Organisatie | Helmond |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening bodemsanering 2006 |
Citeertitel | Verordening bodemsanering 2006 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp | milieu |
Deze regeling vervangt de Verordening bodemsanering Helmond 2002.
Besluit voorbereiding beschikkingen Wet bodembescherming
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
13-05-2006 | nieuwe regeling | 09-05-2006 | Raadsbesluit, 2006, 54 | ||
13-05-2006 | 13-01-2012 | nieuwe regeling | 09-05-2006 Gemeenteblad, 2006, 30 | Raadsbesluit, 2006, 54 |
De raad van de gemeente Helmond;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 14 maart 2006.
gelet op de bepalingen van artikel 147 van de Gemeentewet en de artikelen 28, 29, 39, 39c, 39d, 52, 88 en 96 Wet bodembescherming;
- in te trekken de Verordening bodemsanering Helmond die is vastgesteld op 29 mei 2002 (raadsbijlage 97);
Onverminderd het bepaalde in artikel 39c, eerste lid van de Wet bodembescherming worden in het evaluatieverslag de volgende gegevens vermeld:
Indien na de sanering nog verontreiniging in de bodem is achtergebleven, een beschrijving van deze verontreiniging, zoals bedoeld in artikel 39c, eerste lid, onder b, van de Wet bodembescherming met hierbij een verwijzing naar het nazorgplan, bedoeld in artikel 39d, eerste lid van de Wet bodembescherming dat op deze verontreiniging ziet en dat tegelijkertijd met het evaluatieverslag wordt ingediend bij burgemeester en wethouders.
Onverminderd het bepaalde in artikel 39d van de Wet bodembescherming worden in het nazorgplan de volgende gegevens vermeld:
Indien degene die volgens het nazorgplan belast is met de uitvoering van de nazorgmaatregelen een ander is dan degene die de bodem heeft gesaneerd dan wel de sanering feitelijk heeft uitgevoerd: de door betrokken partijen ondertekende contractuele afspraken die gelden en waaruit blijkt dat diegene zich tot de uitvoering verbindt.
Hoofdstuk 6 Toezicht en Handhaving
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de toezichthouders welke bij besluit van burgemeester en wethouders aangewezen zijn danwel aangewezen worden voor het toezicht op de naleving van het bij of krachtens de Wet bodembescherming bepaalde.
Degene die de sanering feitelijk uitvoert op grond van een saneringsplan waarmee burgemeester en wethouders op basis van artikel 39, tweede lid, van de Wet bodembescherming hebben ingestemd, meldt uiterlijk twee weken voor de feitelijke aanvang van de grondsanering, respectievelijk de grondwatersanering schriftelijk bij burgemeester en wethouders de aanvangsdatum van de grondsanering, respectievelijk de grondwatersanering.
Indien de grondsanering respectievelijk de grondwatersanering niet zal worden gestart op de overeenkomstig het eerste lid gemelde aanvangsdatum of de overeenkomstig dit lid aangepaste aanvangsdatum, meldt de in het eerste lid bedoelde persoon dit onverwijld schriftelijk aan burgemeester en wethouders, onder opgave van de nieuwe aanvangsdatum. Indien de nieuwe aanvangsdatum op dat moment nog niet bekend is, meldt de in het eerste lid bedoelde persoon de nieuwe aanvangsdatum minimaal twee weken voor deze datum schriftelijk aan burgemeester en wethouders.
Indien bij de sanering ontgraving van verontreinigde grond plaatsvindt, stelt de in het eerste lid bedoelde persoon uiterlijk twee dagen voorafgaand aan het tijdstip waarop over het gehele gebied van de ontgraving de einddiepte bereikt zal worden en tot aanvulling van de ontgraving zal worden overgegaan burgemeester en wethouders daarvan op de hoogte. Bij ontgraving en aanvulling in gedeeltes, geldt voornoemde verplichting tot melding per gedeelte.
Indien sprake is van een grondsanering, respectievelijk grondwatersanering waarbij door burgemeester en wethouders is ingestemd met een aanpak overeenkomstig artikel 38, derde lid, van de Wet bodembescherming, wordt de beëindiging van iedere afzonderlijke fase op de in het vierde lid beschreven wijze gemeld.
