Organisatie | Leek |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Overlegverordening |
Citeertitel | Overlegverordening |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Ambtenarenwet, art. 125, lid 2
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
02-03-1995 | 17-02-2011 | Intrekking | 30-01-1995 Midweek, 22-02-1995 | 289 |
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 20 januari 1995, nr. 289;
overwegende dat het door de inwerkingtreding van de Algemene wet bestuursrecht noodzakelijk is om de verordeningen en regelingen aan te passen aan deze wet;
gelet op de Algemene wet bestuursrecht, de Ambtenarenwet en het Algemeen Ambtenarenreglement
Voor de vertegenwoordiging van de organisaties worden per centrale, bedoeld in artikel 1, lid 2, twee leden en hun plaatsvervangers aangewezen. Deze aanwijzing geschiedt door en uit de organisaties, welke tenminste drieambtenaren tot haar leden tellen. Indien verschillende organisaties deel uitmaken van eenzelfde centrale, geldt het in de vorige zin bepaalde voor deze organisaties gezamenlijk.
Degene, die als lid of als plaatsvervanger door een organisatie is aangewezen, houdt op dit te zijn zodra hij geen lid van de organisatie of geen ambtenaar meer is, alsmede indien de organisatie schriftelijk aan het college van burgemeester en wethouders doet weten dat zijn aanwijzing als vertegenwoordiger of plaatsvervanger is ingetrokken. In deze gevallen wordt zo spoedig mogelijk een opvolger aangewezen.
Het college van burgemeester en wethouders wijst een ambtenaar, niet behorende tot de vertegenwoordiging van de organisatie, tot secretaris van de commissie aan, alsmede diens plaatsvervanger. Zo nodig stelt het college van burgemeester en wethouders verder personeel voor het secretariaat ter beschikking.
Hoofdstuk 3 Taak en bevoegdheden
De commissie beraadslaagt over alle aangelegenheden van algemeen belang voor de rechtstoestand van de ambtenaren met inbegrip van de algemene regels, volgens welke het personeelsbeleid zal worden gevoerd, voor zover in het overleg niet wordt voorzien door het centraal overleg van het College voor Arbeidszaken van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten met de centrales van overheidspersoneel.
Besluiten omtrent de in artikel 5 bedoelde onderwerpen worden door het college van burgemeester en wethouders en de raad niet genomen, noch voorstellen daaromtrent door het college van burgemeester en wethouders aan de raad gedaan dan nadat de commissie haar zienswijze over de conceptbesluiten, respectievelijk voorstellen naar voren heeft gebracht.
Heeft een voorstel betrekking op onderwerpen, behorende tot de bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders, dan neemt het college daaromtrent een beslissing. Behoren zij tot de bevoegdheid van de raad, dan brengt het college van burgemeester en wethouders het voorstel, voorzien van zijn advies, in elk geval ter kennis van de raad, indien uit het voorstel de eenstemmige wens van de vertegenwoordiging van de organisaties daartoe blijkt.
Indien wegens onvoltalligheid in de zin van het vorige lid een vergadering niet kan plaats hebben, worden de aan de orde zijnde onderwerpen door de voorzitter geplaatst op de agenda van een binnen 14 dagen te houden nieuwe vergadering, in welke vergadering die onderwerpen in elk geval kunnen worden behandeld.
Elk lid heeft het recht onderwerpen ter behandeling aanhangig te maken door deze schriftelijk op te geven aan de voorzitter. Deze stelt die onderwerpen zoveel mogelijk in de eerstvolgende vergadering aan de orde.
De vertegenwoordigers der organisaties kunnen zich doen bijstaan door een vertegenwoordiger van het hoofdbestuur van hun organisatie; zij zijn voorts bevoegd de onderwerpen der agenda binnen de grenzen ener doelmatige en vertrouwelijke behandeling van zaken aan voorbespreking in eigen kring te onderwerpen.
De voorzitter kan omtrent het in de vergadering behandelde en omtrent de inhoud van aan de commissie overgelegde stukken, geheimhouding opleggen. Deze geheimhouding geldt niet ten opzichte van het college van burgemeester en wethouders en van de raad, alsmede niet tegenover de hoofdbesturen van de vertegenwoordigde organisaties.
De voorzitter kan op verzoek van tenminste twee leden of zo dikwijls hij dit nodig acht de vergadering schorsen voor een door,hem te bepalen tijd.
De stem van de vertegenwoordiging der organisaties wordt bepaald door stemming per vertegenwoordigde organisatie, waarbij voor iedere organisatie zoveel stemmen worden uitgebracht als ambtenaren bij haar zijn aangesloten op de eerste van het lopende jaar, met dien verstande, dat voor een organisatie niet meer stemmen in aanmerking komen dan het totaal aantal stemmen min een, dat door de andere organisaties gezamenlijk wordt uitgebracht. Bij staking van stemmen wordt de vertegenwoordiging geacht tegen te hebben gestemd.
De artikelen 19 tot en met 23 zijn slechts van toepassing op geschillen inzake aangelegenheden als bedoeld in artikel 5, lid 1, voor zover deze aangelegenheden uitsluitend de rechtstoestand van ambtenaren met inbegrip van de algemene regels volgens welke het personeelsbeleid zal worden gevoerd, betreffen.
Indien een of meer van de deelnemers aan het overleg tijdens het overleg tot het oordeel komen dat dit overleg niet zal leiden tot een uitkomst die de instemming van alle deelnemers aan het overleg zal hebben, brengen zij dat oordeel binnen zes dagen, nadat zij daarvan in het overleg blijk hebben gegeven, schriftelijk ter kennis van de overige deelnemers aan het overleg.
Tenzij door de commissie wordt besloten het overleg voort te zetten dan wel te beëindigen, wordt in de vergadering nagegaan of overeenstemming bestaat over de vraag wat het onderwerp en de inhoud van het geschil is en of een oplossing van dat geschil zal worden gezocht door middel van voortzetting van het overleg nadat het advies is ingewonnen van de advies- en arbitragecommissie dan wel door onderwerping van het geschil aan een arbitrale uitspraak van die commissie.
Binnen zes dagen na de vergadering bedoeld in artikel 20 wordt het verzoek om advies ter kennis gebracht van de voorzitter van de advies- en arbitragecommissie. Het verzoek wordt ondertekend door de deelnemers aan het overleg die zich voor inwinning van het advies hebben uitgesproken en bevat ten minste het onderwerp en de inhoud van het geschil. Indien in de vergadering bedoeld in artikel 20 geen overeenstemming is bereikt tussen alle deelnemers aan het overleg over de vraag wat het onderwerp en de inhoud van het geschil is, brengen de overige deelnemers aan het overleg hun visie op het onderwerp en de inhoud van het geschil eveneens binnen zes dagen na eerdergenoemde vergadering ter kennis van de voorzitter van de advies- en arbitragecommissie.