnodig belastende administratieve lasten.
Alleen complete aanvragen worden in behandeling genomen. Onvolledige aanvragen hoeven niet in behandeling te worden genomen. Indien de aanvraag onvolledig is, vereist artikel 4:5 van de Awb wel dat de aanvrager in de gelegenheid wordt gesteld om de aanvraag aan te vullen. Hiervoor dient de aanvrager dan een redelijke termijn te krijgen (bijv. 2 of 4 weken). Zie verder de tekst van artikel 4:5 Awb in de Bijlage.
Subsidie kan naast de in artikel 4:25 en 4:35 van de Awb genoemde gevallen worden geweigerd, indien gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:
In artikel 4:25 en artikel 4:35 Awb worden gevallen genoemd op grond waarvan subsidieverlening geweigerd kan (moet) worden. In dit artikel wordt nog een aantal gevallen genoemd op grond waarvan subsidieverlening kan worden geweigerd.
Het is uiteraard noodzakelijk om bij elke weigering van subsidie aan te geven op welke grond(en) deze wordt geweigerd en deze weigering goed te motiveren.
In dit artikel zijn de termijnen genoemd waarbinnen het college een beslissing moet nemen op subsidieaanvragen.
De termijn van zes maanden na de ontvangst van de complete aanvraag houdt verband met de begrotingscyclus van de gemeente. Indien nodig, kan deze termijn met vier weken worden verdaagd (verlengd).
De termijn voor het verkrijgen van eenmalige subsidies is overeenkomstig de redelijke termijn (acht weken) van de Awb. Indien dit niet voldoende is, kan deze termijn twee weken worden verdaagd.
Indien de gestelde termijnen niet aansluiten bij de handelingen die moeten gebeuren om de subsidie aanvraag te kunnen behandelen kan een andere termijn in overeenstemming met de subsidieaanvrager worden besloten. De bevestiging van de subsidieaanvrager gebeurt schriftelijk.
Artikel 11 Beschikking tot subsidieverlening of subsidievaststelling
Subsidieverlening is de voorwaardelijke toekenning van subsidie voor nog te verrichten activiteiten. Subsidievaststelling is de definitieve toekenning van die subsidie na het verrichten van deze activiteiten. In artikel 4:29 van de Awb is bepaald dat voorafgaand aan een subsidievaststelling een beschikking omtrent subsidieverlening kan worden gegeven, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.
Teneinde de administratieve lasten en de uitvoeringslasten te beperken, geldt in de ASV als hoofdregel dat op een aanvraag direct een subsidievaststelling volgt.
Bij complexe of omvangrijke subsidieaanvragen kan de subsidievaststelling worden voorafgegaan door een beschikking tot subsidieverlening.
PARAGRAAF 3 VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER
Artikel 12 Algemene verplichtingen
De activiteiten van de subsidieontvanger staan open voor alle groeperingen zonder onderscheid naar ras, godsdienst, leeftijd, levensovertuiging, sekse of seksuele geaardheid. Deze verplichting geldt niet zover sprake is van een op een specifieke door het gemeentebestuur erkende doelgroep gerichte activiteit.
Indien een vrijwillig bestuurslid wordt betaald voor activiteiten die deze heeft uitgevoerd ten behoeve van gesubsidieerde activiteiten geschied de betaling van de subsidieontvanger aan het vrijwillig bestuurslid uitsluitend op basis van een factuur opgenomen in de administratie van de subsidieontvanger.
Op grond van artikel 4:37 tot en met 4:39 Awb kan de gemeente de subsidieontvanger bepaalde verplichtingen opleggen. Zie voor de tekst van deze artikelen de Bijlage.
In paragraaf 3 zijn alle verplichtingen opgenomen waaraan subsidieontvangers moeten voldoen. Artikel 12 bevat 14 leden met algemene verplichtingen. Hieronder zijn deze verplichtingen veelal geclusterd toegelicht.