Artikel 10 Overgangsbepalingen
Op een sanering of een fase van een sanering als bedoeld in artikel 38, derde lid van de Wet bodembescherming die is uitgevoerd voor 1 januari 2006 zijn de artikelen 5, 6 en 7 niet van toepassing. Op deze gevallen blijft met betrekking tot de onderwerpen die in genoemde artikelen zijn geregeld de Verordening bodemsanering Helmond van toepassing.
Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 9 mei 2006, bijlage 54.
De raad voornoemd,
De voorzitter,
drs. A.A.M. Jacobs
De griffier,
mr. J.P.T.M. Jaspers
Bekend gemaakt op:
12 mei 2006
De gemeentesecretaris,
Mr. A.C.J.M. de Kroon.
Toelichting op de Verordening bodemsanering 2006
Bevoegdheid tot het stellen van nadere regels inzake de bodemsanering
Via het Besluit aanwijzing bevoegdgezaggemeenten Wet bodembescherming is artikel 88 lid 1 van de Wet bodembescherming (Wbb) van toepassing verklaart op de gemeente Helmond. Dit houdt onder meer in dat het college van burgemeester en wethouders de bevoegd gezagtaken heeft overgenomen van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant, voorzover het gaat om het grondgebied van de gemeente Helmond en verontreinigingen in de landbodem. Deze bevoegdheid houdt ook in dat de gemeenteraad van Helmond nadere regels kan stellen (bijvoorbeeld in een verordening) ten aanzien van onderwerpen waarin de Wbb voorziet. De gemeenteraad van Helmond heeft in 2002 de Verordening bodemsanering Helmond vastgesteld.4321
Aanleiding voor de Verordening bodemsanering 2006
Met ingang van 1 januari 2006 is de Wbb gewijzigd. De wetswijziging beoogt de bodemsaneringsoperatie te versnellen. Door de wetswijziging krijgt het nieuwe landelijke bodemsaneringsbeleid, bekend als BEVER (Beleidsvernieuwing Bodemsanering) een wettelijke grondslag. Hierdoor is multifunctioneel saneren (alle verontreiniging verwijderen) niet langer de hoofdregel. De nieuwe Wbb kent in plaats daarvan voortaan een aparte saneringsaanpak voor immobiele en mobiele verontreinigingen gebaseerd op het zoveel mogelijk beperken van risico's.5
Bepaald is dat de sanering van immobiele verontreiniging er op gericht is de bodem minimaal geschikt te maken voor de functie die deze na de sanering zal krijgen. Daarbij moet de blootstelling van mens, plant en dier aan de verontreiniging zoveel mogelijk worden beperkt. Bij mobiele verontreiniging kan de saneringsdoelstelling niet worden verbonden aan het gebruik van een bepaalde locatie. Bij dergelijke verontreinigingen is daarom bepaald dat de saneringsaanpak erop gericht dient te zijn het risico van verspreiding van de verontreinigende stoffen zoveel mogelijk te beperken. Voor beide typen saneringen geldt dat nazorgmaatregelen en gebruiksbeperkingen zoveel mogelijk moeten worden beperkt.
De nieuwe Wbb heeft gevolgen voor de Verordening bodemsanering Helmond:
- De voorbereidingsprocedure van beschikkingen kan worden versneld.
- Er wordt een nieuw stelsel van meldingsformulieren ingevoerd waarmee het registreren van bodemverontreiniging en het monitoren van de bodemsaneringsoperatie wordt vereenvoudigd.
- Enkele eisen aan het saneringsplan zijn voortaan in de Wbb opgenomen. Deze hoeven dus niet langer in de verordening opgenomen te worden.
- Omdat de Wbb voortaan ook functiegerichte bodemsanering toestaat, zijn enkele nieuwe eisen aan het saneringsplan toegevoegd. Dit om de handhaafbaarheid van beschikkingen te vergroten.
- De start en beëindiging van bodemsaneringen moet voortaan tijdig gemeld worden zodat het bevoegd gezag in staat wordt gesteld ook in het veld adequaat toezicht uit te oefenen.
