Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Oosterhout

Verordening Wet inburgering gemeente Oosterhout

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOosterhout
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening Wet inburgering gemeente Oosterhout
CiteertitelVerordening Wet inburgering gemeente Oosterhout
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet inburgering, art. 8 
  2. Wet inburgering, art. 19 , vijfde lid
  3. Wet inburgering, art. 23 , derde lid
  4. Wet inburgering, art. 35 

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

12-04-200701-01-200701-11-2010nieuwe regeling

27-03-2007

Weekblad Oosterhout, 04-04-2007

RV.0007024

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Wet inburgering gemeente Oosterhout

De raad van de gemeente Oosterhout;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van d.d. 13 februari 2007

gelet op de artikelen 8, 19, vijfde lid, 23, derde lid, en 35 van de Wet inburgering;

overwegende dat de raad bij verordening regels dient te stellen over informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, het aanbieden van een inburgeringsvoorziening aan bijzondere groepen inburgeringsplichtigen en de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld, alsmede dat de raad bij verordening het bedrag dient vast te stellen van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd.

besluit:

Vast te stellen de navolgende Verordening Wet inburgering Oosterhout 2007:

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout;

    • b.

      de wet: de Wet inburgering (WI).

  • 2.

    De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

  • 1.

    Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.

  • 2.

    Het college bepaalt op welke wijze invulling wordt gegeven aan de informatieverstrekking voor de inburgeringsplichtigen.

  • 3.

    Het college beoordeelt tenminste ieder jaar in het “Beleidsverslag sociale zekerheid” de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en rapporteert daarover de raad.

Hoofdstuk 2. Doelgroepen en samenstelling van de inburgeringsvoorziening

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

  • 1.

    Het college biedt een inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren en asielgerechtigde inburgeringsplichtigen aan. Het college kan bij voorrang een inburgeringsvoorziening aanbieden op basis van onder andere de volgende criteria:

    • hebben van een opvoedingstaak;

    • hebben van een relatief korte afstand tot de arbeidsmarkt;

    • een wijkgerichte aanpak;

    • een bepaalde inkomensgrens;

    • het ontvangen van een bepaalde uitkering;

    • vrijwillige aanmelding.

  • 2.

    In het beleidsplan van ieder jaar wordt aangegeven met welke criteria rekening wordt gehouden om te bepalen aan wie een inburgeringsvoorziening wordt aangeboden.

Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening

  • 1.

    Het college stemt de inburgeringsvoorziening, met uitzondering van de voorziening aan geestelijke bedienaren, zoveel mogelijk af op het startniveau en de vaardigheden, persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige.

  • 2.

    Bij voorkeur wordt een duaal traject aangeboden. Indien de inburgeringsplichtige een voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de inburgeringsvoorziening op de voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt afgestemd.

Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage

Artikel 6 Opleggen van verplichtingen

Het college legt een inburgeringsplichtige bij beschikking onder andere één of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

  • a.

    het deelnemen aan de geboden inburgeringscursus;

  • b.

    het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

  • c.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • d.

    voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

  • e.

    het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan.

  • f.

    Meewerken aan onderzoek voor deelname aan een inburgeringscursus.

Hoofdstuk 3. Het aanbod van een inburgeringsvoorziening

Artikel 7 De procedure van het doen van een aanbod

  • 1.

    De potentiële inburgeringsplichtige kan worden opgeroepen voor een intakegesprek.

  • 2.

    Het college doet een schriftelijk aanbod, bedoeld in artikel 19, eerste of tweede lid, van de wet.

  • 3.

    In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de inburgeringsvoorziening die wordt aangeboden en worden de rechten en plichten vermeld die aan de inburgeringsvoorziening worden verbonden.

  • 4.

    De inburgeringsplichtige aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt binnen twee weken het college schriftelijk mee of hij al of niet het aanbod aanvaardt.

Artikel 8 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot toekenning van een inburgeringsvoorziening bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de inburgeringsvoorziening;

  • b.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

  • c.

    de datum waarop het inburgeringsexamen moet zijn behaald;

  • d.

    de termijnen en wijze van betaling; en dat indien de verplichtingen niet worden nagekomen er sprake kan zijn van een afstemming of een boete.

Hoofdstuk 4. De bestuurlijke boete

Artikel 9 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

  • 1.

    De bestuurlijke boete bedraagt € 200,- indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet.

  • 2.

    De bestuurlijke boete bedraagt € 200,- indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringsvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 6 van deze verordening.

  • 3.

    De bestuurlijke boete bedraagt € 500,- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Artikel 10 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

  • 1.

    De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 9, eerste lid, bedraagt een verdubbeling en ten hoogste € 250 indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 2.

    De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 9, tweede lid, bedraagt een verdubbeling en ten hoogste € 500 indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 3.