Voor het democratisch functioneren van een instelling zijn moeilijk algemene regels te geven. Wel is controleerbaar of de eigen regels van de instelling op voldoende wijze voorzien in interne democratische besluitvorming. De tweede volzin van het eerste lid is zo geformuleerd, dat alle instellingen op een eigen wijze inhoud kunnen geven aan het principe van democratisering.
Het artikel heeft vooral een signaalfunctie. Het gemeentebestuur verwacht van gesubsidieerde instellingen een democratisch karakter, dat moet zijn vastgelegd in de interne regelgeving van een instelling, bij voorkeur aangevuld met een klachtenprocedure.
Door opname van dit onderdeel is het wel duidelijk dat de gemeente hierop let en het al dan niet democratisch functioneren een rol kan spelen bij afwegingen bij een subsidieaanvraag.
De activiteiten van een instelling mogen in generlei opzicht strijdig zijn met de Grondwet en met op grond van internationale verdragen algemeen erkende rechten van de mens. Behoudens wanneer sprake is van op een specifieke doelgroep gerichte activiteit, dienen de activiteiten van een instelling open te staan voor alle groeperingen, ongeacht ras, godsdienst, levensovertuiging, sekse of seksuele geaardheid.
Gekozen is voor een facultatieve bepaling. Soms brengt de aard van de activiteiten of de historie met zich mee, dat een accommodatie niet of slechts met onevenredig hoge kosten geschikt is te maken. Uiteraard wordt ernaar gestreefd dat zo veel mogelijk activiteiten feitelijk toegankelijk zijn voor gehandicapten.
Dit artikel geeft een algemene informatieplicht aan de subsidieontvanger. Uiteraard moet de gevraagde informatie wel nodig zijn voor het doel waarvoor het wordt gevraagd.
Omdat het gemeentebestuur activiteiten subsidieert die het van belang acht voor de inwoners, heeft het er ook belang bij dat de instelling zich verzekert tegen mogelijke risico’s. Een brand- en inbraakverzekering voor de roerende en onroerende zaken alsmede een WA-verzekering voor bestuur, personeel en vrijwilligers worden daarom verplicht gesteld. De in het negende lid opgenomen mogelijkheid van vrijstelling kan worden gebruikt, als mocht blijken dat een risico niet is te verzekeren dan wel een uitzonderlijk hoge risicodekking wordt verlangd.
Tiende tot en met dertiende lid
In het tiende lid is bepaald dat de subsidieontvanger verplicht is om de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, te verrichten. Het daadwerkelijk afdwingen van het verrichten van de activiteiten kan slechts als er een uitvoeringsovereenkomst is. In alle andere gevallen zal het niet of niet geheel verrichten van de activiteiten leiden tot intrekking of wijziging van de vastgestelde subsidie of - bij eerst subsidieverlening - tot intrekking of wijziging van de subsidieverlening of een lagere vaststelling van de subsidie. Zie hiervoor de artikelen 4:49 respectievelijk 4:46 en 4:48 Awb in de Bijlage.
In het elfde tot en met dertiende lid zijn bepalingen opgenomen over het voeren van een deugdelijke administratie.
Het is een mogelijkheid dat vrijwillige bestuursleden van een gesubsidieerde instelling betaald worden voor het uitvoeren van activiteiten die gesubsidieerd zijn door de gemeente. Om inzicht te kunnen krijgen zouden deze betalingen duidelijk uit de administratie moeten blijken om te voorkomen dat er fraude gepleegd zou kunnen worden doordat er uren worden uitbetaald die niet gemaakt zijn of doordat er een hoog uurtarief wordt berekend. Door middel van het factureren van deze uren wordt het inzichtelijk gemaakt en zou de gemeente in geval van twijfel een aanknopingspunt hebben om te controleren.
Op de factuur moet tenminste vermeld zijn, wat er is uitgevoerd, wanneer dit plaats heeft gevonden en een berekening en onderbouwing van het uit te betalen bedrag.