- Er worden nu ook eisen gesteld aan het voortaan formeel door het college van B&W goed te keuren evaluatieverslag en nazorgplan.
Gelet op het ingrijpende karakter van de benodigde wijzigingen wordt de verordening uit 2002 geheel ingetrokken en door de nieuwe Verordening bodemsanering 2006 vervangen.
In artikel 1 worden enkele begrippen uit de verordening omschreven. Hiervoor is aangesloten bij de begrippen uit de Wet bodembescherming. Voor de inhoud van een aantal meer algemene begrippen (zoals “bodem” en “geval van verontreiniging”) is geen omschrijving gegeven, omdat artikel 1 van de Wbb bepaalt dat de daar al gegeven omschrijvingen doorwerken in de verordening.
Burgemeester en wethouders moeten op grond van de Wbb op basis van een melding of een nader onderzoek een besluit nemen over de ernst van de bodemverontreiniging en de spoedeisendheid van de sanering ervan. Burgemeester en wethouders moeten ook een besluit nemen over (de kwaliteit van) het saneringsplan, evaluatieverslag en nazorgplan.
Al deze besluiten zijn publiekrechtelijke rechtshandelingen, niet van algemene strekking, en kunnen dus als beschikkingen als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht worden aangemerkt. Via het eerste lid van dit artikel wordt daarom bepaald dat het indienen van een meldingsformulier wordt beschouwd als een aanvraag in de zin van de Algemene wet bestuursrecht dus als een verzoek om een besluit te nemen. Tegen de beschikkingen kan door belanghebbenden bezwaar gemaakt worden.
Nieuwe gevallen van bodemverontreiniging (zorgplicht)
Op een melding ingevolge artikel 27 Wbb is de verordening niet van toepassing. Het gaat in artikel 27 om nieuwe bodemverontreiniging of aantasting van de bodem die door handelingen op of in de bodem ontstaat. Deze verontreiniging dient zo spoedig mogelijk bij het bevoegde gezag te worden gemeld. In het kader van de zorgplicht uit de Wbb dient de verontreiniging of de aantasting en de directe gevolgen daarvan te worden beperkt en zoveel mogelijk ongedaan gemaakt te worden.
Meldingenregime uniforme saneringen (BUS)
Op een melding als bedoeld in artikel 39b Wbb (Besluit uniforme saneringen) is deze verordening ook niet van toepassing. Dit artikel in de Wbb voorziet in de mogelijkheid van een bijzondere regeling voor kortlopende, eenvoudige en gelijksoortige saneringen. Bij dergelijke saneringen kan de saneerder met een melding ex artikel 39b van de Wbb volstaan en behoeft geen saneringsplan ter goedkeuring te worden voorgelegd. Het besluit en de bijbehorende ministeriële regeling waarbij de categorieën uniforme saneringen worden aangewezen zijn sinds 14 februari 2006 in werking.6
Melding afwijking saneringsplan
Een melding van een geplande afwijking van het saneringsplan als bedoeld in artikel 39 lid 4 Wbb wordt niet gezien als aanvraag tot het nemen van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Dit artikel in de Wbb is bedoeld om eventuele afwijkingen die vallen binnen de marges van het saneringsplan zonder omslachtige procedures goed te keuren. De verordening stelt in artikel 4 wel regels ten aanzien van de inhoud van zo'n melding.
Voor het indienen van een melding moet gebruik gemaakt worden van een door burgemeester en wethouders vastgesteld aanvraagformulier c.q. meldingsformulier. De Algemene wet bestuursrecht schrijft voor dat de meldingsformulieren volledig ingevuld moeten worden.7
Het gebruik van meldingsformulieren zorgt ervoor dat de benodigde gegevens voor een beslissing op de melding direct correct worden ingeleverd en vereenvoudigt de administratieve afhandeling.
