Organisatie | Lelystad |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | REGLEMENT van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad |
Citeertitel | Reglement van orde voor de vergadering en andere werkzaamheden van de gemeenteraad |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Dit reglement vervangt het Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad van 6 juli 2006.
1.Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
12-05-2010 | 14-07-2016 | nieuwe regeling | 11-05-2010 Flevopost, 26-5-2010 | Nr. A10-03386 |
Hoofdstuk I. Algemene bepalingen.
Artikel 1. Begripsomschrijvingen.
In dit reglement wordt verstaan onder:
De raad kan het college verzoeken de secretaris in de vergadering aanwezig te laten zijn en deel te laten nemen aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement.
Hoofdstuk II. Toelating van nieuwe leden, benoeming wethouders, fracties.
Artikel 7. Onderzoek geloofsbrieven, beëdiging, benoeming wethouders
Bij de benoeming van een wethouder wordt overeenkomstig het eerste lid een commissie ingesteld welke onderzoekt of de kandidaat voldoet aan de eisen van de Gemeentewet. De werkwijze van deze commissie is overeenkomstig het tweede lid.
Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.
Paragraaf 1. Tijd van vergaderen, voorbereidingen.
5.Een voorstel van het college aan de raad, dat vermeld staat op de agenda van de raadsvergadering, kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van de raad.
De wethouders worden geacht uitgenodigd te zijn om in de vergadering aanwezig te zijn en aan de beraadslaging deel te nemen, tenzij de raad bij de vaststelling van de agenda anders beslist.
Artikel 13. Ter inzage leggen van stukken.
Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor eenieder op het gemeentehuis ter inzage gelegd. De voorzitter maakt van de ter inzage legging melding in de openbare kennisgeving bedoeld in artikel 14. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.De ter inzage gelegde stukken zijn ook digitaal ter inzage via de gemeentelijke website.
Artikel 14. Openbare kennisgeving.
Paragraaf 2. Orde der vergadering.
Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van de raad de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de griffier gesloten.
Artikel 17. Spreekrecht burgers
Artikel 18. Opening vergadering, quorum.
Artikel 19. Primus bij hoofdelijke stemming.
Bij hoofdelijke stemming deelt de voorzitter mede bij welk lid van de raad de stemming zal beginnen. Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen; bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming.
Artikel 20. Besluitenlijst en notulen.
besluitenlijst zo spoedig mogelijk na de vergadering openbaar gemaakt door plaatsing in nieuwsbladen, op de gemeentelijke website etc.
De leden, de voorzitter, de griffier, de wethouders en de secretaris hebben het recht een voorstel tot verandering aan de raad te doen, indien de notulen onjuistheden bevatten of niet duidelijk weergeven hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering dient voor de aanvang van de vergadering bij de griffier te worden ingediend.
Artikel 22. Aantal spreektermijnen.
Artikel 24. Handhaving orde, schorsing.
Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het onderwerp in behandeling, een spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien het desbetreffende lid hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.
Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.
Artikel 26. Deelname aan de beraadslaging door anderen.
Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.
Paragraaf 3. Procedures bij stemmingen.
Artikel 29. Algemene bepalingen betreffende stemming over zaken.
Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.
Artikel 30. Stemming over amendementen en moties.
Artikel 31. Stemming over personen.
Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.
Artikel 32. Herstemming over personen.
Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen de twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Indien de in stemmenaantal tweede persoon evenveel stemmen heeft als de in stemmenaantal derde persoon, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.
Artikel 33. Beslissing door het lot.
Hoofdstuk IV. Rechten van leden.
Artikel 36. Voorstellen van orde.
1.Ieder lid kan aan de burgemeester of aan het college mondelinge vragen stellen over al dan niet op de agenda vermelde onderwerpen, met uitzondering van de agendapunten betreffende het doen van keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen.
2. Het voornemen een mondelinge vraag te stellen en de inhoud daarvan worden zo mogelijk vooraf ter kennis gebracht van het college. Het college behandelt de vraag in de raadsvergadering.
3.Over de vraag en het daarop door het college gegeven antwoord kan een kort debat plaatsvinden.
Artikel 38. Schriftelijke vragen.
Beantwoording vindt plaats uiterlijk 30 dagen na indiening. Indien beantwoording niet binnen deze termijn kan plaatsvinden, krijgt de vragensteller daarvan gemotiveerd bericht, waarbij aangegeven wordt de termijn waarbinnen beantwoording plaats zal vinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.
Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de raad spoedeisende gevallen, ten minste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.
De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en de wethouders. Bij de behandeling van de ingekomen stukken van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. De raad bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.
Artikel 41. Initiatiefvoorstellen.
De behandeling van het voorstel vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende voorstellen en onderwerpen zijn behandeld, tenzij de raad oordeelt dat het voorstel met het oog op de orde van de vergadering tezamen met een ander geagendeerd onderwerp of voorstel kan worden behandeld ofwel eerst voor advies naar het college dient te worden gezonden. In het laatste geval bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.
6. Op een spoedeisend initiatiefvoorstel, inhoudende het ontslag van een wethouder, zijn de bepalingen in dit artikel niet van toepassing. Een dergelijk voorstel kan met instemming van de raad terstond aan de agenda worden toegevoegd.
Hoofdstuk V. Commissies, onderzoek van stukken.
Artikel 42. Instelling commissie.
Artikel 43. Verslag commissie.
Artikel 44. Procedure begroting.
Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de begroting volgens een procedure zoals vastgelegd in de “Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Lelystad”.
Artikel 45. Procedure jaarrekening.
Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding en het onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de vaststelling van de jaarrekening en van een eventueel indemniteitsbesluit volgens de procedure zoals vastgelegd in de “Verordening voor de controle op het financieel beheer en op de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Lelystad” en de “Verordening onderzoeken doelmatigheid en doeltreffendheid van de gemeente Lelystad”.
Hoofdstuk VII. Besloten vergadering.
Artikel 46. Besloten vergadering, algemeen.
Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.
Artikel 47. Notulen van de besloten vergadering.
Artikel 48. Geheimhouding van de besloten vergadering.
Artikel 48a. Geheimhouding van overgelegde stukken.