Het volgen van door landelijke overkoepelende organisaties aanbevolen of verplicht gestelde richtlijnen in deze of het stappenplan van het project In Veilige Handen zijn voorbeelden waarmee de aanvragende organisatie kan aantonen zich voldoende verantwoordelijk te voelen voor de in artikel 12, lid 15 sub a. genoemde voorwaarde.
Dit onderdeel geeft invulling aan artikel 4:38 en 4:39 Awb. Artikel 4:38 maakt het mogelijk om in aanvulling op artikel 4:37 Awb andere doelgerichte verplichtingen op te leggen. Artikel 4:39 Awb maakt het mogelijk om (andere) niet-doelgerichte verplichtingen op te leggen, voorzover deze betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht. Het college dient hier uiteraard terughoudend gebruik van te maken.
Artikel 13 Transacties met derden
Dit onderdeel beoogt te voorkomen, dat subsidiegelden worden gebruikt voor oneigenlijke doelen of door een instelling elders worden ondergebracht, buiten het zicht van de gemeente.
Dit onderdeel beoogt getrapte subsidiëring te voorkomen. Een instelling mag, zonder toestemming van het college, de subsidie niet deels ten goede laten komen aan derden die niet tot de doelgroep behoren.
Artikel 14 Meldingsplicht bij wijziging omstandigheden
Een subsidieaanvrager of subsidieontvanger doet zo spoedig mogelijk mededeling aan het college van omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot verlening, wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie.
Op diverse plaatsen in de ASV wordt aangegeven wat het college in verband met bepaalde omstandigheden moet of kan beslissen. Die omstandigheden zijn het college meestal bekend door gevraagd of ongevraagd door een subsidieaanvrager of subsidieontvanger gegeven informatie. Het ligt voor de hand dat de bereidheid om informatie te verstrekken, afneemt naarmate de gevolgen daarvan minder gunstig (kunnen) zijn. Daarom wordt in dit artikel bepaald, dat informatieverstrekking verplicht is (zo spoedig mogelijk en schriftelijk) als het gaat om omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een door het college te nemen beslissing.
Er kunnen zich situaties voordoen waarin het voor het college van belang is om tussentijds op de hoogte gesteld te worden van de voortgang van de activiteiten of de financiële gang van zaken. Vooral bij grotere budgetsubsidies - maar in incidentele gevallen ook bij waarderingssubsidies - kan een tussenrapportage zijn gewenst om nog tijdig te kunnen inspelen op een bepaalde ontwikkeling. Een algemene verplichting daartoe gaat echter te ver. Vandaar dat dit artikel is geformuleerd in termen van een bevoegdheid waarvan het college gebruik kan maken.
Artikel 16 Toestemmingsvereiste
Dit artikel sluit aan bij artikel 4:71 Awb. Artikel 4:71 Awb is onderdeel van afdeling 4.2.8 van de Awb inzake per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen. Deze Awb-afdeling is niet van toepassing verklaard in de ASV. De normen van artikel 4:71 Awb lenen zich echter wel voor overeenkomstige toepassing op budgetsubsidies in de ASV.
Het merendeel van de toestemmingsvereisten uit artikel 4:71 Awb is hier overgenomen. Zie de tekst van dit artikel in de Bijlage. Dit geldt alleen niet voor de onderdelen e, g, en h. Onderdeel g heeft betrekking op fondsen en reserves, waarvoor afzonderlijke bepalingen in de verordening zijn opgenomen (zie de artikelen 21 en 22). De vereisten geformuleerd onder e en h zouden de bedrijfsvoering van de betrokken instellingen onnodig kunnen belemmeren.
PARAGRAAF 4 VERSLAG EN SUBSIDIEVASTSTELLING
Artikel 17 Verplicht verslag bij subsidievastelling ineens
In artikel 11, eerste lid, is bepaald dat het college op de aanvraag om subsidie direct een beschikking tot subsidievaststelling kan geven. Om inzicht te houden in de activiteiten die de subsidieontvanger verricht, is in artikel 17 bepaald dat de subsidieontvanger na afloop van de activiteiten bij het college een verslag hierover moet indienen. De termijn van vijf maanden is ten behoeve van de subsidieontvanger ruim gekozen.