    De bestuurlijke boete bedraagt een verdubbeling en ten hoogste € 1000 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 11 Inwerkingtreding

De verordening treedt, met terugwerkende kracht, in werking met ingang van 1 januari 2007.

Artikel 12 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: verordening Wet inburgering gemeente Oosterhout.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 27 maart 2007.

DE RAAD VOORNOEMD,

voorzitter, griffier

Algemene toelichting

De Wet inburgering (WI) treedt op 1 januari 2007 in werking en komt in de plaats van de Wet inburgering nieuwkomers (Win) en de verschillende oudkomersregelingen. De WI regelt de inburgeringsplicht voor in beginsel alle onderdanen van derdelanden van 16 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven.

Bij het invulling geven aan de inburgeringsverplichting staat de eigen verantwoordelijkheid (ook in financiële zin) van de inburgeringsplichtige centraal. De inburgeringsplichtige kan naar eigen inzicht bepalen hoe hij zich wil voorbereiden op het inburgeringsexamen. Aan de inburgeringsverplichting is voldaan wanneer het inburgeringsexamen is behaald (een resultaatsverplichting).

Gemeenten krijgen in de WI een aantal belangrijke taken toebedeeld. Zo hebben gemeenten de opdracht om de inburgeringsplichtigen in de gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet. Daarnaast hebben gemeenten de taak aan bepaalde groepen inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Een inburgeringsvoorziening leidt inburgeringsplichtigen toe naar het inburgeringsexamen. Ook moeten gemeenten de inburgeringsplicht van inburgeringsplichtigen handhaven. Het college moet een bestuurlijke boete opleggen als een inburgeringplichtige zich verwijtbaar niet houdt aan de verplichtingen die voor hem gelden.

In verband met deze taken draagt de WI gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de volgende onderwerpen:

  • 1.

    Regels over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen (artikel 8 WI).

  • 2.

    Regels met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen aan bijzondere groepen inburgeringsplichtigen en over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld (artikel 19, vijfde lid, en artikel 23, derde lid, WI).

  • 3.

    Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd (artikel 35 WI).

Artikelgewijze toelichting

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Ad 1

Deze bepaling spreekt voor zich.

Ad 2

De omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering en de Regeling inburgering zijn ook van toepassing op deze verordening.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

Ad 1

De gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering. De wet laat gemeenten vrij om zelf te bepalen op welke wijze de informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen wordt georganiseerd.

Ad 2

De raad geeft het college de opdracht om aan te geven hoe de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen vorm wordt gegeven. Het is aan het college om deze middelen in te vullen. In beleidsplan Sociale zekerheid wordt ieder jaar aangegeven welke middelen worden ingezet.

Ad 3

Het college wordt verplicht de raad periodiek te rapporteren over de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen. Dit zal ieder jaar plaatsvinden als onderdeel van het “Beleidsverslag sociale zekerheid”.

Hoofdstuk 2. Doelgroepen en samenstelling van de inburgeringsvoorziening

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

Artikel 19, eerste lid, WI bepaalt dat het college aan twee groepen inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening kan aanbieden:

  • 1.

    inburgeringsplichtigen die algemene bijstand of een uitkering op een uitkering op grond van een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen socialezekerheidswetten of socialezekerheidsregelingen ontvangen;

  • 2.

    oudkomers die zelf geen inkomsten uit werk of uitkering hebben.

De criteria die worden genoemd in artikel drie kunnen worden ingezet als voorrangscriteria. In het beleidsplan sociale zekerheid zal per jaar worden aangeven welke voorrangscriteria worden ingezet.

Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening

In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor iedere inburgeringsplichtige die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden inburgeringsvoorziening samen te stellen.

Ad 1

Er wordt aangegeven op welke wijze het college een passende inburgeringsvoorziening moet vaststellen. Bij het bepalen van de passendheid van een inburgeringsvoorziening, kunnen de volgende factoren een rol spelen:

  • De kennis van de inburgeringsplichtige van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving en zijn of haar leercapaciteit.

  • De maatschappelijke rol die de inburgeringsplichtige vervult of gaat vervullen in de Nederlandse samenleving. Daarbij kan worden gedacht aan het verrichten van betaalde arbeid of het opvoeden van kinderen.

De persoonlijke situatie van de inburgeringsplichtige. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eventuele zorgtaken die de inburgeringsplichtige moet vervullen.

De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij ministeriele regeling. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vorm te geven.

De Wet inburgering bepaalt dat de inburgeringsvoorziening gecombineerd moet worden met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (re-integratievoorziening) als een inburgeringsvoorziening wordt aangeboden aan een inburgeringsplichtige die bijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt op grond van een andere socialezekerheidswet of socialezekerheidsregeling en die verplicht is om arbeid te verkrijgen of te aanvaarden. Indien in deze specifieke situatie geen re-integratievoorziening wordt aangeboden, kan de gemeente derhalve geen inburgeringsvoorziening aanbieden. Het college is verantwoordelijk voor het aanbieden van de gecombineerde inburgeringsvoorziening.

