Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Landgraaf

Subsidieverordening Stedelijke Vernieuwing

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLandgraaf
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingSubsidieverordening Stedelijke Vernieuwing
CiteertitelSubsidieverordening Stedelijke Vernieuwing
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Artikel 147 Gemeentewet
  2. Wet op de stedelijke vernieuwing
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

23-12-201015-02-2006diverse wijzigingen hoofdstuk 2

02-02-2006

Landgraaf Aktueel, 15-12-2010

01-01-2010diverse wijzigingen en vernummeringen

15-12-2009

Landgraaf Aktueel, 23-12-2009

10-01-200801-01-2008toevoegen hoofdstuk 5b Sanering aandachtslocaties

13-12-2007

Landgraaf Koerier, 02-01-2008

24-01-200701-01-2007toevoegen hoofdstuk 8b Opknappen leegstaande bedrijfsplanden en herverkavelen grote bedrijfslocaties

14-12-2006

Landgraaf Koerier, 16-01-2007

10-12-200301-10-2003Nieuwe regeling

23-09-2003

Landgraaf Koerier, 28-10-2003

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Subsidieverordening Stedelijke Vernieuwing

De raad der gemeente Landgraaf;

gelezen het voorstel van het College van Burgemeester en Wethouders d.d. 29 juli 2003;

gelet op artikel 147 van de Gemeentewet, de Wet op de Stedelijke Vernieuwing en de Algemene wet bestuursrecht;

besluit:

In te stemmen met het intrekken van de oude uit 1985 daterende stadoverordening.

Ter inzage gelegde concept-Subsidieverordening Stedelijke Vernieuwing vast te stellen met als ingangsdatum 1 oktober 2003.

DEEL 1 ALGEMEEN

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen en toepassing Algemene wet bestuursrecht

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder.

  • a)

    Stedelijke vernieuwing: op stedelijk gebied gerichte inspanningen die strekken tot verbetering van de leefbaarheid en veiligheid. bevordering van een duurzame ontwikkeling en verbetering van de woon- en milieukwaliteit, versterking van het economisch draagvlak, bevordering van de sociale samenhang, verbetering van de bereikbaarheid, verhoging van de kwaliteit van de openbare ruimte of anderszins tot structurele kwaliteitsverhoging van dat stedelijk gebied;

  • b)

    Stedelijk gebied: gebied gelegen binnen de bebouwde kom als bedoeld in de Wet op de Ruimtelijke Ordening;

  • c)

    Het college: het College van Burgemeester en Wethouders.

Artikel 1.2 Algemene wet bestuursrecht

Op deze verordening is de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

DEEL 2 Provinciale Subsidie Stedelijke Vernieuwing

Hoofdstuk 2 Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (tSV)

Artikel 2.1 Begripsomschrijving

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a)

    ISV: Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing;

  • b)

    ISV-programma: het door de gemeenteraad vastgestelde en door de Gedeputeerde Staten van de Provincie Limburg met in acht neming van de subsidieverordening Provincie Limburg (paragraaf 6.8 Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing) goedgekeurde ISV-ontwikkelingsprogramma;

  • c)

    ISV-tijdvak: tijdvak van 5 kalende~aren, waarvoor een investeringsbudget wordt verleend;

  • d)

    Investeringsbudget: subsidie uit het Provinciale Investeringsfonds Stedelijke Vernieuwing, ter tegemoetkoming in de kosten van de uitvoering van het ISV-programma;

  • e)

    Budgethouder: Gedeputeerde Staten van de Provincie Limburg;

  • f)

    Subsidie: subsidie in het kader van het ISV;

  • g)

    Aanvrager: een particulier, bedrijf of woningcorporatie of het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Landgraaf.

Artikel 2.2 Investeringsbudget

  • 1.

    De gemeente krijgt een per ISV-periode vastgesteld investeringsbudget van de budgethouder, welke in jaarlijkse termijnen wordt uitbetaald.

  • 2.

    Het investeringsbudget dient te worden besteed aan de in het ISV-programma aangegeven projecten c.q. beleidsdoelen.

  • 3.

    De gemeente dient voor de gedane uitgaven aan het einde van een ISV-tijdvak verantwoording af te leggen bij de budgethouder.

  • 4.

    De budgethouder kan naar aanleiding van de afgelegde verantwoording beslissen dat de verleende subsidie (geheel of gedeeltelijk) niet op de juiste wijze is ingezet.

    Dit kan leiden tot een vermindering van de subsidie. De gemeente zal dan de in mindering gebrachte subsidie aan de budgethouder moeten terugbetalen.

  • 5.

    Afwijking van lid 2 is enkel mogelijk bij raadsbesluit en met goedkeuring van de budgethouder.

Artikel 2.3 Subsidieplafond

Het subsidieplafond vloeit voort uit het door de gemeenteraad vastgestelde ISV-programma en het uitbetalingsritme van de Provincie.

Artikel 2.4 De aanvraag

  • 1.

    Om in aanmerking te komen voor ISV-subsidie dient een schriftelijke aanvraag bij het college te worden ingediend.

  • 2.

    De aanvraag dient uiterlijk 6 maanden voor het einde van het ISV-tijdvak te worden ingediend.

  • 3.

    De aanvraag dient tenminste vergezeld te gaan van:

    • a.

      een tekening van de bestaande en de nieuwe situatie;

    • b.

      een omschrijving van de werkzaamheden;

    • c.

      een kostenbegroting van de uit te voeren werkzaamheden;

    • d.

      onderliggende offertes.

    • e.

      en indien voor handen een exploitatie-overeenkomst

Artikel 2.5 Verlening van subsidie

  • 1.

    Het college bevestigt binnen twee weken de ontvangst van de aanvraag.

  • 2.

    Het college besluit op de aanvraag binnen 12 weken na ontvangst daarvan.

  • 3.

    Het college weigert de subsidie in ieder geval indien:

    • a)

      het project niet voortvloeit uit het ISV-programma;

    • b)

      het project geen fysieke aanvang neemt in de ISV-periode waarbinnen de subsidie wordt aangevraagd;

    • c)

      indien het project in fases wordt uitgevoerd, kan alleen subsidie worden aangevraagd voor de fase welke fysiek wordt aangevangen binnen de ISV-periode waarbinnen de subsidie wordt aangevraagd.

  • 4.

    De hoogte van de te verlenen ISV-subsidie wordt bepaald door het ISV-programma en de kosten van het project.

  • 5.

    Indien het een historisch/verkennend/nader bodemonderzoek, een stortplaats-onderzoek, een saneringsplan, een saneringsevaluatie dan wel de feitelijke sanering betreft voor een potentiële woningbouwlocatie bedraagt de ISV-subsidie 25% van de onderzoekskosten, tenzij het ISV-programma een ander bedrag aangeeft. Indien een locatie buiten het ISV-programma valt, dit zijn de zgn. statische locaties Landsdekkend beeldtabel, waarbij geen ontwikkeling van de locatie en geen cofinanciering vanuit de markt plaatsvindt, worden de onderzoekskosten voor een historisch/verkennend/nader bodem- en stortplaats-onderzoek 100% gesubsidieerd. Als na uitvoering van het nader onderzoek blijkt dat er vervolgonderzoek en/of sanering noodzakelijk is, wordt door middel van een juridische toets ex Wet Bodembescherming nagegaan of subsidiëring van deze vervolgstappen nog rechtmatig is. De prioritering van de aan te pakken locaties ligt vast in het ISV-programma.