Volgens artikel 25 van de gemeentewet kan de geheimhouding ook worden opgelegd door het college, de burgemeester en een commissie, ieder ten aanzien van de stukken die zij aan de raad hebben overgelegd. Deze geheimhouding vervalt indien de geheimhouding niet door de raad in zijn eerstvolgende raadsvergadering wordt bekrachtigd.
Artikel 49. Opheffing geheimhouding.
Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet niet voornemens is de geheimhouding te bekrachtigen, kan de raad in een besloten vergadering overleg voeren met het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd.
Hoofdstuk VIII. Toehoorders en pers.
Artikel 50. Toehoorders en pers.
Artikel 51. Geluid- en beeldregistraties
Degenen die in de vergaderzaal tijdens een openbare raadsvergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen. Deze aanwijzingen kunnen niet zover gaan dat zij de vrijheid van pers aantasten.
Artikel 52. Verbod gebruik mobiele telefoons
In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune is tijdens de vergadering het gebruik, alsmede het stand-by houden van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen, die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering, zonder toestemming van de voorzitter niet toegestaan.
In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.
Artikel 54. Citeertitel, in werking treden.
TOELICHTING behorende bij het Reglement van orde voor de vergadering en andere werkzaamheden van de gemeenteraad.
Artikel 1. Begripsomschrijvingen.
Onder "aanhangig" wordt verstaan aan de orde/in behandeling zijnd. Op de begrippen amendement en initiatiefvoorstel zijn de artikelen 147a en 147b van de Gemeentewet van toepassing.
Sinds februari 2005 functioneert het maandelijkse Opinieplein. De doelstelling daarvan is de ontmoeting in het Stadhuis tussen politiek, inwoners en instellingen, gericht op informatieoverdracht én het treffen van voorbereiding op raadsbehandeling.
De burgemeester is voorzitter van de gemeenteraad. Artikel 125, derde lid, van de Grondwet en artikel 9 van de Gemeentewet schrijven dit dwingend voor. In artikel 77, eerste lid, van de Gemeentewet is bepaald dat het langstzittende raadslid het raadsvoorzitterschap waarneemt bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester. Als twee raadsleden even lang zitting hebben, is de oudste in jaren degene die het raadsvoorzitterschap waarneemt. De raad kan een ander lid van de raad met de waarneming belasten.
De burgemeester heeft het recht op grond van artikel 21 van de Gemeentewet in de vergadering aan de beraadslaging deel te nemen. Als voorzitter zorgt hij onder andere voor de handhaving van de orde in de vergadering.
De raad is verplicht een griffier te benoemen (artikel 100 Gemeentewet). De griffier is in eerste instantie verantwoordelijk voor de bijstand aan de raad. Hij is in principe in elke vergadering van de raad aanwezig. De Gemeentewet eist dat de raad de vervanging van de griffier regelt. In het tweede lid is daarover een bepaling opgenomen. In verband met artikel 22 Gemeentewet (verschoningsrecht) is in het derde lid een bepaling opgenomen met betrekking tot het deelnemen van de griffier aan de beraadslaging. Rechtspositionele bepalingen omtrent de beëdiging, woonplaats en dergelijke zijn niet in dit reglement opgenomen, aangezien dat beter geregeld kan worden in de ambtsinstructie voor de griffier, die de raad vaststelt. In de instructie voor de griffier zijn de taken van de griffier uitgewerkt.
De secretaris houdt zich voornamelijk bezig met de ondersteuning van het college en het leiden van de ambtelijke organisatie. In het kader van die twee taken kan het tevens wenselijk zijn dat de secretaris deelneemt aan de beraadslagingen van de raad. De secretaris wordt echter benoemd en ontslagen door het college. Dit houdt in dat de raad de secretaris niet kan dwingen om in de raad aanwezig te zijn. De raad zal het college moeten verzoeken of het college de secretaris opdraagt in de vergadering aanwezig te zijn en aan de beraadslagingen deel te nemen. Op deze wijze kan de raad onder meer een beroep doen op kennis en informatie, die de secretaris bezit. Ook kan de secretaris bijvoorbeeld deelnemen aan een discussie over het functioneren van de ambtelijke organisatie.
Het presidium wordt gevormd door alle fractievoorzitters en behartigt de zorg voor het functioneren van de raad. Het gaat dan om de ontwikkeling van het proces van dualisering (werkwijze, cultuur en structuur), de afstemming tussen raad en college, het contact tussen raad, voorzitter en griffier, de organisatie van bestuurlijke processen.
De griffier is bij elke vergadering van het presidium aanwezig, omdat de griffier voor de ondersteuning van de raad zorgt.
De aanwezigheid van de secretaris kan gewenst zijn, omdat de secretaris aandacht moet kunnen vragen voor of een toelichting kan geven op onderwerpen die worden voorbereid door de ambtelijke organisatie.
Het agendaoverleg bereidt de agenda’s voor de raadsvergaderingen en het Opinieplein voor.
Het Opinieplein is een zogenaamde politieke markt met maximaal drie parallel gehouden sessies, met een vooraf vastgelegd tijdschema. Het agendaoverleg stelt het programma van het Opinieplein vast. Van de sessies wordt een beknopt verslag gemaakt, bevattende de conclusies en de toezeggingen van het college.
Artikel 7. Onderzoek geloofsbrieven, beëdiging.
Met de geloofsbrief geeft de voorzitter van het centraal stembureau aan de benoemde kennis van zijn benoeming (artikel VI Kieswet). Voor dit benoemingsbesluit is bij ministeriele regeling een model vastgesteld. De benoemde geeft schriftelijk aan of hij de benoeming aanneemt (artikel V2 Kieswet).
Tegelijk met de mededeling dat hij zijn benoeming aanneemt worden aan de raad stukken overlegd waaruit blijkt dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van de raad toegelaten te worden. Dit omvat de volgende stukken: een ondertekende verklaring met de openbare betrekkingen die hij bekleedt, een uittrekstel uit de GBA met zijn woonplaats, geboorteplaats en –datum, en (indien niet-Nederlander) stukken waaruit blijkt dat hij voldoet aan de vereisten van artikel 10, lid 2 Gemeentewet (artikel V3 Kieswet). Het onderzoek van de geloofsbrieven moet in een openbare vergadering gebeuren. Bij het onderzoek worden ook de bepalingen opgenomen in de gedragscode betrokken.