Indien blijkt dat de gesubsidieerde activiteiten niet of niet geheel hebben plaatsgevonden, kan dit leiden tot intrekking of wijziging van de vastgestelde subsidie. Zie artikel 4:49 Awb in de Bijlage.
Dit onderdeel geeft aan welke gegevens het verslag in ieder geval moet omvatten. Deze gegevens zijn beperkt tot de gegevens die noodzakelijk zijn om inzicht te krijgen in de besteding van de subsidie. Hiermee worden de administratieve lasten voor subsidieontvangers zo veel mogelijk beperkt.
Artikel 18 Aanvraag subsidievaststelling na subsidieverlening
Indien het college op de aanvraag een beschikking tot subsidieverlening heeft afgegeven (zie artikel 11, tweede lid), zal de subsidieontvanger een aanvraag tot het vaststellen van de subsidie moeten indienen, vergezeld van een aantal stukken. De datum van uiterlijk 1 juni is ten behoeve van de subsidieontvanger ruim gekozen.
Dit onderdeel geeft aan welke gegevens met een aanvraag moeten worden ingediend. Deze gegevens zijn beperkt tot de strikt noodzakelijke gegevens. Hiermee worden de administratieve lasten voor de aanvragers zo veel mogelijk beperkt.
Het college kan in aanvulling op het tweede lid andere gegevens opvragen, indien dit nodig is voor een goede beoordeling van de aanvraag.
Daarnaast kan het college vrijstelling verlenen van de genoemde eisen. Deze vrijstellingsmogelijkheid voorkomt onnodig belastende administratieve lasten.
Alleen complete aanvragen worden in behandeling genomen. Onvolledige aanvragen hoeven niet in behandeling te worden genomen. Indien de aanvraag onvolledig is, vereist artikel 4:5 van de Awb wel dat de aanvrager in de gelegenheid wordt gesteld om de aanvraag aan te vullen. Hiervoor dient de aanvrager dan een redelijke termijn te krijgen (bijv. 2 of 4 weken). Zie verder de tekst van artikel 4:5 Awb in de Bijlage.
Artikel 19 Besluit tot subsidievaststelling
De termijn van zes maanden na de ontvangst van de complete aanvraag houdt verband met de begrotingscyclus van de gemeente.
Indien meer tijd nodig is, kan de termijn twee weken worden verdaagd.
PARAGRAAF 5 BETALING, BEVOORSCHOTTING EN RESERVES
Artikel 20 Betaling, termijnen en voorschotten
Subsidieontvangers hebben recht op een vlotte afwikkeling als de subsidie is vastgesteld. Daarom is bepaald dat het subsidiebedrag in beginsel binnen acht weken na de vaststelling wordt betaald.
In artikel 4:53 Awb is bepaald dat het subsidiebedrag in gedeelten kan worden betaald, mits bij wettelijk voorschrift is bepaald hoe de gedeelten worden berekend en op welke tijdstippen zij worden betaald. Dit artikelonderdeel is een uitwerking van artikel 4:53 Awb. Het college kan in de beschikking tot subsidievaststelling naar keuze bepalen dat het subsidiebedrag in twee of vijf gelijke termijnen wordt betaald. De tijdstippen van betaling in twee termijnen zijn 15 februari en 15 augustus, de tijdstippen van betaling in vijf termijnen zijn 15 januari, 15 maart, 15 mei, 15 augustus en 15 oktober.
Indien eerst een beschikking tot subsidieverlening is gegeven (artikel 11, tweede lid), kan het college daarbij bepalen dat voorschotten worden verleend. Dit artikelonderdeel is een uitwerking van artikel 4:54 Awb. Zie voor de tekst van artikel 4: 54 Awb de Bijlage.