De gegevens die door middel van de vastgestelde aanvraagformulieren worden verlangd sluiten aan bij de gegevens die de Wbb reeds verlangd alsmede bij de gegevens die ingevolge deze verordening dienen te worden verstrekt. Ook de gegevens die nodig zijn voor het monitoren van de bodemsaneringsoperatie zijn in de formulieren opgenomen.8
De melding met bijlagen moet in drievoud worden ingediend:
- een exemplaar wordt gebruikt bij de terinzagelegging;
- een voor de ambtelijke beoordeling;
- een exemplaar is bestemd voor het milieuarchief.
Er worden een aantal eisen gesteld aan de inhoud van het saneringsplan. Deze vloeien met name voort uit de noodzaak om beschikkingen te kunnen handhaven. Nieuwe eisen die zijn toegevoegd vloeien met name voort uit de gewijzigde saneringsdoelstelling en de monitoring van de bodemsaneringsoperatie.
Met name bij gefaseerde saneringen of deelsaneringen is het niet altijd nodig dat alle in lid 1 gevraagde gegevens worden aangeleverd. Lid 2 biedt daarom de mogelijkheid om gemotiveerd af te wijken van de indieningvereisten.
Op grond van het Besluit tankstations milieubeheer moet een bodemsanering ter plaatse van een tankstation dat is opgericht vóór 1 januari 1987 geschieden op de wijze die is beschreven in de Handleiding bodemsanering tankstations. Deze handleiding gaat al in op de in te dienen gegevens zodat lid 1 niet van toepassing is voor dergelijke saneringsplannen.9
De Wbb stelt dat de sanering moet worden uitgevoerd conform het saneringsplan waarmee is ingestemd. Indien de saneerder constateert dat desondanks van het saneringsplan zal (moeten) worden afgeweken, dient hij twee weken voorafgaande aan de uitvoering hiervan melding te doen aan het bevoegd gezag.
Voor het beoordelen van een melding tot wijziging van het saneringsplan is het noodzakelijk te vernemen welke afwijkingen zijn geconstateerd en welke gevolgen die hebben ten opzichte van het eerder goedgekeurde saneringsplan, alsmede de reden(en) om van het goedkeurde saneringsplan af te wijken. Derhalve wordt voor de te verstrekken gegevens aansluiting gezocht bij de gegevens die ingevolge artikel 3 van de verordening en artikel 39, eerste lid van de Wbb dienen te worden verstrekt. Burgemeester en wethouders stellen hiervoor een meldingsformulier vast.
Burgemeester en wethouders beoordelen vervolgens binnen twee weken of de afwijking binnen de gekozen saneringsdoelstelling past en acceptabel is. Indien sprake is van een belangrijke wijziging van het saneringsplan (bijvoorbeeld een ander saneringsresultaat), dan zal het bevoegd gezag een nieuw saneringsplan verlangen, waarop via de reguliere procedure moet worden beschikt.
De nieuwe Wbb biedt formeel de wettelijke grondslag voor (de goedkeuring) van het evaluatieverslag. Hiermee is een leemte in de wet hersteld. Belanghebbenden krijgen hierdoor rechtsbescherming tegen het oordeel van het bevoegd gezag of op de juiste wijze is gesaneerd.
De Wbb stelt de indieningstermijn van het evaluatieverslag op “zo spoedig mogelijk”. Dit is moeilijk handhaafbaar, De praktijk leert dat acht weken een redelijke termijn is voor het opstellen en indienen van een evaluatieverslag. In artikel 5 is de uiterste indieningstermijn daarom op acht weken gesteld.
Omdat de sanering van de grond vaak eerder gereed is dan de grondwatersanering, is in lid 2 bepaald dat in die gevallen een aparte evaluatie voor het grondwater moet worden ingediend. Voordelen hiervan zijn:
- voor het bevoegde gezag: dat snel ingegrepen kan worden als de sanering niet conform het saneringsplan is uitgevoerd;
- voor de gemeente als budgethouder: dat de sanering al deels meetelt als bodemsaneringsprestatie hetgeen van belang kan zijn voor het binnenhalen van rijksbudget.
- voor de saneerder: dat hij een formeel oordeel heeft over de grondsanering. Dat is handig wanneer hij het terrein alvast verder wil inrichten (bijv. bebouwen) en dat mogelijk is zonder hinder voor de grondwatersanering.