  • 6.

    Indien de ingediende aanvragen om subsidieverlening het subsidieplafond overschrijden, dan gaat de eerder ingediende aanvraag voor.

Artikel 2.6 Verplichtingen

Het college kan de subsidie-ontvanger bij de subsidieverlening andere dan de in artikel 4:37 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

Artikel 2.7 De gereedmelding

  • 1.

    De aanvrager meldt het project zo spoedig mogelijk na voltooiing van de werkzaamheden doch uiterlijk binnen twee jaar na het verlenen van de subsidie schriftelijk gereed bij het college.

  • 2.

    Het college kan op aanvraag de in het eerste lid genoemde termijn met maximaal 1 jaar verlengen.

  • 3.

    De gereedmelding is tevens een aanvraag om vaststelling van de subsidie.

  • 4.

    De gereedmelding als bedoeld in het eerste lid gaat tenminste vergezeld van:

    • a.

      een opgave van de dag waarop het project is gereedgekomen;

    • b.

      een tekening van de nieuwe situatie;

    • c.

      een gespecificeerde opgave van de kosten van het project met daarop betrekking hebbende rekeningen en betaalwijzen of een accountantsverklaring;

    • d.

      het nummer van de bank- of girorekening van de aanvrager.

  • 5.

    Het college bevestigt binnen 2 weken schriftelijk de ontvangst van de gereedmelding.

Artikel 2.8 Vaststelling subsidie

  • 1.

    Binnen 12 weken na ontvangst van de gereedmelding als bedoelt in artikel 2.7 neemt het college een besluit tot vaststelling van de subsidie.

  • 2.

    Het college kan de subsidie in ieder geval lager vaststellen dan het bedrag uit de subsidieverlening indien de aanvrager het bij of krachtens deze verordening gestelde niet heeft nageleefd.

  • 3.

    Subsidievaststelling vindt plaats op basis van de door het college goedgekeurde werkelijke kosten met als maximum het bij de subsidieverlening toegekende bedrag.

  • 4.

    Het college kan de subsidie in ieder geval lager vaststellen dan het bedrag uit de subsidieverlening indien de uiteindelijke kosten van het project lager zijn dan aangegeven bij de aanvraag als bedoeld in artikel 2.4.

Artikel 2.9 Voorschotten

  • 1.

    Het college is bevoegd een voorschot te verlenen;

  • 2.

    Het voorschot bedraagt maximaal 75 % de toegekende bijdrage en kan afhankelijk worden gesteld van de voortgang van het project;

  • 3.

    Het voorschot kan maximaal 100% bedragen van de toegekende bijdrage indien het project een herstructureringslocatie betreft, die gefaseerd wordt uitgevoerd en waarvan minimaal 1 fase al gereedgemeld is. De bijdrage kan afhankelijk worden gesteld van de voortgang van het project;

  • 4.

    De aanvrager moet zich verbinden de als voorschot ontvangen subsidie terstond als onverschuldigd betaald te restitueren, indien het project, binnen de ISV-periode waarbinnen de aanvraag is gedaan, niet fysiek is aangevangen.

  • 5.

    De aanvrager moet zich verbinden de als voorschot ontvangen subsidie terstond als onverschuldigd betaald te restitueren, indien het project nog niet (geheel) is gereedgemeld en bij de verantwoording aan het einde van de betreffende ISV-periode blijkt dat de verlening van de subsidie niet wordt goedgekeurd door de budgethouder.

Artikel 2.10 Uitbetaling subsidie

  • 1.

    De subsidie wordt door het college aan de aanvrager onder verrekening van betaalde voorschotten uitbetaald als bijdrage ineens binnen 6 weken na het besluit als bedoeld in artikel 2.8 lid 1.

  • 2.

    De aanvrager moet zich verbinden de als voorschot ontvangen subsidie terstond als onverschuldigd betaald te restitueren, indien bij de verantwoording aan het einde van de betreffende ISV-periode blijkt dat de verlening van de subsidie niet wordt goedgekeurd door de budgethouder.

Artikel 2.11 Hardheidsclausule

Het college kan bepalingen uit dit hoofdstuk buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing, gelet op het belang van de stedelijke vernieuwing, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

DEEL 3 Gemeentelijke Subsidie Stedelijke Vernieuwing

Hoofdstuk 3 Algemeen

Artikel 3.1 Subsidieplafond

  • 1.

    Het college stelt jaarlijks het subsidieplafond vast voor de uitvoering van dit onderdeel van de verordening, waarin wordt aangegeven welk bedrag voor dat betreffende begrotingsjaar beschikbaar is en welke bedragen beschikbaar worden gesteld voor:

    • c.

      het verbouwen, verplaatsen, beëindigen, het nieuw vestigen van winkelpanden, dan wel het slopen van panden t.b.v. de realisatie van nieuwe winkelpanden in het kader van de herstructurering van de winkelstructuur;

    • d.

      het verbouwen van winkels tot woningen;

    • e.

      het saneren van milieuhinderlijke bedrijven;

    • f.

      het verbeteren van monumenten en monumentale objecten;

    • g.

      bijzondere door de raad aan te wijzen activiteiten.

    • h.

      Het opknappen van leegstaande bedrijfspanden alsmede het herverkavelen van bestaande bedrijfslocaties.

    • i.

      Het saneren van een aandachtslocatie als bedoeld in artikel 5b.1.

  • 2.

    Het collegebesluit wordt bekendgemaakt in een gemeentelijk huis-aan-huisblad.

Artikel 3.2 Beperken werkingssfeer

  • 1.

    Deze verordening is alleen van toepassing op gemeentelijk grondgebied.

  • 2.

    De gemeenteraad kan de werkingssfeer van dit deel van de verordening of onderdelen daarvan naar tijd en plaats beperken.

  • 3.

    Een daartoe strekkend besluit wordt bekendgemaakt als voorgeschreven in artikel 3.1 lid 2.

Artikel 3.3 Beperking toekennen steun

  • 1.

    Het college verstrekt slechts subsidie voor zover de op grond van artikel 3.1 begrote financiële middelen voor het desbetreffende onderdeel toereikend zijn.

  • 2.

    Alle verzoeken om subsidie op voet van deze verordening worden in volgorde van binnenkomst afgehandeld.

  • 3.

    Aanvragen om subsidie welke in verband met het bepaalde in het eerste lid niet kunnen worden verstrekt worden door het college afgewezen.

  • 4.

    De indiener van een aanvraag als bedoeld in het derde lid is bevoegd een dergelijke

    aanvraag in een volgend jaar opnieuw in te dienen.