Afgewogen moet worden of voorschotverlening noodzakelijk is en zo ja, welk systeem van bevoorschotting wordt gehanteerd. De beslissing om een voorschot te verlenen of te weigeren moet worden beschouwd als een beschikking, waartegen bezwaar en beroep openstaat. Verlening van een voorschot verplicht tot uitbetaling. Aangesloten wordt bij de in het tweede lid van artikel 4:55 Awb vermelde gangbare betalingstermijn van vier weken. Het is mogelijk de beschikking tot subsidieverlening te combineren met een beschikking tot voorschotverlening.
Het is zinvol vast te leggen hoe met de voorschotten wordt omgegaan bij de subsidievaststelling en wat er moet gebeuren als de vaststelling lager uitvalt dan de bevoorschotting.
Deze bepaling kan worden toegepast indien een subsidieontvanger huurachterstand heeft. De subsidieontvanger wordt hierover vooraf geïnformeerd. Het college zal terughoudend zijn in de toepassing van deze bepaling.
Bevoorschotting aan een instelling waarvan het voortbestaan onzeker is, kan worden gestopt.
In dit artikel staan bepalingen opgenomen die betrekking hebben op het vormen van een egalisatiereserve voor de gesubsidieerde activiteiten.
Er worden met dit artikel alleen regels gesteld aan het gedeelte van de egalisatiereserve dat met inkomsten uit gemeentelijke subsidie is opgebouwd. Subsidieontvangers hebben meestal nog inkomsten uit andere bronnen. Met deze inkomsten kunnen instellingen naar eigen inzicht reserves opbouwen.
In het eerste lid wordt bepaald dat de ontvanger van een budgetsubsidie een egalisatiereserve voor de gesubsidieerde activiteiten moet vormen. Deze egalisatiereserve is een buffer waarmee tekorten bij de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten in enig jaar, kunnen worden opgevangen met subsidieoverschotten uit eerdere jaren. De subsidieontvanger dient in zijn financiële administratie zichtbaar te maken welke reserves met inkomsten uit subsidie zijn opgebouwd.
Om dit verder te verduidelijken wordt hieronder een rekenvoorbeeld gegeven.
Een instelling wil activiteiten organiseren en vraagt hiervoor € 5.000,00 subsidie aan. De instelling verwacht dat de kosten van deze activiteiten € 7.000,00 bedragen en rekent op € 2.000,00 eigen inkomsten. Na afloop blijkt dat de activiteiten zo succesvol waren, dat de instelling € 5.000,00 aan eigen inkomsten heeft ontvangen. Na uitvoering van de activiteiten resteert € 3.000,00. Met dit bedrag vormt de instelling een egalisatiereserve voor de gesubsidieerde activiteiten, zodat tegenvallende resultaten in toekomstige jaren kunnen worden opgevangen. Om vast te stellen hoe dit resterende bedrag is opgebouwd, wordt gekeken naar de verhouding tussen inkomsten uit subsidie en eigen inkomsten. Deze verhouding is hier 50/50. De gevormde egalisatiereserve is dus opgebouwd uit € 1.500,00 subsidie en € 1.500,00 eigen inkomsten. De instelling moet dit in haar financiële administratie zichtbaar maken.
Deze leden zijn ontleend aan artikel 4:72 Awb. Artikel 4:72 Awb is onderdeel van afdeling 4.2.8 van de Awb inzake per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen. Deze Awb-afdeling is niet van toepassing verklaard in de ASV. De normen van artikel 4:72 Awb lenen zich echter wel voor overeenkomstige toepassing op budgetsubsidies in de ASV. Zie voor de tekst van artikel 4:72 Awb de Bijlage.