De commissie welke de geloofsbrieven onderzoekt brengt verslag uit. Dit kan zowel mondeling als schriftelijk.
De formulering van het eerste lid benadrukt dat de raad en niet de voorzitter een commissie instelt, die het zogenaamde geloofsbrievenonderzoek verricht als de voorzitter van het centraal stembureau nieuwe leden heeft benoemd. Het onderzoek van het proces verbaal (onderzoek naar het verloop van de verkiezing of de vaststelling van de uitslag) gebeurt alleen in de eerste samenkomst van de nieuwe raad na verkiezingen. Het onderzoek van de geloofsbrief strekt zich niet uit tot de geldigheid van de kandidatenlijsten en van de lijstverbindingen.
Ingevolge artikel V4 van de Kieswet beslist de raad over de toelating van zijn leden. Daarbij is er een verschil in de procedure bij de samenstelling van een nieuwe raad of bij de vervulling van een tussentijdse vacature. Na een raadsverkiezing kunnen de raadsleden op de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling de eed of verklaring en belofte afleggen. De voorzitter zal hen hiervoor oproepen. Bij tussentijdse vacaturevervulling kan de eed of verklaring en belofte aansluitend aan de beslissing van de raad over de toelating van het betrokken raadslid plaatsvinden. De tekst van de eed of verklaring van belofte die een raadslid bij het aanvaarden van het raadslidmaatschap moet afleggen, is in artikel 14 van de Gemeentewet vastgelegd.
De mogelijkheid van beroep bij de Raad van State tegen de beslissing tot toelating als lid van de raad is vervallen door inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur in 2002.
Het eerste lid van dit artikel is verduidelijkt. Na de gemeenteraadsverkiezingen heeft de commissie voor het geloofsbrievenonderzoek een extra taak, zij adviseert de raad ook over het verloop van de verkiezingen (of dit op wettige wijze is gebeurd) en het vaststellen van de uitslag (is deze juist vastgesteld). Zij doet dit op basis van het proces-verbaal van het centraal stembureau. De raad dient op basis van dit advies een besluit te nemen over het verloop van de verkiezingen en de vaststelling van de uitslag.
De raad heeft dus de bevoegdheid om te besluiten tot het hertellen van de stemmen en zelfs de bevoegdheid om te besluiten tot een herstemming, beide eventueel in een deel van de gemeente bij een aantal specifieke stembureaus. Het proces-verbaal vormt de aanleiding tot een besluit tot hertelling of herstemming. Dit dient concrete aanwijzingen te bevatten waarop de raad tot een dergelijk besluit overgaat. Het feit dat een fractie een klein aantal (bijv. 3) stemmen te weinig heeft om een extra zetel te behalen is geen valide motivering om tot hertelling over te gaan. Een proces-verbaal waaruit blijkt dat kiezers bezwaar hebben gemaakt over de onzorgvuldige wijze waarop het stembureau na sluiting de stemmen heeft geteld, kan dit wel zijn.
Het zesde lid geeft invulling aan een leemte in de Gemeentewet. Uit de Kieswet vloeit het geloofsbrieven onderzoek van raadsleden voort. Aangezien de wethouder geen gekozen volksvertegenwoordiger is, is hiervoor niets in de Kieswet geregeld. De Gemeentewet geeft wel aan welke formele eisen gesteld worden aan een wethouder, maar niet op welk moment deze getoetst worden. De formele eisen voor het wethouderschap zijn grotendeels vergelijkbaar met de vereisten voor het raadlidmaatschap (Gemeentewet artikel 36a, 36b, 41b en 41c). Het ligt voor de hand om voor het benoemen van wethouders ook een commissie voor het onderzoek naar de geloofsbrieven in te stellen. Vandaar dat er een zesde lid aan dit artikel is toegevoegd. Dit artikel is ook van toepassing als er geen wethouder van buiten maar uit de raad wordt benoemd, de incomptabiliteiten en nevenfuncties dienen immers opnieuw te worden beoordeeld.
Een raadslid dat benoemd wordt tot wethouder mag raadslid blijven totdat de geloofsbrieven van zijn opvolger zijn goedgekeurd (artikel 36b, lid 2 Gemeentewet). In het geval de coalitie in de raad een meerderheid heeft van één stem kan het verstandig zijn eerst als raadslid ontslag te nemen en een nieuw raadslid te benoemen. Het vooraf ontslag nemen als raadslid is wel een risico. Het kan immers gebeuren dat deze persoon niet tot wethouder wordt benoemd of dat de geloofsbrieven niet worden goedgekeurd.
In een aantal gevallen blijkt behoefte te bestaan aan een regeling van wat onder een fractie moet worden verstaan. De Gemeentewet kent een dergelijk begrip niet maar gaat onder andere in artikel 33, tweede lid, wel uit van het bestaan van in de raad vertegenwoordigde groeperingen (recht op fractieondersteuning). In regelingen ten aanzien van bijvoorbeeld vergoedingen aan fracties kan worden aangesloten bij het in dit reglement opgenomen fractiebegrip.
Bij de aanvang van de eerste zitting van de nieuwe raad na de verkiezingen, worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan, als één fractie beschouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van de raad de aanduiding die zij boven de kandidatenlijst hadden staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in de raad en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk. Het kan echter voorkomen dat een fractie geen aanduiding boven de kandidatenlijst heeft staan. In een dergelijk geval deelt de fractie in de eerste vergadering de aanduiding mee.
In de loop van een zittingsperiode kan het voorkomen dat leden de raad verlaten. Het beëindigen van de zitting in de raad kan verschillende oorzaken hebben. In voorkomend geval vindt er een verandering in de samenstelling van de fractie plaats. Als dit het geval is, deelt de fractie dit aan de voorzitter mede. Het is ook mogelijk dat een raadslid zijn lidmaatschap niet opzegt, maar uit een fractie stapt. Hij kan als zelfstandige fractie verdergaan of zich aansluiten bij een bestaande fractie. Uitgangspunt van ons kiesstelsel is dat volksvertegenwoordigers op persoonlijke titel worden verkozen (een kandidaat wordt door de voorzitter van het stembureau benoemd). De Kieswet gaat niet uit van politieke partijen, een zetel “hoort” dan ook niet bij een partij maar is verbonden aan de volksvertegen-woordiger die daardoor ook de mogelijkheid heeft om tussentijds van fractie te veranderen of zelfstandig verder te gaan. Op grond van deze bepalingen heeft de raad geen zeggenschap over wijzigingen in de samenstelling, fusies en splitsingen van fracties en de naamvoering. De raad kan hier dus geen besluit over nemen. Een mededeling aan de voorzitter van de raad is voldoende. De raad is gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering nadat hiervan mededeling is gedaan, rekening te houden met de nieuwe situatie.