Artikel 3.4 Aanvraag

  • 1.

    Om in aanmerking te komen voor subsidie dient een schriftelijke aanvraag hiertoe bij het college te worden ingediend.

  • 2.

    De aanvraag dient tenminste vergezeld te gaan van:

    • a.

      een tekening van de bestaande en de nieuwe situatie;

    • b.

      een omschrijving van de werkzaamheden;

    • c.

      een kostenbegroting van de uit te voeren werkzaamheden;

    • d.

      onderliggende offertes;

    • e.

      een volledige exploitatieberekening van de stichtingskosten van het gehele plan.

  • 3.

    Het college bevestigt binnen twee weken de ontvangst van de aanvraag.

  • 4.

    Het college besluit op de aanvraag binnen 12 weken na ontvangst daarvan.

  • 5.

    Het college kan aanvullende gegevens opvragen indien dit voor de beoordeling van de aanvrage noodzakelijk is.

Artikel 3.6 Verplichtingen

Het college kan de aanvrager bij de subsidieverlening andere dan de in artikel 4:37 . van de Algemene wet bestuursrecht genoemde verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

Artikel 3.7 De gereedmelding

  • 1.

    De aanvrager meldt het project zo spoedig mogelijk na voltooiing van de werkzaamheden doch uiterlijk binnen twee jaar na het verlenen van de subsidie gereed bij het college.

  • 2.

    Het college kan op aanvraag de in het eerste lid genoemde termijn met maximaal 1 jaar verlengen.

  • 3.

    De gereedmelding is tevens een aanvraag om vaststelling van de subsidie.

  • 4.

    De gereedmelding als bedoeld in het eerste lid gaat tenminste vergezeld van:

    • a.

      een opgave van de dag waarop het project is gereedgekomen;

    • b.

      een tekening van de nieuwe situatie;

    • c.

      een gespecificeerde opgave van de kosten van het project met daarop betrekking hebbende rekeningen en betaalwijzen of een accountantsverklaring;

    • d.

      het nummer van de bank-/of girorekening van de aanvrager.

  • 5.

    Het college bevestigt binnen 2 weken de ontvangst van de gereedmelding.

Artikel 3.8 Vaststelling subsidie

  • 1.

    Binnen 12 weken na ontvangst van de gereedmelding als bedoelt in artikel 3.7 neemt het college een besluit tot vaststelling van de subsidie.

  • 2.

    Het college kan de subsidie in ieder geval lager vaststellen dan het bedrag uit de subsidieverlening indien de aanvrager het bij of krachtens deze verordening gestelde niet of onvoldoende heeft nageleefd.

  • 3.

    Subsidievaststelling vindt plaats op basis van de door het college goedgekeurde werkelijke kosten met als maximum het bij de subsidieverlening toegekende bedrag.

  • 4.

    Het college kan de subsidie in ieder geval lager vaststellen dan het bedrag uit de subsidieverlening indien de uiteindelijke kosten van het project lager zijn dan aangegeven bij de aanvraag als bedoeld in artikel 3.4.

Artikel 3.9 Voorschotten

  • 1.

    Het college is bevoegd een voorschot te verlenen;

  • 2.

    Het voorschot bedraagt maximaal 75% van de toegekende bijdrage;

  • 3.

    De aanvrager moet zich verbinden de als voorschot ontvangen subsidie terstond als onverschuldigd betaald te restitueren, indien de werkzaamheden waarvoor de subsidie is toegekend niet binnen de gereedmeldingstermijn zoals bedoeld in artikel 3.8 lid 1 en 2 en/of conform de overlegde bescheiden zijn verricht.

Artikel 3.10 Uitbetaling subsidie

De subsidie wordt door het college aan de subsidie-ontvanger onder verrekening van betaalde voorschotten uitbetaald als bijdrage ineens binnen 6 weken na het besluit als bedoeld in artikel 3.8 lid 1.

Artikel 3.11 Afwijkingsclausule

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 3.12 Hardheidsclausule

  • 1.

    Het college kan bepalingen uit deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing, gelet op het belang van de stedelijke vernieuwing, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

  • 2.

    Het college zal hiertoe niet overgaan dan nadat de commissie Grondgebied is gehoord.

Hoofdstuk 4 Midden- en Kleinbedrijf

I Algemene bepalingen

 

Artikel 4.1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

    • a.

      Ruimtelijk economische structuur (RES): de aanwezigheid van winkelvoorzieningen in Landgraaf bestaande uit winkelstimuleringsgebieden en niet-winkelstimuleringsgebieden;

    • b.

      Ruimtelijk economisch beleid: het beleid gericht op de versterking van de winkelstimuleringsgebieden;

    • c.

      Winkelstimuleringsgebied: het gebied, dat door de raad is vastgesteld als winkelstimuleringsgebied: de winkelcentra Waubach en Schaesberg-centrum met uitzondering van winkelcentrum Op de Kamp;

    • d.

      Niet-winkelstimuleringsgebied: het gebied, dat door de raad niet is aangewezen als winkelstimuleringsgebied;

    • e.

      Eigenaar: degene die op het tijdstip van het indienen van de aanvraag om subsidie, juridisch eigenaar is van het winkelpand;

    • f.

      Ondernemer: een natuurlijk persoon of een rechtspersoon die rechtmatig en daadwerkelijk een winkel uitoefent;

    • g.

      Winst: de winst die dient als grondslag voor de berekening van de inkomstenbelasting of de vennootschapsbelasting, met dien verstande dat indien de ondernemer een rechtspersoon is, daaronder mede wordt verstaan de beloning van de bestuurder( s) en de daaraan verbonden ten laste van de rechtspersoon komende sociale lasten;

    • h.

      Winkel: winkels, dienstverlening en horeca, waarbij aansluiting wordt gezocht bij de Visie Retailstructuur van Parkstad Limburg, vastgesteld in de raad op 6 februari 2003;

    • i.

      Locatie: een of meerdere aaneengesloten percelen in de winkelstimuleringsgebieden Waubach en Schaesberg-centrum waar winkelpanden zullen worden gebouwd;

    • j.

      Verbouwingskosten: kosten ter zake van de realisering dan wel verbouwing van het casco;

    • k.

      Herinrichtingskosten: kosten ter zake van de afwerking van het casco, niet zijnde de kosten voor de inboedel.

  • 2.

    Indien een onderneming wordt bestuurd door meer dan één ondememer, worden deze voor de toepassing van deze verordening als één ondernemer aangemerkt.

Artikel 4.2 Beperken werkingssfeer

De artikelen in dit hoofdstuk zijn van toepassing op bedrijven gelegen in een winkelstimuleringsgebied.

Artikel 4.3 Subsidiabele kosten

Het college kan een subsidie toekennen in de kosten van:

  • a.

    verbouwing van een winkelpand, waaronder vergroten c.q. toevoegen extra m2 bruto vloeroppervlakte;

  • b.

    verbouwen van niet-winkelpand tot winkelpand;

  • c.

    sloop van pand(en) t.b.v. realisatie nieuw(e) winkelpand{en);

  • d.

    nieuwe vestiging van een winkel, waaronder in een ontbrekende branche;

Artikel 4.4 Voorwaarden

  • 1.

