Organisatie | Beverwijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Regionale Havenverordening Noordzeekanaalgebied 2010 |
Citeertitel | Regionale Havenverordening Noordzeekanaalgebied 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | Haven |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-12-2010 | 01-07-2012 | Onbekend | 18-03-2010 De Kennemer, 29-12-2010 | Raadsstuk 2009/80444 |
Hoofdstuk 1 Algemene begripsomschrijvingen en toepassingsbereik
§ 1 Algemene begripsomschrijvingen en toepassingsbereik
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
scheepsafval: afval, met inbegrip van residuen niet zijnde ladingresiduen en sanitair afval, dat ontstaat tijdens de bedrijfsvoering van een schip en valt onder de reikwijdte van bijlagen 1, l\/ en V van het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen (Trb. 1975, 147 en 1978, 187 en 188), alsmede ladinggebonden afval, zijnde al het materiaal dat aan boord bij de stuwage en verwerking van de lading als afval overblijft, waaronder in ieder geval begrepen wordt:
schip: elk vaartuig, met inbegrip van een vaartuig zonder waterverplaatsing en een watervliegtuig, dat feitelijk wordt gebruikt of geschikt is om te worden gebruikt als middel tot verplaatsing te water; onder schip wordt mede verstaan drijvende werktuigen, zoals kranen, werkeilanden, een drijvende kraan, baggermolens, pontons of materieel van soortgelijke aard;
zeeschip: een schip dat hoofdzakelijk wordt gebruikt voor de vaart ter zee en dat blijkens zijn constructie voor de vaart ter zee is bestemd en is voorzien van een geldig document — afgegeven door het bevoegde gezag van het land waar het schip is ingeschreven — waaruit blijkt dat het geschikt is voor de vaart ter zee.
§ 2 Algemene bepalingen omtrent vergunningen, ontheffingen en aanwijzingen
Het college kan nadere regels stellen omtrent het gebruik van formulieren, het gebruik van meetmethoden, het verstrekken van gegevens en de wijze van vaststelling van feiten met betrekking tot het verlenen van vergunningen en ontheffingen.
Artikel 1.2.3 Niet in behandeling nemen van een aanvraag
De aanvraag wordt in ieder geval niet in behandeling genomen indien de aanvrager niet binnen de gestelde termijn heeft voldaan aan het bepaalde in de vigerende Legesverordening.
Artikel 1.2.5 Schriftelijke of mondelinge vergunning of ontheffing
Een vergunning of ontheffing kan mondeling worden verleend indien zij betrekking heeft op een spoedeisend geval, een eenmalige gedraging of een handeling van korte duur. In dat geval wordt de vergunning of ontheffing alsnog zo spoedig mogelijk op schrift gesteld en bekendgemaakt, tenzij redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daaraan geen behoefte bestaat.
Hoofdstuk 2 Bepalingen met betrekking tot het gebruik en beheer van de haven
Het is verboden, met of op een vaartuig of ander object te water de openbare orde te verstoren dan wel op andere wijze overlast of hinder te veroorzaken, waaronder in elk geval begrepen een geluidsapparaat of een toestel dan wel een machine in werking te hebben op een zodanige wijze dat voor omwonenden of overigens voor de omgeving hinder wordt veroorzaakt.
Hoofdstuk 3 Bepalingen samenhangend met het toelatings- en meerregime
§ 3.1 Bepalingen in het belang van openbare orde, ordening, milieu en veiligheid
Artikel 3.1.3 Toelating radioactieve stoffen
In het geval de aanvraag als bedoeld in artikel 3.1.1 betrekking heeft op een schip dat is geladen of zal worden geladen met radioactieve stoffen, vallend onder klasse 7 van de IMDG-code of een overeenkomstige klasse in het ADNR, is de aanvrager verplicht daarbij de volgende gegevens te melden:
Artikel 3.1.7 Bedrijfsklaar hebben van een schip
De kapitein of schipper van een tankschip dat is of wordt geladen met gevaarlijke of schadelijke stoffen danwel daarvan ledig is, is verplicht ervoor te zorgen dat sleeptrossen ten behoeve van noodgevallen voor onmiddellijk gebruik gereed zijn op het voor- en achterschip. De sleeptrossen dienen van staaldraad te zijn, belegd met voldoende lengte aan dek en voorzien van een oog dat zodanig is vastgezet met een breekeind dat dit oog tot op de waterlijn is afgevierd.