Gevolg van fractieafsplitsing en ontstaan nieuwe fracties is ook dat de nieuwe fractie lid wordt van het presidium, recht heeft op fractievergoeding etc.
Artikel 9. Tijd en plaats van vergaderen.
Ingevolge artikel 17 van de Gemeentewet vergadert de raad zo vaak hij daartoe heeft besloten en voorts indien de voorzitter het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden van de raad schriftelijk met opgave van redenen daarom vraagt.
Het tweede lid brengt tot uitdrukking dat de voorzitter in het bepalen van een andere dag en ander aanvangsuur zoveel mogelijk overleg pleegt in het agendaoverleg.
In artikel 19, eerste lid van de Gemeentewet is bepaald dat de burgemeester de leden van de raad schriftelijk uitnodigt voor de vergadering. De uitnodiging vermeldt de dag, tijdstip en plaats van vergadering.
Het tweede lid stelt verplicht dat de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid van de Gemeentewet bedoelde stukken (stukken waarvan geheimhouding is opgelegd), tegelijkertijd met de oproep aan de leden wordt gezonden. Uiteraard is het mogelijk dat, indien de raad dit wenst, de stukken en de oproep niet per post maar digitaal worden verzonden.
Het agendaoverleg bepaalt hoe de agenda eruit komt te zien. Dit is een voorlopige agenda.
In spoedeisende gevallen kan de voorzitter van de raad na overleg met het agendaoverleg na het verzenden van de schriftelijke oproep nog een aanvullende agenda en stukken rondsturen.
Dit kan niet tot het laatste moment, maar tot uiterlijk twee dagen voor de aanvang van de vergadering.
Individuele raadsleden kunnen via hun vertegenwoordiger in het agendaoverleg onderwerpen voor de agenda voordragen. Zij kunnen echter ook bij aanvang van de raadsvergadering een voorstel doen om onderwerpen aan de agenda toe te voegen of van de agenda af te voeren. Daarmee kan het individuele raadslid in ieder geval op twee momenten invloed uitoefenen op de vaststelling van de agenda.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen A- en B-stukken. De A-stukken zijn zogenaamde hamerstukken, waarover naar verwachting in de raadsvergadering weinig of niet gesproken hoeft te worden. Over de B-stukken wordt debat gevoerd en deze nemen naar verwachting de meeste vergadertijd in beslag. Het onderscheid tussen A- en B-stukken wordt door het Agendaoverleg gemaakt.
Het derde lid vloeit voort uit de verplichting van het college om de raad van voldoende informatie te voorzien. Als de raad niet voldoende op de hoogte is van de inhoud en strekking van een onderwerp, is het niet gewenst dat de raad zich over dit onderwerp uitspreekt. In een dergelijk geval heeft de raad de mogelijkheid het onderwerp naar een commissie te verwijzen of aan het college nadere inlichtingen of advies te vragen.
Het laatste lid regelt dat de raad op verzoek van een lid of op voorstel van de voorzitter de volgorde van behandeling van de agendapunten kan wijzigen.
Voorstellen aan de raad kunnen van diverse actoren afkomstig zijn. In de eerste plaats zijn dit het college en de burgemeester. Daarnaast kunnen raadsleden initiatiefvoorstellen indienen. Het presidium kan voorstellen doen die te maken hebben met de organisatie en de werkzaamheden van de raad.
De raad is de enige die een voorstel voor een verordening of een ander voorstel kan agenderen, dat het college heeft voorbereid. Als het college het voorstel heeft voorbereid, betekent dit niet dat het college het voorbereide voorstel kan intrekken indien het college van oordeel is dat verdere behandeling niet wenselijk is. De raad moet hiervoor toestemming geven.
Artikel 12 is een nadere uitwerking van artikel 21, tweede lid, van de Gemeentewet. Dit artikel voorziet in de mogelijkheid dat wethouders door de raad worden uitgenodigd om ter vergadering aanwezig te zijn.
De praktijk in Lelystad gaat uit van een “standing invitation” aan de leden van het college in de vergadering van de raad aanwezig te zijn.
Het kan echter wenselijk zijn, dat de wethouders niet bij een vergadering aanwezig zijn als de raad een zelfstandige afweging over een onderwerp of voorstel wil maken, de raad bijvoorbeeld over het eigen functioneren van gedachten wil wisselen of bij de voorbereiding van een besluit tot het houden van een onderzoek naar het door het college gevoerde bestuur.
Artikel 13. Ter inzage leggen van stukken.
In dit artikel gaat het, naast om de geheime stukken, om de zogenaamde “achterliggende” stukken, waarvan vaak in de raadsvoorstellen melding wordt gemaakt (ambtelijke adviezen, toelichtende nota’s etc.). Alle stukken worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep ter inzage gelegd.
De ter inzage gelegde stukken zijn ook digitaal ter inzage via de gemeentelijke website, tenzij het stukken betreft waarover geheimhouding is opgelegd.
Een stuk is een "document" in de zin van de Wet openbaarheid van bestuur (WOB). Een document houdt in: een bij een bestuursorgaan berustend schriftelijk stuk of ander materiaal dat gegevens bevat. Onder documenten vallen niet alleen de door de overheidsorganen gecreëerde stukken of ander materiaal. Ook alle van buiten komende stukken en ander voor overheidsorganen bestemd materiaal zoals agenda's, notulen, (concept)adviezen en magneetbanden verkrijgen de status van document in de zin van de WOB.
Het kan niet de bedoeling zijn, dat een lid van de raad of een ander het originele stuk mee naar huis neemt. Dit zou betekenen dat andere raadsleden en geïnteresseerden niet meer de mogelijkheid hebben om het document in te zien. Een raadslid of een andere geïnteresseerde mag echter wel een kopie van een ter inzage gelegd stuk maken.