In de wet is geregeld waaruit een inburgeringsvoorziening in ieder geval moet bestaan: een cursus die toe leidt naar het inburgeringsexamen en het eenmaal kosteloos afleggen van het examen (artikel 19, derde lid, WI). Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- en nieuwkomers) maakt ook maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel uit van de inburgeringsvoorziening (artikel 19, zesde lid, WI).

Het college bepaalt het aanbod. Indien de inburgeringsplichtige hiermee niet akkoord gaat dient de inburgeringsplichtige zelf een cursus in te kopen en te financieren.

Ad 2

Het college wordt opgedragen om ervoor te zorgen dat de inburgeringsvoorziening wordt afgestemd op de re-integratievoorziening. Aangezien deze voorzieningen in het kader van de uitkeringsverstrekking op grond van socialezekerheidswetten of –regelingen ook door andere partijen dan het college (kunnen) worden verstrekt, zal het college afspraken moeten maken met de verantwoordelijke uitvoerders van de socialezekerheidswet of –regeling: het Uitvoeringsinstituur werknemersverzekeringen (UWV), eigenrisicodragers of overheidswerkgevers (artikel 21WI).

Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage

Ad 1

De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt

€ 270,-. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd (artikel 23, tweede lid, WI). Artikel 24, eerste lid, WI maakt het bij inburgeringsplichtigen die algemene bijstand ontvangen mogelijk dat het college de eigen bijdrage verrekent met deze uitkering. Indien er sprake is van inhouding op de uitkering zal dit in de beschikking tot toekenning van de inburgeringsvoorziening worden vastgelegd.

Als de inburgeringsplichtige een uitkering van het UWV ontvangt, kan het college het UWV verzoeken de eigen bijdrage te verrekenen met of in te houden op de uitkering van het UWV (artikel 24, tweede lid, WI) . In dit geval int het UWV de eigen bijdrage ten behoeve van de gemeente. Deze wijze van verrekening geschiedt door het UWV en niet door de gemeente, en wordt dus niet in deze verordening geregeld.

Het college zal de eigen bijdrage verrekenen met een uitkering voor algemene bijstand, tenzij dit niet mogelijk is.

Ad 2

Als uitgangspunt gelden de beleidsregels terugvordering WWB.

Artikel 6 Opleggen van verplichtingen

Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, WI dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het college om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeringsplichtigen in het kader van een inburgeringsvoorziening op te leggen. Het college legt in de beschikking tot de toekenning van de inburgeringsvoorziening deze verplichtingen vast.

Hoofdstuk 3. Het aanbod van een inburgeringsvoorziening

Artikel 7 De procedure van het doen van een aanbod

Dit artikel bevat enkele procedurele bepalingen die er voor moeten zorgen dat het doen van een aanbod op zorgvuldige wijze gebeurt. Dit is van belang omdat zo’n aanbod de start is van een procedure die –als het goed is- leidt tot een besluit tot het toekennen van een inburgeringsvoorziening.

Ad 1

Er wordt geregeld dat er eerst een intakegesprek plaats kan vinden voordat er een aanbod wordt gedaan. Er is sprake van kan Indien het een nieuwkomer betreft die in een een opvangcentrum als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoelers verblijft, moet hij binnen zes weken nadat hij is vertrokken uit het centrum en voor de eerste keer aangifte van verblijf en adres als bedoeld in artikel 65 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens heeft gedaan worden opgeroepen voor het onderzoek; in de overige gevallen, binnen zes weken nadat de verblijfsvergunning is uitgereikt.

Ad 2

Het college doet het aanbod van een inburgeringsvoorziening aan de inburgeringsplichtige op schriftelijke. Op deze wijze kan er geen onduidelijkheid ontstaan over het feit dat het college de inburgeringsplichtige een aanbod heeft gedaan.

Ad 3

Het aanbod zal inhoudelijk dezelfde strekking moeten hebben als de uiteindelijke beschikking. Hierdoor kan de instemming met aanbod tevens worden opgevat als instemming met de beschikking tot de toekenning van de inburgeringsvoorziening (die eenzijdig door de gemeente wordt opgelegd).

Ad 4

De zorgvuldigheid van de procedure gebiedt dat als de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt of weigert, hij of zij dit schriftelijk aan de gemeente meedeelt. Het niet tijdig reageren wordt ook gezien als een weigering van het aanbodt.