In aanvulling op de eisen die de Wbb reeds stelt aan de inhoud van een evaluatieverslag worden in artikel 6 nog enkele gegevens verlangd om de handhaafbaarheid te vergroten en de beoordeling door het bevoegd gezag te vereenvoudigen.
Verder wordt allerlei informatie verlangt over de eventuele restverontreiniging. Bij de functiegerichte bodemsanering zoals die nu in de Wbb is opgenomen, ontstaat namelijk vanwege de restverontreiniging een (eeuwigdurende) zorgsituatie.
Omdat een beschikking op een evaluatieverslag bij het kadaster wordt geregistreerd, is de kenbaarheid van restverontreiniging voor derden (bijvoorbeeld bij eigendomsoverdracht) gegarandeerd.
Ook het nazorgplan heeft in de Wbb een wettelijke status gekregen. Het bevoegd gezag mag slechts met het nazorgplan instemmen indien de daarin opgenomen gebruiksbeperkingen of nazorgmaatregelen in het belang van de bescherming van de bodem naar haar oordeel voldoende zijn.
Aangezien de nieuwe Wbb nagenoeg geen eisen stelt aan het nazorgplan, zijn in artikel 7 van de verordening aanvullende eisen gesteld. Deze dragen zorg voor een volledig en kwalitatief goed nazorgplan dat door het bevoegd gezag kan worden gehandhaafd. Hoewel in artikel 7 schijnbaar veel eisen gesteld aan de inhoud van het nazorgplan, wordt alleen maar aangesloten bij de bestaande praktijk. De checklijsten die al werden gehanteerd bij de oordeelsvorming over een nazorgplan krijgen hiermee een formele status.
Hoofdstuk 6 Toezicht en handhaving
Burgemeester en wethouders kunnen toezichthouders aanwijzen die belast zijn met het bewaken van de naleving van de wettelijke regels van de Wbb. Dezelfde aangewezen personen zijn op grond van artikel 8 ook bevoegd de naleving van de regels uit deze verordening bewaken.
Aangezien het uitvoeren van controles in het veld onderdeel is van het toezicht, is in artikel 12 geregeld dat de toezichthouder van de kritische momenten zoals de start en het einde van de sanering op de hoogte wordt gebracht. Voor het doen van deze meldingen worden door burgemeester en wethouders formulieren vastgesteld.
Voor het overgangsrecht is aangesloten bij het overgangsrecht zoals neergelegd in de wijzigingswet die de aanpassing van de Wet bodembescherming regelt.
Gelet op het ingrijpende karakter van de wijzigingen in de Verordening bodemsanering is ervoor gekozen om de verordening uit 2002 geheel in te trekken en te vervangen door de Verordening bodemsanering 2006.
De nieuwe verordening kan pas in werking treden ná 1 januari 2006, de datum van inwerkingtreding van Wet tot wijziging van de Wbb en enkele andere wetten in verband met wijzigingen in het beleid inzake bodemsaneringen. Aangezien die datum al gepasseerd is, zal de verordening tegelijk met publicatie ervan in het Gemeenteblad in werking treden.10
1 Staatsblad 2000, 591.
2Staatsblad 1986, 374 (diverse malen gewijzigd).
3Wet bodembescherming: artikelen 39 lid 1 en 4, artikel 39c lid 3, artikel 39d lid 5, artikel 52 en artikel 54.
4Raadsbesluit 29 mei 2002, bijlage 97, gepubliceerd in Gemeenteblad 2002, 17.
5Wet van 15 december 2005, houdende wijziging van de Wet bodembescherming en enkele andere wetten in verband met wijzigingen in het beleid inzake bodemsaneringen. Staatsblad 2005, 680.
6 Besluit uniforme saneringen (BUS), Staatsblad 2006-54 en Regeling uniforme saneringen, LMV 2006.229362.
7 Zie ook artikel 4:4 van de Algemene wet bestuursrecht.
8 Handboek monitoring bodemsanering, ministerie van VROM.
9 Bijlage VI van Werkprogramma tankstations, Ministerie van VROM, juni 1995
10 Staatsblad 2005, 681 (via Regeling financiële bepalingen bodemsanering)