De griffier vervult de secretariaatsfunctie ten dienste van de raad. Het ligt dan ook in de rede dat stukken, die betrekking hebben op de agenda en de voorstellen van de raadsvergadering, die geheim moeten blijven, bij hem ter inzage worden gelegd. Op verzoek van de leden van de raad kan de griffier inzage aan hen verlenen.
Artikel 14. Openbare kennisgeving.
Met dit artikel wordt invulling gegeven aan het voorschrift van artikel 19, tweede lid, Gemeentewet.
Voor wat betreft de wijze van publicatie is aangesloten bij artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht. De agenda en de stukken worden ook op het internet geplaatst.
De handtekening op de presentielijst is bedoeld om formeel vast te stellen, dat het vergaderquorum aanwezig is. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen; daarvoor geldt artikel 29 van de Gemeentewet.
Artikel 17. Spreekrecht burgers.
Insprekers kunnen voorafgaand aan de raadsvergadering inspreken over alle onderwerpen van algemene aard. Het verdient de voorkeur indien zij zich voorafgaand aan de vergadering melden.
Er is maximaal een half uur tijd beschikbaar voor maximaal 6 insprekers. Als er meer aanmeldingen zijn, dan worden de insprekers doorverwezen naar de volgende vergadering.
Indien zich minder dan 6 insprekers hebben gemeld, geeft de voorzitter ook aan mensen op de tribune die zich niet vooraf gemeld hebben gelegenheid tot inspreken.
De raadsvergadering begint direct nadat de benodigde inspreektijd is verstreken.
Artikel 18. Opening vergadering, quorum.
De vergadering kan beginnen indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende raadsleden aanwezig is. Artikel 20 van de Gemeentewet voorziet in een procedure voor een tweede vergadering indien het vereiste aantal leden niet op komt dagen.
Artikel 19. Primus bij hoofdelijke stemming.
Nadat is bepaald bij welk raadslid de hoofdelijke stemming begint, noemt de voorzitter of de griffier de namen van de aanwezige raadsleden op in alfabetische volgorde. Deze volgorde geldt dan bij hoofdelijke stemming voor de gehele vergadering.
Artikel 20. Besluitenlijst en notulen.
In de Gemeentewet wordt gesproken over de verplichting om een besluitenlijst openbaar te maken (artikel 23, vijfde lid). Met de inwerkingtreding van de Aanpassingswet dualisering gemeentebestuur is de openbaarmaking van een besluitenlijst van de raadsvergadering verplicht gesteld vanaf 19 februari 2003. Al eerder was in de Gemeentewet de verplichting voor het college opgenomen (artikel 60).
Door middel van een amendement is dit nu ook voor de raad geregeld in artikel 23, vijfde lid van de Gemeentewet. Tijdens de behandeling van dit amendement in de Tweede Kamer is aangegeven dat de besluitenlijst op zo kort mogelijke termijn moet worden gepubliceerd. Dit kan voordat het verslag is vastgesteld, aangezien de besluitenlijst “slechts” een overzicht geeft van (alle) door de raad genomen beslissingen (dus niet alleen besluiten in de in van de Algemene wet bestuursrecht maar ook bijvoorbeeld een afspraak om een werkbezoek af te leggen).
De ontwerpnotulen worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep verstuurd aan de leden en overige personen die het woord gevoerd hebben. Omdat wethouders (artikel 12), de burgemeester, de griffier en de secretaris ook het woord kunnen voeren in de vergadering, kunnen zij tevens een voorstel tot verandering van de notulen aan de raad doen. Een voorstel tot verandering van de notulen kan ingediend worden zolang de notulen niet zijn vastgesteld.
In de Lelystadse praktijk wordt in de notulen een woordelijk verslag van het gesprokene opgenomen.
Andere vormen van verslaglegging zijn ook mogelijk. Bijvoorbeeld een geluidsopname van de raadsvergadering op CD, met een overzicht van de sprekers, de onderwerpen, voorzien van tijdscodes en een besluitenlijst.
De griffier verleent de ambtelijke ondersteuning van de raad. Daarom is de griffier aangewezen om voorstellen tot wijzigingen van het verslag in ontvangst te nemen, het verslag op te stellen en deze, tezamen met de voorzitter, te ondertekenen. Het is aan de raad om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling geaccepteerd wordt. Een afwijzing van een dergelijk voorstel is niet vatbaar voor beroep.
Artikel 21. Ingekomen stukken.
Omtrent de (aan de raad gerichte) ingekomen stukken worden alleen voorstellen gedaan en besluiten genomen van procedurele aard, bijvoorbeeld ter kennisneming, steunen, afwijzen, in behandeling nemen, doorsturen naar het college etc. Inhoudelijke discussie over de stukken kan de voorzitter buiten de orde verklaren. Wanneer een ingekomen stuk leidt tot inhoudelijke discussie en besluitvorming, dient dit op de gebruikelijke wijze te worden voorbereid.
De schriftelijke mededelingen van het college aan de raad zijn ook ingekomen stukken.
De raad stelt op voorstel van de voorzitter de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.
Voor een betere communicatie en voorbereiding worden de ingekomen stukken samen met de voorlopige agenda verspreid. Dat houdt in dat de lijst van ingekomen stukken wordt afgesloten op de dag dat de schriftelijke oproep wordt verzonden.
Artikel 22. Aantal spreektermijnen.
Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een verzoek van een raadslid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te honoreren. Indien de raad van mening is, dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten. De beraadslaging over een motie vindt niet plaats in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het betreffende, aan de orde zijnde onderwerp.
Door te debatteren op hoofdlijnen en door effectief vergaderen kan de besluitvorming naar wens plaatsvinden binnen de beperkingen van de gegeven spreektijd. Een goede voorbereiding is daarbij van groot belang. Het college zorgt voor een kwalitatief hoogwaardig raadsvoorstel, waarin de beslispunten helder zijn aangegeven (een amendeerbaar raadsvoorstel). Het gesprek tussen raadsleden, burgers en college op het Opinieplein is ook wezenlijk ter voorbereiding van de raadsbehandeling.
De gebruikte spreektijd in de raadsvergadering wordt namens de voorzitter bijgehouden door een medewerker van de griffie en voor eenieder zichtbaar gemaakt middels een beeldscherm in de raadzaal.