    Voor de subsidie als bedoeld in artikel 6.3 komen in aanmerking:

    • a.

      De eigenaar-ondernemer bij sloop/nieuwbouw, verbouw casco en afwerking casco;

    • b.

      De eigenaar-verhuurder bij sloop/nieuwbouw en verbouw casco;

    • c.

      Huurder-ondernemer bij afwerking casco.

  • 2.

    De aanvraag moet voldoen aan de gemeentelijke Perspectievennota dan wel aan het lokaal/regionaal Retailbeleid;

  • 3.

    De aanvraag moet bijdragen aan de versterking van de RES;

  • 4.

    De winkel/onderneming moet levensvatbaar zijn. Hetgeen uit een verplichte rapportage van IMK Intermediair moet blijken;

  • 5.

    De natuurlijke of rechtspersoon dient daadwerkelijk en rechtmatig gevestigd te zijn c.q. daadwerkelijk en rechtmatig de winkel/onderneming uit te oefenen;

  • 6.

    Subsidie wordt toegekend op voorwaarde dat de uit te voeren werkzaamheden niet in strijd zijn met de Vestigingswet bedrijven 1954 c.q. met het Vestigingsbesluit bedrijven (Stb. 1995, nr. 607) dan wel de hiervoor in plaats tredende regelingen.

Artikel 4.5 Maximale bijdrage

  • 1.

    De te verlenen subsidie als bedoeld in artikel 6.3 sub a, b en c bedraagt maximaal 30 % van de aanvaardbare en door de gemeente goedgekeurde kosten tot een maximum van € 113.445,00.

  • 2.

    De subsidie als bedoeld in artikel 6.3 sub d bedraagt het totaalbedrag, toegekend op grond van artikel 6.3 sub a, ben c vermeerderd met maximaal 25%.

II Verbouwing van een (niet)winkelpand tot winkelpand

 

Artikel 4.6 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Aan de eigenaar-ondernemer die in zijn winkelpand verbouwingen laat verrichten die noodzakelijk zijn voor de voortzetting van zijn bedrijf, kan worden toegekend:

    • a.

      Een subsidie in de verbouwingskosten;

    • b.

      Een subsidie in de herinrichtingskosten.

  • 2.

    Aan de eigenaar-ondernemer, die zijn niet-winkelpand laat verbouwen tot een winkelpand kan worden toegekend:

    • a.

      Een subsidie in de verbouwingskosten;

    • b.

      Een subsidie in de herinrichtingskosten.

  • 3.

    Aan de eigenaar-verhuurder die in zijn winkelpand noodzakelijke verbouwingen laat verrichten dan wel een niet-winkelpand laat verbouwen tot een winkelpand, kan een subsidie in de verbouwingskosten.

  • 4.

    Aan de ondernemer-huurder van een te verbouwen winkelpand kan een subsidie in de herinrichtingskosten worden toegekend.

Artikel 4.7 Verstrekkingsvoorwaarde

  • 1.

    De subsidie op grond van artikel 6.5, voor zover het betreft de eigenaar-ondernemer, wordt toegekend onder de voorwaarde dat de ondernemer zijn verbouwde winkel tenminste 4 jaar, te rekenen vanaf datum subsidiebeschikking, zal uitoefenen.

  • 2.

    De ondernemer moet zich verbinden de ontvangen steun dan wel een deel van deze subsidie terstond als onverschuldigd betaald te restitueren indien hij de onder lid 1 genoemde voorwaarde niet is nagekomen. Per verstreken jaar wordt 25% van deze terugbetalingsverplichting kwijtgescholden.

III Nieuwe vestiging

 

Artikel 4.8 Subsidiabele kosten

Aan de ondernemer die in het winkel-stimuleringsgebied een winkel vestigt in een branche, die nog niet in het winkelstimuleringsgebied is vertegenwoordigd c.q. te weinig is vertegenwoordigd en in belangrijke mate bijdraagt aan versterking van het winkelstimuleringsgebied kunnen burgemeester en wethouders het subsidie als bedoeld in artikel 6.3 sub a, b en c met ten hoogste 25% verhogen.

IV Sloop gevolgd door nieuwbouw van winkelpanden

 

Artikel 4.9 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Aan de eigenaar van een locatie gelegen in het winkelstimuleringsgebied Waubach of Schaesberg-centrurn, kan indien er voor een locatie in verband met sloop van (winkel)panden gevolgd door nieuwbouw van een of meer winkels op deze locatie bovenmatige exploitatiekosten moeten worden gemaakt, ter tegemoetkoming daarin subsidie worden verstrekt in de vorm van een bijdrage ineens.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders nemen slechts locaties in aanmerking voor een subsidie als bedoeld in lid 1, indien, naar hun oordeel daarmee het winkelstimuleringsgebied gediend is en bijdragen aan de versterking van het winkelstimuleringsgebied.

Artikel 4.10 Maximale bijdrage

De subsidie als bedoeld in artikel 6.9 bedraagt maximaal 100% van het geraamde exploitatietekort exclusief B.T.W. tot ten hoogste € 13.650,00 per 100 m2 nieuw gerealiseerde winkelruimte.

HOOFDSTUK 5 Verbouwen winkel tot woning

Artikel 5.1 Begripsomschrijvingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    Eigenaar: degene die op het tijdstip van het indienen van de aanvraag om subsidie, juridisch eigenaar is van het winkelpand;

  • b.

    Winkelpand: een gebouw waarin een ruimte aanwezig is die zonder verdere aanpassing als winkel gebruikt kan worden;

  • c.

    Winkel: winkels, dienstverlening en horeca, waarbij aansluiting wordt gezocht bij de Visie Retailstructuur van Parkstad Limburg, vastgesteld in de raad op 6 februari 2003;

  • d.

    Ruimtelijke Economische Structuur (RES.): aanwezigheid van winkelvoorzieningen in Landgraaf bestaande uit winkelstimuleringsgebieden en niet-winkelstimuleringsgebieden;

  • d.

    Winkelstimuleringsgebied: het gebied, dat door de raad is vastgesteld als winkelstimuleringsgebied: de winkelcentra Waubach en Schaesberg-centrum, met uitzondering van winkelcentrum Op de Kamp;

  • e.

    Niet-winkelstimuleringsgebied: het gebied, dat door de raad niet is aangewezen als winkelstimuleringsgebied;

  • f.

    Zelfstandige woonruimte: woonruimte waarin de elementaire voorzieningen zoals keuken, douche, toilet etc. zich in de eigenlijke woonruimte bevinden.