§ 3.2 Bescherming openbaarwater, veiligheid en milieu
Artikel 3.2.1 Verbouwings-, herstel-, onderhouds-, of sloopwerkzaamheden
Het is voor een ieder verboden op of aan het openbaar water verbouwings-, onderhouds-, herstel of sloopwerkzaamheden te (laten) verrichten, waardoor gevaar, schade of hinder kan ontstaan. Het verbod is tevens van toepassing op het uitvoeren van werkzaamheden op plaatsen van waar de bij de werkzaamheden te gebruiken of vrijkomende stoffen rechtstreeks in het openbaar water terecht kunnen komen.
Onverminderd het bepaalde in de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden is degene die in het havengebied ontsmettingswerkzaamheden wil uitvoeren met giftige gassen dan wel met middelen die giftige gassen afgeven, verplicht, ten minste 24 uur vóór aanvang van die werkzaamheden aan de Havenmeester te melden waar, wanneer, met welk middel en onder welke omstandigheden de werkzaamheden zullen plaatshebben.
Artikel 3.2.6 Met ontsmettingsmiddelen behandelde lading
Het is verboden met een schip, geladen met losgestorte bulklading in vaste vorm, ligplaats te nemen of zich op een ligplaats te bevinden indien de lading, of een deel van de lading, is behandeld met gassen of stoffen die gassen afstaan met het doel de lading te ontsmetten, tenzij voor het schip een verklaring is afgegeven door een deskundige, erkend of aangewezen bij of krachtens de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, dat het schip en de lading voldoende vrij zijn van gassen of stoffen.
Artikel 3.2.9 Bunkeren en slopafgifte
De kapitein of schipper van een bunkerschip of een schip dat is ingericht voor slopafgifte gaat niet eerder over tot bunkeren of slopafgifte dan nadat van het voornemen hiertoe melding is gemaakt aan de havenmeester, onder vermelding van de locatie, de aard van de stof(fen) en de datum en het tijdstip van aanvang van het bunkeren of de slopafgifte.
§ 3.3 Gevaarlijke en schadelijke stoffen
Artikel 3.3.1 Ligplaatsregels (combinatie-)tankschepen
Het eerste lid is niet van toepassing op combinatietankschepen in het geval:
een certificaat is afgegeven door een op basis van het Arbeidsomstandighedenbesluit erkend deskundige, als bedoeld in artikel 3.2.8 van deze Verordening, waaruit blijkt dat brandbare vloeistoffen en restanten daarvan verwijderd zijn uit de ladingtanks en rechtstreeks daaraan grenzende ruimten, met inbegrip van de sloptank, en sinds de afgifte van het certificaat geen brandbare vloeistoffen aanwezig zijn geweest in de bedoelde ruimten.
Artikel 3.3.2 Laden en lossen van combinatietankschepen
De toestemming als bedoeld in het eerste lid kan worden verleend:
indien een certificaat voor combinatietankschepen aan de havenmeester is overgelegd, afgegeven door een op basis van het Arbeidsomstandighedenbesluit erkend deskundige, als bedoeld in artikel 3.2.8 van deze verordening, waaruit blijkt dat voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 3.3.1, derde lid,,onder a, van deze verordening, of,
indien een certificaat aan de havenmeester is overgelegd, afgegeven door een op basis van het Arbeidsomstandighedenbesluit erkend deskundige, als bedoeld in artikel 3.2.8 van deze verordening, waaruit blijkt dat voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 3.3.1, derde lid, onder c, van deze verordening.
Artikel 3.3.3 Meren langszij tankschepen
De kapitein of schipper van een tankschip dat geladen is met gevaarlijke stoffen of daarvan leeg is en dat niet is ontdaan van de restanten van die stoffen, is verplicht ervoor te zorgen dat er geen schepen langszij zijn schip ligplaats nemen en dat er geen werkzaamheden tijdens het innemen van de ligplaats worden verricht, tenzij een ontheffing op grond van het tweede lid is verleend.
Artikel 3.3.4 Verplaatsen gevaarlijke stoffen
Degene die verpakte gevaarlijke stoffen dan wel restanten van die stoffen in ontvangst neemt waarvan de etikettering niet voldoet aan de bij of krachtens de \/Vet vervoer gevaarlijke stoffen gestelde voorschriften en deze daarna wil verplaatsen, is verplicht, de voorgeschreven etikettering direct na het in ontvangst nemen van deze stoffen aan te brengen.
