Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Epe

Verordening op de heffing en invordering van baatbelasting riolering 2005

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieEpe
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en invordering van baatbelasting riolering 2005
CiteertitelVerordening Baatbelasting riolering 2005
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpbelastingen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Datum ingang heffing wijkt af van datum inwerkingtreding. Datum ingang heffing is 1 januari 2006

De 2e wijziging van de verordening baatbelasting riolering 2005 is op 13 december 2016 bekendgemaakt

De 3e wijziging van de verordening baatbelasting riolering 2005 is op 23 januari 2018 bekendgemaakt

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 222
  2. Bekostigingsbesluit baatbelasting riolering 2004

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

1. Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen Tribuut 2020

2. Leidraad invordering gemeentelijke belastingen Tribuut 2017

3. Beleidsregels ambtshalve vermindering gemeentelijke belastingen Tribuut 2016

4. Beleidsregels van Tribuut voor het aanwijzen van een belastingplichtige of belanghebbende 2016

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

24-01-201801-01-2021artikel 9

09-11-2017

gmb-2018-17231

2017-15427
14-12-201624-01-2018artikel 9

10-11-2016

gmb-2018-14672

2016-20413
24-11-201114-12-2016Art. 9

10-11-2011

Veluws Nieuws, 22-11-2011

2011-68089
24-11-200524-11-2011nieuwe regeling

09-11-2005

Veluws Nieuws, 22-11-2005

Handelingen van de raad, jaar 2005, bijlagenr. 05-087-I

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van baatbelasting riolering 2005

Raadsbesluit 2005 Nr. 05-087-I

DE RAAD DER GEMEENTE EPE

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders (Handelingen van de raad, jaar 2005, bijlagenr. 05-087-I);

gelet op artikel 222 van de Gemeentewet en het “Bekostigingsbesluit baatbelasting riolering 2004”, vastgesteld bij raadsbesluit van 19 februari 2004;

B ES L U I T :

vast te stellen de volgende Verordening op de heffing en invordering van baatbelasting riolering 2005.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder een onroerende zaak:

  • 1.

    een gebouwd eigendom;

  • 2.

    een ongebouwd eigendom;

  • 3.

    een gedeelte van een onder 1 of 2 bedoeld eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijke geheel te worden gebruikt;

  • 4.

    een samenstel van twee of meer van de onder 1 of 2 bedoelde eigendommen of onder 3 bedoelde gedeelten daarvan die naar de omstandigheden beoordeeld bij elkaar horen.

Artikel 2 Aard van de heffing en belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam “Baatbelasting riolering 2005” wordt in de vorm van een heffing ineens een directe belasting geheven van de onroerende zaken gelegen in de gemeente binnen de streeparcering op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart, die op 1 januari 2006 zijn gebaat door de in het tweede lid genoemde voorzieningen die tot stand zijn gebracht door of met medewerking van het gemeentebestuur;

  • 2.

    de in het eerste lid bedoelde voorzieningen omvatten:

    • a.

      de aanleg van riolering (vrijverval en persleidingen);

    • b.

      de aanleg van duikers, kabels en leidingen;

    • c.

      de aanleg van pomp- en inspectieputten;

    • d.

      ontgravingen, aanbrengen zandbed, egalisatie, afwerken terrein etc.;

    • e.

      aanleggen/aanpassen/herstellen bermen en bestrating in verband met de uitvoering van de onder a. tot en met d. genoemde werken;

    • f.

      het vestigen van zakelijke rechten ten behoeve van de rioolaanleg.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    De belasting wordt geheven van degene die van een onroerende zaak, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht;

  • 2.

    Voor de toepassing van het eerste lid wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die op het tijdstip van ingang van de heffing dan wel, indien de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting bij de aanvang van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

De maatstaf van heffing is een bedrag per onroerende zaak.

Artikel 5 Tarief

De belasting bedraagt per onroerende zaak € 2.268,33.

Artikel 6 Regeling inzake heffing in de vorm van een jaarlijkse belasting

  • 1.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 2 wordt op verzoek van de belastingplichtige de belasting geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting gedurende vijftien jaren. Het verzoek genoemd in de eerste volzin dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag schriftelijk bij in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar te worden ingediend;

  • 2.

    het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar;

  • 3.

    de jaarlijkse belasting bedraagt de annuïteit van het totaal verschuldigde, berekend op basis van een periode van vijftien jaren en een rentevoet van 4,5% Dit rentepercentage is gelijk aan het percentage dat in de begroting 2006 is opgenomen voor het afsluiten van langlopende geldleningen.;

  • 4.

    de belasting over de nog niet verstreken belastingjaren kan elk jaar worden afgekocht. De afkoopsom wordt bepaald op de contante waarde van de op 1 januari van het belastingjaar, waarin de afkoop plaatsvindt, nog te verschijnen belastingbedragen berekend naar een rentevoet van 4,5%;

  • 5.a.

    ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak, als bedoeld in het eerste lid, eindigt of wijzigt als gevolg van het overdragen van eigendom, bezit of beperkt recht, wordt de nieuwe genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met ingang van het eerstvolgende belastingjaar een aanslag ineens opgelegd voor de resterende belastingjaren van het belastingtijdvak, berekend overeenkomstig het vierde lid van dit artikel;

  • 5.b

    in afwijking van het bepaalde in onderdeel a, wordt op verzoek van de in dat onderdeel bedoelde belastingplichtige de jaarlijkse heffing overeenkomstig het eerste lid gecontinueerd. Het verzoek daartoe dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag ingevolge onderdeel a, schriftelijk bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar te worden ingediend;

  • 6.

    ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en in de loop van het belastingtijdvak de eigendom, het bezit of het beperkt recht van een gedeelte van de onroerende zaak wordt overgedragen, wordt, voor de verdeling van de resterende belastingschuld, de maatstaf van heffing als bedoeld in artikel 4 voor de betreffende onroerende zaken opnieuw vastgesteld voor de nog niet verstreken belastingjaren.

Artikel 7 Wijze van belastingheffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8 Kwijtschelding

Bij de invordering van de baatbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de eerste maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 50,- maar minder dan € 10.000,- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste drie en ten hoogste tien bedraagt. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de baatbelasting.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van de bekendmaking;

  • 2.

    de datum van ingang van de heffing is 1 januari 2006;

  • 3.

    deze verordening wordt aangehaald als “Verordening baatbelasting riolering 2005”.

Aldus vastgesteld door de raad der gemeente Epe in zijn openbare vergadering van 9 november 2005

de griffier, V.J.S.M. Smit

de voorzitter, Drs. L. Eland.