Artikel 5.2 Bijdrage verbouwen winkel tot woning

Aan de eigenaar van een winkelpand gelegen in een niet-winkelstimuleringsgebied kan een subsidie worden verstrekt indien hij zorg draagt dat:

  • a)

    de bedrijfsruimte in het pand middels verbouwing voor woning geschikt wordt gemaakt; dan wel

  • b)

    de bedrijfsruimte in het pand wordt verbouwd tot een of meer zelfstandige woonruimte; dan wel

  • c)

    de bedrijfsruimte van het pand wordt gesloopt en ter plaatse een of meer nieuwe zelfstandige woonruimten worden gerealiseerd.

Artikel 5.3 Eisen voor het verstrekken van een bijdrage

De subsidie wordt slechts verstrekt indien:

  • a)

    de verbouwing c.q. de sloop gevolgd door nieuwbouw een subsidie levert aan een verbetering van het volkshuisvestingsklimaat in de betreffende wijk en deze verbouwing c.q. de sloop gevolgd door nieuwbouw de verwezenlijking van de Ruimtelijke Economische Structuur ten goede komt;

  • b)

    het winkelpand gedurende tenminste 2 jaren eigendom van de aanvrager is geweest en in het pand gedurende deze periode bedrijfsmatig een winkel is geëxploiteerd c.q. het pand zonder verdere aanpassing als winkel gebruikt kan worden;

Artikel 5.4 Voorwaarden voor toekenning bijdrage

De subsidie wordt toegekend onder de voorwaarde dat:

  • a)

    de werkzaamheden als bedoeld in artikel 7.2 gereed zjjn binnen 2 jaren na de toekenning;

  • b)

    bij de verbouwing c.q. nieuwbouw niet wordt gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 3 van het Vestigingsbesluit bouwnijverheidsbedrijven 2000;

Artikel 5.5 Maximale bijdrage

  • 1.

    De bijdrage voor werkzaamheden als bedoeld in artikel 7.2, lid 1 bedraagt niet meer dan de door burgemeester en wethouders geaccepteerde verbouwingskosten met een maximum van € 4.500,00.

  • 2.

    De bijdrage voor werkzaamheden als bedoeld in artikel 7.2, lid 2 en lid 3 bedraagt € 4.500,00 per zelfstandige woonruimte met een maximum van € 13.500,00.

Hoofdstuk 6 Sanering milieuhinderlijke bedrijven

I Algemene bepalingen

 

Artikel 6.1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

    • a)

      Ondernemer: een natuurlijk persoon of een rechtspersoon die rechtmatig en daadwerkelijk een milieuhinderlijk bedrijf uitoefent;

    • b)

      Milieuhinderlijk bedrijf: bedrijf dat in ontoelaatbare mate gevaar, schade of hinder voor een woongebied veroorzaakt;

    • c)

      Sanering: het treffen van maatregelen die noodzakelijk zijn om gevaar, schade of hinder tot een aanvaardbaar peil terug te brengen;

    • d)

      Sanering door verplaatsing: beëindiging van de activiteiten van het bedrijf op de huidige plaats, gevolgd door hervatting daarvan elders;

    • e)

      Sanering door liquidatie: beëindiging van de activiteiten van het bedrijf op de huidige plaats, niet gevolgd door hervatting daarvan elders.

  • 2.

    Indien een onderneming wordt bestuurd door meerdere ondernemers, worden deze voor de toepassing van deze verordening als één ondernemer aangemerkt.

Artikel 6.2 Sanering

  • 1.

    Het college kan aan een ondernemer subsidie toekennen ten behoeve van een sanering van een door hen als zodanig aangewezen milieuhinderlijk bedrijf.

  • 2.

    De sanering kan betrekking hebben op sanering door verplaatsing of sanering door beëindiging van het bedrijf.

  • 3.

    Bij zijn beslissing houdt het college rekening met:

    • a)

      De aard en omvang van de te treffen maatregelen;

    • b)

      De bedrijfseconomische positie van het bedrijf.

Artikel 6.3 Voorwaarden

Subsidie aan een ondernemer als bedoeld in artikel 8.2 wordt slechts toegekend, indien naar oordeel van het college:

  • a)

    Indien de sanering noodzakelijk en voldoende is om gevaar, schade of hinder tot een aanvaardbaar peil terug te brengen;

  • b.

    Indien de sanering geschiedt op een wijze die het meest doelmatig is, mede gelet op de bedrijfseconomische perspectieven van het bedrijf en de ruimtelijke ontwikkeling van zijn omgeving;

  • c.

    Voor zover de kosten van de voorgestelde maatregelen naar het oordeel van het college aanvaardbaar zijn;

  • d.

    Indien het bedrijf dat voortgezet wordt dan wel verplaatst wordt levensvatbaar is. Hetgeen uit een verplichte rapportage van IMK Intermediair moet blijken;

Artikel 6.4 Betaling

  • 1.

    De per ondernemer te verlenen subsidie bedraagt rnaximaal € 113.000,00.

  • 2.

    De steun wordt rechtstreeks aan de ondernemer verleend.

II Sanering door verplaatsing

 

Artikel 6.5 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Aan de ondernemer die zijn bedrijf verplaatst kan een subsidie worden toegekend in:

    • a)

      De verhuiskosten;

    • b)

      De saneringsmaatregelen die moeten worden getroffen op de nieuwe locatie.

  • 2.

    Subsidie, als bedoeld in het eerste lid, bedraagt 50% van de geraamde kosten van verhuizing en 30% van de geraamde kosten van saneringsmaatregelen.

Artikel 6.6 Uitkeringsvoorwaarden

Subsidie op grond van de artikelen 8.5 wordt verstrekt op voorwaarde dat:

  • a)

    Ten behoeve van het bedrijf de met het oog op de daarin of daardoor verrichten activiteiten vereiste vergunning krachtens de in artikel 8.1 van de Wet Milieubeheer is verleend;

  • b)

    In het te verlaten bedrijfspand geen nieuw milieuhinderlijk bedrijf zal worden gevestigd, dat door het college ter plaatse ongewenst wordt geacht

III Sanering door liquidatie

 

Artikel 6.7 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Aan de ondernemer die zijn bedrijf beëindigt, anders dan door middel van overdracht, kan een subsidie worden toegekend in de kosten die voor het bedrijf rechtstreeks en onverrnijdelijk voortvloeien uit de sanering.

  • 2.

    Onder de in het eerste lid bedoelde kosten worden niet begrepen de kosten ter zake van een ten behoeve van het personeel van het bedrijf vastgestelde afvloeiingsregeling, de kosten ter zake van belasting schade en kosten ter zake van sanering van verontreinigde grond.

  • 3.

    De in het eerste lid bedoelde subsidie bedraagt 30% van de geraamde kosten van sanering met een minimum van € 11.500,00.

  • 4.

    De subsidie wordt toegekend op voorwaarde dat de ondernemer na de bedrijfsbeëindiging niet opnieuw binnen de gemeente een milieuhinderlijk bedrijf gaat uitoefenen.

  • 5.

    De subsidie wordt verstrekt op voorwaarde dat in het betreffende bedrijfspand geen nieuw rnilieuhinderlijk bedrijf wordt gevestigd, dat door het college ter plaatse ongewenst wordt geacht.

  • 6.