Interrupties worden ook meegerekend bij de bepaling van de gebruikte spreektijd.
Het college kan vóór het debat bij een bepaald agendapunt de gelegenheid krijgen om een korte mondelinge toelichting te geven. Dit kan bijvoorbeeld indien er zich nieuwe ontwikkelingen hebben voorgedaan waar de raad nog geen kennis van draagt. Hierna vindt het debat plaats in twee termijnen.
Artikel 24. Handhaving orde, schorsing.
Het eerste lid verzekert dat raadsleden vrijelijk kunnen spreken.
Wel kan de voorzitter iemand op diens verzoek de gelegenheid geven om te interrumperen. Een interruptie is een onderbreking van de spreker op dat moment in de vergadering. Een interruptie dient een korte vraag ter verduidelijking te zijn of een korte discussie over een specifiek punt. Een interruptie mag geen eigen betoog zijn.
De voorzitter kan de interruptie beëindigen om de oorspronkelijke spreker de gelegenheid te geven zijn of haar betoog te vervolgen. De voorzitter kan ook besluiten om vanwege de voortgang van de beraadslagingen geen verdere interrupties meer toe te staan. Het beleid van de voorzitter ten aanzien van interrupties kan indien gewenst besproken worden in het presidium.
Om te bevorderen dat leden van de raad zich niet belemmerd voelen om hun mening te uiten is in artikel 22 Gemeentewet bepaald dat zij niet in rechte vervolgd kunnen worden, aan te spreken zijn of verplicht zijn getuigenis af te leggen over hetgeen zij in de vergadering zeggen of schriftelijk overleggen.
Het tweede lid heeft naast de leden die het woord voeren ook betrekking op de wethouders, de secretaris, de griffier of andere personen, die het woord voeren. De voorzitter kan hen tot de orde roepen. Indien zij hieraan geen gehoor geven, kan hen het woord worden ontzegd.
De bevoegdheid die in het tweede lid aan de voorzitter wordt gegeven om een spreker over een aanhangig onderwerp het woord te ontzeggen, gaat minder ver dan de mogelijkheid die artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet biedt om aan dat lid, dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, de toegang tot de vergadering te ontzeggen. De laatstgenoemde bevoegdheid van de voorzitter blijft echter onverlet. Artikel 24 is slechts een aanvulling op de Gemeentewet. Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde. Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar artikel 50 van dit reglement.
Teneinde de vergaderduur niet te zeer te verlengen wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd. In het eerste lid is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen.
Door de toevoeging “of een lid van de raad” wordt ook raadsleden het recht toegekend om voor te stellen een voorstel gesplitst te behandelen. Dit brengt tot uitdrukking dat de raad zijn eigen werkwijze bepaalt.
Het recht is aan ieder individueel raadslid toegekend. Dit past in het streven naar dualisering, aangezien dualisering versterking van de vertegenwoordigende en daarmee agenderende rol van de raad veronderstelt. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties over adequate instrumenten te beschikken.
Indien de schorsing als bedoeld in het tweede lid aan het einde van de tweede termijn plaatsvindt, zijn er vervolgens twee mogelijkheden: er wordt direct tot stemming overgegaan of aan de beraadslagingen wordt een derde termijn toegevoegd (zie artikel 22).
Artikel 26. Deelname aan de beraadslaging door anderen.
Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 Gemeentewet geregelde verschoningsrecht.
De raad kan op grond van artikel 3, 4 respectievelijk 12, bepalen dat de griffier, de secretaris en de wethouder(s) deelnemen aan de beraadslagingen. De burgemeester heeft het recht (het woord te voeren en) deel te nemen aan de beraadslagingen op grond van artikel 21, eerste lid, van de Gemeentewet.
Stemverklaringen zullen kort moeten zijn en mogen niet het karakter krijgen van een derde termijn, als laatste reactie op de vorige spreker. De stemverklaringen worden alle gegeven vóór de hoofdelijke oproep van de leden tot de stemming begint.
De voorzitter kan de beraadslaging sluiten als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht, tenzij de raad anders beslist. De voorzitter formuleert daarna de te nemen eindbeslissing. Indien geen stemming wordt gevraagd, is het voorstel aangenomen op grond van artikel 32, derde lid, van de Gemeentewet.
Artikel 29. Algemene bepalingen betreffende stemming over zaken.
Indien een lid te kennen geeft stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden. De raad heeft niet de bevoegdheid om van deze bepaling van artikel 32 van de Gemeentewet af te wijken. Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen.
In geval van uitgaaf bij dringende spoed is conform artikel 209 tweede lid Gemeentewet hoofdelijke stemming verplicht.
De regeling in het eerste deel van het derde lid kan toepassing krijgen, indien de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is en slechts enkele leden zouden tegenstemmen. Een raadslid kan zich alleen onthouden van stemming op grond van artikel 28 Gemeentewet. In alle andere gevallen is een raadslid verplicht stelling in te nemen en te stemmen. Stemmingen zijn in principe ook openbaar.
Bij wie de stemming begint, is geregeld in artikel 19.
Bij het staken van de stemmen is het bepaalde in artikel 32 van de Gemeentewet van toepassing. Indien de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.
Artikel 30. Stemming over amendementen en moties.
Voor meer informatie omtrent een amendement of een motie (betekenis, indiening e.d.) wordt verwezen naar de artikelen 1, 34 en 35 van dit reglement. Voor alle duidelijkheid wordt hier een verschil in procedure aangegeven tussen een motie en een amendement. Een amendement komt in stemming voorafgaande aan de stemming over het voorstel. Een motie strekt niet tot wijziging van een voorgesteld besluit; over een motie wordt een apart besluit genomen, nadat de besluitvorming over het aanhangige voorstel is afgerond.
Artikel 31. Stemming over personen.
Eind 2005 is de Gemeentewet gewijzigd wat betreft het stemmen over personen. Voorheen was in artikel 31, eerste lid, bepaald dat indien er wordt gestemd over de benoeming, voordracht of aanbeveling van personen, die schriftelijk dient te geschieden door middel van gesloten en ongetekende stembriefjes. Op deze wijze zou de geheimhouding zijn gewaarborgd. De verplichting om dit bij stembriefjes te doen is nu vervallen.
Gemeenten kunnen dus ook middels een elektronisch stemsysteem stemmen over personen, mits de geheimhouding gewaarborgd is.
