Organisatie | Grave |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening baatbelasting riolering buitengebied fase I (1998) |
Citeertitel | Verordening baatbelasting riolering buitengebied fase I (1998) |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
De ingangsdatum van deze regeling is bij benadering. De publicatiedatum van deze regeling kan niet meer worden achterhaald.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
20-06-2001 | 01-07-2011 | Nieuwe regeling | 05-06-2001 Onbekend | Geen. |
Gemeente GraveDE RAAD VAN DE GEMEENTE GRAVE;gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 21 mei 2001;gelet op artikel 222 van de Gemeentewet en het "Bekostigingsbesluit riolering buitengebied fase 1 (1998),” vastgesteld bij raadsbesluit van 22 september 1998;besluit:vast te stellen de: Verordening op de heffing en de invordering van een baatbelasting riolering buitengebied fase 1 (1998) van de gemeente Grave.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
een onroerende zaak:1. een gebouwd eigendom;2. een ongebouwd eigendom;3. een gedeelte van een onder 1 of 2 bedoeld eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt;4. een samenstel van twee of meer van de onder 1 of 2 bedoelde eigendommen of onder 3 bedoelde gedeelten daarvan die naar de omstandigheden beoordeeld bij elkaar horen.
het bestemmingsplan: het bestemmingsplan Gemeente Grave Buitengebied 1998, vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 10 februari 1998 en het bestemmingsplan Gemeente Beers, De Hoeve II Gassel, vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 6 februari 1992 van de voormalige gemeente Beers, dat betrekking heeft op de onroerende zaken als bedoeld in artikel 2.
Onder de naam “baatbelasting riolering buitengebied fase 1 (1998)” wordt in de vorm van een heffing ineens een directe belasting geheven ter zake van de onroerende zaken gelegen in de gemeente binnen de blauw omlijnde en oranje ingekleurde gebieden overeenkomstig de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart aangegeven, die op 1 januari 2000 zijn gebaat door de in het tweede lid genoemde voorziening, die tot stand zijn of worden gebracht door of met medewerking van het gemeentebestuur.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die op het tijdstip van ingang van de heffing dan wel, indien de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting, bij de aanvang van het belastingjaar als zodanig bij het kadaster bekend staat, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
Met betrekking tot het te heffen bedrag per onroerende zaak zijn de volgende categorieën van toepassing:
Categorie I: Onroerende zaken met als bestemming woning en waarop één van de in artikel 1 onder b vermelde bestemmingsplannen c.q. bestemmingsplanvoorschriften van toepassing is, alsmede onroerende zaken die blijkens indeling en inrichting geschikt zijn voor bewoning.Categorie II: Onroerende zaken met als bestemming horecadoeleinden en waarop één van de in artikel 1 onder b vermelde bestemmingsplannen c.q. bestemmingsplanvoorschriften van toepassing is.Categorie III: Onroerende zaken met als bestemming recreatieve doeleinden en waarop één van de in artikel 1 onder b vermelde bestemmingsplannen c.q. bestemmingsplanvoorschriften van toepassing is.Categorie IV: Onroerende zaken met als bestemming bijzondere doeleinden en waarop één van de in artikel 1 onder b vermelde bestemmingsplannen c.q. bestemmingsplanvoorschriften van toepassing is.Categorie V: Onroerende zaken met als bestemming agrarisch bedrijf en waarop één van de in artikel 1 onder b vermelde bestemmingsplannen c.q. bestemmingsplanvoorschriften van toepassing is.Categorie VI: Onroerende zaken met als bestemming agrarisch verwant bedrijf en waarop één van de in artikel 1 onder b vermelde bestemmingsplannen c.q. bestemmingsplanvoorschriften van toepassing is.Categorie VII: Onroerende zaken met als bestemming niet-agrarisch bedrijf en waarop één van de in artikel 1 onder b vermelde bestemmingsplannen c.q. bestemmingsplanvoorschriften van toepassing is.Categorie VIII: Onroerende zaken met als bestemming maatschappelijke doeleinden en waarop één van de in artikel 1 onder b vermelde bestemmingsplannen c.q. bestemmingsplanvoorschriften van toepassing is.Categorie IX: Onroerende zaken met als bestemming verblijfsrecreatie en waarop één van de in artikel 1 onder b vermelde bestemmingsplannen c.q. bestemmingsplanvoorschriften van toepassing is.
De belasting per onroerende zaak als bedoeld onder A bedraagt:1. ƒ 3.000,00 (€ 1.361,34);2. Het onder 1. vermelde bedrag wordt verhoogd met een opslag volgens onderstaande tabel:
Artikel 6 Regeling inzake heffing in de vorm van een jaarlijkse belasting
In afwijking van het bepaalde in artikel 2 wordt op verzoek van de belastingplichtige de belasting geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting gedurende 10 jaren. Het verzoek genoemd in de eerste volzin dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag schriftelijk bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar te worden ingediend.
Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak als bedoeld in het eerste lid eindigt of wijzigt als gevolg van het overdragen van eigendom, bezit of beperkt recht, wordt de nieuwe genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met ingang van het eerstvolgende belastingjaar een aanslag ineens opgelegd voor de resterende belastingjaren van het belastingtijdvak, berekend overeenkomstig het vierde lid van dit artikel.
In afwijking van het bepaalde in onderdeel a, wordt op verzoek van de in dat onderdeel bedoelde belastingplichtige de jaarlijkse heffing overeenkomstig het eerste lid gecontinueerd. Het verzoek daartoe dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag ingevolge onderdeel a, schriftelijk bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar te worden ingediend.
Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en in de loop van het belastingtijdvak de eigendom, het bezit of het beperkt recht van een gedeelte van de onroerende zaak wordt overgedragen, wordt, voor de verdeling van de resterende belastingschuld, de maatstaf van heffing als bedoeld in artikel 4 voor de betreffende onroerende zaken opnieuw vastgesteld voor de nog niet verstreken belastingjaren.