    De ondernemer verbindt zich de ontvangen subsidie dan wel een deel van deze steun terstond als onverschuldigd betaald te restitueren indien hij de onder lid 4 en 5 genoemde voorwaarden niet is nagekomen.

  • 7.

    De subsidie wordt zo spoedig mogelijk nadat de bedrijfsbeëindiging heeft plaatsgevonden, uitbetaald.

Hoofdstuk 7 Opknappen leegstaande bedrijfspanden en herverkavelen grote bedrijfslocaties
Artikel 7.1 Begripsomschrijvingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • 1.

    aanvrager: een natuurlijke of rechtspersoon die een bedrijfslocatie wenst aan te kopen, dan wel een natuurlijke of rechtspersoon die een grote bedrijfslocatie wenst te herverkavelen.

  • 2.

    bedrijfslocatie: locaties op de industrieterreinen Abdissenbosch, de Rukkener en Strijthagen alsmede de nader door het college aan te wijzen locaties gelegen buiten deze industrieterreinen;

  • 3.

    opknappen van bestaande bedrijfspanden: het door de aanvrager treffen van maatregelen aan een verouderd leegstaand bedrijfspand op een bedrijfslocatie, zodanig dat het betreffende bedrijfspand geschikt gemaakt wordt voor de uitoefening van zijn bedrijfsactiviteiten;

  • 4.

    herverkavelen bestaande bedrijfslocaties: het verdelen van grotere bedrijfslocaties in meerdere kleinere bedrijfslocaties;

  • 5.

    sanering: het opknappen van bestaande bedrijfspanden dan wel herverkavelen van bestaande bedrijfslocaties.

Artikel 7.2 Subsidiabele kosten
  • 1.

    Het college kan de aanvrager - die op een bedrijfslocatie daadwerkelijk een bedrijf wil gaan uitoefenen - een subsidie toekennen voor het opknappen van een bestaand bedrijfspand.

  • 2.

    Het college kan de aanvrager - die een grote bedrijfslocatie in eigendom heeft - een subsidie toekennen voor het herverkavelen van bestaande bedrijfslocaties.

  • 3.

    De subsidie op grond van het eerste lid bedraagt maximaal 30% van de door de gemeente geaccordeerde kosten exclusief BTW, met een maximum van € 50.000,00 per te verbeteren bedrijfspand.

  • 4.

    De subsidie opgrond van het tweede lid bedraagt maximaal 30% van de door de gemeente geaccordeerde kosten, exclusief BTW, met een maximum van € 50.000,00.

  • 5.

    De subsidie wordt rechtstreeks aan de aanvrager verleend.

Artikel 7.3 Toekenningseisen

Aanvrager komt slechts voor subsidie in aanmerking indien naar het oordeel van het college:

  • 1.

    de sanering geschiedt op een sobere en doelmatige wijze die passend is binnen de uitgangspunten van de opgestelde regionale visie revitalisering bedrijfsterreinen, dan wel binnen de doelstellingen van het Bedrijventerrein Management Parkstad Limburg alsmede het gemeentelijk beleid ter zake.;

  • 2.

    de kosten van de voorgestelde maatregelen aanvaardbaar zijn.

Artikel 7.4 Verplichtingen
  • 1.

    Aan de toekenning van de subsidie op grond van artikel 8b.2 lid 1 wordt de voorwaarde verbonden dat de betreffende eigenaar zijn bedrijf gedurende een periode van minimaal vier jaar, te rekenen vanaf datum subsidiebeschikking, ter plekke zal uitoefenen.

  • 2.

    Wordt het bedrijf binnen de onder lid 1 genoemde periode beëindigd dan wel naar een andere locatie verplaatst dan is de aanvrager verplicht de ontvangen subsidie dan wel een deel van deze bijdrage als onverschuldigd betaald aan de gemeente te restitueren. Per verstreken jaar wordt 25% van deze terugbetalingsverplichting kwijtgescholden.

  • 3.

    Het college kan aan de toekenning van de subsidie op grond van dit hoofdstuk nadere voorschriften verbinden."

HOOFDSTUK 8 SANERING AANDACHTSLOCATIES
Artikel 8.1 Begripsbepaling

In dit hoofdstuk wordt onder een "aandachtslocatie" verstaan een locatie die als zodanig is opgenomen in de ten tijde van de aanvrage vigerende gemeentelijke Kansenkaart, in eigendom en beheer is van een derde (niet zijnde de gemeente) en waarvoor de gemeente een structurele en duurzame oplossing voorstaat.

Artikel 8.2 Subsidieverstrekking

Aan de eigenaar van een aandachtslocatie als bedoeld in artikel 5b.1 van deze verordening kan op aanvraag een subsidie worden verstrekt ter tegemoetkoming in de kosten voor het realiseren van een structurele en duurzame oplossing van de betreffende aandachtslocatie.

Artikel 8.3 Voorwaarden
  • 1.

    Het college verleent slechts subsidie wanneer de aandachtslocatie, na het treffen van de voorzieningen, naar het oordeel van het college, leidt tot een verbetering (van het uiterlijk aanzien) van de woon- en leefomgeving.

  • 2.

    De eigenaar van een aandachtslocatie komt slechts voor een subsidie in aanmerking indien de noodzakelijke werkzaamheden naar het oordeel van het college op een sobere en doelmatige manier en tegen aanvaardbare kosten worden uitgevoerd.

Artikel 8.4 Hoogte subsidie
  • 1.

    De subsidie op grond van artikel 5b.2 eerste lid, bedraagt maximaal 50% van de door het college geaccordeerde kosten (exclusief B.T.W.), tot een maximum van € 10.000,00.

  • 2.

    De te verstrekken subsidie is eenmalig en wordt in zijn geheel na realisering van de duurzame oplossing en onder verrekening van betaalde voorschotten uitbetaald.

  • 3.

    De subsidie wordt rechtstreeks aan de eigenaar uitbetaald.

Hoofdstuk 9 Monumenten

Artikel 9.1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

    • a)

      Panden: rijks- en gemeentelijke gebouwen en objecten, monumenten, beeldbepalende panden, niet-beeldbepalende panden en beeldverstorende panden;

    • b)

      Monumenten:

    • 1.

      Panden die onderdeel vormen van het stads- of dorpsgezicht Rimburg en Leenhof, dat krachtens artikel 35 van de Monumentenwet 1988 in de gemeente is aangewezen of vanwege het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen beschermingswaardig wordt geacht, en welke panden zijn opgenomen in het monumentenregister zoals bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet 1988 of waaromtrent de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen ingevolge artikel 3 van de Monumentenwet 1988 het voornemen tot plaatsing op de monumentenlijst heeft kenbaar gemaakt;

    • 2.

      Panden die onderdeel vormen van de groep mijnwerkerskolonie, vermeld op de bij deze verordening behorende lijst en welke panden zijn opgenomen in het monumentenregister zoals bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet 1988 of waaromtrent de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen ingevolge artikel 3 van de Monumentenwet 1988 het voornemen tot plaatsing op de monumentenlijst heeft kenbaar gemaakt;

    • 3.