In het vijfde lid is bepaald dat het college een maximum kan stellen aan het gedeelte van de egalisatiereserve dat met subsidiegeld is opgebouwd. Het college kan bijvoorbeeld in de beschikking tot subsidievaststelling of subsidieverlening bepalen dat dit gedeelte maximaal 10 % van het structurele subsidiebudget van het meest recente boekjaar mag bedragen. Wanneer een instelling met subsidie-inkomsten uit voorgaande jaren naar het oordeel van het college te veel heeft gereserveerd, kan het college besluiten voor het volgende jaar minder subsidie te verlenen voor de uitvoering van de activiteiten.
Artikel 22 Bestemmingsreserves
Dit artikel biedt de mogelijkheid aan een subsidieontvanger om naast een egalisatiereserve een of meer bestemmingsreserves te vormen. Om een goed gebruik van de financiële middelen te waarborgen, dient hiervoor toestemming aan het college worden gevraagd.
Artikel 23 Vergoeding aan de gemeente bij vermogensvorming
Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding is verschuldigd, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen.
Deze bepaling is een uitwerking van artikel 4:41 van de Awb (vermogensvorming). De subsidieontvanger is onder bepaalde omstandigheden verplicht tot het betalen van een schadevergoeding aan de gemeente, wanneer het subsidie tot vermogensvorming bij de subsidieontvanger heeft geleid.
Hierbij gaat het in het bijzonder om situaties, waarbij vermogensbestanddelen niet langer dienen voor de verwezenlijking van het doel, waarvoor subsidie is verleend. Dit doet zich bijvoorbeeld voor wanneer een instelling zichzelf ontbindt of een vorm van samenwerking met een andere instelling aangaat en het mede met subsidiegelden in eigendom verworven instellingspand verkoopt.
Deze vergoedingsplicht is wel gekoppeld aan een verjaringstermijn van maximaal vijf jaar.
De bedoeling van dit artikel is, dat indien met subsidie verkregen eigendommen aan de doelstelling worden onttrokken, een evenredig deel van het vermogen dat met de subsidie is opgebouwd, terugvloeit naar de gemeente.
Het vijfde lid is bedoeld om te voorkomen, dat een instelling in verband met het naleven van deze verplichting ten opzichte van de gemeente in strijd moet handelen met haar statuten.
Het college kan van de bepalingen in deze verordening afwijken, indien toepassing ervan zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard.
Dit artikel is opgenomen om ten opzichte van een subsidieontvanger in begunstigende zin te kunnen afwijken van deze verordening. Daarvoor is wel nodig dat sprake is van bijzondere omstandigheden.
De aanduiding ‘hardheidsclausule’ geeft aan, dat zich bijzondere omstandigheden kunnen voordoen, waarin een strikte toepassing van een of meer bepalingen van de ASV in redelijkheid niet kan worden verlangd.
Artikel 26 Overgangsbepalingen
Het eerste lid heeft betrekking op subsidies die zijn verleend of vastgesteld onder de ASV van 2004 en die vóór de inwerkingtreding van de (nieuwe) ASV aan de subsidieontvanger zijn bekendgemaakt. Hierop zijn alle bepalingen van de ASV van 2004 op deze subsidierelatie van toepassing. Deze overgangsbepaling geldt ook voor subsidies die vóór de inwerkingtreding van de ASV zijn verleend, maar na de inwerkingtreding zijn vastgesteld.
Nog niet afgehandelde subsidieaanvragen vallen wel direct onder deze ASV.
Deze overgangsbepaling heeft betrekking op de egalisatiereserve die is gevormd op grond van de Algemene Subsidieverordening Leidschendam-Voorburg 2004. De overgangstermijn is twee jaar om subsidieontvangers de tijd te geven hun financiële administratie zodanig in te richten dat inzichtelijk wordt welk gedeelte van de egalisatiereserve is opgebouwd met inkomsten uit subsidie.
1. Deze verordening treedt in werking op 30 april 2008.
2. De Algemene Subsidieverordening gemeente Leidschendam-Voorburg 2004 wordt ingetrokken.
Deze verordening wordt aangehaald als: “Algemene Subsidieverordening