Artikel 3.3.5 Boord-boord overslag van onverpakte vloeibare gevaarlijke of schadelijke stoffen
Artikel 3.3.6 Overslag tussen een tankschip en een walinstallatie
Het college kan, voor zover daarin niet wordt voorzien door milieu- of veiligheidswetgeving, nadere regels stellen met betrekking tot de overslag van vloeibare stoffen en gassen tussen een tankschip en een walinstallatie.
Artikel 3.3.8 Nederleggen van gevaarlijke stoffen
Met betrekking tot het nederleggen van gevaarlijke stoffen in het havengebied is het, onverminderd het bij of krachtens de Wet vervoer gevaarlijke stoffen bepaalde, verboden:
Artikel 3.3.10 Laden en lossen vanuit tanks, zoals bedoeld in de vervoerswetgeving, op de wal
Het eerste lid is niet van toepassing wanneer de laad- of losinstallatie deel uitmaakt van een inrichting waarvoor met betrekking tot de uitvoering van de in het eerste lid genoemde werkzaamheden regels, gesteld bij of krachtens de Wet vervoer gevaarlijke stoffen of de Wet milieubeheer, van toepassing zijn.
Artikel 3.3.11 Ongelukken en gevaar
Degene die is betrokken bij een voorval met gevaarlijke stoffen dan wel restanten van die stoffen waardoor gevaar, schade of hinder voor de omgeving ontstaat of kan ontstaan, alsook degene die van een dergelijk voorval kennis draagt, maakt hiervan, onverminderd het bepaalde in de Brandbeveiligingsverordening, onmiddellijk melding aan de havenmeester. Degene die is betrokken bij het voorval is verplicht om onmiddellijk noodmaatregelen te treffen om verder(e) gevaar, schade of hinder te voorkomen.
Artikel 3.3.12 Bedrijfsstoringen
Onverminderd het bij of krachtens het VBG bepaalde is de kapitein of schipper van een schip dat is geladen met gevaarlijke stoffen of dat daarvan leeg is en niet ontdaan van restanten van deze stoffen verplicht om bedrijfsstoringen onverwijld te melden aan de havenmeester.
§ 3.5 In ontvangst nemen van scheepsafval en ladingresiduen
Artikel 3.5.1 Aanwijzen van bedrijven met ontvangstvoorzieningen
Het afgeven van een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid van dit artikel geschiedt, onverminderd de bij of krachtens de Wet milieubeheer of WVVS gestelde voorwaarden, met inachtneming van het te verwachten aanbod van de in het eerste lid van dit artikel genoemde stoffen en de hieruit volgende behoefte aan ontvangstcapaciteit.
Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt gestraft met hechtenis van tenhoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening, zijn belast de daartoe door het college aangewezen personen.
De opsporing van de strafbaar gestelde feiten is, naast de in art. 141 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door het college met de handhaving of de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voorzover het de feiten betreft die in de last zijn vermeld.
Hoofdstuk 5 Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 5.1 Overgangsbepalingen
Degene die voor het in werking treden van deze verordening over een vergunning, ontheffing of toestemming beschikt op grond van de Haven- en kade verordening, voorzover deze betrekking heeft op het havenwater, wordt geacht vergunning, ontheffing of toestemming te hebben verkregen op grond van de van toepassing zijnde bepalingen van deze verordening.
Op aanvragen, voorzover deze betrekking hebben op het havenwater, om een vergunning, ontheffing of toestemming op grond van de haven- en kadeverordening, waarop bij de in werking treding van deze verordening nog niet is beslist, wordt met toepassing van de bepalingen van deze verordening een beslissing genomen.
Op bezwaarschriften tegen besluiten op grond van de Haven- en kadeverordening 2006, waarop bij de inwerkingtreding van deze verordening nog niet is beslist, wordt, voorzover deze besluiten betrekking hebben op het havenwater, met toepassing van de bepalingen van deze verordening een beslissing genomen.
De Haven- en kadeverordening, vastgesteld op 9 november 1967 (no 160/1967 DOC 96046) en sedertdien gewijzigd wordt ingetrokken, met uitzondering van artikel 2, onderdeel h, artikel 5 - uitsluitend voor wat betreft de mogelijkheid om ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 37 en 38- tweede lid -, artikel 7, artikel 37, artikel 38 en artikel 104.