      Overige panden in de gemeente, die zijn opgenomen in het monumentenregister zoals bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet 1988 of waaromtrent de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen ingevolge artikel 3 van de Monumentenwet 1988 het voornemen tot plaatsing op de monumentenlijst heeft kenbaar gemaakt;

    • 4.

      Overige panden en objecten in de gemeente, die zijn opgenomen in het gemeentelijke monumentenregister zoals bedoeld in de gemeentelijke Monumentenverordening die op grond van artikel 15 van de Monumentenwet 1988 wordt vastgesteld;

    • c)

      Beeldbepalende panden:

    • 1.

      Panden die niet als monument zijn beschermd, maar die naar het oordeel van het gemeentebestuur een kenmerkend onderdeel vormen van een stads- en dorpsgezicht dat krachtens artikel 35 van de Monumentenwet 1988 in de gemeente is aangewezen of vanwege het Ministerie van Onderwijs. Cultuur en Wetenschappen beschermingswaardig wordt geacht;

    • 2.

      Panden die niet als monument zijn beschermd, maar die naar oordeel van het college een kenmerkend onderdeel vormen van een door de gemeenteraad als waardevol aangemerkt gebied.

    • d)

      niet-beeldbepalende en beeldverstorende panden:

    • panden, vermeld op de bij de verordening behorende lijst, die onderdeel vormen van het beschermde stads- en dorpsgezicht Rimburg en die niet als monument zijn beschermd, maar die naar het oordeel van het gemeentebestuur een kenmerkend onderdeel vormen van een stads- en dorpsgezicht dat krachtens artikel 35 van de Monumentenwet 1988 in de gemeente is aangewezen of vanwege het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen beschermingswaardig wordt geacht en welke panden na aanpassing kunnen bijdragen tot verbetering van het karakter van het beschermde stads- en dorpsgezicht.

  • 2.

    In bijzondere gevallen kan het college afwijkingen toestaan van het bepaalde in het eerste lid.

  • 3.

    In dit hoofdstuk wordt onder eigenaar mede verstaan:

    • a)

      Degene die het recht van erfpacht heeft;

    • b)

      De houder van een recht van opstal;

    • c)

      De toekomstige eigenaar, erfpachter of houder van een recht van opstal.

Artikel 9.2 Subsidiabele kosten monumenten

  • 1.

    Aan de eigenaar, tevens bewoner van een pand, als bedoeld in artikel "9.1, lid 1, sub b onder 1, 3 en 4, en sub c kan een subsidie worden toegekend ter tegemoetkoming in de kosten van het treffen van voorzieningen, het normale onderhoud te boven gaand, die voor instandhouding c.q. reconstructie van het monumentale karakter alsmede de constructie van het casco, zoals funderingen, muren, vloeren en dakstoelen van het pand noodzakelijk zijn.

  • 2.

    Aan de eigenaar, tevens verhuurder van een bewoond pand, kan een subsidie worden toegekend ter tegemoetkoming in de kosten van voorzieningen, zoals bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    De subsidie, als bedoeld in het eerste lid onder a bedraagt maximaal 30% van de kosten van de voorzieningen, indien het rijksmonumenten betreft, en voor alle overige panden en objecten maximaal 50% van de kosten van voorzieningen, doch in alle gevallen ten hoogste €10.000,00.

  • 4.

    Op de kosten van voorzieningen worden in mindering gebracht de kosten waarvoor uit hoofde van deze verordening steun is of kan worden toegekend, alsmede de kosten die uit hoofde van een verzekering kunnen worden gefinancierd.

Artikel 9.3 Subsidiabele kosten mijnwerkerskolonie

  • 1.

    Aan de eigenaar, tevens bewoner van een pand als bedoeld in artikel 9.1, lid 1, sub b onder 2, te weten mijnwerkerskolonie, kan een subsidie worden toegekend ter tegemoetkoming in de kosten van voorzieningen aan het exterieur van het pand welke strekken tot verbetering van het karakter van het beschermde stads- en dorpsgezicht, te weten:

    • a)

      Dakvernieuwing, waaronder wordt verstaan het vemieuwen van:

    • -

      dakpannen;

    • -

      boeien en windveren;

    • -

      goten en hemelwaterafvoeren;

    • -

      schoorstenen;

    • b)

      Gevelrestauratie, waaronder wordt verstaan het vernieuwen van:

    • -

      pleisterwerk;

    • -

      voegwerk in originele uitvoering;

    • -

      trasramen en funderingen;

    • -

      schilderwerk op buitengevelvlakken;

    • c)

      Het vernieuwen van kozijnen, raamvleugels en deuren.

  • 2.

    Aan de eigenaar, tevens verhuurder van een bewoond pand, kan een subsidie worden toegekend ter tegemoetkoming in de kosten van voorzieningen, zoals bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    Aan de eigenaar van een pand of object, niet zijnde een woning, en niet tot bewoning bestemd, kan een subsidie worden toegekend ter tegemoetkoming in de kosten van voorzieningen, zoals bedoeld in het eerste lid.

  • 4.

    De subsidie als bedoeld in het eerste lid sub a bedraagt maximaal 50% van de kosten doch ten hoogste € 4.000,00.

  • 5.

    De subsidie als bedoeld in het eerste lid sub b bedraagt maximaal 50% van de kosten doch ten hoogste € 2.000,00.

  • 6.

    De subsidie als bedoeld in het eerste lid sub c bedraagt maximaal 50% van de kosten doch ten hoogste € 4.000,00.

  • 7.

    Op de kosten van voorzieningen worden in mindering gebracht de kosten waarvoor uit hoofde van deze verordening subsidie is of kan worden toegekend, alsmede de kosten die uit hoofde van een verzekering zijn of kunnen worden gefinancierd.

  • 8.

    In bijzondere gevallen kan de subsidie op een hoger bedrag worden gesteld dan voortvloeit uit de toepassing van het vierde, vijfde en zesde lid van dit artikel.

Artikel 9.4 Subsidiabele kosten niet-beeldbepalende en beeldverstorende panden

  • 1.

    Aan de eigenaar, tevens bewoner van een pand als bedoeld in artikel 9.1 lid 1, sub d kan een subsidie worden toegekend ter tegemoetkoming in de kosten van het treffen van voorzieningen aan het exterieur, het normale onderhoud te boven gaand, welke strekken tot het instandhouden c.q. verbeteren van het karakter van het beschermde stads~ en dorpsgezicht.

  • 2.

    Aan de eigenaar, tevens verhuurder van een bewoond pand, kan een subsidie worden toegekend ter tegemoetkoming in de kosten van voorzieningen, zoals bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    Aan de eigenaar van een pand, niet zijnde een woning en niet tot bewoning bestemd, kan een subsidie worden toegekend ter tegemoetkoming in de kosten van voorzieningen, zoals bedoeld in het eerste lid.

  • 4.