Een inburgeringsplichtige hoeft een aanbod niet te accepteren. Weigert de inburgeringsplichtige het aanbod, dan zal hij zich zelfstandig moeten voorbereiden op het inburgeringsexamen. Gaat het om een oudkomer, dan is er geen termijn vastgesteld waarbinnen de betreffende persoon het inburgeringsexamen moet hebben behaald. Het ligt voor de hand dat het college in een dergelijke situatie een handhavingsbeschikking neemt: een besluit op grond van artikel 26 WI waarmee de termijn van start gaat waarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moeten hebben behaald (vijf jaar na aanvang van deze termijn).

Artikel 8 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot het toekennen van een inburgeringsvoorziening is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden neergelegd.

Ad a en b

In de beschikking zullen de toegekende inburgeringsvoorziening en de daaraan verbonden rechten en plichten van de inburgeringsplichtige nauwkeurig moeten worden vermeld. De inburgeringsplichtige is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de inburgeringsvoorziening (artikel 23, eerste lid, WI). Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan de betrokkenen (onder andere door middel van een beschikking) bekend zijn gemaakt.

Ad c

De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben behaald, ligt vast in de wet (artikel 7, eerste lid, WI). In de beschikking wordt van deze termijn melding gemaakt.

Indien het college een inburgeringsvoorziening vaststelt voor een oudkomer, dan moet het college in de betreffende beschikking ook de dag opnemen waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat (artikel 22, tweede lid, in combinatie met artikel 26 WI). Binnen vijf jaar na deze datum moet de betreffende oudkomer het inburgeringsexamen hebben behaald. Het college kan zelf bepalen wanneer de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat.

Ad d

Er wordt in de beschikking vastgelegd in hoeveel termijnen de eigen bijdrage kan worden betaald en op welke wijze de betaling plaatsvindt (al dan niet op basis van verrekening met de bijstandsuitkering). Dit is geregeld in artikel 5 van de verordening.

Hoofdstuk 4. De bestuurlijke boete

Artikel 9 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

Artikel 35 WI draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 WI zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd.

De boetebedragen zijn min of meer gefixeerde bedragen. Het college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Bovendien moet het college daarbij ook zonodig rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 38, tweede lid, WI). Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal moeten nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige.

In het kader van een uitvoering van een gecombineerde re-integratie- en inburgeringsvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18, tweede lid, wet werk en bijstand) of het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere socialezekerheidswet of –regeling. Artikel 37 WI bevat een regeling voor deze samenloop. In dit artikel wordt bepaald dat het college in dat geval géén bestuurlijke boete kan opleggen.

Ad 1 en ad 2

Voor de afweging die aan de boete ten grondslag ligt, de bepaling van de hoogte van de boete en de wijze waarop de boete plaatsvindt wordt aansluiting gezocht bij de afstemmingsverordening Wet werk en bijstand, gemeente Oosterhout.

Artikel 10 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

Dit artikel biedt het college de mogelijkheid om bij herhaling van de overtreding een hogere boete op te leggen dan op grond van artikel 9 mogelijk is. In dit artikel wordt uitgegaan van een verdubbeling van de boete waaraan ieder afzonderlijk lid van dit artikel aangeeft wat dan de maximale boete kan zijn.

Ad 1 en Ad 2

Het eerste en tweede lid kunnen alleen in de verordening worden opgenomen als in artikel 9, eerste en tweede lid, lagere maximumboetebedragen zijn opgenomen dan de maximumbedragen in de wet. De verhoogde boetebedragen ingeval van herhaling van de overtreding mogen uiteraard niet hoger zijn dan de maximumbedragen die in artikel 34 WI worden genoemd.

Om te kunnen spreken van een herhaling van een overtreding, moeten de overtredingen zich wel binnen een tijdspanne voordoen van 12 maanden.

Artikel 34, onderdeel d, WI biedt de mogelijkheid voor gemeenten om de bestuurlijke boete te verhogen van maximaal € 500 naar maximaal € 1000 in het geval dat de inburgeringsplichtige bij herhaling niet voldoet aan de verplichting binnen de gestelde termijn het inburgeringsexamen te behalen. Dit is geregeld in het derde en vierde lid van artikel 10.

Ad 3

Als de inburgeringsplichtige niet binnen de voor hem geldende termijn het inburgeringsexamen heeft behaald, dan legt het college hem een bestuurlijke boete op. De maximumboete die kan worden opgelegd, is neergelegd in artikel 9, derde lid, van de verordening.

Op grond van artikel 32 WI moet het college in de boetebeschikking een nieuwe termijn vaststellen waarbinnen de inburgeringsplichtige alsnog het inburgeringsexamen moet behalen. Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze nieuwe termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald, maakt het derde lid van artikel 10 het mogelijk dat het college een hogere boete vaststelt.

Het wettelijk maximum bedraagt € 1000 (artikel 34, onderdeel d, WI).

Ook in dat geval zal in de boetebeschikking een nieuwe termijn moeten worden opgenomen waarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet behalen.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 11 Inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 12 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet inburgering gemeente Oosterhout.