Het Reglement van orde gaat vooralsnog uit van een stemming door middel van behoorlijk ingevulde stembriefjes. De raad oordeelt of een stembriefje behoorlijk is ingevuld.
Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:
De Gemeentewet geeft aan, dat over benoemingen (niet ontslag) van personen of het opstellen van een voordracht of aanbeveling schriftelijk moet worden gestemd (artikel 31 van de Gemeentewet). Een voordracht is voor de raad bindend; de raad heeft slechts keus tussen degenen die op de voordracht zijn vermeld. Een aanbeveling is een voorstel waarvan de raad mag afwijken. Wanneer er veel benoemingen te doen zijn (bijvoorbeeld aan het begin van een nieuwe zittingsperiode) zou een gecombineerd stembiljet kunnen worden ontworpen.
Artikel 32. Herstemming over personen.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 33. Beslissing door het lot.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Het recht van amendement is neergelegd in artikel 147b van de Gemeentewet. Dit artikel verplicht de raad nadere regels te stellen. Deze nadere regels staan in het tweede tot en met het vierde lid. Op basis van artikel 147b van de Gemeentewet is de raad verplicht een amendement te behandelen.
Dualisering veronderstelt versterking van de vertegenwoordigende en controlerende functie van de raadsleden. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties te beschikken over adequate instrumenten. Voor een effectief gebruik van deze instrumenten is het wenselijk dat ook het individuele raadslid zonder belemmeringen toegang tot het gebruik daarvan heeft (geen drempelsteun). Door het recht van amendement kan de regelgevende taak van de raad reëel inhoud krijgen en mede ten dienste staan van de kaderstelling en de controle door de raad. Ook kleine fracties en individuele raadsleden worden zo in staat gesteld actief deel te nemen aan de effectuering van de controlerende, vertegenwoordigende en budgettaire functie van de raad.
Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander raadslid aanleiding zijn op dit amendement nog weer een wijziging voor te stellen, het subamendement. Een (sub)amendement kan ingediend worden op een voorgesteld besluit dat aanhangig is. De beraadslaging over het (sub)amendement vindt plaats in ten hoogste twee termijnen. Indien (in uitzonderlijke situaties) een ingediend amendement verdere beraadslaging noodzakelijk maakt, kan de raad besluiten tot een derde termijn (artikel 22) .
Voor wat betreft de stemming over amendementen wordt verwezen naar artikel 30.
Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke of procedurele aard), het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen of om het doen van een verzoek. Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis.
Daarom zijn burgemeester en wethouders formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen raad en college en hieruit kan het college dan zijn consequentie trekken.
Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt dat over een motie een apart besluit wordt genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt, dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp waarop de motie betrekking heeft.
De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats in de eerstvolgende vergadering waarvan de agenda nog niet is verzonden, tenzij de raad besluit, vanwege het urgente karakter van het onderwerp, om de motie onmiddellijk te behandelen.
Dergelijke moties benaderen de in artikel 41 geregelde initiatiefvoorstellen. Dualisering veronderstelt versterking van de vertegenwoordigende en controlerende functie van de raadsleden. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties te beschikken over adequate instrumenten. Dat wil zeggen dat het voor een effectief gebruik van deze instrumenten wenselijk is dat ook het individuele raadslid zonder belemmeringen toegang tot het gebruik daarvan heeft.
De mogelijkheid om zonder drempelsteun een motie in te dienen staat dan ook ten dienste van een effectieve uitoefening van de kaderstelling en controle door de raad.
Artikel 36. Voorstellen van orde.
Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de raad. Bij staken van stemmen is het voorstel niet aangenomen (artikel 32, lid 4, Gemeentewet is hierop niet van toepassing). Een voorstel van orde betreft bijvoorbeeld het schorsen van de vergadering voor een pauze. Indien het gaat om een niet geagendeerd voorstel, dient de procedure van een initiatiefvoorstel gevolgd te worden (artikel 41).
Artikel 37. Mondelinge vragen.
In deze bepaling is het stellen van mondelinge vragen van leden van de raad ondergebracht. De voorzitter geeft, na de ingekomen stukken en mededelingen, gelegenheid tot het stellen van mondelinge vragen. Nu dit zonder vooraankondiging mogelijk is geworden, wordt dit als vast onderwerp op de agenda gevoegd.
Het voornemen een mondelinge vraag te stellen en de inhoud daarvan worden zo mogelijk vooraf ter kennis gebracht van het college. Dit is bedoeld om het college in de gelegenheid te stellen zich voor te bereiden op de beantwoording. Naar aanleiding van het antwoord van het college is een kort debat mogelijk.
Artikel 38. Schriftelijke vragen.
Het vragenrecht geeft aan de leden van de raad het recht informatie te vragen over aangelegenheden, die tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester behoren. Het karakter van deze vragen is primair van informatieve strekking. In de hier aangegeven procedure wordt de vragensteller in de gelegenheid gesteld nadere inlichtingen omtrent het antwoord te vragen aan degene die het antwoord heeft gegeven.
De beantwoording wordt geacht binnen enkele dagen te kunnen worden geformuleerd. Het college rapporteert gemotiveerd als meer tijd nodig is.
Interpelleren is het om opheldering of inlichtingen vragen over zaken van (actueel) algemeen belang. Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht en is verankerd in artikel 155 van de Gemeentewet. Het gaat om een recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college of de burgemeester te vragen. Daarvoor is verlof van de raad nodig.
Het artikel biedt de mogelijkheid een onderwerp tot 48 uur voor de vergadering voor behandeling voor te dragen. De raad bepaalt het behandeltijdstip met het oog op de voorbereiding van de interpellatie. Het onderwerp vormt een agendapunt voor deze vergadering.
Terwijl het bij het hiervoor (artikel 38) genoemde vragenrecht vooral om vragen met een informatieve strekking gaat, heeft het verzoek om inlichtingen betrekking op het afleggen van verantwoording over het gevoerde bestuur in overeenstemming met de artikelen 169 en 180 van de Gemeentewet.
Artikel 41. Initiatiefvoorstellen.
Het is de taak van het college aan de raad de nodige voorstellen te doen. Maar raadsleden kunnen ook zelf een voorstel voor een verordening of beslissing ter behandeling bij de raad indienen. Hiervoor is het recht van initiatief toegekend.