    De subsidie, als bedoeld in het eerste lid bedraagt maximaal 50% van de kosten van voorzieningen, doch in alle gevallen ten hoogste € 10.000,00.

  • 5.

    Op de kosten van voorzieningen _ worden in mindering gebracht de kosten waarvoor uit hoofde van deze verordening of enige andere regeling subsidie is of kan worden toegekend, alsmede de kosten die uit hoofde van een andere regeling zijn of kunnen worden gefinancierd.

  • 6.

    In bijzondere gevallen kan de subsidie op een hoger bedrag worden gesteld dan voortvloeit uit de toepassing van het vierde lid van dit artikel.

Artikel 9.5 Omschrijving van de kosten van voorzieningen

Onder de in artikel 9.2, 9.3 en 9.4 bedoelde kosten van voorzieningen worden in elk geval begrepen de geraamde en door of namens het college goedgekeurde bedragen van:

  • a)

    De aanneemsom;

  • b)

    De risicoverrekening van loon- en materiaalprijsstijgingen;

  • c)

    Het honorarium van de architect en de constructeur, de kosten van het dagelijks toezicht van de bestedingskasten;

  • d)

    De leges voorde bouwvergunning en voor enige andere vergunning die nodig is voor het treffen van de voorzieningen;

  • e)

    De verschuldigde omzetbelasting.

Artikel 9.6 Voorwaarden

  • 1.

    De subsidie ingevolge de artikelen 9.2, 9.3 en 9.4 wordt slechts toegekend wanneer het pand, na het treffen van de voorzieningen, in zijn geheel beschouwd, zal voldoen aan de eisen die volgens wettelijke voorschriften aan het pand moeten worden gesteld.

  • 2.

    Indien meer dan de helft van de werkzaamheden, als bedoeld in de artikelen 9.2, lid 1, sub a, 9.3, lid 1 en 9.4, lid 1, wordt verricht door de eigenaar-bewoner, anders dan in de uitoefening van zijn bedrijf, al dan niet met behulp van anderen, zonder dat bij de hulp sprake is van uitoefening van een bedrijf, wordt het percentage en het maximumbedrag als bedoeld in artikel 9.2, lid 4, artikel 9.3, leden 4,5 en 6 en artikel 9.4, lid 4 met 50% verminderd.

  • 3.

    Het bepaalde in de leden 2 en 3 van dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de eigenaar, tevens verhuurder van een bewoond pand.

  • 4.

    Het bepaalde in de leden 2 en 3 van dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de eigenaar van een pand, niet zijnde woning en niet tot bewoning bestemd.

  • 5.

    De subsidie ingevolge artikel 9.2, 9.3 en 9.4 wordt slechts toegekend wanneer uit hoofde van deze verordening of enig andere regeling geen subsidie is of kan worden toegekend.

Artikel 9.7 Beslissingsfactoren

Bij haar beslissing op aanvragen om subsidie ingevolge de artikelen 9.2, 9,3 en 9.4 houdt het college in elk geval rekening met:

  • a)

    De prioriteit die het treffen van de voorzieningen in het kader van de stadsvernieuwing heeft;

  • b)

    De waarde van het pand als monument, als beeldbepalend pand, als niet beeldbepalend pand of ais beeldverstorend pand;

  • c)

    De bouwtechnische en uiterlijke staat van het pand, mede in relatie tot zijn omgeving;

  • d)

    Het huidige en toekomstige gebruik van het pand;

  • e)

    De wijze van exploitatie van het pand;

  • f)

    De mate waarin de werkzaamheden, verbonden aan het treffen van de voorzieningen, worden verricht door de eigenaar, anders dan in de uitoefening van zijn bedrijf, al dan niet met hulp van anderen, zonder dat bij de hulp sprake is van uitoefening van een bedrijf.

Artikel 9.8 Verplichtingen

  • 1.

    De subsidie wordt toegekend onder de verplichting dat:

    • a)

      Binnen drie maanden na een bij de toekenning te bepalen tijdstip met het treffen van de voorzieningen een aanvang wordt gemaakt;

    • b)

      De voorzieningen zijn getroffen binnen twee jaren na de toekenning;

    • c)

      Aan de door het college met controle belaste personen op de door die personen te bepalen tijdstippen:

    • -

      toegang wordt verleend tot het gebouwde onroerend goed;

    • -

      inzage wordt verleend van de op het treffen van de voorzieningen betrekking hebbende bescheiden en tekeningen;

    • -

      de op het treffen van de voorzieningen betrekking hebbende gegevens worden verstrekt;

    • -

      gelegenheid wordt gegeven tot het controleren van de op het treffen van de voorzieningen betrekking hebbende gegevens;

    • d)

      De bescheiden en gegevens die nodig zijn voor de juiste toepassing van deze verordening, worden verstrekt;

    • e)

      Bij het treffen van de voorzieningen niet wordt gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 3 van het Vestigingsbesluit bouwnijverheidbedrijven 1958.

  • 2.

    Het college kan afwijken van de in het eerste lid onder a en b genoemde termijnen toestaan.

  • 3.

    De subsidie wordt voorts toegekend onder de voorwaarde dat de eigenaar schriftelijk ten genoegen van het college verklaart dat het pand na het treffen van de voorzieningen behoorlijk zal worden onderhouden.

Artikel 9.9 Weigering bijdrage

  • 1.

    De bijdrage ineens ingevolge de artikelen 9.2, 9.3 en 9,4 wordt niet toegekend indien:

    • a)

      Met het treffen van de voorzieningen het belang van de volkshuisvesting niet of in onvoldoende mate wordt gediend;

    • b)

      De kosten van de voorzieningen niet geacht te kunnen worden in een redelijke verhouding te staan tot het te verkrijgen resultaat;

    • c)

      Met het treffen van de voorzieningen is begonnen voordat de eigenaar bewoner bij de gemeente een aanvraag om subsidie heeft ingediend en voordat de door het college met controle belaste personen het pand in de oude toestand hebben kunnen controleren;

    • d)

      De kosten van de voorzieningen minder bedragen dan € 680,00;

    • e)

      Het pand waaraan de voorzieningen worden getroffen naar het oordeel van het college niet geschikt of bestemd is om het gehele jaar door te worden bewoond;

    • f)

      Het pand waaraan de voorzieningen worden getroffen bestemd is om binnen een periode van 10 jaar te worden afgebroken.

  • 2.

    In bijzondere gevallen kan het college afwijken van het bepaalde in het eerste lid.

Hoofdstuk 10 Inwerkingtreding

Artikel 10.1 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Subsidieverordening Stedelijke Vernieuwing".

Artikel 10.3 Inwerkingtredingsdatum

  • 1)

    Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na het verstrijken van een termijn van 6 weken na de datum van uitgifte van de gemeentepagina van de Landgraaf Koerier waarin zij is gepubliceerd.

  • 2)

    De "Subsidieverordening stads- en dorpsvernieuwing" vastgesteld bij raadsbesluit van 28 maart 1985 en laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 7 maart 1996 wordt ingetrokken.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 23 september 2003.

De griffier, De voorzitter,