In artikel 147a, eerste lid, van de Gemeentewet is dit uitgewerkt.
Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de raad regelt op welke wijze een initiatiefvoorstel voor een verordening wordt ingediend en behandeld.
Het eerste tot en met het derde lid van artikel 41 voorzien hierin. Artikel 147a, derde lid bepaalt, in tegenstelling tot artikel 147a, tweede lid, dat voor andere initiatiefvoorstellen geen verplichte behandeling voorgeschreven is. Dit betekent dat de raad (aanvullende) voorwaarden kan stellen aan het in behandeling nemen van een ander initiatiefvoorstel. Het vierde lid biedt hiervoor - in aanvulling op de eerste drie leden - de gelegenheid.
Algemeen uitgangspunt is dat dualisering de versterking van de vertegenwoordigende en controlerende functie van de raadsleden inhoudt. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties te beschikken over adequate instrumenten. Voor een effectief gebruik van deze instrumenten is het wenselijk dat ook het individuele raadslid zonder belemmeringen toegang tot het gebruik daarvan heeft. Het ontbreken van drempelsteun bij het recht van initiatief staat ten dienste van een effectieve uitoefening van de kaderstelling en controle door de raad. Ook kleine fracties en individuele raadsleden worden zo in staat gesteld actief deel te nemen aan de controlerende, vertegenwoordigende en budgettaire functie.
Het vijfde lid is toegevoegd omdat de gedualiseerde Gemeentewet de mogelijkheid geeft een wethouder na een motie van wantrouwen te ontslaan (artikel 49 Gemeentewet). In de oude Gemeentewet was een afkoelingstermijn van 30 dagen opgenomen. Zonder de bepaling in het vijfde lid is deze ontslagmogelijkheid niet mogelijk door de procedureregels van het Reglement van orde.
Artikel 42. Instelling commissie.
De raad kan besluiten een voorstel, een nota of een plan voor onderzoek voor te leggen aan een commissie ad hoc (bijvoorbeeld een commissie voor het onderzoek van de geloofsbrieven van de leden van de raad, voorafgaande aan de toelating als raadslid) dan wel aan een andere commissie als bedoeld in hoofdstuk V van de Gemeentewet. Uit praktische overwegingen benoemt de voorzitter de leden (uit de raad), tenzij de raad anders besluit. De voorzitter bepaalt tevens het aantal leden van de commissie.
Artikel 43. Verslag commissie.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 44. Procedure begroting.
Dit artikel behoeft geen toelichting
Artikel 45. Procedure rekening.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 46. Besloten vergadering, algemeen.
Dit artikel bepaalt dat de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing zijn op een raadsvergadering achter gesloten deuren. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan de bepalingen omtrent het tijdig verzenden van stukken, het recht van amendement, het recht van motie, het maken van notulen. De bepalingen van het reglement zijn echter niet van toepassing, voorzover het toepassen van die bepalingen strijdig is met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beeld- en geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden.
Ten aanzien van de stukken die betrekking hebben op een besloten vergadering en het behandelde zal de raad moeten besluiten of geheimhouding, als bedoeld in de artikelen 25, 55 en 86 van de Gemeentewet, wordt opgelegd dan wel opgeheven.
Artikel 47. Notulen van de besloten vergadering.
De notulen van besloten vergaderingen worden uitsluitend aan raadsleden ter kennis gebracht. Als de raad geen expliciet besluit neemt om de notulen openbaar te maken, dan blijven ze geheim.
Artikel 48. Geheimhouding van de besloten vergadering.
Volgens artikel 25 lid 1 van de Gemeentewet wordt geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde tijdens die vergadering opgelegd. De mededeling van de voorzitter dat de vergadering besloten is, betekent per definitie dat de geheimhouding over het in deze besloten vergadering behandelde is opgelegd. Bij de behandeling van de notulen van de vorige besloten vergadering kan worden besloten of de notulen openbaar zullen zijn.
Artikel 48a. Geheimhouding van overgelegde stukken.
Volgens artikel 25 van de Gemeentewet kan de raad geheimhouding opleggen over stukken die aan de raad zijn overgelegd, maar het is ook mogelijk dat geheimhouding is opgelegd door het college, de burgemeester of een commissie, ieder ten aanzien van de stukken die zij aan de raad overleggen.
Indien geheimhouding is opgelegd door het college, de burgemeester of een commissie, dan vervalt de verplichting tot geheimhouding, als de raad de geheimhouding in zijn eerstvolgende vergadering niet bekrachtigt.
Artikel 49. Opheffing geheimhouding.
Op grond van artikel 25, derde en vierde lid, van de Gemeentewet kan geheimhouding worden opgelegd door het college, de burgemeester en een commissie, ieder ten aanzien van stukken die zij aan de raad of aan leden van de raad overleggen. De opgelegde geheimhouding met betrekking tot aan de raad overgelegde stukken vervalt, indien de raad de oplegging niet in zijn eerstvolgende vergadering, die volgens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, wordt bekrachtigd.
Als de raad niet van plan is de opgelegde geheimhouding te bekrachtigen, kan de raad in een besloten vergadering overleg voeren met het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd. Deze besloten vergadering kan dan gaan om de vraag waarom de raad de geheimhouding wil opheffen.
Artikel 50. Toehoorders en pers.
De bevoegdheid van de voorzitter de toehoorders die de orde verstoren, of alle toehoorders te gelasten te vertrekken, is geregeld in artikel 2 van dit reglement en artikel 26 van de Gemeentewet.
Artikel 51. Geluid- en beeldregistraties.
Aangezien de vergaderingen van de raad in principe openbaar zijn, kunnen radio- en tv stations geluid- en beeldregistraties maken. Dit is uiteraard niet het geval als het een besloten vergadering betreft.
Artikel 52. Verbod gebruik mobiele telefoons.
Dit artikel heeft betrekking op het mobiele telefoonverkeer. Het mobiele telefoonverkeer werkt verstorend tijdens de vergadering. Dit laat echter onverlet, dat indien zwaarwegende redenen dit
noodzakelijk maken, de voorzitter aanwezigen toestemming kan geven zijn mobiele telefoon wel stand-by te laten staan.
Dit artikel behoeft geen toelichting.